

BELASTINGENENVERZEKERINGEN
COLOFON
Boom beroepsonderwijs
info@boomberoepsonderwijs.nl www.boomberoepsonderwijs.nl
Auteur: Paul Bles
Inhoudelijke redactie: Maaike Timmer
Met dank aan: Eddy G. Rakers, adviseur assurantiën
Titel: Belastingen en verzekeringen
ISBN:978 90 3726 295 7
Eerste druk/eerste oplage
Bronvermelding: de Rechtspraak
© 2025 Boom beroepsonderwijs | Boom BehoudensdeinofkrachtensdeAuteurswetgesteldeuitzonderingenmagnietsuitdezeuitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Auteursrecht ten aanzien van tekst- en datamining en machinelearning is nadrukkelijk voorbehouden.
Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingentevoldoenaandeStichtingReprorecht(www.reprorecht.nl).Voorhetovernemen van een (of meerdere) gedeelte(n) uit deze uitgave in bijvoorbeeld een (digitale) leeromgeving of een reader in het onderwijs (op grond van artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting Uitgeversorganisatie voor Onderwijslicenties (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-uvo.nl).
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Boom Beroepsonderwijs, te vinden op www.boomberoepsonderwijs.nl.
VOORWOORD
Vakkennis, vaardigheden en kunnen werken met tools zijn essentieel voor iedereen die aan de slag wil in de zakelijke dienstverlening. Voor de assistent Business Services, de Allround Assistant Business Services en de specialisten Office en Management Support, Business Administration & Control, Marketing & Communication en Legal, Insurance & HR Services.
DeleermiddelenvanKnowhow|Juridischzorgendatjij–studentLegal,Insurance&HRServices – beschikt over de juiste vakkennis, deze kennis kunt toepassen en leert werken met de juiste tools.
Standaardopbouw Knowhow | Juridisch
Je start altijd met een uitleg van vakkennis en vakvaardigheden. Met kennis- en inzichtopdrachten stel je zelf vast of je de kennis beheerst. Met praktische opdrachten leer je kennis toepassen en werk je aan vaardigheden om de kennis te verwerken. Je maakt kennis met software of informatiebronnen die jou kunnen helpen bij het inzetten van je kennis en vaardigheden.
De combinatie van kennis, vaardigheden en tools stelt jou uiteindelijk in staat om opdrachten die zijn gebaseerd op taken en producten uit de praktijk te maken. Daarnaast ontwikkel je met Knowhow | Juridisch studievaardigheden die in het hbo van je worden gevraagd.
Kwalificatiedossier
De inhoud van alle Knowhow | Juridisch-leermiddelen is afgestemd op het profieldeel Legal, Insurance & HR Services uit het kwalificatiedossier Business Services. De theorie en de opdrachten bereiden je voor op de kennisexamens en praktijkexamens Legal, Insurance & HR Services van Stichting Praktijkleren.
Hoe werkt de methode?
Knowhow | Juridisch bestaat uit theorie-/werkboeken en een digitale leeromgeving waarin je via je computer, tablet of smartphone kunt werken. In deze online omgeving vind je alle theorie en opdrachten uit dit boek, inclusief de video’s, weblinks en documenten.
Je kunt daarnaast in de digitale leeromgeving met verschillende soorten opdrachten aan het werk. Vaktermen leren, jezelf overhoren met Test je kennis, doe-opdrachten waarmee je met kennis, vaardigheden en tools aan de slag gaat, en opdrachten die zijn gebaseerd op taken uit de beroepspraktijk.
De digitale leeromgeving kun je bereiken via digitaal.boomonderwijs.nl.
Bekijk de video, activeer de weblink of download het document
Hoe moet je de licentie activeren?
Voordat je de digitale leeromgeving kunt gebruiken, moet je je licentie activeren.
• Overleg met je docent welk type account je gebruikt.
• Ga naar www.boomberoepsonderwijs.nl/licentie.
• Bekijk de instructiefilm of lees het stappenplan.
• Volg de stappen.
HOOFDSTUK1
BELASTINGEN-INLEIDING
1.1 Inleiding
'Belastingen, leuker kunnen we het niet maken, makkelijker wel.' Met deze slogan geeft de Belastingdienst aan dat ze wel begrijpen dat belasting betalen niet leuk is, maar dat ze wel hunbestdoenombelastingeneenvoudigertemakenmetelektronischeaangifteendergelijke. Ook geeft het goed aan hoe we allemaal denken over belastingen. Belasting betalen is niet echt leuk. Maar we moeten nu eenmaal onze bijdrage leveren aan de maatschappij. We betalen vrijwel allemaal bijvoorbeeld loonbelasting, inkomstenbelasting of omzetbelasting (btw). Maar waarom? Hoe zit dat nu eigenlijk met de belastingen?

Belasting betalen.
Hoe werken belastingen?
Uitgaven en inkomsten
De overheid doet uitgaven en heeft dus ook inkomsten nodig. Vergelijk het maar met een gezin. De ouders doen boodschappen, betalen de huur of de hypotheek, tanken benzine en geven de kinderen vaak zakgeld.
Zo is het ook met de overheid. De overheid heeft ook inkomsten nodig. De meeste inkomsten voor de overheid bestaan uit belastingen. Burgers betalen belasting over hun salaris en over de winst uit een bedrijf. Als je iets koopt in de winkel, dan wordt de prijs van het product verhoogd met omzetbelasting en als je tankt, dan betaal je belasting (accijns) over de benzine.
De eigenaar van een huis moet jaarlijks onroerendezaakbelasting betalen (een gemeentelijke belasting). En zelfs na de dood komen de belastingen nog om de hoek kijken. Want over wat iemand nalaat, moeten de erfgenamen erfbelasting betalen. Belastingen zijn noodzakelijk.
ZonderbelastinginkomstenkanNederlandgeenverzorgingsstaatzijnmetgoedevoorzieningen. Volksgezondheid, onderwijs, sociale voorzieningen, defensie, rechtspraak, wegen en dijken, het verlenen van subsidies voor kunst en cultuur: het zijn overheidssectoren waarin de overheid veel werk levert.
We gaan ontdekken wat belastingen precies zijn en waarom ze er zijn. Verder kijken we naar allerlei indelingen en tarieven. Verder behandelen we de belangrijkste belastingen. En tot slot kijken we ook naar de methodes van invordering en hoe de rechtsbescherming geregeld is voor de belastingbetaler.
‘Rutger Bregman: Het waarmaken van idealen begint bij de belasting die we betalen’
Leerdoelen
• Je begrijpt de indeling van het recht.
• Je weet wat de plaats van het belastingrecht in het recht is.
• Je kunt uitleggen waarom er belastingen zijn.
• Je kunt aangeven welke tariefstelsels er zijn.
• Je kunt onderscheid maken tussen belastingen en andere betalingen aan de overheid.
• Je kunt benoemen welke instanties belastingen kunnen heffen.
• Je begrijpt het onderscheid tussen directe en indirecte belastingen.
• Je kunt de diverse beginselen benoemen die bij belastingen gelden.
• Je kunt de bronnen van het belastingrecht benoemen.
Opdracht 1 Welke belastingen betaal jij?
a. Bespreek samen met medestudenten welke belastingen jullie zelf al eens betaald hebben. En of die thuis of op het werk betaald worden. Zet die hierna op een rijtje.
b. Bespreek samen met medestudenten welke belastingen een ondernemer wellicht moet betalen. Zet die hierna op een rijtje.
Opdracht 2 Woordenpuzzel belastingrecht
Natuurlijk weet je nog niet zoveel over belastingrecht. Toch is het leuk om eens een spel te spelenmetbegrippendiejeinditboekgaattegenkomen.Kijkeersteensnaardit‘woordenbord’ Zet de begrippen op de juiste plaats in de volgende tekst. Succes!

Je werkgever houdt in op je salaris. Als je meer inkomsten hebt, betaal je over je inkomen . Ziektekosten mag je soms in mindering brengen op je inkomen, dat heet een . Voor de inkomstenbelasting (IB) geef je jouw inkomsten op via een , met behulp van je -code. Daarna staat in de hoeveel je moet betalen. Niet eens? Dan kun je daartegen aantekenen. Eventueel kun je naar de rechtbank. Dat heet 'in beroep gaan'. Eventueel is daarna nog mogelijk bij het gerechtshof.
