ThiemeMeulenhoff is een educatieve uitgeverij die zich inzet voor het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. De mensen van ThiemeMeulenhoff zijn er voor onderwijsprofessionals – met ervaring, expertise en doeltreffende leermiddelen. Ontwikkeld in doorlopende samenwerking met de mensen in het onderwijs om samen het onderwijs nog beter te maken. We ontwikkelen lesmethodes die goed te combineren zijn met andere leermiddelen, naar eigen inzicht aan te passen en bewezen effectief zijn. En natuurlijk worden al onze lesmethodes zo duurzaam mogelijk geproduceerd.
Zo bouwen we samen met de mensen in het onderwijs aan een mooie toekomst voor de volgende generatie.
Samen leren vernieuwen.
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 978 90 06 91195 4
Editie 3, druk 2, oplage 9, 2025
� ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2024
Alle rechten voorbehouden. Tekst- en datamining, AI-training en vergelijkbare technologieën niet toegestaan. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
INHOUD
Zo werk je met Feniks 4
1 Op zoek naar het verleden 6
Oriëntatie 6
1.1 Wat is geschiedenis? 8
1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk? 12
Afsluiting 16
TIJD VAN JAGERS EN BOEREN
2 Jagers, boeren en farao’s 18
Oriëntatie 18
2.1 De eerste mensen jagen en verzamelen 20
2.2 De landbouwrevolutie 24
2.3 Een machtige staat 28
2.4 Leven voor én na de dood 32
2.5 Uruk en Mohenjodaro Wereldgeschiedenis 36
Op onderzoek in het oude Egypte Verdieping 38
Afsluiting 40
TIJD VAN GRIEKEN EN ROMEINEN
3 De Grieken 42
Oriëntatie 42
3.1 De wereld van de Grieken 44
3.2 Athene en Sparta 48
3.3 De Griekse cultuur 52
3.4 Grieken in Egypte en Azië 56
3.5 China onder de Eerste Keizer Wereldgeschiedenis 60
Op onderzoek bij de Grieken Verdieping 62
Afsluiting 64
TIJD VAN GRIEKEN EN ROMEINEN
4 Het Romeinse Rijk 66
Oriëntatie 66
4.1 Van stadstaat tot wereldrijk 68
4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd 72
4.3 Leven in het Romeinse Rijk 76
4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk 80
4.5 De Feniciërs Wereldgeschiedenis 84
Op onderzoek bij de Romeinen Verdieping 86
Afsluiting 88
TIJD VAN MONNIKEN EN RIDDERS
5 Ridders, horigen en monniken 90
Oriëntatie 90
5.1 Het rijk van Karel de Grote 92
5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving 96
5.3 De verspreiding van het christendom 100
5.4 Een nieuw geloof: de islam 104
5.5 Het Rijk van Kiev Wereldgeschiedenis 108
Op onderzoek in de vroege Middeleeuwen
Verdieping 110
Afsluiting 112
TIJD VAN STEDEN EN STATEN
6 Koningen, burgers en kruisvaarders 114 Oriëntatie 114
6.1 De middeleeuwse stad 116
6.2 Het koninkrijk Engeland 120
6.3 Centralisatie in Frankrijk 124
6.4 De kruistochten 128
6.5 Het Mongoolse Rijk Wereldgeschiedenis 132
Op onderzoek in de late Middeleeuwen
Verdieping 134
Afsluiting 136
Overzicht van vaardigheden 138 Begrippen 140
Illustratieverantwoording 142
Zo werk je met Feniks
Je gaat werken met de geschiedenismethode Feniks. De methode bestaat uit een leerboek en een werkboek. In Feniks werk je vanuit de opdrachten. Zo ben je actief met de stof bezig en word je geholpen de hoofdzaken uit de tekst te halen. De methode is een LRN-line methode. Dat
Leerboek
Elk hoofdstuk begint met een Oriëntatie. Je maakt hierin kennis met het tijdvak.
De Oriëntatie start met een grote afbeelding die iets zegt over het onderwerp van het hoofdstuk. De tekst in het gekleurde kader vertelt meer over wat je ziet op de afbeelding.
In het onderdeel ‘In dit hoofdstuk’ lees je waarover het hoofdstuk gaat.
Daarna zie je twee afbeeldingen die het verleden vergelijken met het heden
Onder in de Oriëntatie vind je een tijdbalk waarin is aangegeven over welk tijdvak het hoofdstuk gaat.
Elke paragraaf start ook weer met een grote afbeelding
Daarna volgt een tekst in een gekleurd kader. Deze tekst legt uit wat je op deze afbeelding ziet.
Hierna zie je de leerdoelen waarmee je aan de slag gaat.
Na de leerdoelen begint de ‘gewone tekst’ van de paragraaf.
Dit is de tekst die je moet leren. In elke paragraaf staan ook tekstbronnen en beeldbronnen. Deze bronnen hebben allemaal een nummer. Dit zijn geen leerteksten. In het werkboek vind je opdrachten over deze bronnen.
Sommige paragrafen hebben een tekst in een kader over een historische vaardigheid of over ons bestuur. Deze tekst moet je ook leren.
De paragraaf Wereldgeschiedenis gaat over een ander deel van wereld. De paragraaf speelt zich wel af in de tijd waarover het hoofdstuk gaat. In deze paragraaf leer je nieuwe stof, maar worden ook vergelijkingen gemaakt met de stof uit de eerdere paragrafen.
betekent dat de methode ook een digitaal deel heeft. In de digitale versie kun je in een opdracht doorklikken naar een filmpje of geluidsfragment, of iets anders wat je nodig hebt bij de opdracht.
De paragraaf ‘Op onderzoek in de tijd van…’ is een verdiepingsopdracht. Met deze opdracht verdiep je je in een bepaald onderwerp uit de periode waarover het hoofdstuk gaat. De paragraaf begin met een stelling. Via bronnen onderzoek je of deze stelling klopt, of dat je een andere mening hebt.
Werkboek
In het werkboek begint een paragraaf met de opdracht ‘Dit weet je al’. Met deze opdracht kun je zien wat je al weet over het onderwerp van de paragraaf.
