Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff is een educatieve uitgeverij die zich inzet voor het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. De mensen van ThiemeMeulenhoff zijn er voor onderwijsprofessionals - met ervaring, expertise en doeltreffende leermiddelen. Ontwikkeld in doorlopende samenwerking met de mensen in het onderwijs om samen het onderwijs nog beter te maken.
We ontwikkelen lesmethodes die goed te combineren zijn met andere leermiddelen, naar eigen inzicht aan te passen en die bewezen effectief zijn. En natuurlijk worden al onze lesmethodes zo duurzaam mogelijk geproduceerd. Zo bouwen we samen met de mensen in het onderwijs aan een mooie toekomst voor de volgende generatie.
Alle rechten voorbehouden. Tekst- en datamining, AI-training en vergelijkbare technologieën niet toegestaan. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
INHOUD
1 Op zoek naar het verleden 4
Oriëntatie 4
1.1 Wat is geschiedenis? 6
1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk? 11
Afsluiting 16
TIJD VAN JAGERS EN BOEREN
2 Jagers, boeren en farao’s 18
Oriëntatie 18
2.1 De eerste mensen jagen en verzamelen 20
2.2 De landbouwrevolutie 25
2.3 Machtige steden en staten 30
2.4 Leven voor én na de dood 35
2.5 Drie Rivierdal-beschavingen Wereldgeschiedenis 40
Op onderzoek in het oude Egypte en Mesopotamië
Verdieping 43
Afsluiting 45
TIJD VAN GRIEKEN EN ROMEINEN
3 De Grieken 48
Oriëntatie 48
3.1 De wereld van de Grieken 50
3.2 Athene en Sparta 55
3.3 De Griekse cultuur 60
3.4 Grieken in Egypte en Azië 65
3.5 Het vroege boeddhisme Wereldgeschiedenis 70
Op onderzoek bij de Grieken Verdieping 73
Afsluiting 75
TIJD VAN GRIEKEN EN ROMEINEN
4 Imperium Romanum 78
Oriëntatie 78
4.1 Van stadstaat tot wereldrijk 80
4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd 85
4.3 Aan de limes 90
4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk 95
4.5 De Maya’s Wereldgeschiedenis 100
Op onderzoek bij de Romeinen Verdieping 103
Afsluiting 105
TIJD VAN MONNIKEN EN RIDDERS
5 Ridders, horigen en monniken 108
Oriëntatie 108
5.1 Het rijk van Karel de Grote 110
5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving 115
5.3 De verspreiding van het christendom 120
5.4 Een nieuw geloof: de islam 125
5.5 Het Byzantijnse Rijk Wereldgeschiedenis 130
Op onderzoek in de vroege Middeleeuwen
Verdieping 133 Afsluiting 135
TIJD VAN STEDEN EN STATEN
6 Koningen, burgers en kruisvaarders 138 Oriëntatie 138
6.1 De middeleeuwse stad 140
6.2 Het koninkrijk Engeland 145
6.3 Centralisatie in Frankrijk 150
6.4 De kruistochten 155
2.5 China in de tijd van de Ming-keizers
Wereldgeschiedenis 160
Op onderzoek in de late Middeleeuwen Verdieping 163 Afsluiting 165
Illustratieverantwoording 168
Op zoek naar het verleden
Oriëntatie
1 Een mysterie
Lees: Een mysterie in de oude kerk. Bekijk: bron 1.
In de tekst staat dat onderzoekers in de kerk van bron 1 een ‘mysterieuze’ verrassing vonden. Wat was die mysterieuze verrassing? En waarom was het een mysterie?
2 Schilderijen bekijken
Bekijk: bron 1, en opdrachtbron 1.
In je leerboek staan bronnen. In je werkboek staan opdrachtbronnen. Er zijn beeldbronnen (plaatjes) en tekstbronnen. Bronelementen zijn onderdelen daarvan. Bijvoorbeeld: een zin uit een tekstbron. Of: de man met de hond, linksonder in bron 1. Een bronelement uit een beeldbron heet ook een beeldelement.
a Dat bron 1 een kerk is, zie je aan de ramen. Dat staat in de tekst. Waaraan kun je nog meer herkennen dat dit gebouw een kerk is? Noem twee dingen.
b Zie je wat je bij opdracht a opschreef ook in de kerk van opdrachtbron 1? Zo ja, omcirkel het in de afbeelding.
c Omcirkel in opdrachtbron 1 drie andere beeldelementen die je ook in bron 1 ziet. d Een graf graven in een kerk vind jij misschien een beetje raar. In de kerk van opdrachtbron 1 gebeurt nóg iets wat jij waarschijnlijk vreemd zult vinden. Wat is het? En zou dat ook in de kerk in bron 1 kunnen gebeuren? Hoe zie je dat?
OpDRaCHtbRON 1 Hendrick van Vliet, de schilder van bron 1, maakte meer schilderijen van het interieur (de binnenkant) van kerken. Dit is de Nieuwe Kerk in Delft, geschilderd in 1665.
e Wat kun je leren van het bekijken van de twee schilderijen?
◯ Er gingen vroeger bijna geen mensen naar de kerk, want op de schilderijen zie je weinig mensen.
◯ Alle kerken hadden grote ramen.
◯ Het moet vroeger vaak vreselijk gestonken hebben in kerken.
◯ Alleen in Gouda en in Delft werden mensen onder de kerkvloer begraven.
3 Heel veel roken
Bekijk: bron 2 en 3.
a In Jacobs tijd rookten arme mensen veel, want dan voelden ze de honger minder. Ze gebruikten pijpjes van klei en rookten goedkope tabak. Jacob rookte zóveel, dat onderzoekers dat aan zijn gebit konden zien: de kiezen waartussen hij zijn pijpje klemde, waren afgesleten. Wat weet je nu over Jacob? Hij was waarschijnlijk rijk | arm.
b Wie werden in de kerk begraven? Mensen die rijk | arm waren.