Je betaalt belasting over je verzekeringspremie: de . Over benzine betaal je . Als je een huis koopt, betaal je . En daarna betaal je aan de gemeente de . Als iemand je ooit een groot geldbedrag geeft, dan moet je daar wel over betalen.
Het beginsel dat bepaalt waarom rijke mensen méér belasting betalen heet het
Over de eerste schijf van het inkomen betaal je minder belasting dan over de volgende schijf. Dat tarief heet het Het belastingpercentage wordt daardoor hoger naarmate het inkomen hoger is. Dat is het
. De hoge btw heeft één vast percentage van 21%. Zo'n tarief heet dan een tarief. Een arts rekent géén btw. Dat noemen we een voor de btw. Als ik een voordeel heb uit een overheidsdienst, betaal ik belasting. Dat beginsel noemt men het . En ten slotte nog even dit: als je belastingfraude pleegt, kan het zijn dat de beslag legt op jouw administratie.
Opdracht 3 Klassengesprek over belastingmoraal
a. Organiseer met de hele klas een debat met betrekking tot belastingmoraal. De klas wordt verdeeld in twee groepen: ‘NO TAX’ en ‘YES TAX’. Zij geven zo veel mogelijk argumenten voor hun stelling. Schrijf de argumenten op.
De groep ‘NO TAX’ beargumenteert waarom je zo veel mogelijk belasting mag proberen te vermijden of te ontduiken. Formuleer zo veel mogelijk argumenten die deze groep kan aanvoeren.
b. De groep ‘YES TAX’ geeft allerlei argumenten waarom we gewoon belasting moeten betalen, precies volgens de letter van de wet. Formuleer zo veel mogelijk argumenten die de groep ‘YES TAX’ kan aanvoeren.
1.2 Plaats van het belastingrecht in het recht
Het Nederlandse recht wordt ingedeeld in twee soorten recht: privaatrecht (burgerlijk recht) en publiekrecht.

Indeling van het recht.
Privaatrecht
Het privaatrecht (burgerlijkrecht, of civielrecht) beschrijft de rechtsrelaties tussen burgers onderling. Een ezelsbruggetje is: in het woord ‘privaat’ zit het woord ‘privé’. In het privaatrecht gaat het over huwelijk en echtscheiding, over eigendom en bezit. En over zaken als vordering of schuld, over overeenkomsten zoals koopovereenkomst, huurovereenkomst, arbeidsovereenkomst en verzekering. En over nog veel meer zaken die tussen burgers spelen. Aldezeonderwerpenvallenonderhetprivaatrecht.Webehandelenookhetverzekeringsrecht. Dat is een onderdeel van het privaatrecht. Dus we zullen ook de indeling van het privaatrecht bekijken.
Publiekrecht
Eerst gaan we het hebben over belastingrecht. Dat is een onderdeel van het publiekrecht Het publiekrecht bevat het woord ‘publiek’. Dat geeft eigenlijk al aan dat het te maken heeft met de overheid. Het publiekrecht gaat over alles rondom de overheid en de overheidsorganen. Het gaat dus over de verhoudingen tussen de overheidsorganen onderling, denk aan het Rijk, de provincie en de gemeente.
Maarhetpubliekrechtgaatookoverdeverhoudingvandeoverheidmetdeburgers.Deoverheid regelt natuurlijk erg veel met betrekking tot de burgers. Dat kunnen zaken zijn als administratieve aangelegenheden, inclusief vergunningen en belastingen. Maar ook kan het gaan om de noodzaak om het gedrag van de burgers te beïnvloeden. Denk maar aan het verbod om te mishandelen (strafrecht) of het gebod om rechts te rijden (verkeersrecht).
Het publiekrecht wordt zelf weer ingedeeld in drie soorten recht: staatsrecht, strafrecht en bestuursrecht (administratief recht).

Indeling van het publiekrecht.
Staatsrecht
Het staatsrecht beschrijft hoe de Nederlandse staat is georganiseerd. Denk daarbij aan de verhoudingen tussen het Rijk, provincies en gemeenten. Ook het kiesrecht behoort tot het staatsrecht.
Strafrecht
Hetstrafrechtgaatoverdehandelingendiestrafbaarzijnenoverdebevoegdhedenvanpolitie en justitie bij opsporing en veroordeling. Dat betreft bijvoorbeeld misdrijven en overtredingen en hoe een strafprocedure moet verlopen, inclusief boetes en gevangenisstraffen.
Bestuursrecht
Het bestuursrecht, ofwel het administratiefrecht, is het deel van het recht dat de verhouding regelt tussen burgers en de overheid. Het beschrijft hoe de overheid haar bestuurstaak moet uitoefenen, denk aan scholen bouwen en wegen aanleggen. En ook: belasting heffen en uitkeringen geven.
Belastingrecht valt onder het bestuursrecht
Zoals je hiervoor kunt zien, valt het belastingrecht onder het bestuursrecht (administratief recht) omdat het bestuursrecht de overheid aangeeft hoe zij haar taak moet uitoefenen. Een belangrijkdeelvandeoverheidstaakishetverkrijgenvanvoldoendefinanciënvoorbijvoorbeeld wegen aanleggen, scholen financieren, studiefinanciering geven, het leger in stand houden, enzovoort. Dus moet de overheid belastingen heffen om al die uitgaven te kunnen financieren. Belastingen worden voornamelijk geheven door de rijksoverheid, maar gedeeltelijk ook door lagere overheidsorganen zoals de provincies, de gemeenten en de waterschappen.
Opdracht 4 Plaats van het belastingrecht in het recht
a. Onder welk onderdeel van het recht valt het belastingrecht? privaatrecht bestuursrecht staatsrecht strafrecht
b. Onder welk onderdeel van het recht vallen de regels omtrent het huwelijk? privaatrecht bestuursrecht staatsrecht strafrecht
c. Onder welk onderdeel van het recht valt het kiesrecht? privaatrecht bestuursrecht staatsrecht strafrecht
1.3 Oriëntatie Belastingen
Net zoals een huishouden heeft ook de overheid uitgaven. En net zoals bij een huishouden moeten er ook bij de overheid inkomsten zijn om die uitgaven te kunnen betalen. De overheid kan geen wegen aanleggen en scholen subsidiëren of sociale uitkeringen geven als ze daar geen inkomsten tegenover kan stellen.
In de volgende schema's staan de inkomsten en uitgaven van de overheid.

Inkomsten van Nederland in 2025

Uitgaven van Nederland in 2025
Het overheidswerk moet wel betaald worden. De inkomsten van de overheid bestaan voor het grootste deel uit belastinginkomsten. De rijksoverheid besteedt daarom veel aandacht aan het geven van voorlichting over de redenen voor het heffen van belastingen.
Waarom betalen we belasting?
Belasting en politieke visie
Dát er belasting moet worden betaald, daarover is bijna iedereen het wel eens. Hoeveel we aan belasting moeten betalen, daarover zijn de meningen vaak verdeeld. En ook over de vraag hoe vervolgens het door de overheid ontvangen belastinggeld wordt besteed, is ook veel discussie.
De mening hierover wordt vooral ook bepaald door de politieke stroming of de ideologie die iemand aanhangt. De opvatting dat de samenleving gebaat is bij veel invloed van de overheid, is een uitgangspunt dat je bij de linkse partijen tegenkomt. Zij zien het liefst dat de overheid op zo veel mogelijk terreinen actief aanwezig is. Volgens ‘links’ moet de overheid de burger goed verzorgen.
De rechtse politieke partijen zien liever een compacte en afgeslankte overheid die alleen voor de burger in de bres springt als deze zich echt niet alleen kan redden. De eigen verantwoordelijkheid van de burger staat voorop. Volgens ‘rechts’ mag de burger alleen bij uitzondering bij de overheid aankloppen.
Bij een actieve overheid is er uiteraard een grotere behoefte aan belastinginkomsten dan bij een meer passieve overheid.
