9789006992007_inkijkexemplaar_Examenidioom vmbo-gt/mavo Engels

Page 1


Slim leren, zeker slagen

INCLUSIEF ONLINE OMGEVING

Slim leren, zeker slagen

Wil jij slim leren, zeker slagen?

Examenbundel

Oefen met echte examenopgaven per onderwerp en met complete examens. In het boek en online.

Oefenen, oefenen, oefenen

Uitleg b� de antwoorden

Oriëntatietoets geeft aan hoe je ervoor staat

Examenidioom

Speciaal voor de examens Duits, Engels en Frans.

Een grote woordenschat zorgt voor beter tekstbegrip

Duidel� ke voorbeeldzinnen

Ook voor de schoolexamens

Samengevat

De perfecte samenvatting om je voor te bereiden op je examen.

Zo leer je precies wat je moet weten.

Complete examenstof

R� tjes en defi nities

Geen lappen tekst

Zeker Slagen!

Zo leer je efficiënter leren.

J e leert hoe je moet leren

Hulp b� plannen

Je kr� gt zelfi nzicht en zelfvertrouwen

Frans

Colofon

Contentontwikkeling

ThiemeMeulenhoff

Auteurs

Vincent van Dekken, Maran Lubsen

Redactie

Marieke Smeenk

Vormgeving

Studio Michelangela, Utrecht

Opmaak

Crius Group, Hulshout (België)

Omslagbeeld

Pexels / Pixabay

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff is een educatieve uitgeverij die zich inzet voor het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. De mensen van ThiemeMeulenhoff zijn er voor onderwijsprofessionals – met ervaring, expertise en doeltreffende leermiddelen. Ontwikkeld in doorlopende samenwerking met de mensen in het onderwijs om samen het onderwijs nog beter te maken.

We ontwikkelen lesmethodes die goed te combineren zijn met andere leermiddelen, naar eigen inzicht aan te passen en bewezen effectief zijn. En natuurlijk worden al onze lesmethodes zo duurzaam mogelijk geproduceerd.

Zo bouwen we samen met de mensen in het onderwijs aan een mooie toekomst voor de volgende generatie.

Samen leren vernieuwen  www.thiememeulenhoff.nl

Boek ISBN 978 90 06 99200 7

Pakket ISBN 978 90 06 99225 0 Editie 2, druk 1, oplage 1, 2025 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2025

Alle rechten voorbehouden. Tekst- en datamining, AI-training en vergelijkbare technologieën niet toegestaan. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen.

Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd.

ClimatePartner certified product climate-id.com/YI43H3

CO2 measure reduce contribute

Zo werk je met Examenidioom

Met Examenidioom vergroot je jouw woordenschat. Dat is handig voor zowel je schoolexamens als het centraal eindexamen. Hoe meer woorden je kent, hoe makkelijker je door je examens gaat!

Woordenlijsten op thema

De hoofdstukken zijn ingedeeld op thema. Deze thema’s sluiten aan bij de onderwerpen die veel in examenteksten voorkomen. De laatste hoofdstukken bevatten woordenlijsten die extra hulp bieden bij het begrijpen of formuleren van teksten. Zoals een woordenlijst met signaalwoorden. Ook zijn contextzinnen uit recente examens opgenomen. Voor de leesbaarheid zijn sommige van deze zinnen iets aangepast.

Leesvaardigheid

Elk hoofdstuk begint met 40 woorden die je van het Frans naar het Nederlands leert. Dit zijn woorden die veel voorkomen in examenteksten. Bij ieder woord staat een voorbeeldzin, die lijkt op een zin die je in het examen tegen kunt komen. Als je deze woorden beheerst, scheelt dat je veel tijd bij het lezen van teksten. Bovendien wordt je tekstbegrip groter.

Spreek- en schrijfvaardigheid

In het tweede deel van ieder hoofdstuk vind je een lijst met 15 woorden die je van het Nederlands naar het Frans leert. Ook hier staan voorbeeldzinnen bij die je zelf zou kunnen gebruiken in een mondeling examen of toets schrijfvaardigheid. Op die manier oefen je ook je actieve taalbeheersing.

Online woordjestrainer op Mijn Examenbundel

Bij dit boek hoort een online omgeving: mijnexamenbundel.nl

Op Mijn Examenbundel vind je een online woordjestrainer en kun je extra oefenen.

Ga nu naar mijnexamenbundel.nl en maak direct je account aan. Met de activatiecode die je hebt ontvangen per mail of via de ELO van je school, heb je toegang tot alle extra’s die bij je boek horen.

Gebruik ook Examenbundel

Wil jij je nóg beter voorbereiden op het eindexamen? Combineer Examenidioom dan met Examenbundel. Hiermee oefen je met echte examenteksten en duidelijke uitleg bij de antwoorden.

Namens team Examenbundel heel veel succes met je examens! #ikgazekerslagen #geenexamenstress

Heb je een vraag of opmerking over deze Examenbundel? Ga dan naar examenbundel.nl/contact.

THEMA’S

Woordenlijsten per thema

Met voorbeeldzinnen en oefeningen

1 Les relations

français › néerlandais

abandonner Après leur dispute, Marie a décidé d’abandonner sa relation avec Thomas.