Soms moet je bij een opdracht iets bedenken. Dat betekent dat het antwoord niet in een tekst staat. Je moet het zelf vinden, door goed na te denken: wat is een logisch antwoord op de vraag?
c Vergelijk je antwoorden bij opdracht a en b. Bedenk een verklaring: waarom is Jacob in de kerk begraven?
d Wat jij bij opdracht c hebt gedaan, deden de onderzoekers ook. Ze bedachten verklaringen. Maar of die kloppen…? Niemand weet het. Het is dus een mysterie! Vul hiermee je antwoord bij opdracht 1 aan.
4 Meer raadsels
Er was nog iets vreemds. Mensen werden vroeger altijd met hun hoofd naar het westen begraven. Dit werd erg belangrijk gevonden, want het had een godsdienstige reden. De tientallen personen die zijn gevonden tijdens het onderzoek lagen allemaal met het hoofd naar het westen. Op één na: Jacob lag met zijn hoofd naar het oosten.
a Vul je antwoord bij opdracht 1 aan met deze gegevens. Doe dat in één zin.
b Bedenk een verklaring: waarom is Jacob ‘verkeerd-om’ begraven?
5 Wat ga je leren?
Lees: In dit hoofdstuk.
a In de tekst staat wat je in dit hoofdstuk gaat leren. Wat lijkt je het interessantst? Waarom?
Soms staat in een opdracht dat je iets moet citeren. Dat betekent: letterlijk overschrijven.
b Citeer de zin uit de tekst die past bij jouw antwoord bij opdracht a.
c Citeer de zin uit de tekst waarin staat wat jij het minst interessant vindt.
1.1 Wat is geschiedenis?
Wat weet je al?
1 Een vraag om mee te beginnen
De titel van deze paragraaf is een vraag. Praat met een klasgenoot over deze vraag en schrijf het antwoord zo nauwkeurig mogelijk op.
Basisstof
2 Heel voorzichtig graven
Lees: Onderzoekers aan het werk. Bekijk: bron 4. Welke conclusies trokken de onderzoekers, nadat ze Jacob hadden onderzocht?
• Jacob was 1,69 meter lang. wel | niet
• Jacob heeft vaak honger gehad. wel | niet
• Jacob is overleden door de honger. wel | niet
• Jacob was ongeveer 24 jaar toen hij stierf. wel | niet
• Jacob heeft jarenlang gerookt. wel | niet
• Jacob leefde in de achttiende eeuw. wel | niet
• Jacob rookte zoveel, omdat dat zijn hongergevoel onderdrukte. wel | niet
3 Het verleden en de
geschiedenis
Lees: Werken met het verleden.
a Hoe verliep jouw eerste les Frans? Schrijf het antwoord op deze vraag op een los blaadje. Zorg dat je antwoord uit 50-80 woorden bestaat. Let op: je antwoord is geheim! Je mag niet met elkaar overleggen en je mag je antwoord aan niemand laten lezen.
b Je hebt nu een geschiedenis geschreven van je eerste les Frans. Jouw klasgenoten hebben dat ook gedaan. De docent zal enkele leerlingen vragen het antwoord voor te lezen of op het bord te schrijven. Wat valt op als je de antwoorden vergelijkt?
In vrijwel elke geschiedenisles werk je met begrippen: woorden die erg belangrijk zijn. In Feniks staan nieuwe begrippen vetgedrukt. In de Afsluiting van het hoofdstuk staan de definities: de uitleg van de begrippen. Je moet de definities kennen, maar ook begrijpen Pas als je begrijpt wat een begrip betekent, kun je ermee werken.
c Citeer de definities van de begrippen ‘verleden’ en ‘geschiedenis’. Zoek het op in de Afsluiting van dit hoofdstuk.
d Wat is het belangrijkste verschil tussen de begrippen geschiedenis en verleden?
Kies het juiste antwoord.
◯ Ze gaan allebei over vroeger.
◯ Het verleden is een verhaal over geschiedenis.
◯ Geschiedenis is een verhaal over het verleden.
e Opdracht a en b gingen over jullie eerste les Frans. Leg uit wat deze opdrachten te maken hebben met het verschil tussen de begrippen verleden en geschiedenis.
4 Sporen uit het verleden
Je oefent: Soorten bronnen.
Lees: Soorten bronnen.
Hieronder worden zes bronnen beschreven. Geef bij elke bron aan of het een geschreven of ongeschreven bron is, en of het een primaire of secundaire bron is.
geschreven ongeschreven primair secundair
Sven onderzoekt de Middeleeuwen en vindt het zwaard van een middeleeuwse ridder.
Anwar wil weten hoe de Eerste Wereldoorlog verliep. Hij bekijkt een documentaire op YouTube, die werd gemaakt in 2014. Toen werd herdacht dat de Eerste Wereldoorlog honderd jaar geleden was begonnen.
Marieke wil weten hoe het leven in Groningen in de zestiende eeuw was. Ze vraagt het haar geschiedenisleraar, die alles weet.
Lotte doet onderzoek naar de Vietnamoorlog, die in de tweede helft van de twintigste eeuw werd uitgevochten. Ze leest de dagboeken van soldaten die in die oorlog vochten.
Stef wil weten waarom de zeventiende eeuw soms de Gouden Eeuw wordt genoemd. Hij leest het boek ‘Bepaald geen zilveren eeuw!’, dat in 1982 werd geschreven door een bekende historicus.
Karima verdiept zich in kunst uit de Gouden Eeuw. Ze gaat naar het Rijksmuseum en bekijkt schilderijen van Rembrandt.
5 Een oude grafsteen
Bekijk: bron 5.
a Kies de juiste woorden. Als je een onderzoek doet naar grafstenen in de kerk, is bron 5 een primaire | secundaire en een geschreven | ongeschreven bron.
b Soms moeten historici oude teksten lezen die beschadigd zijn, of waarvan stukjes tekst ontbreken. Dan moeten ze zo goed mogelijk bedenken wat er zou kunnen staan.