Geschiedenis
Belastingheffing is van alle tijden. Tijdens de Spaanse overheersing in de zestiende eeuw had de hertog van Alva al het plan om over verhandelde goederen 10% omzetbelasting in rekening te brengen: ‘Alva’s tiende penning’. Later ging men over op het invoeren van een stelsel van inkomstenbelasting. Hier vind je een kort filmpje over de geschiedenis van de belastingen:
De geschiedenis van de belastingen
In de geschiedenis is in diverse landen belasting geheven op de meest bizarre zaken. Zo waren er belastingen op het dragen van een baard (!), op het hebben van ramen in je woning en op het aantal bakstenen in je huis. Om deze belastingen te ontlopen werden baarden afgeschoren, ramen dichtgemetseld (ook in Nederland) en grotere bakstenen genomen om een lager aantal bakstenen te hebben en dus minder belasting te betalen.
In de twintigste eeuw werd een volwaardig stelsel van belastingen ontwikkeld. Loon- en inkomstenbelastingwerdeninstrumenteninhandenvandeoverheidwaarmeeinkomenspolitiek werd bedreven waarbij arme mensen naar verhouding minder belasting betalen dan rijke mensen. Als je meer wilt weten over de geschiedenis van de belastingen kun je dat hier op het internet zien:
Uitgebreide reis door de geschiedenis van de belastingen
Opdracht 5 Oriëntatie Belastingen
a. Noem vijf belastingen.
b. Noem vijf soorten uitgaven van de overheid.
c. Welke partijen pleiten voor weinig overheidsingrijpen en daardoor lagere belastingen? linkse partijen middenpartijen rechtse partijen
Opdracht 6 Overheid, politiek en belastingen
a. Geef aan wat de politieke visie is van rechtse politieke partijen op belastingen.
b. Geef aan wat de politieke visie is van linkse politieke partijen op belastingen.
c. Geef je eigen visie weer op de taak van de overheid en het heffen van belastingen. Vertel ook duidelijk waarom je dat vindt.
Opdracht 7 Wat brengt het meest op?
De rijksoverheid heeft veel soorten inkomsten. De meeste daarvan zijn belastingen. Hierna zie je een aantal rubrieken. Zet die in volgorde van opbrengst. Dus de rubriek waarvan jij denkt dat die het meest oplevert als eerste en de rubriek met de minste opbrengsten als laatste.
Dividendbelasting
Accijnzen
Loon- en inkomstenbelasting
Vennootschapsbelasting
Schenk- en erfbelasting
Omzetbelasting (btw)
Opdracht 8 Wat kost het meest?
De rijksoverheid heeft veel rubrieken voor haar uitgaven. Hierna zie je een aantal rubrieken.
Zet die in volgorde van omvang. Dus de rubriek waarvan jij denkt dat daar het meeste geld naartoe gaat als eerste en de rubriek met de minste uitgaven als laatste.
Justitie en veiligheid
Defensie
Landbouw, natuur en voedselkwaliteit
Zorg
Sociale zekerheid
Onderwijs, cultuur en wetenschap
1.4 Belastingen: definitie
We betalen bijna allemaal belastingen. Maar wat zijn nu precies belastingen? De definitie van belastingen is: het zijn gedwongen betalingen aan de overheid, op grond van publiekrechtelijke regelingen, waar geen rechtstreekse tegenprestatie van de overheid tegenover staat en die geen bestraffend karakter hebben.
Belastingen zijn niet vrijwillig. Je moet wel belasting betalen, het staat in de verschillende belastingwetten. Je betaalt ze uiteraard aan de overheid. Je krijgt tegenover de betaling aan de overheid geen directe tegenprestatie, zoals bijvoorbeeld de afgifte van een rijbewijs. En belastingen hebben geen functie van straf, zoals een geldboete bij een overtreding. Een geldboete is dus geen belasting.
Loonbelasting is een belasting
Je hebt een baantje, naast je studie. Over het loon wordt loonbelasting ingehouden. Als je wilt beredeneren dat de loonbelasting een echte belasting is, kijk je naar de hiervoor genoemde vier kenmerken:
• Ja, het is een betaling aan de overheid en je wordt daartoe gedwongen.
• Ja, het is een betaling op grond van een publiekrechtelijke regeling: de Wet op de loonbelasting 1964.
• Ja, er staat geen rechtstreekse tegenprestatie van de overheid tegenover de betaling van de loonbelasting.
• Ja, de betaling van loonbelasting heeft geen bestraffend karakter, zoals bijvoorbeeld een verkeersboete.
Je kunt op alle vragen ‘ja’ antwoorden. Je kunt dus concluderen dat de loonbelasting een echte belasting is.
Wel betalen, geen belasting
Wie belasting betaalt, betaalt geld aan de overheid. Maar niet elke betaling aan de overheid is een vorm van belastingbetaling. Nu enkele voorbeelden van betalingen aan de overheid die geen belasting zijn:
Burger koopt iets van de gemeente
De gemeente verkoopt een perceel grond aan mevrouw Botermans. Zij betaalt de koopsom. Zij betaalt wel geld aan de overheid, maar er is natuurlijk geen sprake van belasting. De transactie berust op de regels die gelden voor een koopovereenkomst. Het maakt eigenlijk helemaal niet uit of je een stuk grond koopt van de gemeente of van een particulier. Beide situaties vallen dus ook onder het burgerlijk recht (privaatrecht).
Bekeuring
De heer Jansen krijgt een bekeuring omdat hij te hard heeft gereden. De bekeuring is een boete en heeft een bestraffend karakter. Er is dus geen sprake van belasting. De verkeersboete valt onder het strafrecht.
Belastingen met andere namen
Het is nu duidelijk wat belastingen zijn. Meestal noemen we ze gewoon ook 'belasting'. Maar er zijn ook andere namen waaronder belastingen soms wel bekend zijn. Enkele andere namen zijn:
• accijns
Accijns wordt geheven op tabak, alcohol, benzine.
• heffing
Denk aan bijvoorbeeld de rioolheffing, afvalstoffenheffing.
• recht
Het is wel een vreemde term: 'recht' voor een verplichting om iets te betalen. Maar de term 'invoerrechten' kennen we allemaal. Het is de belasting die een ondernemer moet betalen voor het importeren van goederen uit landen buiten de Europese Unie.
Een retributie is een betaling aan de overheid waar een rechtstreekse tegenprestatie van de overheid tegenover staat. Voorbeelden zijn: de betaling voor het verkrijgen van een paspoort of rijbewijs. Een retributie is dus geen belasting!
De retributie kom je ook tegen onder de naam 'leges'. Leges zijn dus ook een vorm van betaling aan de overheid met een rechtstreekse tegenprestatie. Deze term wordt vaak gebruikt bij het verkrijgen van een bouwvergunning. De gemeente vraagt een betaling van leges als ze een bouwvergunning afgeeft.
Retributie
Mevrouw Pietersen komt erachter dat haar rijbewijs binnenkort verloopt. Ze gaat naar het stadhuis om een nieuw rijbewijs aan te vragen en ze betaalt hiervoor de kosten. Hier levert de overheid voor de betaling een directe tegenprestatie, namelijk het verstrekken van het rijbewijs. Ook hier is geen sprake van belastingheffing, maar van een retributie.
Opdracht 9 Belastingen: definitie
a. Wat zijn de vier kenmerken van een belasting?
b. Is de vergoeding voor een nieuw paspoort een vorm van belasting? Motiveer je antwoord.
Opdracht 10 Belasting of geen belasting?
a. Jij denkt erover om grond van de gemeente te kopen en daarop een huis te laten bouwen. Je moet de gemeente dus de koopprijs betalen. Is de betaling van de koopprijs aan de gemeente een belasting? Waarom wel/niet?
b. Jij bent betrapt op het rijden door rood licht. Je moet de overheid dus de bon betalen. Is deze boete een belasting? Waarom wel/niet?
c. Je vraagt een bouwvergunning (omgevingsvergunning) aan. Je betaalt daarvoor een bedrag dat ‘leges’ genoemd wordt. Is dat bedrag aan leges dan een belasting? Waarom wel/niet?
1.5 Belastingmoraal en belastingpolitiek
Als je belasting betaalt, dan ben je belastingplichtig. Een belastingplichtige is een persoon of een instelling die verplicht is om belasting te betalen. We weten dat we belasting moeten betalen, maar willen we dat ook? Bij die vraag komt het begrip ‘belastingmoraal’ om de hoek kijken.Metdebelastingmoraalwordtdebereidheidvanburgersbedoeldomdeverschuldigde belasting daadwerkelijk te betalen.