Na hun ruzie besloot Marie haar relatie met Thomas te verlaten verlaten

accompagner Mes parents ont décidé de traverser l’Europe. Et moi, je voulais les accompagner. (2024-I texte 9)

Mijn ouders besloten door Europa te gaan reizen. En ik wilde met ze meegaan vergezellen, meegaan

l’ado, l’adolescent(e)

Être ado, c’est parfois difficile, surtout quand on cherche sa place dans un groupe d’amis.

Een tiener zijn is soms moeilijk, vooral als je je plek zoekt in een vriendengroep. tiener

l’adulte (m/f) Il y a bien un adulte dans la classe, mais en général, il ne dit pas aux élèves quoi faire. (2022-II texte 7)

Er is wel een volwassene in de klas, maar over het algmeen zegt hij niet tegen de leerlingen wat zij moeten doen. de volwassene

aider Quand j’ai des problèmes avec mes devoirs, ma sœur m’aide toujours sans hésiter.

Wanneer ik problemen heb met mijn huiswerk, helpt mijn zus me altijd zonder aarzelen. helpen

l’amitié (f) Notre amitié dure depuis l’école primaire, c’est quelque chose de vraiment précieux.

Onze vriendschap duurt al sinds de basisschool, dat is echt iets kostbaars. de vriendschap

l’anniversaire (m) Un lycéen qui organisait sa soirée d’anniversaire a vu venir chez lui près de 200 invités surprises. (2022-II texte 14)

Een middelbare scholier die zijn verjaardagsfeestje organiseerde, zag bijna 200 onverwachte gasten naar zijn huis komen. de verjaardag

l’appartenance (f) Le sentiment d’appartenance à un groupe nous donne confiance et sécurité.

Het gevoel van verbondenheid met een groep geeft ons vertrouwen en veiligheid. de verbondenheid

apprécier J’apprécie vraiment ton soutien pendant cette période difficile de ma vie.

Ik waardeer je steun tijdens deze moeilijke periode in mijn leven echt. waarderen

la bande Ma bande d’amis se retrouve chaque vendredi après les cours pour aller au cinéma.

Mijn vriendengroep komt elke vrijdag na school samen om naar de bioscoop te gaan. de vriendengroep, de groep

le/la camarade Mon camarade de classe m’a prêté ses notes quand j’étais malade.

Mijn klasgenoot heeft me zijn aantekeningen geleend toen ik ziek was. de klasgenoot

la compagnie J’aime être en compagnie de mes grands-parents car ils racontent des histoires fascinantes.

Ik ben graag in het gezelschap van mijn grootouders omdat ze fascinerende verhalen vertellen. het gezelschap

la confiance Dans notre quartier, tout le monde se connaît et on se fait confiance. (2024-II texte 8)

In onze wijk kent iedereen elkaar en heeft men vertrouwen in elkaar. het vertrouwen

connaître Je connais Lucie depuis l’école maternelle, nous avons grandi ensemble.

Ik ken Lucie al sinds de kleuterschool, we zijn samen opgegroeid. kennen

consoler Elle a su me consoler après ma rupture difficile avec mon petit ami.

Ze wist me te troosten na mijn moeilijke breuk met mijn vriendje. troosten

la convivialité La convivialité de notre dîner familial du dimanche me manque quand je suis loin de chez moi.

Ik mis de gezelligheid van ons zondagse familiediner als ik ver van huis ben. de gezelligheid

le copain/ la copine

Je skate souvent avec mon copain Marcel. Nous parlons beaucoup de skate. (2024-II texte 5)

Ik skate vaak met mijn vriend Marcel. Wij praten veel over skaten. de vriend/ de vriendin

le couple Ce couple célèbre leur dixième anniversaire de mariage cette année.

Dit stel viert dit jaar hun tiende huwelijksverjaardag. het stel, het paar

défendre Un vrai ami doit te défendre quand d’autres personnes te critiquent injustement.

Een echte vriend moet je verdedigen wanneer andere mensen je onterecht bekritiseren. verdedigen la dispute Après notre dispute, nous avons parlé calmement et trouvé une solution ensemble.

Na onze ruzie hebben we rustig gesproken en samen een oplossing gevonden. de ruzie

enchanté(e) « Enchanté de faire votre connaissance », a-t-il dit en serrant la main de ses nouveaux voisins.

‘Aangenaam kennis te maken,’ zei hij terwijl hij de hand schudde van zijn nieuwe buren. aangenaam

l’enfance (f) Durant notre enfance, nous passions tous les étés ensemble au bord de la mer.

Tijdens onze kindertijd brachten we alle zomers samen door aan de kust. de kindertijd épouser Mon frère va épouser sa petite amie l’été prochain après cinq ans de relation.

Mijn broer gaat volgende zomer met zijn vriendin trouwen na vijf jaar relatie. trouwen met faire la connaissance de J’ai fait la connaissance de mon meilleur ami lors d’un camp d’été il y a six ans.

Ik heb kennisgemaakt met mijn beste vriend tijdens een zomerkamp zes jaar geleden.

kennismaken met fréquenter Elle fréquente ce garçon depuis trois mois, mais elle ne l’a pas encore présenté à ses parents.