Probeer samen de tekst op de grafsteen in bron 5 te lezen. Schrijf die tekst op.
c Tussen ‘Februarius’ en ‘Anno’ staat een letter. Het lijkt een R, maar het kan ook een P of een D zijn. Daaronder staat een M. Bedenk wat die letters kunnen betekenen.
6 Tijdvakken en periodes
Lees: De tijd indelen.
a Maak de zinnen af.
• De Tijd van regenten en vorsten duurt jaar.
• De Tijd van Grieken en Romeinen duurt jaar.
• De Tijd van monniken en ridders heet ook wel de
• De Vroegmoderne Tijd bestaat uit tijdvakken.
b Schrijf de namen en de jaartallen van de tijdvakken in de eerste en tweede kolom van het schema. Je mag online informatie zoeken.
Tijd van… Van … tot … Gebeurtenis jagers en boeren
ontdekkers en hervormers
1600-1700
Jacob uit Gouda wordt begraven.
1950 - heden Het skelet van Jacob uit Gouda wordt gevonden.
c Schrijf in de derde kolom bij elk tijdvak een gebeurtenis die toen plaatsvond.
d Stel dat we het tiende tijdvak niet tot heden (nu) laten doorlopen, maar tot 2000. Hoe zouden jullie tijdvak 11 noemen, dat van 2000 tot heden loopt?
De Tijd van en
7 Cultureel, sociaal, politiek, economisch
Lees: Eén verleden, vele geschiedenissen.
a Kies steeds welk woord er het best bij past: cultureel, sociaal, politiek, of economisch
• In de tijd van Jacob rookten mensen veel.
• In de kerk werden vooral mensen begraven die uit families van de stadsbestuurders kwamen.
• Alle mensen die in de kerk begraven zijn, waren met het hoofd naar het westen begraven. Dat was om godsdienstige redenen. Maar Jacob lag met zijn hoofd naar het oosten!
• Het is niet bekend wat voor werk Jacob deed toen hij nog leefde.
b Bedenk een voorbeeld uit jouw leven dat bij de volgende woorden past. Als je dit moeilijk vindt, lees dan de definities van de begrippen in de Afsluiting nog een keer.
• Cultureel:
• Sociaal:
• Politiek:
• Economisch:
8 Rekenen met jaartallen en eeuwen
Lees: De tijd tellen.
a Hierna staan steeds twee jaartallen. Hoeveel jaar zit ertussen?
1745 en 1922. jaar
224 en 2024. jaar
100 v.Chr. en 100. jaar
224 v.Chr. en 2024 v.Chr. jaar
b Maak op een kladblaadje nog zes tijdrekensommen, zoals bij opdracht a. Je klasgenoot lost ze op.
c Jacob leefde in de achttiende eeuw. Sommige mensen denken dat de achttiende eeuw van 1800 tot en met 1899 was. Waarom dat niet klopt, begrijp je wanneer je uitgaat van het jaar 1, het begin van onze jaartelling. De eerste honderd jaren daarna zijn de eerste eeuw. Dus het jaar 40 is in de eerste eeuw. Dat betekent dat het jaar 140 in de tweede eeuw is en 240 in de derde eeuw. En … 1840 in de negentiende eeuw. In welke eeuw vallen de volgende jaartallen? Schrijf dat erachter.
1633
1837
837
9
2652
143 v.Chr.
872 v.Chr.
d Zet de jaartallen van opdracht c in chronologische volgorde. Doe dat door vóór de jaartallen de cijfers 1 tot en met 6 te schrijven: 1 bij het jaartal dat het langst geleden is, 6 bij het jaartal dat het kortst geleden is.
De tijd tekenen
Lees: Tijdbalken. a Gebruik onderstaande tijdbalk. Maak een tijdbalk van de vorige maand.
• Schrijf de datum van vandaag helemaal rechts, onder of boven de tijdbalk.
• Schrijf helemaal links de datum van een maand geleden.
• Verdeel de tijdbalk in enkele gelijke stukken. Zet de data erbij.
• Schrijf bij de tijdbalk vier gebeurtenissen die volgens jou het belangrijkst waren.
Bijvoorbeeld: je verjaardag, of de laatste dag van de zomervakantie
• Trek een lijn van de gebeurtenissen naar de juiste plaats op de tijdbalk.
b Wissel van werkboek met een klasgenoot. Bekijk de tijdbalk en lees de tijdbalkregels uit de tekst nog eens. Wat heeft je klasgenoot goed gedaan? Wat had beter gekund?
Wat weet je nu?
10 Leren uit een dik boek
Kies de juiste woorden. De onderzoekers van bron 4 wilden meer te weten te komen over de stad waarin Jacob leefde. Daarom lazen ze het ruim 800 pagina’s dikke boek ‘Duizend jaar Gouda’. Een groep historici | archeologen schreef dit boek in 2002. Dit boek is een primaire | secundaire en een geschreven | ongeschreven bron over Jacobs leven.
11 Vier historische personen
Bekijk: opdrachtbron 2.
a In opdrachtbron 2 zie je vier mannen. Vul de voornamen in. Jacob heeft en ongetwijfeld wel eens gezien in de stad. Hij heeft waarschijnlijk nooit gezien, want die woonde niet in Gouda. En hij heeft waarschijnlijk ook nooit gezien, want die leefde veel eerder dan de anderen.
b Kies de twee juiste woorden. Hendrik heeft te maken met culturele | economische | politieke | sociale geschiedenis.
c François | Jan | Hendrik | Willem heeft als enige niets te maken met politieke geschiedenis.
Hij heeft wél te maken met culturele | economische | politieke | sociale geschiedenis.
d Van deze vier personen werd François | Jan | Hendrik | Willem het oudst.
e Zet de namen van de vier personen in chronologische volgorde. Ga uit van hun geboortejaren.