Belastingontduiking
Het risico ligt altijd op de loer dat de individuele belastingplichtige minder wil betalen dan hij volgens de wet zou moeten. En dan gaan sommigen over op belastingontduiking ofwel belastingfraude. Het belastingstelsel is niet waterdicht. Burgers zoeken naar een manier om minder belasting te betalen. Als iemand werkt en inkomsten verdient maar daar geen belasting over betaalt terwijl dat wel moet, is er sprake van belastingfraude. Denk aan zwartwerken. Het is 'zwart' werk als een kapster haar klanten knipt zonder dit inkomen aan te geven bij de aangifte inkomstenbelasting. Deze inkomsten worden dan niet belast door de Belastingdienst, want die weet niet eens van deze inkomsten. Zwartwerken is tegen de wet.

Schildert deze schilder wit of zwart?
Dewetgever,deBelastingdienstendeFIOD(Fiscaleinlichtingen-enopsporingsdienst)spannen zich in om de illegaleeconomie een halt toe te roepen. Een illegale economie is een economie waarin mensen handelen in strijd met de wet.
De FIOD is een opsporingsdienst van de Belastingdienst die alle vormen van belastingfraude probeert te achterhalen. In Nederland circuleren tientallen miljarden euro’s in het ‘zwarte circuit’ Regelmatig doet de FIOD een inval bij een bedrijf waarvan de Belastingdienst vermoedt dat er belastingfraude wordt gepleegd.
Opsporing belastingfraude
In Nederland heeft het Openbaar Ministerie (OM) de taak om strafbare feiten te laten opsporen door de politie en de FIOD. De functionaris bij het OM die deze taak uitvoert, heet officier van justitie. Deze zal de verdachte gaan vervolgen, dat wil zeggen: hij brengt de verdachte voor de strafrechter. En het OM levert de bewijzen dat het strafbare feit is gebeurd. Vervolgens zal de officier van justitie bij de rechter een bepaalde straf eisen. Ten slotte zal de onafhankelijke rechter besluiten of de verdachte veroordeeld moet worden en welke straf hij dan krijgt.
Opdracht 11 Belastingmoraal en belastingpolitiek
a. Er is een overheidsdienst die zich bezighoudt met de opsporing van belastingfraude. Hoe heet deze dienst?
Belastingdienst
OM
FIOD ministerie van Financiën
b. Er is een overheidsdienst die zich bezighoudt met het voor de rechter brengen van strafzaken over onder andere belastingfraude. Hoe heet deze dienst?
Belastingdienst
OM FIOD
ministerie van Financiën
Opdracht 12 Belastingmoraal
a. Omschrijf de betekenis van het begrip ‘belastingmoraal’.
b. Wat is het gevolg als burgers een lage belastingmoraal hebben?
1.6 Belastingen en tariefstelsels
Erzijntweetariefstelselsmogelijk:eenproportioneeltariefeneenprogressieftarief.Hetverschil zit in het percentage belasting dat geheven wordt over een bepaald belastbaar bedrag.
Proportioneel tarief
Een tarief met een gelijkblijvend percentage noem je een proportioneeltarief. Dat percentage is dus altijd hetzelfde, hoe hoog het belastbaar bedrag ook is. Denk maar aan de omzetbelasting (btw). Het tarief van de hoge btw is altijd 21%. Of het nu gaat om een potlood van € 0,50 of om een iPad Pro van € 800.
Voorbeelden van belastingen met een proportioneel tarief zijn:
• omzetbelasting (9% of 21%)
• overdrachtsbelasting (2% of 10,4%)
• assurantiebelasting (21%).
Bij al deze belastingen wordt een gelijk percentage belasting geheven, ongeacht de hoogte van het bedrag.
Proportioneel tarief overdrachtsbelasting
Aline koopt een huis van € 300.000. Beatrijs koopt een huis van € 600.000.
Hoe werkt een proportioneel tarief?
Hetbelastingpercentageisvoordeoverdrachtsbelastingindezebeidegevallen2%.Hetmaakt niet uit hoe hoog het bedrag is waarover het percentage moet worden berekend. Het is altijd een vast percentage. Dus dat is een proportioneel tarief.
Voorbeeld berekening proportioneel tarief overdrachtsbelasting
Beatrijs betaalt dan:
6.000 € = 300.000 € van 2%
Aline betaalt dan: 12.000 € = 600.000 € van 2%
Proportioneel tarief: gelijkblijvend percentage
Als je in beide gevallen ziet hoeveel overdrachtsbelasting zij betalen, dan zie je wat een proportioneel tarief doet: Iemand met een lagere aankoopsom betaalt hetzelfde percentage als iemand met een hogere aankoopsom.
Progressief tarief
Bij de inkomstenbelasting wordt belasting geheven over het genoten inkomen van natuurlijke personen. Dit begrip betekent: mensen van vlees en bloed. Gaat het daarbij om inkomen uit werk en woning (box 1), dan wordt bij de heffing een zogenoemd progressieftarief gehanteerd. Dit stelsel houdt in dat de belastingplichtige een hoger percentage aan inkomstenbelasting moet betalen naarmate hij meer verdient.
Voorbeelden van belastingen met een progressief tarief zijn:
• box 1 van de inkomstenbelasting (inkomsten uit werk en woning)
• erfbelasting en schenkbelasting
• vennootschapsbelasting.
Progressief tarief Anton en Ben
Anton heeft over dit belastingjaar een inkomen van € 50.000 en zijn buurman Ben heeft een inkomen van € 1.000.000.
Hoe werkt een progressief tarief?
Bij de inkomstenbelasting (IB) geldt een progressief tarief. Dus bij een hoger inkomen geldt een hoger belastingpercentage. Hoe werkt dat uit voor Anton en Ben?
Het progressief tarief in box 1
• In de 1e schijf (t/m € 38.440)
• In de 2e schijf (van € 38.441 t/m € 76.816)
• In de 3e schijf (vanaf € 76.817)
(Peiljaar 2025)
Voorbeeld berekening progressief tarief Anton
in de 2e schijf:
Totaal inkomstenbelasting:
Over zijn hele inkomen in box 1 betaalt Anton dus: (18.101 / 50.000) * 100% = 36,2%.
(Peiljaar 2025)
Voorbeeld berekening progressief tarief Ben
in de 2e schijf:
in de 3e schijf:
Totaal inkomstenbelasting:
Over zijn hele inkomen in box 1 betaalt Ben dus: (485.128 / 1.000.000) * 100% = 48,51%.
(Peiljaar 2025)
Progressief tarief: hoger percentage
Als je in beide gevallen ziet hoeveel procent inkomstenbelasting zij betalen over hun gehele inkomen in box 1, dan zie je wat een progressief tarief precies doet: Iemand met een lager inkomen betaalt een lager percentage van zijn inkomen dan iemand met een hoger inkomen.
Politieke visie op progressief of proportioneel
Voorstanders van een progressief tarief zijn van mening dat de mensen met een hoog inkomen veel gemakkelijker het geld kunnen missen om de hogere belasting te betalen. Zij vinden het rechtvaardig dat de mensen met hogere inkomens wat extra inleveren om het leven voor mensen met een lager inkomen wat draaglijker te maken. Belasting als progressieve belasting is een politieke keuze. Bij een progressieve belasting wordt uitgegaan van het beginsel dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen.
Tegenstanders van een progressief stelsel zullen aanvoeren dat hogere inkomens (die dus progressief meer belasting betalen) niet per se méér profiteren van de voorzieningen die door deoverheidmethetbelastinggeldwordenbetaalddananderen.Iemandmeteenhogerinkomen profiteert niet méér van bijvoorbeeld het wegennet of van defensie.
De keuze voor een bepaald belastingstelsel is inkomenspolitiek. Een progressief stelsel heeft eengelijkmatigerverdelingvaninkomenstotgevolg,omdatmensenmetlageinkomensminder belasting betalen en mensen met hogere inkomens relatief meer. Dit wordt ‘herverdelingvan inkomens’ genoemd. De overheid neemt eigenlijk weg bij de rijken en geeft dit aan de arme burgers. Dus de mensen met een lager inkomen hebben baat bij een progressief tarief, terwijl de mensen met een hoger inkomen er nadeel van hebben. Een proportioneel stelsel zou de inkomensongelijkheid in stand houden. Vandaar dat dit ook wel vlaktaks wordt genoemd. Dit werkt ten nadele van de lagere inkomensgroepen en ten voordele van de hogere inkomensgroepen.