Ze gaat om met deze jongen sinds drie maanden, maar heeft hem nog niet aan haar ouders voorgesteld.

gâter Mes grands-parents aiment me gâter avec des cadeaux à chaque visite.

omgaan met, verkering hebben met

Mijn grootouders houden ervan me bij elk bezoek te verwennen met cadeautjes. verwennen

influencer Les amis peuvent nous influencer positivement ou négativement dans nos choix de vie.

Vrienden kunnen ons positief of negatief beïnvloeden in onze levenskeuzes. beïnvloeden

le lien familial Le lien familial reste fort même quand nous vivons loin les uns des autres.

De familieband blijft sterk, zelfs als we ver van elkaar wonen. de familieband le mariage Le mariage de ma sœur aînée était une célébration inoubliable pour toute la famille.

Het huwelijk van mijn oudere zus was een onvergetelijke viering voor de hele familie. het huwelijk le nom de famille Porter le même nom de famille crée parfois un sentiment spécial d’appartenance.

Dezelfde achternaam dragen creëert soms een speciaal gevoel van verbondenheid. de achternaam

partager Entre frères et sœurs, il faut apprendre à partager non seulement les jouets mais aussi l’attention des parents.

Tussen broers en zussen moet je leren delen, niet alleen speelgoed maar ook de aandacht van de ouders. delen

le partenaire Un partenaire idéal doit te soutenir dans les moments difficiles comme dans les bons moments.

Een ideale partner moet je steunen in zowel moeilijke als goede momenten. de partner

le prénom Le véritable prénom de Stromae est… Paul ! Le chanteur a choisi lui-même ce nom d’artiste. (2024-I texte 3)

De echte voornaam van Stromae is… Paul! De zanger heeft zelf deze artiestennaam gekozen. de voornaam réciproque L’amitié doit être réciproque pour qu’elle puisse durer longtemps.

Vriendschap moet wederzijds zijn om lang te kunnen duren. wederzijds rencontrer J’ai rencontré mon meilleur ami lors de mon premier jour au collège.

Ik heb mijn beste vriend ontmoet op mijn eerste dag op de middelbare school. ontmoeten ressembler à Yanis ressemble énormément à Liam. Lui aussi, il était un collégien indiscipliné. (2023-II texte 9)

Yanis lijkt heel veel op Liam. Hij was ook een ongedisciplineerde leerling. lijken op s’entendre avec Mes parents s’entendent bien avec mes amis, ils les invitent souvent à dîner.

Mijn ouders kunnen goed opschieten met mijn vrienden, ze nodigen hen vaak uit voor het eten. kunnen opschieten met, het goed kunnen vinden met

se séparer Après dix ans ensemble, mes parents ont décidé de se séparer mais restent amis.

Na tien jaar samen hebben mijn ouders besloten uit elkaar te gaan maar blijven ze vrienden. uit elkaar gaan le soutien Le soutien de ma famille m’a aidé à surmonter cette période difficile.

De steun van mijn familie heeft me geholpen om deze moeilijke periode te overwinnen. de steun les voisins Nos voisins nous ont invités à un barbecue pour mieux faire connaissance.

Onze buren hebben ons uitgenodigd voor een barbecue om elkaar beter te leren kennen. de buren

Tu te rappelles ?

1 Choisis les mots corrects

Il y en a deux de trop.

la convivialité, épouser, partager, le partenaire, le prénom, rencontrer, ressembler à

a Elle veut son copain, malgré les doutes de ses parents.

b Tu as vu comme elle peut ses émotions avec ses amis proches ?

c Mon frère a enfin trouvé idéal : ils ont les mêmes rêves.

d C’est fou, tu commences à ta mère quand tu parles !

e Quel est de cette fille?

2 Traduction

Traduis les phrases entières en néerlandais.

a L’amitié entre Paul et Karim est forte, même s’ils vivent dans des pays différents.

b Elle adore gâter ses petits-enfants avec des bonbons et des beaux cadeaux.

c Quand Julie pleure, sa sœur vient toujours la consoler avec des mots gentils.

d Le lien familial reste fort, même quand on ne se voit pas souvent.

e Le week-end, ils sortent toujours ensemble : ils forment la bande la plus drôle.

néerlandais › français

de echtgenote Mijn echtgenote en ik zijn al vijf jaar getrouwd en nog steeds heel gelukkig.

Mon épouse et moi sommes mariés depuis cinq ans et toujours très heureux. l’épouse (f) de echtscheiding De echtscheiding van mijn ouders was moeilijk voor de hele familie.

Le divorce de mes parents était difficile pour toute la famille. le divorce omhelzen Als ik mijn vriend na lange tijd zie, wil ik hem altijd omhelzen

Quand je vois mon ami après longtemps, je veux toujours l’embrasser embrasser samen

We gaan samen naar het feest, dat is veel gezelliger!

Nous allons ensemble à la fête, c’est beaucoup plus sympa ! ensemble de uitnodiging Ik heb een uitnodiging voor het feest van Emma ontvangen.

J’ai reçu une invitation pour la fête d’Emma. l’invitation (f) missen Als ik op vakantie ben, mis ik mijn ouders altijd een beetje.

Quand je suis en vacances, mes parents me manquent toujours un peu. manquer de echtgenoot De echtgenoot van mijn zus werkt als verpleegkundige in het ziekenhuis.