De Rotterdammer François de Mey (1684-1758) werd rijk in de suikerhandel. Hij verhuisde naar Gouda en liet daar een prachtig huis bouwen.
OpDRaCHtbRON 2
LEERDOELEN
Jan Couperus (1755-1833) was van 1785 tot 1796 bestuurder van Gouda.
Hendrik van Wijn (1740-1831) was een historicus en dichter uit Gouda. Ook zat hij enkele jaren in het bestuur van de stad.
Stadhouder Willem V (1748-1806), een belangrijke politicus, had paleizen in Den Haag en bij Nijmegen.
• Je begrijpt wat geschiedenis te maken heeft met het verleden en je weet hoe archeologen en historici zich daarmee bezighouden: 1, 3, 7, 10
• Je kunt verschillende soorten bronnen herkennen: 4, 5, 10
• Je kunt de tijd indelen in tijdvakken en rekenen met eeuwen en jaartallen: 6, 8, 11.
• Je kunt een tijdbalk maken en aflezen: 9
1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk?
Wat weet je al?
1 Wat vinden jullie?
Praat met elkaar over de vraag waarom geschiedenis belangrijk is. Bedenk zoveel mogelijk antwoorden. Misschien zijn jullie het niet overal over eens. Dat mag!
Geschiedenis is belangrijk, want …
Basisstof
2 Zand en botten
Lees: Duizend kubieke meter zand. Bekijk: bron 6.
Wat vind je van wat er in bron 6 met de botten gebeurt? Kies steeds het woord dat bij je mening past en leg je keuze uit.
• Respectvol / Respectloos, want
• Noodzakelijk / Overbodig, want
3 Nog meer botten
Bekijk: opdrachtbron 3.
De ‘kamertjes’ die je in opdrachtbron 3 ziet, zijn blootgelegde grafkelders. Zulke graven lieten mensen in de zeventiende en achttiende eeuw maken voor zichzelf en vaak voor hun hele familie.
a Wat vind jij ervan dat mensen zich in de kerk lieten begraven? Ik vind het , want .
Soms moet je ‘een argument geven’. Een argument is een reden waarom je iets vindt. Bij opdracht a staat het argument voor jouw mening achter het woordje ‘want’.
In sommige grafkelders lagen botten van tientallen verschillende mensen. Dat was zo sinds 1902. Toen werd er ook gegraven in de kerk en werklieden legden toen alle botten die ze vonden bij elkaar, in lege grafkelders. Nu zitten de botten in blauwe zakken.
Onderzoekers willen achterhalen welke botten bij elkaar horen.
b Wat vind jij ervan dat de botten in zakken zijn gedaan en welk argument heb je voor die mening? Ik vind het goed / niet goed, want
c Bedenk een argument voor de mening die je bij opdracht b niet hebt gekozen.
d Wat vind jij van wat de werklieden in 1902 deden en welk argument heb je daarvoor? Ik vind het goed / niet goed , want
e Bedenk een argument voor de mening die je bij opdracht d niet hebt gekozen.
4 Erfgoed
Lees: Geschiedenis gaat over nu.
a Wat zijn voorbeelden van erfgoed?
☐ De schedel van Jacob (bron 2).
☐ De reconstructie van Jacobs gezicht (bron 3).
☐ De Sint-Janskerk in Gouda.
☐ Het onderzoek in de Sint-Janskerk (bron 6 en opdrachtbron 3).
b Geef drie voorbeelden van erfgoed in jouw omgeving.
OpDRaCHtbRON 3 Archeologisch onderzoek in de Sint-Janskerk in Gouda. Veel zand is weggegraven. Foto uit 2014.
c Over de vraag hoe je met erfgoed om moet gaan, kun je van mening verschillen. Jacobs schedel wordt tentoongesteld in de kerk. Iedereen kan die schedel zien. Jij ook, in bron 2. Wat vind je daarvan? Ik vind het goed / niet goed, want
5 Arm en rijk
Lees: Geschiedenis gaat over jou. Bekijk: bron 7.
a Kan Jacob het bedelende kind zijn geweest dat je in bron 7 ziet? Geef twee argumenten bij je antwoord.
b In de tekst staat een aantal manieren waarop je kunt reageren op iemand die bedelt. Welk van die manieren gaat de rijke man in bron 7 kiezen, denk je? En welke manier waarschijnlijk niet? Leg je keuzes uit.
6
Arme mensen moeten hard werken
Bekijk: bron 8.
a Toen de bestuurders van Gouda besloten dat er een rasphuis in de stad moest komen, schreven ze op dat dat was om ‘eenige die nyet deugen willen daer voor een tyt vast te setten’. Wat staat hier in modern Nederlands? Probeer de zin hardop uit te spreken, als het niet lukt. Het rasphuis was bedoeld om Bronnen hebben altijd een bijschrift. Dat is de tekst die bij de bron staat – meestal eronder. In het bijschrift staat wie de bron maakte en wanneer, en vaak nog wat extra informatie. Als je een bron bekijkt, lees dan altijd ook het bijschrift. Anders mis je informatie die je wél nodig hebt.
b Bij welke zin uit het bijschrift van bron 8 past jouw antwoord bij opdracht a het best?
c Bedenk hoe mensen in die tijd over bedelarij dachten.
d Bekijk in bron 8 de figuur linksboven. ‘Vastzetten’ was niet de enige reden waarom mannen naar een rasphuis moesten. Maak de zinnen af. Als de laatste zin niet lukt, mag je online naar informatie zoeken.
Het is geen echt , maar een beeld van een vrouw. Ze heeft een
om, een in de rechterhand en een in de linkerhand. Ze staat symbool voor
e De vrouw van opdracht d maakt duidelijk waarom mensen in een rasphuis werden opgesloten. Wat is het idee erachter, denk je?
◯ De vrouw gebruikt haar zwaard om mensen die zich misdragen, een kopje kleiner te maken. Dat is rechtvaardig.