Opdracht
13 Belastingen en tariefstelsels
a. Box 1 van de inkomstenbelasting heeft een: progressief tarief proportioneel tarief
b. De erfbelasting heeft een: progressief tarief proportioneel tarief
Opdracht 14 Stellingen over belastingstelsels
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer steeds ook waarom.
a. Een progressief belastingstelsel betekent dat iedereen hetzelfde percentage belasting betaalt.
b. Een proportioneel belastingstelsel betekent dat men een hoger percentage belasting betaalt als de belastbare som hoger is.
c. Iemand met een hoog inkomen in Nederland betaalt over zijn hele inkomen 49,50% inkomstenbelasting.
d. In Nederland geldt in box 1 van de inkomstenbelasting een vlaktaks.
Opdracht 15 Progressief of proportioneel?
a. Wat wordt bedoeld met het ‘progressief tarief’?
b. Wat betekent een ‘proportioneel tarief’?
c. Je hoort politici soms pleiten voor een ‘vlaktaks’ bij de inkomstenbelasting. Wat houdt dat in?
d. Wat bedoelen we met de zin: "Progressieve tarieven dragen bij aan de herverdeling van inkomens."?
Opdracht 16 Gatenkaas
Vul elke zin aan met het juiste begrip.
1. Belastingen met een gelijkblijvend percentage zijn belastingen met een tarief.
2. Belastingen met een percentage dat stijgt als de belastbare som stijgt, zijn belastingen met een tarief.
3. Belasting met een proportioneel tarief wordt ook wel een genoemd.
1.7 Belastingbeginselen
In het belastingrecht speelt een aantal specifieke beginselen een belangrijke rol bij de vraag of er in een bepaald geval belasting wordt geheven en hoeveel. Het is belangrijk te begrijpen waarom er belasting wordt geheven.
Het gaat om de volgende vier beginselen:
• draagkrachtbeginsel
• profijtbeginsel
• beginsel van de minste pijn
• beginsel van de bevoorrechte verkrijging.
Draagkrachtbeginsel
Het draagkrachtbeginsel betekent dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. De financieel sterkeren moeten volgens dit beginsel meer belasting betalen. Je vindt dit beginsel terug in het progressieve tarief in box 1 van de inkomstenbelasting. Mensen die meer verdienen, betalen een hoger percentage over hun inkomsten dan mensen met een lager inkomen.
Profijtbeginsel
Als een burger meer profijt (voordeel) heeft van bepaalde overheidsvoorzieningen, dan is het redelijk dat hij hier ook extra voor betaalt in de vorm van een specifieke belasting. Bijvoorbeeld: de automobilist betaalt wegenbelasting (motorrijtuigenbelasting). Hij maakt immers gebruik van het wegennet en betaalt zo indirect mee aan de uitbreiding en het onderhoud ervan. Hierbij is dus het profijtbeginsel van toepassing.
Beginsel van de minste pijn
Belasting betalen is niet leuk. Het doet pijn in de portemonnee. Als belasting wordt geheven, dan moet dat op een manier die zo min mogelijk nadelig is. Oftewel: de belasting moet worden geheven op een manier die 'de minste pijn' oplevert wat betreft administratieve rompslomp.
Bijvoorbeeld: de werkgever houdt de loonbelasting in op het loon van de werknemer. De werknemer ontvangt een nettosalaris op zijn bankrekening. De belasting is dan al via de werkgever betaald. Je kunt dus zeggen dat deze methode voor de werknemer ‘de minste pijn veroorzaakt’. Hij heeft er geen extra administratief werk aan. Daarom spreken we hier over het beginselvandeminstepijn
Beginsel van de bevoorrechte verkrijging
Krijgt iemand een onverwacht financieel voordeel, zoals een schenking of erfenis, dan kun je zeggen dat hij iets verkrijgt via een voorrecht. Je zegt dan: er is sprake van ‘bevoorrechte verkrijging’ De overheid heft dan belasting, bijvoorbeeld schenkbelasting of erfbelasting.
Dergelijke belastingen worden redelijk geacht omdat het voordeel door de belastingplichtige is verkregen zonder dat er een tegenprestatie van hem tegenover heeft gestaan. Hij krijgt iets zonder dat hij er veel voor hoeft te doen. En dan is het redelijk als hij wat moet afstaan van dat voordeel. Ook de kansspelbelasting (op prijzen uit bijvoorbeeld loterijen) valt onder dit beginsel vandebevoorrechteverkrijging.
Opdracht 17 Belastingbeginselen
a. Verbind de belasting in de linkerkolom met het bijbehorende beginsel in de rechterkolom.
Motorrijtuigenbelasting
Loonbelasting
Erfbelasting
Inkomstenbelasting
Draagkrachtbeginsel
Beginsel van de minste pijn
Profijtbeginsel
Beginselvandebevoorrechteverkrijging
b. Verbind de zin in de linkerkolom met het bijbehorende beginsel in de rechterkolom.
De burger heeft voordeel van overheidsvoorziening
Het nadeel voor de burger is zo klein mogelijk
Belasting betalen als je een voordeel hebt zonder dat je een tegenprestatie moest leveren
Rijkere mensen betalen relatief meer dan armere mensen
Draagkrachtbeginsel
Beginselvandebevoorrechteverkrijging
Beginsel van de minste pijn
Profijtbeginsel
Opdracht 18 Stellingen over belastingbeginselen
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer steeds ook waarom.
a. De inkomstenbelasting wordt geheven op grond van het profijtbeginsel.
b. De inkomstenbelasting wordt geheven op grond van het beginsel van bevoorrechte verkrijging.
c. De loonbelasting wordt geheven op grond van het beginsel van de minste pijn.
d. De motorrijtuigenbelasting wordt geheven op grond van het profijtbeginsel.
Opdracht 19 Verschillende belastingbeginselen
a. Geldt het draagkrachtbeginsel bij de btw? Waarom wel/niet?
b. Geldt het draagkrachtbeginsel bij de inkomstenbelasting? Waarom wel/niet?
c. Geldt het profijtbeginsel bij de motorrijtuigenbelasting? Motiveer je antwoord.
d. Is er bij de erfbelasting sprake van het beginsel van de bevoorrechte verkrijging? Waarom wel/niet?
e. Is er bij de motorrijtuigenbelasting sprake van het beginsel van de bevoorrechte verkrijging? Waarom wel/niet?
Opdracht 20 Beginselen begrepen
a. Wat betekent het draagkrachtbeginsel?
b. Wat betekent het beginsel van de bevoorrechte verkrijging?
c. Wat betekent het profijtbeginsel?
1.8 Belastingen: manieren van indelen
Belastingen zijn er in allerlei soorten en maten en met verschillende benamingen. Ze worden geheven door verschillende overheden. Het is mogelijk om de belastingen op verschillende manieren onder te verdelen, ofwel te rubriceren.
De volgende indelingen worden het meest gebruikt:
Naar heffende instantie
Een van de manieren om onderscheid aan te brengen in de verschillende soorten belastingen is om te kijken naar welke overheidsinstantie de desbetreffende belasting heft.
De overheid is van oudsher onderverdeeld in verschillende bestuurslagen. We onderscheiden onder meer:
• Rijk (de centrale overheid)
• provincie
• gemeente
• waterschappen.
We spreken dus over rijks-, provinciale, gemeentelijke en waterschapsbelastingen.

Indeling van belastingen op basis van de heffende instantie.
Het Rijk heft de ‘grote’ belastingen waaruit voor de (centrale) overheid de meeste inkomsten voortvloeien: omzetbelasting, loon- en inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Verder noemen we: kansspelbelasting, dividendbelasting, motorrijtuigenbelasting en bpm, overdrachtsbelasting, accijnzen en bijvoorbeeld een aantal milieuheffingen.
Door de provincie worden zogenoemde opcenten geheven die door de houder van een motorrijtuig moeten worden betaald, samen met de motorrijtuigenbelasting.
Gemeenten heffen meerdere belastingen, waarvan de onroerendezaakbelasting (OZB) de bekendste is. Eigenaren van onroerende zaken moeten over de waarde van hun onroerende zaak aan de gemeente belasting betalen. Verder zijn er toeristenbelasting en hondenbelasting.