Le mari de ma sœur travaille comme infirmier à l’hôpital. le mari gestorven Mijn opa is vorig jaar gestorven en ik mis hem nog elke dag.

Mon grand-père est mort l’année dernière et il me manque encore chaque jour. mort(e) geboren Mijn zusje is in Frankrijk geboren

Ma petite sœur est née en France. né(e) de ouders Mijn ouders komen vanavond op bezoek voor het avondeten. Mes parents viennent dîner ce soir. les parents (m) bevallen, aanstaan Haar nieuwe vriend bevalt haar ouders helemaal niet.

Son nouveau copain ne plaît pas du tout à ses parents. plaire à de relatie Onze relatie wordt elke dag sterker, we zijn echt gelukkig samen.

Notre relation devient plus forte chaque jour, nous sommes vraiment heureux ensemble. la relation zich voorstellen Bij een sollicitatiegesprek moet je jezelf kort voorstellen

Lors d’un entretien d’embauche, tu dois te présenter brièvement. se présenter

verliefd worden op Ik ben verliefd geworden op mijn buurmeisje tijdens de zomervakantie.

Je suis tombée amoureuse de ma voisine pendant les vacances d’été. tomber amoureux/ amoureuse de

oud Mijn oude buurman vertelt altijd leuke verhalen over vroeger. Mon vieux voisin raconte toujours de belles histoires d’autrefois. vieux/vieille

Tu te rappelles ?

3 Traduis les mots

Traduis en français les mots néerlandais entre parenthèses.

a On fait tout , même la cuisine et le ménage. (samen)

b Il a peur de une fille après sa dernière histoire. (verliefd worden op)

c Après , ils ont décidé de rester amis. (de scheiding)

d Mes sont stricts, mais ils me soutiennent toujours. (ouders)

e Mon grand-père est très , mais il garde la forme ! (oud)

4 Remplis le bon mot

Quel mot français correspond à la description ?

a Quand une personne n’est plus là et qu’on pense souvent à elle, elle vous

b Le jour où un bébé est venu au monde et a commencé sa vie, c’est le moment où il est

c La femme avec qui on est marié s’appelle votre .

d Quand on rencontre quelqu’un pour la première fois, il faut poliment.

e Une carte ou un message qu’on envoie pour proposer à quelqu’un de venir est .

2

L’école

français › néerlandais

apprendre Pour réussir l’examen, il faut apprendre toutes les formules mathématiques par cœur.

Om voor het examen te slagen moet je alle wiskundige formules uit het hoofd leren. leren

l’avenir (m) Mon prof d’orientation m’aide à réfléchir à mon avenir et aux métiers qui pourraient me plaire.

Mijn loopbaanbegeleider helpt me na te denken over mijn toekomst en de beroepen die me zouden kunnen bevallen. de toekomst

le bac(calauréat) Cette année, je travaille très dur pour les épreuves du lycée. Je voudrais bien réussir mon bac ! (2023-II texte 11)

Dit jaar werk ik heel hard voor mijn schoolexamens, Ik zou graag mijn eindexamen willen halen! het eindexamen

bavarder Au lieu d’écouter le professeur, Thomas et Julie bavardent au fond de la classe.

In plaats van naar de leraar te luisteren zitten Thomas en Julie achter in de klas te kletsen kletsen

le bulletin À la fin du trimestre, chaque élève reçoit un bulletin avec toutes ses notes.

Aan het einde van het trimester krijgt elke leerling een rapport met al zijn cijfers. het rapport la calculette Pour l’examen de maths, nous pouvons utiliser une calculette mais pas notre téléphone.

Voor het wiskundeexamen mogen we een rekenmachine gebruiken maar geen telefoon. de rekenmachine le collège En France, après l’école primaire, les élèves vont au collège pendant quatre ans.

In Frankrijk gaan leerlingen na de basisschool vier jaar naar de onderbouw van de middelbare school. de middelbare school (onderbouw)

comprendre Je ne comprends pas cette leçon de physique, je vais demander des explications au professeur.

Ik begrijp deze natuurkundeles niet, ik ga uitleg vragen aan de leraar. begrijpen

les devoirs (m) Chaque soir, je fais mes devoirs pendant une heure avant de regarder la télé.

Elke avond maak ik een uur mijn huiswerk voordat ik televisiekijk. het huiswerk

l’école maternelle (f)

Ma petite sœur va à l’école maternelle où elle apprend à dessiner et à compter.

Mijn kleine zusje gaat naar de kleuterschool waar ze leert tekenen en tellen. de kleuterschool

l’école primaire (f) À l’école primaire, on nous a appris à lire, à écrire et à calculer. Op de basisschool hebben ze ons leren lezen, schrijven en rekenen. de basisschool

l’emploi du temps (m)

Mon emploi du temps change chaque semaine, mais j’ai toujours français le lundi matin.

Mijn rooster verandert elke week, maar ik heb altijd Frans op maandagochtend. het rooster

l’enseignant(e) Notre enseignante de biologie organise une sortie au jardin botanique la semaine prochaine.

Onze lerares biologie organiseert volgende week een uitje naar de botanische tuin. de leraar/lerares

enseigner Madame Dubois enseigne l’anglais depuis vingt ans et ses cours sont toujours dynamiques.