Onder het kopje ‘Basisstof’ volgen daarna de ‘gewone’ opdrachten van een paragraaf. Aan het begin van een opdracht staat welke tekst of welke bronnen je moet gebruiken om de opdracht te kunnen maken. In een opdracht staan soms ook tekstbronnen en beeldbronnen. Ook deze bronnen hebben allemaal een nummer. Voor dit nummer staat ‘opdrachtbron’.
In elke paragraaf is er een opdracht die extra aandacht besteedt aan waarom het onderwerp belangrijk is. Boven deze opdrachten staat een gekleurd kader met daarin de tekst ‘het belang van geschiedenis’ en een korte uitleg. In deze opdracht ga je zelf ontdekken waarom het onderwerp belangrijk is.
Er zijn opdrachten waarmee je extra oefent met historische vaardigheden. Boven de opdrachten staat dan ‘Je oefent …’ en dan volgt de historische vaardigheid waarmee je oefent.
In de Afsluiting staan alle belangrijke gebeurtenissen, leerdoelen, vaardigheden en begrippen van het hoofdstuk bij elkaar.
Soms heb je voor een opdracht een computer of een tablet nodig, bijvoorbeeld om iets op te zoeken. Dat zie je aan het tablet-icoontje.
Sommige opdrachten doe je met z’n tweeën of in een groepje
Bij deze opdrachten staat een icoontje met twee hoofdjes (tweetal) of een icoontje met drie hoofdjes (groepje) .
Aan het einde van de paragraaf test je of je de leerdoelen van de paragraaf beheerst. Boven deze opdrachten staat
‘Wat weet je nu?’.
Tot slot vind je aan het einde van een paragraaf de leerdoelen waarmee je in deze paragraaf aan de slag bent gegaan. Achter deze leerdoelen staat welke opdrachten bij welk leerdoel horen.
1 Op zoek naar het verleden
Oriëntatie
BRON 1 De Sint-Janskerk in Gouda. Foto uit 2014.
Een mysterie in de oude kerk
Jacob Polijn en Philip Polijn, deze twee namen staan op de grote vloersteen. Ook op sommige andere stenen staan namen. Namen op de vloer zie je veel in grote, oude kerken. Maar waarom staan die daar? Mensen uit rijke families konden vroeger een plekje onder de kerkvloer kopen. Na hun dood werden ze daar begraven. Arme mensen kregen een graf buiten de kerk. De meeste graven in kerkgebouwen zijn nu leeg. De resten van de mensen die er lagen, zijn ergens anders begraven, of vernietigd. Van sommige andere graven is bekend dat de botten er nog in liggen. Maar in eeuwenoude gebouwen kun je soms mysterieuze vondsten doen… Dat gebeurde in 2014 in een grote kerk in Gouda. Onderzoekers haalden een deel van de vloer weg, omdat de fundering daaronder moest worden gerepareerd. Onder de vloer vonden ze tientallen graven, waarvan niet bekend was dat ze daar waren. Ook een graf dat wél bekend was, bevatte een verrassing. Volgens oude boeken van de kerk lag er één persoon in dit graf: een oude vrouw die Sarah heette. Maar een halve meter dieper vonden de onderzoekers een tweede skelet, van een jonge man! Ze noemden hem Jacob.
In dit hoofdstuk
Jacob leefde in de achttiende eeuw. Die tijd ligt achter ons. Allerlei sporen uit die tijd zijn er nog wél. Jacob zelf en de kerk waarin hij gevonden is, zijn zulke sporen, net als boeken, schilderijen en gebruiksvoorwerpen uit de achttiende eeuw. We weten niet welk werk Jacob deed toen hij nog leefde. Wél weten we, dankzij zulke sporen, wat voor werk de meeste mensen in zijn tijd deden, wat ze aten en hoe ze woonden. Van sommige van Jacobs tijdgenoten weten we zelfs wat ze dachten en voelden. Dat komt doordat ze dat hebben opgeschreven, bijvoorbeeld in brieven en dagboeken. Bij geschiedenis leer je hoe het leven was in de tijd die achter ons ligt. In dit hoofdstuk leer je hoe je die tijd kunt ordenen, zodat ‘de tijd die achter ons ligt’ overzichtelijker wordt. Je leert welke soorten sporen er zijn van vroeger en hoe mensen die gebruiken om de geschiedenis te onderzoeken. Je denkt na over de vraag waarom het belangrijk is om te lezen en te leren over vroeger. En terwijl je al deze dingen doet, leer je ook Jacob een beetje beter kennen.
Jacobs gezicht na. Zo kan hij eruit hebben gezien. Dit heet een reconstructie. Omdat Jacob veel rookte, heeft hij een pijp in zijn mond. Ook dát hoorde immers bij hoe hij eruitzag. Foto uit 2014.
BRON 2 De schedel van Jacob. Foto uit 2014. BRON 3 Met moderne technieken maakten onderzoekers
1.1 Wat is geschiedenis?
Onderzoekers aan het werk
Het skelet van Jacob is al bijna helemaal te zien. ‘Blootgelegd’ heet dat. Met fijne kwastjes hebben de twee onderzoekers zoveel mogelijk zand van het skelet weggeveegd. Nu concentreren ze zich op het zand naast het graf. Ze vinden er van alles. Een klein stukje gebakken klei: aardewerk. Enkele heel kleine botjes, misschien van een muisje? De onderzoekers leggen alles wat ze vinden zorgvuldig opzij. Ze gaan er heel goed naar kijken, in een laboratorium. Later is ook Jacob daarheen gebracht. Zijn skelet is er uitvoerig bestudeerd. Daarvoor gebruiken onderzoekers dezelfde apparatuur als dokters in een ziekenhuis. Zo kwamen de onderzoekers erachter dat Jacob in de achttiende eeuw leefde en dat hij ongeveer zeventien jaar was toen hij stierf. Ook zagen ze dat Jacob vaak honger had geleden. Dat bleek uit bepaalde beschadigingen aan zijn botten. De lengte van Jacobs lichaam was normaal voor die tijd: hij was 1,69 meter lang. De onderzoekers waren maanden bezig met het bestuderen van deze sporen uit het verleden. Maar wat is dat precies, ‘het verleden’? Is dat hetzelfde als ‘geschiedenis’? En hoeveel ‘verleden’ is er eigenlijk? Hoe kun je dat verleden onderzoeken? Daarover lees je in deze paragraaf.