Om de kwaliteit van het waterbeheer te waarborgen, wordt door waterschappen eveneens belasting geheven, de zogenoemde waterschapsbelasting.
De rijksoverheid incasseert verreweg het grootste deel van de belastingopbrengsten: 93% van alle geheven belastinggelden. De gemeente komt op de tweede plaats met 5%. Provincie en waterschap incasseren de resterende 2% van de belastingen.
Directe en indirecte belastingen
Belastingen zijn ook anders te verdelen als je kijkt naar de mogelijkheid of je de betaalde belasting kunt doorberekenen aan een ander. We onderscheiden dan directe en indirecte belastingen.

Indeling van belastingen op basis van de mogelijkheid van doorberekenen.
Directebelastingen worden geheven van inkomen, winst en vermogen. Degene met een inkomen, winst of vermogen betaalt zelf de belasting. De belasting wordt geheven bij degene die er rechtstreeks recht op heeft. Degene die de belasting betaalt, kan deze niet afwentelen op een ander. Met andere woorden: hij kan deze belasting niet aan een ander doorberekenen. Je kunt ook zeggen: ‘Directe belastingen worden gedragen door degene die ze betaalt.’ Hij wordt er dus zelf ‘armer’ van.
Voorbeelden van directe belastingen zijn de inkomstenbelasting, de loonbelasting en de vennootschapsbelasting.
Bij indirectebelastingen wordt de waarde van een bepaald goed of een bepaalde dienst verhoogdmetbelasting.Daaromwordteenindirectebelastingookweleen‘kostprijsverhogende belasting’ genoemd. De omzetbelasting is de bekendste indirecte belasting. Deze belasting wordt ook btw (belasting over de toegevoegde waarde) genoemd. De btw komt voor rekening van de afnemer van het goed of de dienst. Het is echter de leverancier van het goed of de dienst die de belasting aan de overheid afdraagt. De leverancier heeft het belastingbedrag van de afnemer ontvangen. Met andere woorden: hij heeft de belasting aan de afnemer doorberekend. Anders geformuleerd: ‘indirecte belastingen worden afgewenteld op een ander’. De winkelier berekent dus de btw (omzetbelasting) door aan de klant. De winkelier wordt niet ‘armer’ van het afdragen van de btw, omdat hij die belasting door de klant betaald krijgt. De klant wordt er natuurlijk wel ‘armer’ van. Hij betaalt de prijs die de winkel wil hebben plus de btw.
Voorbeelden van indirecte belastingen zijn de omzetbelasting (btw) en de assurantiebelasting.
Kostprijsverhogende belasting
De prijs van een pak melk in de winkel wordt verhoogd met een percentage aan omzetbelasting, inditgevalhetlagebtw-tarief.Hiermeewordtdusdekostprijsvooronsalsconsumentverhoogd. Vermeerderd met de belasting moet je dus meer voor het pak melk betalen. Als je afrekent, betaal je de verkoopprijs inclusief de omzetbelasting. De ontvangen btw moet de winkelier afdragen aan de Belastingdienst.
Naar wijze van heffing
Een derde onderscheid gaat over de wijze van heffing. We kennen belastingen via een aanslag (aanslagbelastingen) en belastingen via een aangifte (aangiftebelastingen).

Indeling van belastingen op basis van de heffingswijze.
Bij aanslagbelastingen wordt door de Belastingdienst een elektronische aangifte klaargezet. De belastingplichtige vult de aangifte in. Na ontvangst van de aangifte wordt door de inspecteur op basis hiervan een aanslag opgelegd.
Voorbeeldenvaneenaanslagbelastingzijndeinkomstenbelasting,devennootschapsbelasting, de erfbelasting en de schenkbelasting.
Bij aangiftebelastingen moet de belastingplichtige zelf de omvang van de belastingschuld berekenen. Daarna doet hij op eigen initiatief aangifte. En vervolgens betaalt hij zelf de belastingschuld. Let op: de aangifte doet de belastingplichtige wel uit zichzelf, maar het is niet vrijblijvend. Als de btw-aangifte of -betaling niet op het verplichte moment is gedaan, dan krijgt hij een boete.
Voorbeelden van een aangiftebelasting zijn de omzetbelasting (btw), de loonbelasting (loonheffing) en de dividendbelasting.
Opdracht 21 Belastingen: manieren van indelen
a. De inkomstenbelasting is een: directe belasting indirecte belasting
b. De omzetbelasting (btw) is een: directe belasting indirecte belasting
c. De loonbelasting is een: aanslagbelasting aangiftebelasting
d. De inkomstenbelasting is een: rijksbelasting provinciale belasting gemeentelijke belasting
e. De onroerendezaakbelasting is een: rijksbelasting provinciale belasting gemeentelijke belasting
f. De opcenten die je betaalt bovenop de motorrijtuigenbelasting (wegenbelasting) vormen een: rijksbelasting provinciale belasting gemeentelijke belasting
Opdracht 22 Stellingen over indelingen
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer steeds ook waarom.
a. Een directe belasting kan niet worden afgewenteld op een ander.
b. De omzetbelasting is een voorbeeld van een indirecte belasting.
c. De omzetbelasting is een voorbeeld van een aanslagbelasting.
d. Het materiële belastingrecht gaat over de inhoud van de belastingregels.
e. Het formele belastingrecht gaat over de procedure.
1.9 Bronnen van belastingrecht
De vraag waar we het belastingrecht kunnen vinden, is vragen naar welke bronnen van het belastingrecht er zijn. Het gaat om de volgende rechtsbronnen:
• wet
• algemene beginselen van behoorlijk bestuur
• jurisprudentie
• verdragen
• Europese regelgeving.
Wet
De belastingheffing door het Rijk heeft een grondwettelijke basis in de Grondwet (Gw). Daarin staat onder andere dat belastingen via de wet moeten worden geregeld. Dit heet het legaliteitsbeginsel. De belastingheffing is in tal van wettelijke regelingen te vinden.
Legaliteitsbeginsel
Nederland is een rechtsstaat. In het maatschappelijk leven spelen wetten en regels een belangrijke rol. De overheid moet zich aan de wet houden. Overheidsoptreden moet rechtmatig zijn. Daarom geldt het legaliteitsbeginsel ('lex' is een Latijns woord dat ‘wet’ betekent; het woord ‘legaliteit’ is dus afgeleid van ‘lex’). Dit legaliteitsbeginsel houdt dus in dat het overheidshandelen terug te voeren moet zijn op de wet. Die wettelijke basis moet het overheidsorgaan (bestuursorgaan) de bevoegdheid geven om bijvoorbeeld belasting te heffen. Hierdoor wordt het overheidsoptreden controleerbaar (door de rechter). De regels zijn voor zowel de overheid als de burger van tevoren duidelijk. De burger weet wat hij kan verwachten en de overheid weet waar zij zich aan heeft te houden.
Het kenmerk van belastingheffing is dat de overheid belastingbetalingen van haar burgers kan afdwingen. Het is dus ook een vereiste van de rechtsstaat dat dit alleen gebeurt door een overheid die daartoe een wettelijke bevoegdheid heeft.
Wetten in materiële zin en wetten in formele zin
In het recht wordt onderscheid gemaakt tussen wetgeving in materiële en in formele zin. Bij het begrip ‘materiële’ moet je vooral denken aan de inhoud van de wet. Welke regels staan er in de wet? Het begrip ‘formele’ slaat op de manier waarop die wet tot stand gekomen is, dus het gaat over de vorm.

Wetten in materiële zin en in formele zin.
Wetten in materiële zin
Het begrip 'wetinmateriëlezin' houdt in dat de regeling algemene, tot de burgers gerichte en bindende regels bevat. Zo kan ook een verordening van een lager overheidsorgaan een wet in materiële zin zijn als daar algemeen geldende regels in staan. Vrijwel alle regelgeving rondom belasting staat in een wet in materiële zin, omdat het voor iedereen geldt.
Wetten in formele zin
In de eerste plaats is het belastingrecht neergelegd in een aantal wetteninformelezin. Dit houdtindatheteenwetbetreftdietotstandisgekomendoorsamenwerkingtussenderegering en de Staten-Generaal. De term gaat dus alleen over de wijze waarop de wet tot stand is gekomen. Bijvoorbeeld: de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de omzetbelasting 1968 en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Maar ook een begrotingswet voor 2025.