◯ De mensen in het rasphuis hebben zich misdragen, maar dankzij het harde werken leren ze hoe het wél moet. Daar worden zij betere mensen van. Dat is rechtvaardig.
◯ De vrouw is geblinddoekt en daardoor kan ze niet zien hoe de mensen in het rasphuis zich misdragen. Dat is rechtvaardig.
f Welke zin vertelt het best hoe je volgens bron 8 met arme mensen om moet gaan?
◯ Je moet hen als slaaf gebruiken, want dan zijn ze ten minste nuttig.
◯ Je moet hen hard laten werken, want daar worden ze betere mensen van.
◯ Je moet hen voor altijd opsluiten.
7 Allerlei meningen
Lees: bron 9 en 12. Bekijk: bron 10, 11 en 13.
a Moet je volgens de schrijver van bron 9 arme mensen helpen, of juist niet?
Ja / Nee, want
b Hoe moet je volgens de maker van bron 10 omgaan met arme mensen?
c De schilder van bron 11 wilde mensen aan het denken zetten, volgens het bijschrift. Wat moesten mensen bedenken wanneer ze naar dit schilderij keken?
d Zijn de zinnen waar of niet waar?
De makers van bron 10 en 11 zijn het met elkaar eens.
De maker van bron 10 laat zien dat je veel moeite moet doen om arme mensen te helpen, terwijl de maker van bron 11 dat juist niet belangrijk vindt.
De makers van bron 10 en 11 zijn het waarschijnlijk eens met de schrijver van bron 9.
De makers van bron 10 en 11 vinden het rasphuis (bron 8) waarschijnlijk een heel goed idee.
waar niet waar
e Bron 12 is moeilijk te lezen. Spreek de tekst hardop uit. Schrijf op een kladblaadje zoveel mogelijk woorden op die je begrijpt. Zo kom je een heel eind! Stel dat de schrijver van bron 12 bron 9, 10 en 11 zou zien. Hoe zou hij reageren? Maak de zin af.
Jullie willen arme mensen , maar
f Wat zou de maker van bron 13 vinden van het rasphuis (bron 8)?
◯ Een prima idee!
◯ Onmenselijk!
◯ Veel te soft!
Wat vind jij?
Bron 7 tot en met 13 gaan over armoede en wat de samenleving daaraan deed. Welke ideeën en meningen over armoede vind jij daarvan goed? Welke juist niet? Geef argumenten voor je meningen.
Wat weet je nu?
9 Waarom is geschiedenis belangrijk?
a Vier antwoorden op deze vraag staan hieronder. Maak de laatste drie antwoorden af. Lukt het niet? De zinnen staan cursief (schuin gedrukt) in de tekst.
1 Geschiedenis laat jou de wereld waarin je leeft beter begrijpen.
2 Geschiedenis laat jou nadenken over
3 Geschiedenis laat jou nadenken over
4 Geschiedenis laat jou nadenken over .
b Lees opdracht 2, 3 en 4 nog eens door. Bij welke zinnen van opdracht a passen die opdrachten?
☐ zin 1 ☐ zin 2 ☐ zin 3 ☐ zin 4
c Bij welke zinnen van opdracht a passen de opdrachten over armoede? ☐ zin 1 ☐ zin 2 ☐ zin 3 ☐ zin 4
10 Extra opdracht
Je hebt in dit hoofdstuk veel gelezen over Jacob. Aan het begin, bij opdracht 1 van de oriëntatie, schreef je op waarom het verhaal van Jacob mysterieus is. Lees dat antwoord nog eens door.
Kies een of enkele van deze mysterieuze zaken en probeer die te verklaren. Werk op een los blaadje of in een Word-bestand. Gebruik je fantasie, maar maak het niet te gek: zorg dat je verklaring echt gebeurd kán zijn.
LEERDOEL
• Je kunt met voorbeelden uitleggen waarom geschiedenis belangrijk is: 1, 2, 3, 4, 8, 9
Afsluiting
1 Geschiedenis en het verleden
“Er is één verleden, maar er zijn vele geschiedenissen.”
Leg deze uitspraak uit. Laat in je antwoord zien dat je begrijpt wat de begrippen ‘verleden’ en ‘geschiedenis’ betekenen.
2 Archeologen en historici
Bekijk: bron 14, 15 en 16.
In bron 14 onderzoekt een archeoloog | historicus een geschreven | ongeschreven bron.
In bron 15 onderzoekt een archeoloog | historicus een geschreven | ongeschreven bron.
In bron 16 onderzoekt een archeoloog | historicus een geschreven | ongeschreven bron.
3 Boek over Jacob
Bekijk: opdrachtbron 4.
Evert van Ginkel schreef een boek over Jacob voor jongeren en volwassenen. Hij deed in dat boek hetzelfde als wat jij misschien in opdracht 10 van paragraaf 1.2 hebt gedaan: met historische kennis én met fantasie probeert hij te verklaren hoe Jacob onder de kerk terecht is gekomen.
Evert van Ginkel is waarschijnlijk een archeoloog | historicus. Het boek in opdrachtbron 4 is een primaire | secundaire en geschreven | ongeschreven bron over Jacob.
4 Tijdbalk
Bovenaan de volgende pagina staat het begin van een verticale tijdbalk. Maak hem af.
Verwerk in de tijdbalk:
• 2014: Jacob wordt gevonden.
• Rond 1770: Jacob wordt begraven.
• Nu: jij leest over Jacob.
• 1832: voor het laatst wordt er iemand begraven in de Sint-Janskerk in Gouda.
• Rond 1753: Jacob wordt geboren.
• 1902: veel graven in de kerk worden leeggehaald, maar dat van Jacob niet.
OpDRaCHtbRON 4
Tijdvakken
a Zet de tijdvakken in chronologische volgorde.
Tijd van jagers en boeren.
Tijd van ontdekkers en hervormers.
Tijd van monniken en ridders.
Tijd van Grieken en Romeinen.