Mevrouw Dubois geeft al twintig jaar Engels en haar lessen zijn altijd dynamisch. lesgeven

l’épreuve (f) L’épreuve de langue étrangère dure deux heures et comporte une partie écrite et orale.

De toets voor vreemde talen duurt twee uur en bestaat uit een schriftelijk en een mondeling deel. de toets

l’examen (m) Pour réussir l’examen de fin d’année, je révise tous les soirs avec mes amis.

Om te slagen voor het examen aan het einde van het jaar studeer ik elke avond met mijn vrienden. het examen

l’explication (f) Le professeur a donné une explication claire du théorème de Pythagore au tableau.

De leraar gaf een duidelijke uitleg van de stelling van Pythagoras op het bord. de uitleg

facile Le contrôle de vocabulaire était assez facile, j’ai eu une bonne note sans trop réviser.

De woordenschattoets was vrij makkelijk, ik heb een goed cijfer gehaald zonder veel te studeren. makkelijk

faire un effort Si tu veux passer en classe supérieure, tu dois faire un effort en mathématiques.

Als je wilt overgaan naar de volgende klas, moet je je best doen bij wiskunde. je best doen

la filière Au lycée, il faut choisir une filière selon ses intérêts : scientifique, littéraire ou économique.

Op de middelbare school moet je een richting kiezen op basis van je interesses: wetenschappelijk, literair of economisch. de richting

la formation professionelle

Après le collège, Paul a suivi une formation professionnelle pour devenir électricien.

Na de middelbare school heeft Paul een beroepsopleiding gevolgd om elektricien te worden. de beroepsopleiding

l’instituteur/ institutrice

Mon frère de sept ans adore son instituteur qui lui apprend à lire avec des jeux.

Mijn broertje van zeven is dol op zijn onderwijzer die hem leert lezen met spelletjes. de onderwijzer/ onderwijzeres

le lycée Au lycée, les élèves se préparent pour le bac et réfléchissent à leurs études supérieures.

In de bovenbouw van de middelbare school bereiden leerlingen zich voor op het eindexamen en denken na over hun vervolgstudie.

manquer la classe Sophie a dû manquer la classe pendant une semaine car elle était malade.

de middelbare school (bovenbouw)

Sophie moest een week de lessen missen omdat ze ziek was. de les missen la matière Au Danemark, les élèves étudient une matière bien spéciale : l’empathie. (2022-II texte 7)

In Denemarken volgen de leerlingen een heel speciaal schoolvak: inlevingsvermogen. het (school)vak motivé(e) Michelle est très motivée pour réussir son examen d’entrée à l’école d’ingénieurs.

Michelle is zeer gemotiveerd om te slagen voor haar toelatingsexamen voor de technische hogeschool. gemotiveerd obtenir J’espère obtenir mon diplôme avec mention pour pouvoir postuler à cette université.

Ik hoop mijn diploma te behalen met onderscheiding om toelating te kunnen doen bij deze universiteit. behalen, krijgen l’oral (m) Je suis nerveux car demain j’ai un oral d’anglais et je dois parler pendant dix minutes.

Ik ben zenuwachtig want morgen heb ik een mondeling Engels en moet ik tien minuten spreken. het mondeling

la récré(ation) Les élèves travaillent 45 minutes, puis ils ont droit à 10 minutes de récréation. (2022-II texte 7)

De leerlingen werken 45 minuten, daarna hebben zij recht op 10 minuten pauze de pauze

la règle Le professeur principal nous a expliqué les règles à respecter dans l’établissement.

De mentor heeft ons de regels uitgelegd die we op school moeten naleven. de regel, het voorschrift

la rentrée Sur les réseaux sociaux, elles demandent à tous les élèves de porter des vêtements sexy à l’école le jour de la rentrée (2023-II texte 5)

Op social media vragen ze alle leerlingen om sexy kleding naar school aan te doen op de eerste schooldag. de eerste schooldag, het begin van het schooljaar

répondre Quand le professeur pose une question, Marie est toujours la première à répondre.

Als de leraar een vraag stelt, is Marie altijd de eerste die antwoordt antwoorden la réponse Shaïma et Rayan rient beaucoup quand ils entendent la réponse donnée par Mamoudou à leur professeur. (2022-II texte 8)

Shaïma en Rayan moeten erg hard lachen als zij het antwoord horen dat Mamadou aan hun docent geeft. het antwoord

les résultats scolaires (m)

De bons résultats scolaires sont très importants pour leur réussite. (2022-II texte 8)

Goede schoolresultaten zijn erg belangrijk voor hun succes. de schoolresultaten

réussir Pour réussir dans cette matière, il faut pratiquer régulièrement et poser des questions.

Om te slagen voor dit vak moet je regelmatig oefenen en vragen stellen. slagen

sévère Des cours, des règles sévères, de l’art : cette expérience a permis aux élèves de mieux fonctionner dans la société. (2022-II texte 2)

Lessen, strenge regels en kunst: deze ervaring stelde de scholieren in staat om beter te functioneren in de maatschappij. streng la spécialité Au lycée, j’ai choisi la biologie comme spécialité car je veux devenir médecin.

Op de middelbare school heb ik biologie als specialisatie gekozen, want ik wil dokter worden. de specialisatie traduire En cours de langue, nous devons traduire des textes du français vers le néerlandais.