Deze belastingwetten zijn onder te verdelen in heffingswetten en algemene wetten. In heffingswetten staan de regels over één specifieke belasting, zoals de Wet inkomstenbelasting 2001. De algemene wetten gaan over zaken die voor alle belastingen gelden. Bijvoorbeeld de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet 1990. Deze laatste wet geeft aan hoe de belasting kan worden opgeëist bij de belastingplichtige.
Wet in formele zin en/of in materiële zin
De Wet inkomstenbelasting 2001 is een wet die door de regering en de Staten-Generaal samen is vastgesteld. Dus is het een wet in formele zin. Deze zelfde wet legt verplichtingen op aan alle burgers. Dus is het ook een wet in materiële zin.
De wet waarbij prins Willem-Alexander destijds officieel toestemming kreeg voor zijn huwelijk met Máxima, is een wet in formele zin, maar geen wet in materiële zin. Immers, deze wet legt geen verplichtingen op aan de burgers.

Het huwelijk van Koning Willem-Alexander en Maxima.
EenverordeningvandegemeenteBredawaardoorhetniettoegestaanisinhetparkValkenberg te kamperen, is geen wet in formele zin, omdat de gemeente Breda deze verordening gemaakt heeft. Maar het is wel een wet in materiële zin, omdat deze verordening alle burgers bindt. Immers, niemand mag in dit park kamperen, ook mensen die niet in Breda wonen niet!
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Een volgende bron die regels biedt voor het bestuursrecht, wordt gevormd door de algemene beginselenvanbehoorlijkbestuur. De beginselen zijn eigenlijk de basisnormen die de overheid bijhethandeleninachtmoetnemen.Zomoetenbestuursorganenbijvoorbeeldbijhetopleggen van een belastingaanslag zorgvuldig te werk gaan. Dus het besluit moet goed worden voorbereid: alle relevante informatie moet verzameld worden en eventueel moeten belanghebbendenwordengehoord.Enalshetbesluitisgenomen,danmoethetbestuursorgaan in staat zijn duidelijk te motiveren waarom het besluit is genomen. Deze algemene beginselen van behoorlijk bestuur (vaak afgekort als ABBB) zijn van groot belang voor het gehele bestuursrecht en gelden daarom ook voor het belastingrecht.
Het betreft de volgende beginselen:
• HetzorgvuldigheidsbeginselhoudtindatdeBelastingdienstdenodigekennismoetvergaren omtrent de feiten en goed moet kijken naar de belangen van de belastingplichtige en van de Belastingdienst.
• Het verbod van détournementdepouvoir geeft aan dat de Belastingdienst geen misbruik mag maken van zijn macht.
• Het evenredigheidsbeginsel betekent dat de gevolgen van een besluit voor bepaalde belastingplichtigen niet heel anders mogen zijn dan voor andere burgers.
• Het gelijkheidsbeginsel betekent dat gelijke situaties gelijk moeten worden behandeld.
• Het vertrouwensbeginsel houdt in dat een burger erop mag vertrouwen dat een toezegging door een belastingambtenaar ook echt wordt nagekomen. Het vertrouwen dat bij de belastingplichtige is opgewekt, gaat voor alles.
• Hetmotiveringsbeginselbetekentuitleggenwaaromjeietsgedaanhebt.DeBelastingdienst moet dus uitleg geven aan de belastingplichtige wat de redenen zijn voor een bepaalde beslissing.
Een afspraakje met de Belastingdienst?
Een burger of een bedrijf kan met de Belastingdienst soms afspraken maken.
Bijvoorbeeld over de manier waarop bepaalde onduidelijkheden worden opgelost. Vooral grotere bedrijven maken afspraken met de Belastingdienst over de manier waarop bepaalde zaken worden verwerkt in de aangifte. De Belastingdienst gebruikt daarvoor de Engelstalige term ‘ruling’.
Als de Belastingdienst zich dan later niet aan de afspraken houdt, kan de burger een beroep doen op het vertrouwensbeginsel. De overheid, dus ook de Belastingdienst, moet betrouwbaar zijn.
Jurisprudentie
Jurisprudentie is een belangrijke bron van belastingrecht. Jurisprudentie betekent vaste rechtspraak. De rechter heeft het laatste woord als er een conflict is tussen de burger en de Belastingdienst. De rechtspraak in belastingzaken gaat via beroep, bezwaar, hoger beroep en cassatie.
Na een verplichte bezwaarprocedure bij de Belastingdienst zelf kan de belastingplichtige via een beroepsprocedure het geschil voorleggen aan de sector bestuursrecht van de rechtbank. Tegen de uitspraak van de rechtbank is hoger beroep mogelijk bij de belastingkamer van het gerechtshof. En van deze uitspraak kan ook nog in cassatie worden gegaan bij de Hoge Raad.
Virtuele tour bij de Hoge Raad
Verdragen
Een volgende bron van belastingrecht vormen internationale verdragen. Tussen Nederland en veel andere landen gelden zogenoemde bilaterale verdragen, veelal ter voorkoming van dubbele belasting. Bilateraal betekent tweezijdig, dus tussen twee landen.
Nederlandsebelastingplichtigenbetalenbelastingoverhungeheleinkomen.Hetmaaktdaarbij niet uit waar in de wereld dit inkomen wordt verdiend. Deze manier van belasting heffen wordt door de meeste landen gehanteerd. Maar soms wordt in een land ook belasting geheven van niet-inwoners over inkomen dat in dat land wordt verdiend. Om te voorkomen dat inkomen dubbel wordt belast, zijn tussen landen afspraken gemaakt om die dubbele belastingheffing te voorkomen. Je vindt de wettelijke regeling in art. 37 van de AWR.
Art. 37 AWR
Werken in een ander land
Pim is een Nederlander. Hij werkt in China voor een Nederlands bedrijf. Over zijn salaris worden in zijn geval de Nederlandse belastingen en premies geïnd en afgedragen. Maar ook de Chinese overheid wil inkomstenbelasting heffen. Dan is er dus sprake van dubbele belasting. Deze kwestie kan worden opgelost door een verdrag tussen Nederland en China.
Europese regelgeving
ElkelidstaatvanEuropaheftzijneigendirectebelastingen.DeNederlandseinkomstenbelasting wijkt af van de Franse of de Belgische. Maar over sommige indirecte belastingen heeft de EU diverse regels gesteld die overal in Europa gelden. Zo worden omzetbelasting, invoerrechten en accijnzen voor een groot gedeelte bepaald door Europese verordeningen en richtlijnen.
Opdracht 23 Bronnen van belastingrecht
Is een bepaalde gedragsregel een wet in materiële zin en/of in formele zin? Vul hierna in wat van toepassing is. Er is steeds slechts één antwoord juist.
De Wet inkomstenbelasting 2001 is:
alleen een wet in materiële zin
alleen een wet in formele zin
een wet in materiële zin en ook een wet in formele zin geen wet in materiële zin en ook geen wet in formele zin
Opdracht 24 Wettelijke termen
a. Wat betekent het legaliteitsbeginsel?
b. Wat betekent het begrip ‘wet in materiële zin’?
c. Wat betekent het begrip ‘wet in formele zin’?
Opdracht 25 Stellingen over bronnen van belastingrecht
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Hetlegaliteitsbeginselbetekentdatbelastingalleenopbasisvandewetkanwordengeheven.
b. De gemeentelijke regeling omtrent de onroerendezaakbelasting is een wet in materiële zin.
c. De gemeentelijke regeling omtrent de onroerendezaakbelasting is een wet in formele zin.
d. De Wet inkomstenbelasting 2001 is een wet in materiële zin.
e. De Wet inkomstenbelasting 2001 is een wet in formele zin.
f. Een bepaling van de provincie Noord-Brabant dat het provinciehuis verhuist naar Tilburg is een wet in formele zin en een wet in materiële zin.
g. De Grondwet is een wet in formele zin en een wet in materiële zin.
Opdracht 26 Gatenkaas
Vul elke zin aan met het juiste begrip.
1. Wetten die regels bevatten die de burgers binden, zijn wetten in zin.
2. Wetten die ontstaan door samenwerking van regering en Staten-Generaal, zijn wetten in zin.
3. Vaste rechtspraak heet in het recht .
4. Het beginsel dat belastingwetten moeten zijn gebaseerd op een wet, is het
5. Het onderdeel van het belastingrecht waarin een bepaalde belasting en de hoogte daarvan worden geregeld, valt onder het belastingrecht.