Tijd van wereldoorlogen.
Tijd van steden en staten.
Tijd van televisie en computer.
Tijd van pruiken en revoluties.
Tijd van regenten en vorsten.
Tijd van burgers en stoommachines.
b In welk tijdvak leefde Jacob?
c In welke eeuw leefde Jacob?
6 Het belang van geschiedenis
In elke paragraaf van de hoofdstukken hierna staat een opdracht die ‘Het belang van geschiedenis’ heet. Zo’n opdracht gaat over de stof waarover je in die paragraaf leest en laat zien waarom die stof belangrijk is voor jou
a Om welke vier redenen is geschiedenis belangrijk? Weet je het niet meer, kijk het dan na in opdracht 9 van paragraaf 1.2.
b Hierna staat van elke zin uit opdracht a een voorbeeld. Welk voorbeeld hoort bij welke zin? Schrijf de nummers van de zinnen van opdracht a voor het juiste voorbeeld.
In Nederland wonen veel mensen waarvan de ouders of grootouders uit Suriname komen. In Frankrijk niet. Hoe komt dat?
In onze samenleving hebben mannen en vrouwen dezelfde rechten en vrijwel iedereen vindt dat goed. Maar eeuwenlang vonden de meeste mensen het juist goed dat mannen en vrouwen niet dezelfde rechten hadden.
Vroeger moesten alle Nederlandse jongens een tijd in militaire dienst. In sommige landen moesten meisjes dat ook. Door deze dienstplicht kwam iedereen aan de beurt om het land te helpen beschermen. Moet de dienstplicht weer worden ingevoerd, zodat jij straks ook in dienst gaat?
Vroeger kregen sommige criminelen de doodstraf. Welke argumenten zijn er vóór en tegen de doodstraf en wat vind jij van de doodstraf?
2 Jagers, boeren en farao’s
Oriëntatie
1 Wah en Meketre
Lees: Wah schrijft voor Meketre. Bekijk: bron 1.
a Bedenk waarom de gebeurtenis in bron 1 voor Meketre belangrijk was Gebruik in je uitleg de woorden landgoed, opbrengsten en rijk.
b Leg uit waarom Meketre mensen als Wah nodig had. Geef in je antwoord een voorbeeld van het werk op het landgoed en de taken die Wah daarbij had.
2 Prehistorie
Lees: In dit hoofdstuk. Bekijk: de tijdbalk in de Afsluiting.
a Schrijf de ontbrekende woorden in de tekst. Gebruik gegevens uit de tijdbalk.
De eerste mensen kwamen aan voedsel door en Rond 11.000 v.Chr. werd de ontdekt en gingen mensen als boer leven.
Deze jagers en boeren gebruikten nog geen . Daarom noemen we deze periode de . ‘Pre’ betekent: . En ‘historie’ is een ander woord voor
b Tarik zegt: ‘Rond 3200 v.Chr. eindigde de prehistorie’. Leg uit waarom hij ongelijk heeft.
c Stel je een gebied in het Midden-Oosten voor. Wat gebeurde daar? Nummer de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
De eerste staten ontstaan: landen met een eigen bestuur.
De landbouw wordt ontdekt.
Jager-verzamelaars trekken rond, op zoek naar voedsel.
De eerste steden ontstaan.
Het schrift wordt uitgevonden.
Informatiemaatschappij
Het belang van geschiedenis: Geschiedenis laat je zien dat mensen altijd hun ideeën en gevoelens wilden delen met anderen. Je leert ook dat de manier waarop ze dat doen, in de loop van de tijd kan veranderen.
Lees: Wah schrijft voor Meketre, en In dit hoofdstuk. Bekijk: bron 2 en 3.
a Rond 3000 v.Chr. werd het in het Midden-Oosten belangrijker om schrift te gebruiken.
Leg dit uit.
b Wat zou er in de tekst op het kleitablet van bron 2 kunnen staan? Bedenk twee dingen. 1 2
c Rond 3000 v.Chr. was het schrift minder belangrijk dan nu. Citeer de zin uit de tekst ‘Wah schrijft voor Meketre’ waarin dit wordt uitgelegd.
d Bedenk waarom veel mensen de uitvinding in bron 3 geen goed idee vinden.
4 Manieren van leven
Lees: Wah schrijft voor Meketre, en In dit hoofdstuk. Bekijk: opdrachtbron 1.
a Bedenk waarom de mensen die leven zoals in opdrachtbron 1 nog geen schrift gebruikten. Noem eerst een kenmerk van hun samenleving en geef daarna de uitleg.
Kenmerk:
Daarbij is geen schrift nodig, omdat:
b Vergelijk de leefwijze van de mensen in opdrachtbron 1 met die van Meketre en Wah. Noem twee verschillen.
Een kamp van jager-verzamelaars zoals dat er rond 5000 v.Chr. uit moet hebben gezien. Er woonden waarschijnlijk niet meer dan twintig mensen. Tekening uit onze tijd.
OpDRaCHtbRON 1
2.1 De eerste mensen jagen en verzamelen
Wat weet je al?
1 Jager-verzamelaars
Bekijk: opdrachtbron 2.
a De mensen in opdrachtbron 2 woonden een tijdje op deze plek. Daarna trokken ze verder. Bedenk twee redenen waarom ze dit kamp weer verlieten.
1
2
b Archeologen vinden weinig sporen van mensen die leefden zoals de mensen in opdrachtbron 2. Kies twee nummers uit de tekening en beschrijf welk spoor archeologen hier eeuwen later van terug kunnen vinden.
1 2
c Om meer over het leven van prehistorische mensen te weten te komen, spelen onderzoekers soms deze manier van leven na. Ze gaan bijvoorbeeld tijdelijk in een kamp leven zoals dat in opdrachtbron 2. Vind je dat een betrouwbare manier van onderzoek doen? Leg je antwoord uit.
