Tjalling de Vries (1959) is sinds 1991 algemeen kinderarts in het Medisch Centrum Leeuwarden. Hij is getrouwd en vader van drie kinderen: Fedde (1991), Marga (1995) en Anne (1998).
Meer dan verkouden Tiny zit op schoot bij haar moeder. Ze is acht weken oud en deed het tot nu toe goed: ze dronk goed, groeide mooi en ontwikkelde zich volgens het boekje. Nu hijgt ze en kijkt me met grote ogen aan. Twee dagen geleden werd ze verkouden. Nu doen de longen mee. Het ademen kost haar meer moeite. Ze hoest, kort, droog en stotend. Het drinken lukt niet meer goed. Moeder maakt het rompertje los en ik kijk. De borstkas gaat snel op en neer. Bij het inademen wordt de huid van de borstkas naar binnen getrokken. Dat worden ‘intrekkingen’ genoemd. Het is een teken van ademnood. Het zuurstofgehalte, dat we meten met een bandje om de hand, is te laag. Het zijn allemaal kenmerken van bronchiolitis door het RS-virus, een ontsteking van de kleine luchtwegen. Het RS-virus, dat oudere kinderen en volwassenen een verkoudheid bezorgt, kan baby’s flink ziek maken. Ze krijgen moeite met ademen en kunnen soms daardoor niet meer voldoende drinken. Sommige kinderen worden zo ziek dat ze kunstmatig beademd moeten worden. We nemen Tiny op in het ziekenhuis. Om haar te helpen, geven we extra zuurstof. In de afgelopen
jaren is er van alles geprobeerd om de ziekte te bestrijden, maar niets helpt. Het enige dat we kunnen en moeten doen, is: ondersteunen. Tiny wordt flink ziek. Ze ligt waar ze ligt, speelt en lacht niet. Het is aandoenlijk om te zien hoe benauwd ze is. Snot verstopt haar neus. Met een zoutwateroplossing maakt de verpleegkundige de neus weer vrij. Voor drinken heeft Tiny geen energie, ze krijgt daarom voeding met een sonde naar de maag. ‘Komt dit wel goed?’ vraagt haar bezorgde moeder. Na drie dagen kunnen we de extra zuurstof verminderen. Als moeder de borst aanbiedt, drinkt Tiny weer een paar slokken. In de dagen daarna knapt ze verder op. De extra zuurstof is niet meer nodig en ze drinkt alles zelf, de sonde kan eruit. Dat betekent dat ze voldoende hersteld is en veilig naar huis kan. Met de verpleegkundige die voor haar zorgt, loop ik haar kamer in. Moeder heeft de spullen al ingepakt. ‘Ik vond het erg spannend en ben zo blij dat ze naar huis kan’, zegt ze. Tiny is wakker en kijkt rond. Ze ziet me en als ik tegen haar praat, kan er een lachje vanaf. Mijn dag kan niet meer stuk. 72