Bij de taalles moeten we teksten vertalen van het Frans naar het Nederlands. vertalen

vérifier N’oublie pas de vérifier tes réponses avant de rendre ta copie d’examen.

Vergeet niet je antwoorden te controleren voordat je je examenwerk inlevert. controleren

vouloir Je veux bien t’aider à réviser pour le contrôle de sciences, si tu as des difficultés.

Ik wil je graag helpen met het leren voor de natuurkundetoets als je er moeite mee hebt. willen

Tu te rappelles

?

1 Combinez

Relie le mot à la traduction correcte.

a la rentrée • • 1 de les missen

b le bulletin

c apprendre

d l’explication

e réussir

f l’avenir

g la matière

h la récré

i manquer la classe

j le bac

2 Puzzle

2 de eerste schooldag

3 de pauze

4 het rapport

5 het vak

6 de uitleg

7 leren

8 slagen

9 het eindexamen

10 de toekomst

Écris les mots en français dans le puzzle. Un nouveau mot apparaît. Lequel ?

a middelbare school (onderbouw)

b mondeling

c antwoord

d regel

e resultaten f streng

Ce qu’on parle, une

néerlandais › français

het schrift Ik heb een nieuw schrift nodig voor de geschiedenisles.

J’ai besoin d’un nouveau cahier pour le cours d’histoire. le cahier

het hoofdstuk We moeten voor maandag het derde hoofdstuk lezen.

Nous devons lire le troisième chapitre pour lundi. le chapitre verbeteren De leraar gaat onze opstellen verbeteren en morgen teruggeven.

Le professeur va corriger nos rédactions et les rendre demain. corriger de les Vandaag hebben we eerst een les Frans en daarna wiskunde.

Aujourd’hui, nous avons d’abord un cours de français puis de mathématiques. le cours

het diploma Na vier jaar studie hoop ik mijn diploma te halen.

Après quatre ans d’études, j’espère obtenir mon diplôme. le diplôme de leerling Elke leerling moet zijn huiswerk maken voor morgen.

Chaque élève doit faire ses devoirs pour demain. l’élève (m/f) de taal Engels is mijn favoriete taal op school.

L’anglais est ma langue préférée à l’école. la langue de les Ik moet de les van gisteren nog een keer doorlezen.

Je dois relire la leçon d’hier encore une fois. la leçon wiskunde Ik vind wiskunde moeilijk, maar mijn broer helpt me altijd.

Je trouve les maths difficiles, mais mon frère m’aide toujours. les maths

het cijfer Ik heb een goed cijfer gehaald voor mijn presentatie.

J’ai eu une bonne note pour ma présentation. la note de pagina Voor morgen moeten we pagina 25 tot 30 lezen voor Frans. Pour demain, nous devons lire les pages 25 à 30 pour le français. la page de leraar Onze leraar biologie organiseert een excursie naar het museum. Notre prof de biologie organise une excursion au musée. le/la prof(esseur) de vraag Ik heb een vraag over de oefening die we moeten maken.

J’ai une question sur l’exercice que nous devons faire. la question herhalen We gaan vandaag de woordjes van vorige week herhalen.

Aujourd’hui, nous allons répéter le vocabulaire de la semaine dernière. répéter de stage In het laatste jaar moeten we een stage doen bij een bedrijf.

En dernière année, nous devons faire un stage dans une entreprise. le stage

Tu te rappelles ?

3 Quel mot correspond à l’image ?

Écris le mot en français.

e f

4 Remplis le bon mot

Quel mot français correspond à la description ?

a Quand on travaille temporairement dans une entreprise pour apprendre, on est en .

b Ce qu’on tourne pour lire la suite d’un texte est .

c Quand un professeur veut savoir quelque chose, il pose .

d Redire plusieurs fois une phrase pour la mémoriser, c’est .

e Un jeune qui va à l’école chaque jour pour apprendre est un(e) .

3 Manger et boire

français › néerlandais

l’addition (f) À la fin du repas, le serveur nous a apporté l’addition et nous avons partagé les frais.

Aan het einde van de maaltijd heeft de ober ons de rekening gebracht en hebben we de kosten gedeeld. de rekening

ajouter Pour améliorer le goût de la soupe, il faut ajouter un peu de sel et de poivre.

Om de smaak van de soep te verbeteren moet je een beetje zout en peper toevoegen toevoegen

l’aliment (m) Les élèves mangent un repas équilibré, avec des aliments qui sont bons pour la santé. (2022-II texte 7)

De leerlingen eten een uitgebalanceerde maaltijd, met voedingsmiddelen die goed zijn voor de gezondheid. het voedingsmiddel

allumer Pour faire cuire les pâtes, il faut d’abord allumer la cuisinière et faire bouillir l’eau.

Om pasta te koken moet je eerst het fornuis aansteken en het water aan de kook brengen. aansteken

l’appétit (m) Après une longue promenade, j’ai retrouvé l’appétit et j’ai mangé un grand sandwich.

Na een lange wandeling kreeg ik weer eetlust en heb ik een grote sandwich gegeten. de eetlust

l’assiette (f) Ma mère a mis une belle assiette bleue devant chaque invité pour le dîner de fête.

Mijn moeder heeft een mooi blauw bord voor elke gast neergezet voor het feestdiner. het bord

avoir faim Après trois heures de cours, les élèves ont faim et se précipitent à la cantine.