LEERDOELEN
• Je begrijpt wat geschiedenis te maken heeft met het verleden en je weet hoe archeologen en historici dat onderzoeken.
• Je kunt verschillende soorten bronnen herkennen.
• Je kunt de tijd indelen in tijdvakken en rekenen met eeuwen en jaartallen.
• Je kunt een tijdbalk maken en aflezen
BRON 4 Twee onderzoekers maken voorzichtig de grond naast het skelet van Jacob schoon. Foto uit 2014.
Werken met het verleden
Het verleden is alle tijd die vóór het heden ligt. Er is dus steeds méér verleden: de tijd waarin jij de vorige zin las, is nu al verleden geworden. Iemand die het verleden bestudeert, is een historicus. Historici hebben een probleem: er is zóveel verleden, dat ze onmogelijk alles kunnen beschrijven wat er is gebeurd. Dat past niet in een boek, en ook niet in een miljoen boeken. Daarom moet een historicus altijd beslissen wat hij of zij belangrijk vindt om te vertellen, en wat niet. Ook de historici die Feniks maken, hebben dat gedaan. In dit hoofdstuk lees je van alles over Jacob, maar je leest ook heel veel niet Soms is dat omdat historici het niet weten, en soms omdat het niet belangrijk genoeg is. Door te onderzoeken én door te kiezen maakt een historicus een verhaal over het verleden. Zo’n verhaal heet een geschiedenis. Historici zijn niet de enige mensen die zich bezighouden met het verleden. De mensen op de foto in bron 4 zijn geen historici, maar archeologen. Een archeoloog zoekt in de grond naar sporen uit het verleden en bestudeert die.
BRON 5 Deel van een grafsteen uit 1624. Deze steen is op ongeveer een halve meter onder de kerkvloer gevonden. Foto uit 2014.
VAARDIGHEID SOORTEN BRONNEN
Een historicus stelt een vraag over het verleden. Bijvoorbeeld: ‘Hoe was het leven in Gouda in de tijd waarin Jacob leefde?’ Lastig is dat de historicus iets onderzoekt wat niet meer bestaat. Het verleden is immers weg! Gelukkig zijn er sporen van het verleden die hem helpen bij het vinden van een antwoord. De historicus zoekt naar zulke bronnen en probeert daaruit informatie te halen over het verleden. Sommige bronnen zijn gemaakt in de periode die de historicus onderzoekt, dus in het tijdvak waarin Jacob leefde. Dat zijn primaire bronnen. Andere bronnen zijn later gemaakt, door mensen die de periode waarin Jacob leefde niet zelf meemaakten. Dat zijn secundaire bronnen. Sommige bronnen bestaan uit tekst: geschreven bronnen. Andere bronnen bestaan niet uit tekst: ongeschreven bronnen
De
tijd indelen
De tijd die achter ons ligt, het verleden, is enorm lang. Als je ergens veel van hebt, moet je het ordenen. Anders kun je het niet overzien. Een manier om de tijd te ordenen, is door het verleden in te delen in tien tijdvakken. De namen daarvan beginnen altijd met ‘Tijd van …’, dus de ‘Tijd van jagers en boeren’, of de ‘Tijd van de wereldoorlogen’. Soms gebruiken we ook andere namen. De Tijd van Grieken en Romeinen heet ook ‘de Oudheid’. En ‘de Middeleeuwen’ is een andere naam voor twee tijdvakken samen: de Tijd van monniken en ridders en de Tijd van steden en staten. We zeggen ook wel ‘vroege Middeleeuwen’ (Tijd van monniken en ridders) en ‘late Middeleeuwen’ (Tijd van steden en staten).
De periode waarin mensen niet konden schrijven, noemen we de prehistorie. Er is niet één moment waarop alle volken op aarde tegelijk een schrift gingen gebruiken.
Daarom heeft de prehistorie geen vast eindpunt. In ons land eindigde de prehistorie ruim tweeduizend jaar geleden. Maar in Egypte gebruikte men toen al eeuwenlang een schrift. Daar eindigde de prehistorie dus eerder. In sommige gebieden is de prehistorie nog bezig: enkele volken in het Amazonegebied gebruiken ook in onze tijd geen schrift.
Tijdvakken
tot 3000 v. Chr
Tijd van jagers en boeren
3000 v. Chr. tot 500
Tijd van Grieken en Romeinen
500 - 1000
Tijd van monniken en ridders
1000 - 1500
Tijd van steden en staten
1500 - 1600
Tijd van ontdekkers en her vormers
1600 - 1700
Tijd van regenten en vorsten
1700 - 1800
Tijd van pruiken en revoluties
1800 - 1900
Tijd van burgers en stoommachines
1900 - 1950
Tijd van wereldoorlogen
1950 - heden
Tijd van televisie en computer
Periodes
prehistorie
Oudheid Middeleeuwen
Vroegmoderne Tijd
Moderne Tijd
Eén verleden, vele geschiedenissen
Hoe weet een historicus wat belangrijk is en wat niet? Het antwoord op deze vraag is misschien een beetje flauw: dat bepaalt hij of zij zelf! Wie een geschiedenis schrijft, kiest zelf het onderwerp en kiest ook wat hij of zij daarvan belangrijk vindt om te vertellen. Iemand die schrijft over het klimaat in de Middeleeuwen zal andere dingen belangrijk vinden dan iemand die schrijft over oorlogen in de Middeleeuwen. Toch zijn in de meeste geschiedenisboeken vier soorten onderwerpen te herkennen:
• Politiek: hoe de macht is verdeeld en hoe gebieden worden bestuurd.
