TRAINEN Trainen
k op st yr en ig ht be Co Bo eld nc om n ep og t be n ro iet ep d so efi nd nit er ief w . ijs
Om het prestatievermogen te onderhouden of te verbeteren is training nodig. Door training kun je de prestatiebepalende factoren beïnvloeden. Je oefent en traint bijvoorbeeld om: • een sport of spel onder de knie te krijgen • fitheid, conditie en gezondheid te bewaken of te bevorderen • optimaal te kunnen presteren • een steeds betere prestatie te leveren • geen roofbouw te plegen op het lichaam • blessures te voorkomen.
Trainingen kunnen een verschillend doel hebben: 1. conditietraining, om de vijf bewegingseigenschappen te stimuleren 2. techniektraining, om de specifieke eigenschappen voor de sport te verbeteren 3. tactiektraining, om slim en goed doordacht de prestatie te verbeteren 4. mentale training, om bijvoorbeeld doorzettingsvermogen, concentratie en sportiviteit te ontwikkelen.
Te
Een training kan specifiek gericht zijn op een van deze vier elementen. Dat is vaker het geval bij individuele sporten. In teamsporten komen vaker alle vier de doelen in een training aan bod.
C
Voordoen en meedoen.
Ook jij als medewerker sport en recreatie moet trainen. Je moet namelijk in staat te zijn om een voorbeeld te zijn en een voorbeeld te geven om anderen te kunnen begeleiden. Bij een aantal sporten is het noodzakelijk om als medewerker sport en recreatie actief deel te nemen aan sportieve activiteiten. Denk maar eens aan het begeleiden van een duurloop, het begeleiden
120