Na drie uur les hebben de leerlingen honger en haasten ze zich naar de kantine. honger hebben avoir soif Pendant l’été, quand il fait chaud, j’ai soif et je bois beaucoup d’eau. Tijdens de zomer, als het warm is, heb ik dorst en drink ik veel water. dorst hebben

le bistrot Ce petit bistrot au coin de la rue propose des plats traditionnels à prix raisonnable.

Dit kleine café-restaurant op de hoek van de straat biedt traditionele gerechten tegen een redelijke prijs.

het caférestaurant

la boisson À l’intérieur du parc : restauration rapide (crêpes, sandwiches, hotdogs…), boissons, glaces, souvenirs. (2023-I texte 13)

3 Manger et boire

In het park: fastfood (pannenkoeken, sandwiches, hotdogs ...), drankjes, ijs, souvenirs. het drankje

bon marché Ce restaurant est bon marché mais la qualité des plats est excellente.

Dit restaurant is goedkoop maar de kwaliteit van de gerechten is uitstekend. goedkoop

les céréales (m) Chaque matin, je mange des céréales avec du lait pour avoir de l’énergie toute la journée.

Elke ochtend eet ik muesli met melk om de hele dag energie te hebben. muesli, de ontbijtgranen

consommer Il est important de consommer des fruits et des légumes tous les jours.

Het is belangrijk om elke dag fruit en groenten te eten eten, drinken, gebruiken contenir Cette bouteille contient du jus de pomme fraîchement pressé.

Deze fles bevat vers geperst appelsap. bevatten

couper Pour préparer la salade, il faut couper les légumes en petits morceaux.

Om de salade te bereiden moet je de groenten in kleine stukjes snijden. snijden la cuisine En Islande, la cuisine fait partie du programme. Tous les élèves de 7 à 13 ans suivent ce cours. (2022-II texte 7)

In IJsland maakt koken deel uit van het lesprogramma. Alle leerlingen van 7 tot 13 jaar jaar volgen deze lessen. de keuken, het koken l’emballage (m) Il faut toujours vérifier la date de péremption sur l’emballage des produits alimentaires.

Je moet altijd de houdbaarheidsdatum op de verpakking van voedingsproducten controleren. de verpakking le fast­food Mes parents préfèrent que je mange à la maison plutôt qu’au fast-food.

Mijn ouders hebben liever dat ik thuis eet dan in een fastfoodrestaurant het fastfoodrestaurant frais/fraîche Au marché, on peut acheter des légumes frais cultivés par des agriculteurs locaux.

Op de markt kun je verse groenten kopen die door lokale boeren zijn geteeld. vers

la gastronomie En matière de gastronomie, chaque région française a ses spécialités. (2024-I texte 7)

Op het gebied van gastronomie heeft elke Franse regio zijn specialiteiten. de gastronomie, de kunst van het lekker eten

le gâteau Pour son anniversaire, ma sœur a reçu un gâteau au chocolat avec des bougies.

Voor haar verjaardag kreeg mijn zus een chocoladetaart met kaarsjes. de taart

le goût J’adore le goût du chocolat noir, mais ma sœur le trouve trop amer.

Ik houd van de smaak van pure chocolade, maar mijn zus vindt het te bitter. de smaak

goûter Chez les familles, nous avons aussi pu goûter à la cuisine locale. (2024-I texte 9)

Bij de families hebben we ook de lokale kookkunst kunnen proeven. proeven grossir J’essaie de ne pas trop manger pour ne pas grossir. (2024-I texte 11)

Ik probeer niet te veel te eten om niet aan te komen. aankomen

maigrir Mon cousin a décidé de maigrir en mangeant plus équilibré et en faisant du sport.

Mijn neef heeft besloten af te vallen door evenwichtiger te eten en te sporten. afvallen

mélanger Pour faire une bonne vinaigrette, il faut mélanger l’huile, le vinaigre et les épices.

Voor een goede dressing moet je olie, azijn en kruiden mengen mengen la nourriture La nourriture méditerranéenne est considérée comme très saine.

Het mediterrane voedsel wordt als heel gezond beschouwd. het voedsel peser Pour suivre une recette de manière précise, il faut peser tous les ingrédients avec une balance.

Om een recept precies te volgen moet je alle ingrediënten wegen met een weegschaal. wegen le plat Le coq au vin est un plat traditionnel français qui se prépare avec du vin rouge.

Coq au vin is een traditioneel Frans gerecht dat wordt bereid met rode wijn. het gerecht le poids Surveiller son poids est important pour maintenir une bonne santé.

Je gewicht in de gaten houden is belangrijk om een goede gezondheid te behouden. het gewicht

la poubelle Après avoir épluché les légumes, j’ai jeté les épluchures à la poubelle.

Nadat ik de groenten had geschild, heb ik de schillen in de vuilnisbak gegooid. de vuilnisbak les produits locaux (m)

Au marché fermier, on peut acheter des produits locaux directement des producteurs.

Op de boerenmarkt kun je lokale producten rechtstreeks van de producenten kopen. de lokale producten

la recette Ma grand-mère m’a donné sa recette secrète pour faire un délicieux gâteau au chocolat.