• Economisch: hoe mensen aan hun middelen van bestaan komen. Handel en landbouw vallen hier ook onder.
• Sociaal: hoe mensen en groepen mensen met elkaar omgaan.
• Cultureel: de gebruiken, ideeën, kunst en tradities van mensen.
De ene historicus legt nadruk op culturele geschiedenis. Wie de macht had, maakt hem minder uit. De andere historicus doet het net andersom. Zo kunnen er over één verleden vele geschiedenissen worden verteld.
De tijd tellen
Door de tijd in kleine stukjes te verdelen, kun je nauwkeuriger vertellen wanneer iets gebeurde. Een jaar is al een kleiner stukje tijd dan een tijdvak. Om de jaren te ordenen, gebruiken we een jaartelling. Niet alle mensen op de wereld gebruiken dezelfde jaartelling. Er zijn onder meer een joodse, een christelijke, een islamitische en een Chinese jaartelling. Bijna overal gebruiken mensen de christelijke jaartelling, soms naast hun eigen jaartelling. De christelijke jaartelling begint met het jaar waarin Jezus geboren zou zijn. Dat moment is het jaar 1. Gebeurtenissen die hierna plaatsvonden, waren in bijvoorbeeld 124 na Christus (Jezus werd ook Christus genoemd), of 322 na Christus. Was een gebeurtenis voor het begin van de jaartelling, dan spreken we van 322 voor Christus, of 1000 voor Christus. De toevoeging ‘na Christus’ laten we meestal weg. ‘Voor Christus’ moet er wél bij. Vaak korten we dat af tot ‘v.Chr.’.
De volgorde waarin dingen gebeurden, heet de chronologie. Als je jaartallen ordent van vroeger naar later, dan staan ze in chronologische volgorde.
Tijdbalken
Als je gebeurtenissen wilt ordenen, kun je een tijdbalk gebruiken. Daarin kun je zien wanneer gebeurtenissen waren, wat de chronologie is en hoeveel tijd er tussen gebeurtenissen zit. Als je een tijdbalk maakt, moet je vijf regels toepassen:
1 Elk vakje van de tijdbalk stelt evenveel tijd voor. Hoeveel tijd dat is, bepaal je zelf. Een maand, een eeuw – net wat handig is voor je doel.
2 Geef de tijdbalk een logische begintijd en eindtijd. Maak je bijvoorbeeld een tijdbalk van jouw leven, dan is het niet logisch om die te laten beginnen in het jaar 1500.
3 Schrijf de gebeurtenissen die je wilt ordenen een klein stukje boven, onder of naast de tijdbalk. Verbind ze met een lijntje met de juiste plek op de tijdbalk.
4 Zorg dat de tijdbalk netjes is. Een slordig gemaakte tijdbalk kun je niet goed overzien.
Dan heb je er niets aan.
5 Geef als dat kan je tijdbalk een titel. Bijvoorbeeld ‘Tijdbalk van mijn leven’, of ‘De twintigste eeuw’.
Waarom is geschiedenis belangrijk?
BRON 6 Het deel van de kerk in Gouda waaruit onderzoekers de vloer hebben weggehaald. Foto uit 2014.
Onder de vloer
Bouwlampen schijnen hun felle licht op de werkzaamheden. Eén man is aan het werk, je ziet hem links op de foto. Hij bekijkt enkele plastic zakken. Zulke zakken staan er overal in de open gegraven ruimtes. Onder aan de foto kun je zien wat er in de zakken zit: botten. De kamertjes die je ziet, zijn grafkelders. De meeste ervan waren leeg. Maar in sommige grafkelders lagen juist heel veel botten. Geen hele skeletten, zoals dat van Jacob, maar losse botten en allemaal door elkaar. Ze moeten van tientallen verschillende mensen zijn, of zelfs honderden. Hoe komen die daar? Dat gebeurde in 1902, de vorige keer dat de fundering van de kerk werd verstevigd. Werklieden hebben toen alle botten die ze vonden bij elkaar gelegd, in lege grafkelders. Nu zitten de botten in zakken. Onderzoekers gaan ze bestuderen om te kijken welke botten bij elkaar horen. Deze paragraaf gaat over de vraag waarom geschiedenis belangrijk is. Waarom leer je over het verleden? Wat heeft het voor nut te weten wat mensen die al lang niet meer leven, meemaakten in een tijd die al lang voorbij is? Over die vragen ga je nadenken. Wat deze foto hiermee te maken heeft, ga je daardoor begrijpen.
LEERDOEL
• Je kunt met voorbeelden uitleggen waarom geschiedenis belangrijk is.
Geschiedenis gaat over nu
Uit Jacobs verhaal kun je veel leren over het Gouda van Jacobs tijd, maar ook over Gouda in onze tijd. Hoe lang staat de grote kerk er al? In elk geval sinds de tijd waarin Jacob leefde. Waarom staat de kerk in het centrum, waar ruimte schaars is? Omdat het geloof vroeger ontzettend belangrijk was voor mensen.
De kans is groot dat jij niet in Gouda woont. Toch leer je door Jacobs verhaal ook over jouw omgeving. Dat mensen vroeger het geloof erg belangrijk vonden, zie je in jouw omgeving ook terug. In vrijwel alle dorpen is een kerk het hoogste oude gebouw en meestal staat hij op een centrale plek. Ook in steden waren kerken eeuwenlang de hoogste en grootste gebouwen van de stad. Overblijfselen uit het verleden, zoals de oude kerken, zijn erfgoed. Hoe wordt hiermee omgegaan?
Je weet nu dat er heel veel komt kijken bij het onderhouden van een oude kerk. Dat zal in jouw omgeving ook zo zijn. Op plaatsen waar al heel lang mensen wonen, zijn altijd veel sporen uit het verleden. Wat doe je daarmee? Over Jacob is een kleine tentoonstelling gemaakt. Zo is zijn geschiedenis zichtbaar, in onze tijd, voor mensen die nu leven.
Geschiedenis gaat over jou
Jacob was arm. Armoede komt in alle tijden voor. Hoe moet jij omgaan met armoede?