Basisstof
2 Speerwerper
Lees: De jager en het hert. Bekijk: bron 4, en opdrachtbron 2.
a Twee uitspraken over de speerwerper.
1 De speerwerper past bij de leefwijze van mensen zoals in opdrachtbron 2.
2 De speerwerper laat zien hoe de taakverdeling tussen mannen en vrouwen was.
Zijn ze juist of onjuist?
◯ Uitspraak 1 en 2 zijn allebei juist.
◯ Uitspraak 1 en 2 zijn allebei onjuist.
◯ Uitspraak 1 is juist en uitspraak 2 is onjuist.
◯ Uitspraak 1 is onjuist en uitspraak 2 is juist.
b Als jij bij opdracht a hebt geantwoord dat een of beide uitspraken onjuist zijn, leg dan uit waarom.
OpDRaCHtbRON 2
Evolutie
Lees: Evolutie, en Samenwerken en leren.
a Schrijf in het schema van de evolutie de namen op de juiste plek. Homo habilis – Homo erectus – neanderthaler – Homo sapiens – Australopithecus
4 miljoen jaar geleden
4 miljoen jaar geleden 3 miljoen jaar geleden
4 miljoen jaar geleden 3 miljoen jaar geleden
4 miljoen jaar geleden
3 miljoen jaar geleden
3 miljoen jaar geleden
4 ‘Deal with it’
2 miljoen jaar geleden
2 miljoen jaar geleden
1 miljoen jaar geleden heden 4 miljoen jaar geleden 3 miljoen jaar geleden
2 miljoen jaar geleden 1 miljoen jaar geleden heden
2 miljoen jaar geleden 1 miljoen jaar geleden heden
2 miljoen jaar geleden 1 miljoen jaar geleden heden
1 miljoen jaar geleden heden
2 miljoen jaar geleden 1 miljoen jaar geleden heden 4 miljoen jaar geleden 3 miljoen jaar geleden
b Marieke zegt: ‘Als tijdens de evolutie een nieuwe menssoort ontstond, verdween altijd de oude menssoort’. Marieke heeft ongelijk. Leg dat uit met een voorbeeld uit het schema van opdracht a.
Het belang van geschiedenis: Bij geschiedenis leer je dat mensen bepaalde ideeën over het verleden hebben. Als door nieuw onderzoek blijkt dat iets anders is gegaan dan ze altijd hadden gedacht, moeten ze die ideeën aanpassen. Soms is dat lastig.
Lees: Zwervend bestaan, en opdrachtbron 3 en 4 op de volgende pagina. Bekijk: bron 5.
a In opdrachtbron 3 zegt een archeoloog: ‘Deal with it’. Dat kun je vertalen als ‘Accepteer het maar gewoon’. Wat moeten mensen volgens de archeoloog accepteren?
b Moest jij je idee over de eerste mensen bijstellen? Leg je antwoord uit.
c Past de reconstructie van de Homo sapiens in bron 5 bij opdrachtbron 3?
d Citeer de zin uit de tekst ‘Zwervend bestaan’ die het best past bij opdrachtbron 4.
5 Oorzaak en gevolg
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Oorzaak en gevolg.
Twee gebeurtenissen.
a Johan mag drie dagen niet gamen van zijn ouders.
b De leraar schiet tijdens de les in de lach en blijft drie minuten keihard lachen.
Bedenk samen zoveel mogelijk oorzaken en gevolgen van elke gebeurtenis. Je hoeft ze niet op te schrijven.
Uit een nieuwsbericht over de eerste mensen in Nederland:
“ De oer-Hollander was niet wit en blond, maar zwart. Dat blijkt uit onderzoek van acht stukjes menselijk bot, opgeraapt aan de Nederlandse kust en gevonden in visnetten. “Onze voorouders werden altijd neergezet als witte mensen. Maar ze zagen er toch wat anders uit”, zegt archeoloog Eveline Altena, die het onderzoek uitvoerde. “De oudste moderne inwoners van ons land hadden een donkere huid en blauwe ogen.” “Deal with it”, grapt een andere archeoloog.”
Naar: De Volkskrant (2 maart 2023).
OpDRaCHtbRON 3
6 Leefwijze van jager-verzamelaars
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Zwervend bestaan.
Uit een nieuwsbericht over jagers in de prehistorie:
“ De vondst van een graf in het zuiden van Peru heeft aangetoond dat er geen vaste arbeidsverdeling tussen mannen en vrouwen bestond. Want in dat bijna 9000 jaar oude graf zijn de resten van een vrouwenskelet gevonden met een complete jachtuitrusting. Hoe uniek is deze vondst? Vrij normaal eigenlijk. Van de 27 gevonden personen die zijn begraven met middelen voor de jacht waren er elf vrouw en zestien man.”
Naar: NRC (4 november 2020).
OpDRaCHtbRON 4
a Jager-verzamelaars hadden een zwervend bestaan. Welk begrip past bij ‘een zwervend bestaan’?
b Noem twee oorzaken voor dit zwervend bestaan in de prehistorie.
c Noem twee gevolgen van dit zwervend bestaan voor het leven van jager-verzamelaars.
7 Kunst
Lees: Werktuigen. Bekijk: bron 4 tot en met 8.
a Welke veranderingen in de voorwerpen die jager-verzamelaars maakten lees je in de tekst?
En wanneer vond die verandering plaats?
b Bedenk een verklaring voor deze verandering.
c Welke twee bronnen passen bij deze verandering? Bron en bron
d De voorwerpen die jager-verzamelaars maakten, hadden voor hen een betekenis. Kies een van de bronnen die je bij opdracht c koos en leg uit wat deze bron waarschijnlijk voor de maker betekende.
Na de ijstijd
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Na de ijstijd.
Het verdwijnen van het ijs had gevolgen voor het leven van jager-verzamelaars.
Bedenk en schrijf deze gevolgen en een oorzaak in het schema.
Oorzaak Gevolg
Ruim 11.000 jaar geleden eindigt de laatste ijstijd.