Mijn oma gaf me haar geheime recept om een heerlijke chocoladetaart te maken. het recept récolter En automne, les agriculteurs récoltent les pommes qui sont parfaites pour faire des tartes.

In de herfst oogsten de boeren appels die perfect zijn om taarten van te maken. oogsten le régime Mon frère suit un régime sans gluten parce qu’il est allergique au blé.

Mijn broer volgt een glutenvrij dieet omdat hij allergisch is voor tarwe. het dieet le repas Les élèves apprennent à préparer un repas. (2022-II texte 7)

De leerlingen leren om een maaltijd te bereiden. de maaltijd la saveur L’ail et les herbes ajoutent une saveur unique aux plats méditerranéens.

Knoflook en kruiden geven een unieke smaak aan mediterrane gerechten. de smaak savoureux/ savoureuse

Ma mère prépare une soupe de légumes savoureuse qui réchauffe pendant l’hiver.

Mijn moeder maakt een smakelijke groentesoep die in de winter lekker warm is. smakelijk le serveur Le serveur nous a recommandé le plat du jour qui était vraiment délicieux.

De ober raadde ons het dagmenu aan dat echt heerlijk was. de ober le vignoble En France, il y a de nombreux vignobles où l’on produit des vins de grande qualité.

In Frankrijk zijn er vele wijngaarden waar wijnen van hoge kwaliteit worden geproduceerd. de wijngaard

Tu te rappelles ?

1 Coche la bonne case

Lis la phrase et choisis la traduction correcte du mot en gras

a Après le sport, ils ont très soif et veulent boire un grand verre d’eau. { honger hebben { proeven { dorst hebben

b Excusez-moi, pouvez-vous nous apporter l’addition, s’il vous plaît ? { toevoeging { rekening { verslaving

c Ma boisson préférée en été, c’est le jus d’orange bien frais.

{ bord { drankje { gewicht

d Le repas du soir est prêt, tout le monde peut venir à table. { maaltijd { recept { streekproducten

e Elle mange moins de chocolat parce qu’elle veut maigrir un peu. { afvallen { proeven { wegen

2 Dans le contexte

Lis le texte et traduis en néerlandais les mots qui sont soulignés.

Une fête gourmande entre amis

Samedi dernier, on a organisé une fête pour l’anniversaire de ma sœur. J’ai trouvé une recette de gâteau au chocolat super simple. On a décidé de mélanger les ingrédients à la main, pour éviter le bruit du mixeur. Ma mère adore la cuisine avec nous. Elle a même acheté des produits locaux pour que tout soit plus sain. C’était un vrai succès !

a une recette

b gâteau

c mélanger

d la cuisine

e produits locaux

néerlandais › français

drinken In de zomer moet je veel water drinken om gehydrateerd te blijven.

En été, il faut beaucoup boire de l’eau pour rester hydraté. boire de fles Ik neem altijd een fles water mee naar school.

J’emporte toujours une bouteille d’eau à l’école. la bouteille lunchen Ik lunch meestal tegen één uur ‘s middags met mijn vrienden.

Je déjeune généralement vers une heure de l’après-midi avec mes amis. déjeuner

heerlijk Mijn moeder bakt heerlijke koekjes met chocolade en noten.

Ma mère fait des biscuits délicieux avec du chocolat et des noix. délicieux/ délicieuse

het avondeten Bij ons thuis is het avondeten om zes uur ‘s avonds.

Chez nous, le dîner est à six heures du soir. le dîner het ijs In de zomer eet ik graag ijs met aardbeiensmaak.

En été, j’aime manger de la glace au goût de fraise. la glace het ingrediënt Melk is een belangrijk ingrediënt voor het maken van pannenkoeken.

Le lait est un ingrédient important pour faire des crêpes. l’ingrédient (m) de groenten Mijn vader koopt verse groenten op de markt voor onze salade.

Mon père achète des légumes frais au marché pour notre salade. les légumes (m) de winkel De winkel op de hoek verkoopt heerlijk vers brood.

Le magasin au coin vend du pain frais délicieux. le magasin eten Ik eet graag fruit als tussendoortje op school.

J’aime bien manger des fruits comme collation à l’école. manger de markt Op zaterdag gaan we naar de markt om verse producten te kopen. Le samedi, nous allons au marché pour acheter des produits frais. le marché bereiden Mijn vader kan heerlijke pasta bereiden met eenvoudige ingrediënten.

Mon père sait préparer des pâtes délicieuses avec des ingrédients simples. préparer de supermarkt We kopen elke week onze boodschappen in de supermarkt

Nous achetons nos courses au supermarché chaque semaine. le supermarché

Handige woordjestrainer

Slim leren, zeker slagen

Altijd je digiboek bij de hand

Ontdek de online woordjestrainer

B� deze Examenidioom hoort een online omgeving: m�nexamenbundel.nl

Je vindt hier alles wat je nodig hebt om heel gericht te leren en oefenen voor je examen. Zoals een handige woordjestrainer, het digiboek, examentips en nog veel meer.

#ikgazekerslagen

Activeer direct je code

Ga nu naar m�nexamenbundel.nl en maak meteen je account aan. Met de activatiecode die je per mail hebt ontvangen of via de ELO van je school, heb je toegang tot alle extra’s die b� je boek horen.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.