Hoe deden mensen dat vroeger?
Stel, je ziet een arme man bedelen. Moet je hem geld geven? Of eten? Moet je de politie bellen? Moet je hem wegjagen? Bij jou thuis uitnodigen? Voor elk van deze mogelijkheden vind je in de geschiedenis argumenten. Jij kunt die argumenten gebruiken om te bepalen wat je zélf vindt. Lange tijd vonden mensen het goed om bedelaars weg te sturen uit de stad. Wat vind jij? Waarom vind je dat? Zo laat geschiedenis jou nadenken over wat jij goed vindt en wat juist niet.
En hoe moet een samenleving, dus alle mensen bij elkaar, omgaan met armoede?
Moet de overheid zorgen dat arme mensen genoeg geld krijgen? Moeten rijke mensen daarvoor zorgen? Of is het de verantwoordelijkheid van arme mensen zélf? In de geschiedenis vind je argumenten vóór en tegen elk van deze drie ideeën. Zo helpt geschiedenis jou nadenken over jouw rol in de samenleving. Vind jij het jouw taak om arme mensen te helpen? Of vind je dat het jou niet aangaat?
Nadenken over ‘arm en rijk’ laat zien dat geschiedenis niet alleen over vroeger, maar ook over jou gaat.
BRON 7 Bij de deur van een groot gebouw staan bedelaars. Dit schilderij is in de zeventiende eeuw gemaakt, waarschijnlijk door de schilder Abraham Willemsens.
Een gedicht van een anonieme dichter uit Gouda:
“ Wee hem die goud in de kisten laat verroesten. Met oorlog en zware tijden wordt hij aangetast.
Ziekten en kwade hoesten
zullen hem overvallen, dat hij maar oppast! Bliksem zal neerdalen op zo’n gast die geen medelijden heeft met des armens last.”
Naar: anoniem gedicht (1606).
BRON 8
BRON 9 In de zeventiende en achttiende eeuw waren in verschillende steden ‘rasphuizen’. Daar zaten mannen opgesloten die iets fout hadden gedaan. Ze moesten er hard werken. Als iemand bedelde, was dat ook een reden om hem naar een rasphuis te sturen. Ook Gouda had een rasphuis. Deze tekening uit de zeventiende eeuw laat het Amsterdamse rasphuis zien.
1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk?
BRON 10 Arme mensen krijgen soep. Bedeling (zeg: bedéling) bestaat al heel lang. Soms betaalden rijke mensen de soep, soms deed de kerk dat, soms de overheid. Dit schilderij is gemaakt in de negentiende eeuw, door de Duitse schilder Albert Anker.
BRON 11 Een rijke heer snijdt zijn mantel in twee stukken. De helft houdt hij zelf, de andere helft geeft hij aan een bedelaar die het koud heeft. Dit schilderij uit de zeventiende eeuw van Antoon van Dyck moest mensen aan het denken zetten.
Afsluiting
Tijd van jagers en boeren
3000 v. Chr.
Tijd van Grieken en Romeinen
Tijd van monniken en ridders
Tijd van steden en staten
Tijd van ontdekkers en her vormers
Tijd van regenten en vorsten
Tijd van pruiken en revoluties
Tijd van burgers en stoommachines
Tijd van wereldoorlogen
Tijd van televisie en computer
LEERDOELEN
• Je begrijpt wat geschiedenis te maken heeft met het verleden en je weet hoe archeologen en historici dat onderzoeken.
• Je kunt de tijd indelen in tijdvakken en rekenen met eeuwen en jaartallen.
• Je kunt een tijdbalk maken en aflezen.
• Je kunt verschillende soorten bronnen herkennen.
• Je kunt met voorbeelden uitleggen waarom geschiedenis belangrijk is.
LEERDOELEN VAARDIGHEDEN
• Je kunt gebeurtenissen in chronologische volgorde zetten.
• Je kunt verschillende soorten bronnen herkennen.
Begrippen
1.1
archeoloog Iemand die in de grond naar sporen uit het verleden van de mens zoekt en deze onderzoekt.
bron Bij geschiedenis: alles waardoor je iets te weten kunt komen over het verleden. chronologie De volgorde waarin gebeurtenissen plaatsvonden.
cultureel Alles wat te maken heeft met ideeën, gebruiken, kunst en tradities.
economisch Alles wat te maken heeft met hoe mensen aan hun middelen van bestaan komen.
geschiedenis Een beschrijving van een deel van het verleden. historicus Iemand die het verleden onderzoekt.
politiek Alles wat te maken heeft met het bestuur van een gebied en met de verdeling van de macht.
prehistorie De tijd waarin mensen nog geen schrift gebruikten en waaruit we dus geen geschreven bronnen hebben.
sociaal Alles wat te maken heeft met hoe mensen en groepen mensen met elkaar omgaan.
verleden Alles wat vóór het heden is gebeurd. erfgoed Alle overblijfselen uit het verleden die belangrijk gevonden worden om te bewaren.
BRON 12
BRON 13
2 Jagers, boeren en farao’s
Oriëntatie
BRON 1 Farao Ramses II neemt geschenken in ontvangst. Muurschildering in een tempel die Ramses II liet bouwen, rond 1250 v.Chr.
Een machtige farao
Hoog op zijn troon zit rechts de koning van Egypte: farao Ramses II. Een lange stoet mensen trekt voor hem langs. Behalve Egyptenaren zie je daarin ook Nubiërs. Zij komen uit Nubië, het buurland van Egypte dat Ramses II had veroverd. De mannen bieden de farao luipaardhuiden, giraffen, runderen, struisvogelveren en andere kostbaarheden aan. Met deze geschenken tonen ze hem hun respect en erkennen ze hem als hun vorst. Dat Ramses veel groter is afgebeeld dan de andere mensen lijkt vreemd, maar heeft een reden: ook dat is een manier om te laten zien hoe machtig hij is.