Door het smelten van de ijskap van de Noordpool, stijgt de zeespiegel.
Jager-verzamelaars hoeven minder vaak hun kamp te verplaatsen.
Groepen jager-verzamelaars hebben onderling contact.
9 Klimaatverandering
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Bekijk: bron 7 en 8.
a Maak de zin af. In bron 7 zie je dat
b Vier gebeurtenissen:
1 Ongeveer 115.000 jaar geleden veranderde Noord-Europa in een poolwoestijn.
2 14.000 jaar geleden trokken jagers in Nederland achter rendieren aan. Deze dieren leven van gras en kunnen tegen kou.
3 Ongeveer 13.000 jaar geleden stierven de wolharige neushoorn en de mammoet in Europa uit.
4 Om aan voldoende voedsel te kunnen komen werd de kano in bron 8 gemaakt.
Geef bij elke gebeurtenis een oorzaak uit bron 7. Eén antwoord is al gegeven.
Gebeurtenis 1:
Gebeurtenis 2: Door het stijgen van de temperatuur konden er rendieren leven.
Gebeurtenis 3:
Gebeurtenis 4: .
10 Bronnen over jager-verzamelaars
Je oefent: Soorten bronnen.
Bekijk: bron 5, 7 en 8, en opdrachtbron 5 (op de volgende pagina).
Jasmijn doet twee uitspraken, zijn ze juist of onjuist?
I ‘Bron 5, 7 en 8 zijn primaire bronnen over prehistorische jager-verzamelaars.’
II ‘Bron 7 en opdrachtbron 5 zijn ongeschreven bronnen over prehistorische jager-verzamelaars.’
◯ Uitspraak I en II zijn juist. ◯ Uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist.
◯ Uitspraak I en II zijn onjuist. ◯ Uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist.
OpDRaCHtbRON 5
Op deze steen staat de oudste tekening die in Nederland is teruggevonden, gemaakt rond 11.000 v.Chr.
Wat weet je nu?
11 Evolutie
a Schrijf in het schema de namen van drie menssoorten die vóór de Homo sapiens ontstonden. Schrijf achter elke naam een kenmerk van deze menssoort.
Naam menssoort Kenmerk
b Waarom wordt de Australopithecus niet gezien als mens, maar wel als een voorouder van de mens?
Niet als mens, want
Wel als voorouder van de mens, want
12 Het leven van een jager-verzamelaar
a Noem twee kenmerken van de manier van leven van prehistorische jager-verzamelaars. Schrijf het nummer op van een bron die bij dit kenmerk past.
Kenmerk: . Bron:
Kenmerk: . Bron:
b Noem twee andere kenmerken van het leven van prehistorische jager-verzamelaars en bedenk zelf een archeologische vondst die bij dit kenmerk past.
Kenmerk: . Bron:
Kenmerk: . Bron:
c De tijd waarin de jager -verzamelaars in Europe leefden, kunnen we opdelen in de oude steentijd en de middensteentijd. Beschrijf een verschil tussen deze twee perioden dat te maken heeft met de leefwijze van jager-verzamelaars.
In de oude steentijd:
In de middensteentijd:
LEERDOELEN
• Je kunt beschrijven hoe de evolutie van de mens verliep: 3, 4, 11.
• Je kunt kenmerken van de manier van leven van jager-verzamelaars beschrijven: 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12
2.2 De landbouwrevolutie
Wat weet je al?
1 Boer worden?
Jager-verzamelaars vonden de landbouw uit en gingen leven als boer. De manier van leven veranderde daardoor sterk.
a Stel, je bent een jager-verzamelaar en je komt in een gebied waar boeren leven. Word jij ook boer? Of blijf je liever jager-verzamelaar? Geef minstens twee argumenten voor je keuze.
Basisstof
Praat met een klasgenoot over jullie antwoorden bij opdracht a. Kunnen jullie nog meer argumenten bedenken? Of juist argumenten tégen jullie mening?
2 Zonnekalender
Lees: De lente komt! Bekijk: bron 9.
a Dankzij de vondsten die ze bij de zonnekalender deden, weten archeologen dat er handel over lange afstand was en dat er verschil was tussen rijk en arm. Leg beide conclusies uit.
b Teken op een los blad hoe het heiligdom in bron 9 er tijdens de ceremonie op de kortste dag uitzag. Zorg dat je tekening klopt met de informatie in de tekst.
c Ook in Engeland is prehistorisch erfgoed gevonden dat waarschijnlijk een prehistorische zonnekalender was: Stonehenge. Lees erover op internet en noem een verschil met de zonnekalender in bron 9.
d Bedenk waarom een zonnekalender belangrijk was voor prehistorische boeren.
www.thiememeulenhoff.nl/feniks
Geschiedenis voor VWO
Beeld op het omslag
In de Middeleeuwen droeg een ridder een harnas tijdens een gevecht, net als zijn paard! Het hoofdstuk van zo’n paardenharnas zie je op de voorkant van dit boek. Hiermee was het paard beschermd en door het uitsteeksel een extra wapen.
Vechten te paard is moeilijk. Een ridder moest daar lang voor oefenen, samen met zijn paard. Op een riddertoernooi werd geoefend voor een echte oorlog.
Aan het einde van de Middeleeuwen kwamen er andere wapens. Het buskruit werd uitgevonden, de kruisboog en de long bow, de grote pijl-enboog. Deze wapens gaan door een harnas heen en zijn van grote afstand te gebruiken.
Een man-tegen-mangevecht is dan niet nodig. Vooral niet als je de ridders eerst met hun gepantserde paarden in een drassig gebied lokt. Dat gebeurde bij de Slag bij Agincourt (1415). De ridders waren te zwaar en te log om nog vooruit te komen … Dat was het einde van de riddertijd. Daarna waren er nog steeds riddertoernooien, maar dan als een vechtsport met publiek.
Scan de QR-code voor meer informatie over het paard in de geschiedenis.