Ramses II regeerde tussen 1279 v.Chr. en 1213 v.Chr. over Egypte. Dankzij de rivier de Nijl was er in het warme Egypte genoeg water voor landbouw. De boeren moesten de farao ieder jaar een deel van hun oogst als belasting betalen.
Daardoor had de farao pakhuizen vol graan om de soldaten van zijn leger te belonen. Zij hadden voor hem Nubië veroverd en ze zorgden ervoor dat de Egyptenaren gehoorzaam bleven aan hem. 1 3000 v.Chr.
In dit hoofdstuk
Wij kopen ons eten meestal in de supermarkt. En de supermarkt koopt zijn groenten en fruit via de groothandel weer van de boeren. Zij verbouwen deze producten op hun akkers of in kassen. Zonder deze land- en tuinbouw hadden wij geen eten. Toch kwamen mensen tot ongeveer 10.000 v.Chr. op een heel andere manier aan hun voedsel. De eerste mensen woonden niet in huizen, zoals wij. Ze trokken rond, jaagden op dieren en verzamelden van alles wat eetbaar is in de natuur, zoals fruit, noten of paddenstoelen. Deze manier van leven veranderde toen mensen met landbouw begonnen. Boeren kunnen niet rondtrekken, zij moeten immers voor hun akkers en vee zorgen. Zo ontstonden de eerste dorpen. Langs drie grote rivieren in het Midden-Oosten groeiden sommige dorpen uit tot steden. Een van die rivieren was de Nijl, die door Egypte stroomt. In dit hoofdstuk lees je op welke manieren de eerste mensen gebruikmaakten van de natuur. En je leest hoe Egypte dankzij de Nijl een machtig land werd.
BRON 2 Rond 1250 v.Chr. schilderde een Egyptenaar een boer die met een hefboom water naar zijn akker brengt. In de twintigste eeuw heeft een archeoloog de muurschildering nagetekend.
BRON 3 In 2022 voorziet een op afstand bestuurbare machine een akker van water.
2.1 De eerste mensen jagen en verzamelen
Sporen van de eerste mensen
Een stoet wilde bizons, paarden en neushoorns raast voorbij. Heeft de tekenaar dit met opzet zo getekend? Misschien wel, want als je in de donkere grot met een fakkel langs de wand heen en weer beweegt, dan lijken de getekende dieren tot leven te komen. Helemaal rechts zie je een paar leeuwen. Vluchten de andere dieren daarvoor? Of worden ze opgeschrikt door een groep jagende mensen?
32.000 jaar geleden tekenden mensen met houtskool deze dieren op de wand van een grot. We weten niet waarom. Was het om een succesvolle jacht te vieren?
Of maakten ze deze schilderingen juist vóór de jacht, in de hoop dat dit geluk zou brengen?
Nadat een deel van de grot al in de prehistorie was ingestort, bleef deze tekening duizenden jaren verborgen. Tot 1994, toen wandelaars bij toeval een nauwe opening ontdekten. Ze besloten voorzichtig af te dalen in de grot waar ze tot hun grote verbazing de prachtig getekende dieren ontdekten. De grotschildering in Chauvet is een van de oudste sporen van mensen in Europa. In deze paragraaf leer je over het leven van de mensen die deze grotschilderingen maakten.
LEERDOELEN
• Je kunt beschrijven hoe de evolutie van de mens verliep.
• Je kunt kenmerken beschrijven van de manier van leven van jager-verzamelaars.
BRON 4 Wilde dieren op de wand van een grot. Ongeveer 32.000 jaar geleden maakten jagerverzamelaars deze grotschildering in Chauvet (Zuid-Frankrijk).
Evolutie
De planeet aarde ontstond ongeveer 4,7 miljard jaar geleden. Pas vier miljard jaar later liepen er de eerste mensen op rond. Zo’n 250.000 jaar geleden ontstond daaruit de Homo sapiens (‘denkende mens’), de menssoort waartoe jij behoort. Dit kwam door evolutie
Hoe verliep dat?
De eerste menssoorten ontstonden uit een soort die biologen ‘mensachtigen’ noemen. Het zijn ook de voorouders van apen, zoals gorilla’s en chimpansees. Mensen en apen hebben dus dezelfde voorouders, maar mensen stammen niet van apen af. Zo’n twee miljoen jaar geleden ontstond een van de eerste menssoorten: de Homo habilis (‘handige mens’). Die naam kreeg hij omdat hij stenen werktuigen maakte. Na de Homo habilis ontstond de Homo erectus (‘mens die rechtop loopt’). Dankzij het rechtop lopen kon hij beter in de verte kijken. Dat was handig tijdens de jacht en om gevaar te zien aankomen. De Homo erectus was de eerste menssoort die vuur gebruikte. Uit de Homo erectus ontstonden weer nieuwe menssoorten, zoals de Homo neanderthalensis. Neanderthalers maakten van schelpen sieraden of versierden er andere voorwerpen mee. Ongeveer 250.000 jaar geleden ontstond in Afrika de Homo sapiens. Vandaaruit verspreidde deze soort zich over de wereld.
Tijdens deze evolutie leefden er lange tijd verschillende menssoorten tegelijk. En na verloop van tijd stierven sommige soorten ook weer uit. De Homo sapiens bleef 28.000 jaar geleden als enige menssoort over.
IJstijden
Het klimaat verandert door de tijd heen. In het verleden waren hier periodes waarin het veel kouder was dan nu: de ijstijden. Die werden afgewisseld met periodes waarin het warmer was dan in onze tijd. Zo’n 115.000 jaar geleden begon de laatste ijstijd. De ijskap van de Noordpool breidde zich uit tot in Noord Europa. Het ijs bereikte Nederland niet, maar de temperatuur bleef hier zelfs in de zomer ver onder het vriespunt. Het landschap veranderde in een poolwoestijn. Dieren die niet tegen de kou konden, trokken weg. Daarvoor in de plaats kwamen mammoeten en andere diersoorten die in een koud klimaat konden leven. Ongeveer 45.000 jaar geleden trokken de eerste Homo sapiens vanuit Afrika naar Europa. Dat gebeurde tijdens de laatste ijstijd, toen het klimaat even wat warmer was. In Europa leefden toen ook neanderthalers. Deze waren iets kleiner dan de Homo sapiens, hadden vooruitstekende wenkbrauwen en diepe oogkassen. Verder leken de twee menssoorten op elkaar en leefden ze lange tijd naast elkaar. 28.000 jaar geleden zijn de neanderthalers uitgestorven. Waarom? Was de Homo sapiens sterker en hebben ze strijd gevoerd? Was er een ziekte die ongevaarlijk was voor de Homo sapiens, maar dodelijk voor neanderthalers? We weten het niet.
BRON 5 Links een reconstructie van een neanderthaler, rechts een reconstructie van een Homo sapiens, gemaakt in 2013.
ijskap tijdens laatste ijstijd kustlijn tijdens laatste ijstijd
Atlant ische
Zwervend bestaan
Middellandse Zee
Werktuigen
BRON 6 Europa tijdens de laatste ijstijd, tussen 115.000 en 11.000 jaar geleden.
Neanderthalers en Homo sapiens leefden in kleine groepen. Ze woonden niet op een vaste plaats, maar ze waren nomaden. Als ergens het voedsel opraakte of de weersomstandigheden veranderden, dan trokken ze verder. Als tijdelijke woningen gebruikten ze grotten. Waren die er niet, dan bouwden ze hutten of tenten. Vanuit dit tijdelijke kamp jaagden ze en zochten ze eetbare planten en vruchten. De jagerverzamelaars kozen de plek voor hun kamp heel precies. Het moest er veilig zijn of beschut, en je moest er voldoende voedsel en drinkwater kunnen vinden. Een geschikte plek was bijvoorbeeld een verhoging in het landschap, langs de oever van een rivier, of in de buurt van de vaste trekroutes van de dieren.
Heel lang hebben archeologen gedacht dat jager-verzamelaars een vaste taakverdeling hadden: de mannen jaagden en de vrouwen verzorgden de kinderen en verzamelden vruchten en noten. Maar inmiddels zijn onderzoekers ervan overtuigd dat ook vrouwen jaagden. Er zijn namelijk graven gevonden van vrouwen die samen met jachtwerktuigen zijn begraven. En ook de vrouwen van volken die in onze tijd nog als jager-verzamelaar leven, gaan op jacht.
Van natuurlijke materialen, zoals stenen en botten, maakten de jager-verzamelaars werktuigen. Voor vuistbijlen, messen en speerpunten werd meestal vuursteen gebruikt. Van een steen van deze harde steensoort kun je een scherpe punt maken door de zijkanten af te bikken. En als je twee vuurstenen tegen elkaar slaat, krijg je een vonkje waarmee je een vuurtje kunt aanmaken. Vuistbijlen werden vooral gebruikt om hout te kappen, om vlees in stukken te snijden en dierenhuiden schoon te schrapen. Van veel archeologische vondsten uit de prehistorie is direct duidelijk waarvoor ze werden gebruikt. Maar er zijn ook vondsten die vragen oproepen. Soms vinden archeologen bijvoorbeeld versierde botten of geverfde schelpen. Zijn het sieraden? Of kunstwerken, misschien? Er zijn ook kleine beeldjes van vrouwenfiguren op verschillende
plaatsen in Europa teruggevonden. Vaak zijn bepaalde lichaamsdelen, zoals de heupen en borsten, opvallend groot weergeven. Met deze beeldjes wilden jager-verzamelaars misschien iets over hun gevoelens voor anderen, hun respect voor de natuur of ideeën over goden duidelijk maken. Maar wat? We kunnen er alleen naar raden.
BRON 7 Reconstructie, gemaakt in 2019, van een speerpunt van vuursteen. Neanderthalers maakten zulke speerpunten 50.000 jaar geleden. Ze lijmden de speerpunt vast aan de stok met berkenpek, een kleverige vloeistof die ze van de bast van berkenbomen maakten.
BRON 8 Een bot van een bizon of oer-os, versierd met zigzaglijnen, ongeveer 13.300 jaar oud. Het bot is opgevist uit de Noordzee. De lijnen waren ingewreven met een rode kleurstof.
VAARDIGHEID OORZAAK EN GEVOLG
Bij geschiedenis kijk je naar wat er in het verleden gebeurde. Maar je probeert ook te begrijpen waardoor gebeurtenissen plaatsvonden. Denk bijvoorbeeld aan die keer dat je te laat kwam voor de geschiedenisles. Waardoor kwam dat? Doordat je onderweg een lekke band kreeg. De reden waarom iets gebeurt, noemen we de oorzaak. Vaak heeft een gebeurtenis meerdere oorzaken. Behalve je lekke band, was je ook te laat doordat je niet op tijd van huis vertrokken was. En dát kwam weer doordat je de wekker niet had gehoord.
Doordat je te laat in de les kwam, moest je een uur nakomen. Deze straf is een gevolg. Een ander gevolg kan zijn dat je de lesstof niet begrijpt, doordat je de uitleg hebt gemist. Als de gevolgen van gebeurtenissen heel groot en ingrijpend zijn, dan spreken we van een revolutie.
Na de ijstijd
Zo’n 11.000 jaar geleden eindigde de laatste ijstijd. De gemiddelde temperatuur steeg en de ijskap van de Noordpool werd kleiner. Door deze klimaatverandering stierven in Europa sommige diersoorten uit, zoals de mammoet. Een ander gevolg van het smelten van de ijskap was dat de zeespiegel steeg: de Noordzee ontstond. Tijdens de ijstijd was dit een droge vlakte waarop dieren en mensen leefden. Aan de kust van Nederland vormden zich grote moerasgebieden waar talloze dieren leefden. Jager-verzamelaars trokken er graag rond. Van boomstammen maakten zij kano’s en van riet fuiken om vis te vangen. Doordat er steeds meer voedsel te vinden was, konden jager-verzamelaars langer op dezelfde plek blijven. De kampen en de groepen mensen die er leefden, werden groter. Groepen jager-verzamelaars hadden contact met elkaar. Ze ruilden materialen, zoals vuursteen. Ook over grote afstand waren er contacten. Er is bijvoorbeeld gereedschap uit die tijd gevonden dat was gemaakt van materiaal dat alleen honderden kilometers verderop voorkwam.
2.2 De landbouwrevolutie
BRON 9 In 2022 onderzochten archeologen de bodem bij de resten van een hunebed in Drenthe. Het hunebed is 5000 jaar oud.
Stenen monumenten
Met rood-wit afzetlint geven de archeologen nauwkeurig het stuk grond aan dat ze willen onderzoeken. Voorzichtig steken ze het gras weg. Op deze plek stond in de prehistorie een hunebed. Zo’n hunebed was gemaakt van enorme stenen.
Sommige wogen meer dan 20.000 kilo! De ruimte tussen en onder de stenen werd gebruikt als grafkamer.
Op verschillende plekken in Noord-Europa zijn resten van hunebedden gevonden. In Drenthe zelfs tientallen. Bij deze opgraving in Drenthe ontdekten archeologen een heleboel potscherven die precies voor de ingang van de grafkamer lagen. Het waren er zo veel dat dit geen toeval kon zijn. Misschien gooiden de hunebedbouwers het aardewerk daar expres kapot? Om te vieren dat het loodzware werk erop zat? Of waren de scherven een symbool? Een kapot gegooide schaal verwees misschien naar het einde van het leven.
In deze paragraaf lees je dat aardewerk en hunebedden sporen zijn van een grote verandering in de prehistorie: de landbouw ontstond. Het leven van boeren was heel anders dan dat van jager-verzamelaars.
LEERDOELEN
• Je kunt het ontstaan van de landbouw in het Midden-Oosten en de verspreiding ervan naar Europa beschrijven.
• Je kunt beschrijven welke gevolgen de landbouwrevolutie had voor de leefwijze van prehistorische mensen.
Akkerbouw en veeteelt
Jager-verzamelaars zochten in de natuur naar de korrels van wilde granen om die op te eten. Rond 10.000 v.Chr. vonden jager-verzamelaars in het Midden-Oosten uit hoe ze de groei van zulke granen konden beïnvloeden. Misschien zagen ze wel dat op plekken waar nog wat graankorrels lagen, na een tijdje weer nieuwe graanstengels groeiden. Zo ontstond akkerbouw. Door te zaaien en daarna de planten te verzorgen, leerden mensen zelf hun voedsel te verbouwen. Ook lukte het om wilde geiten en schapen tam te maken en te fokken. Dit heet veeteelt. Dankzij veeteelt konden mensen dieren makkelijker gebruiken voor hun wol, melk en vlees.
Akkerbouw en veeteelt heten samen landbouw. Het ontstaan van de landbouw ging stap voor stap. Een oorzaak van deze verandering heeft waarschijnlijk met het klimaat te maken. Rond 11.000 v.Chr. werd het in het Midden-Oosten droger en kouder. Daardoor groeiden er veel minder wilde granen in de natuur. Om toch voldoende graan te hebben, gingen mensen experimenteren. Zelf graan verbouwen bleek de oplossing.
Middellandse Zee
Nijl
BRON 10 Het gebied in het Midden-Oosten waar rond 10.000 v.Chr. de landbouwrevolutie begon. Het ligt in het huidige Irak, Iran, Israël, Turkije en Syrië.
Grote gevolgen
De uitvinding van de landbouw had grote gevolgen. Daarom noemen we het een revolutie: de landbouwrevolutie. Welke grote gevolgen had de landbouwrevolutie?
• Boeren gingen op een vaste plek wonen. Ze moesten immers bij hun akkers en vee blijven. Er ontstonden kleine dorpen.
• Mensen woonden niet meer in eenvoudige hutten of tenten, maar in stevige boerderijen die generaties lang werden gebruikt. Soms gebruikten ze steen en klei als bouwmaterialen voor hun boerderijen.
• Behalve boerderijen bouwden de boeren ook tempels en grafmonumenten. Jagerverzamelaars deden dat bijna nooit, omdat zij nooit lang op dezelfde plek bleven.
• Boeren gebruikten andere werktuigen dan jager-verzamelaars. Bijvoorbeeld een ploeg om de akker te bewerken. Ook maakten zij potten van aardewerk. Daarin bewaarden ze voedsel en zaden, of ze bereidden er de maaltijd in. Sommige gebruiksvoorwerpen waren hetzelfde als die van jager-verzamelaars. Ook een boer
www.thiememeulenhoff.nl/feniks
Geschiedenis voor havo en vwo
Op de voorkant van dit boek zie je drie vreemde beeldjes. Het zijn kattenmummies uit het oude Egypte. De buitenkant is van linnen. Met deze stof werd de dode kat strak omwikkeld. Daarna werd het linnen beschilderd. In elk ‘beeldje’ zit dus een dode, gemummificeerde kat. En daarmee is wat akeligs aan de hand: ze zijn gewurgd. Hoe zit dat? Volgens de oude Egyptenaren lieten goden zich aan mensen zien in een eigenschap van een dier, zoals in de kracht van de krokodil.
De Egyptenaren beeldden de meeste goden dan ook af met een dierenkop.
De kat was een verschijningsvorm van de godin Bastet. Zij beschermde de farao, de boeren, de huizen van mensen en het moederschap.
Haar tempel was de mooiste van het land.
Elk jaar was daar een groot festival dat door tienduizenden Egyptenaren werd bezocht. Bij de tempel ontdekten archeologen 300.000 kattenmummies. Zij waren door de festivalgangers meegebracht als offer voor Bastet. Zulke mummies kochten de Egyptenaren bij een boerderij waar katten werden gefokt. Als een kat één jaar oud was, werd het dier gewurgd en daarna gemummificeerd. Dat lijkt vreemd, dat je voor een offer aan de kattengodin eerst een kat laat doden. Maar de Egyptenaren zagen dat anders: door de mummificatie kreeg het dier juist het eeuwige leven.
Scan de QR-code voor meer informatie over de kat in de geschiedenis.