6. Het onderdeel van het belastingrecht waarin de procedure van de belastingheffing en de inning worden geregeld, valt onder het belastingrecht.
7. Het algemene beginsel van behoorlijk bestuur van het ‘verbod van détournement de pouvoir’ is een verbod op .
1.10
Rekenen met belastingen
Als je een belastingaangifte doet, is het van belang dat je weet op welke manier je moet rekenen. De meeste berekeningen gaan automatisch als je aangifte doet via een online omgeving. Je kunt vertrouwen op de formules die de Belastingdienst daarbij gebruikt. Wel moet je opletten dat je bij de aangeleverde gegevens de correcte afrondingsregels toepast.
In alle berekeningen voor alle belastingen geldt deze hoofdregel: alle bedragen worden afgerond op hele euro’s in het voordeel van de belastingplichtige.
Dat betekent dus:
• Inkomsten worden naar beneden afgerond.
• Aftrekposten worden naar boven afgerond.
• Te betalen belastingbedragen worden naar beneden afgerond.
Wegebruikenveelvoorbeeldberekeningen.Enbijbepaaldeopdrachtenmoetjeeenberekening maken. Bij het maken van de opdrachten moet je rekening houden met de bovengenoemde afrondingsregels.
Opdracht 27 Rekenen met belastingen
1. Belaste bedragen, zoals inkomsten, worden naar beneden / boven afgerond.
2. Aftrekposten worden naar beneden / boven afgerond.
3. Te betalen belastingbedragen worden naar beneden / boven afgerond.
4. Terug te ontvangen belasting wordt naar beneden / boven afgerond.
Opdracht 28 Afronden
Welke hoofdregel geldt voor alle berekeningen voor alle belastingen?
1.11 Toeslagen
Naast het innen van belastingen heeft de Belastingdienst nog een taak. Dat is het uitkeren van toeslagen. Een toeslag is een bijdrage in de kosten voor mensen die deze niet goed zelf kunnen betalen omdat ze een laag inkomen hebben.
Nederland kent de volgende vier toeslagen:
• zorgtoeslag, een bijdrage in de kosten van de zorgverzekering
• huurtoeslag, een bijdrage in de huurkosten
• kindgebonden budget, een bijdrage in de kosten van de kinderen
• kinderopvangtoeslag, een bijdrage in de kosten van kinderopvang.
De hoogte van de toeslagen
De Belastingdienst berekent de hoogte van de toeslag door te kijken naar het inkomen. Dat is niet alleen het inkomen van degene die de toeslag aanvraagt, maar ook van een partner. Bij de huurtoeslag wordt ook gekeken naar het inkomen van eventuele medebewoners. Voor zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag telt het vermogen ook mee.
Proefberekening en aanvragen
Iedereen kan zelf uitrekenen in hoeverre men in aanmerking komt voor een van de toeslagen en ook hoeveel die toeslag dan zou kunnen zijn. Je kunt een proefberekening maken op de site van de Belastingdienst:
Proefberekening toeslagen
Als je van mening bent dat je in aanmerking komt voor een toeslag, moet je die meestal zelf aanvragen. Dat kan op de site van de Belastingdienst. Als je eenmaal recht hebt op een toeslag, hoef je die niet opnieuw aan te vragen. Zolang je aan de voorwaarden voldoet, krijg je de toeslag het volgende jaar vanzelf. Natuurlijk moet je zelf wel aangeven wanneer er iets in je situatie verandert. Stel dat je meer bent gaan verdienen, waardoor je wellicht minder toeslag moet krijgen, dan moet je dat binnen vier weken doorgeven aan de Belastingdienst. Zo moet je ook zelf actie ondernemen als je de toeslag wilt stopzetten.
Je kunt een toeslag aanvragen op de site van de Belastingdienst. Daarvoor heb je wel je DigiD-code nodig.
Toeslagen aanvragen
Zorgtoeslag
De premie voor de zorgverzekering kan voor mensen met een lager inkomen een te grote uitgave zijn. De zorgtoeslag is een bijdrage van de overheid om de zorgverzekering betaalbaar te houden. Om recht op zorgtoeslag te hebben moet je een Nederlandse zorgverzekering hebben. Ook mag je niet te veel verdienen, daarom kijkt de Belastingdienst naar je inkomen. Iedereen vanaf 18 jaar kan in aanmerking komen voor de zorgtoeslag.
Als je geen partner hebt, geldt een andere inkomensgrens dan wanneer je wel een partner hebt. Ook mag je niet te veel vermogen hebben. Kijk op de website van de Belastingdienst.
Belastingdienst: zorgtoeslag 2025
Toetsingsinkomen
€ 30.000
€ 35.000
€ 50.206 en meer
Zorgtoeslag per maand indien met toeslagpartner
€ 232
€ 175
€ 0
Een klein gedeelte van de tabel voor de zorgtoeslag met toeslagpartner (peiljaar 2025).
Toetsingsinkomen
€ 30.000
€ 35.000
€ 39.719 en meer
Zorgtoeslag per maand indien geen toeslagpartner
€ 112
€ 55
€ 0
Een klein gedeelte van de tabel voor de zorgtoeslag zonder toeslagpartner (peiljaar 2025).
Huurtoeslag
Voor sommige mensen is de huur die zij moeten betalen gewoon te hoog. Als zij niet te veel verdienen, kunnen zij een huurtoeslag krijgen. De huurtoeslag is een tegemoetkoming van de overheid in de huurkosten voor mensen met een laag inkomen.
Welke inkomensgrenzen daarvoor gelden hangt af van de samenstelling van het gezin. En de huurmagniettehoogzijn.Jekuntdusnieteenheeldurehuurwoninggaannemenenvervolgens verwachten dat de Belastingdienst de huurtoeslag wel zal betalen. Voor een proefberekening kun je kijken op de website van de Belastingdienst.
Kindgebonden budget
Het kindgebondenbudget is een bijdrage in de kosten voor de verzorging van kinderen tot 18 jaar.Iedereenmetkinderenontvangtalkinderbijslag.Hetkindgebondenbudgetiseentoeslag die ouders in specifieke gevallen extra kunnen ontvangen. Bij de vraag wie van de ouders het kindgebonden budget krijgt, is het antwoord: dat is de ouder die de kinderbijslag op zijn naam heeft bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
Of iemand in aanmerking komt voor een kindgebonden budget hangt af van het inkomen en van het vermogen. Via de site van de Belastingdienst kun je ook hiervoor een proefberekening maken.
Kinderopvangtoeslag
Ouders die werken moeten natuurlijk opvang voor hun kinderen hebben. De kinderopvangtoeslagiseentegemoetkomingindekostenvanopvangvooroudersdiewerken of die een opleiding volgen. De kinderopvanglocatie moet geregistreerd zijn. Vervolgens controleert de gemeente of de opvang goed en veilig is. Goedgekeurde opvang staat geregistreerd in een officieel register.
Afhankelijk van het inkomen betalen de ouders een verplichte eigen bijdrage voor de kinderopvang. Het restant betalen zij door middel van de kinderopvangtoeslag.
Bij de kinderopvangtoeslag wordt niet gekeken naar het inkomen of het vermogen van de ouders. Dus ook ouders met een zeer hoog inkomen of vermogen hebben recht op de kinderopvangtoeslag.
Het toeslagenschandaal
Het is onder deze naam veelvuldig in het nieuws geweest: het toeslagenschandaal. Kort samengevat: bij de kinderopvangtoeslag maakten de ouders wel eens kleine fouten in de formulieren. Zodra deze fouten van de ouders door de Belastingdienst werden ontdekt, werden dieoudersverdachtvanfraude.Vaakwasdatonterecht.DeBelastingdienstheeftdeuitbetaalde
kinderopvangtoeslag vervolgens volledig teruggeëist. Daarbij is een bijzonder streng beleid uitgestippeld, waar veel goedwillende ouders de dupe van werden. Zij moesten soms vele tienduizenden euro’s terugbetalen op grond van een heel klein foutje. Veel alleenstaande ouders raakten alles kwijt, soms werd zelfs hun kind uit huis geplaatst.
Ooknu,najaren,zijndeonrechtvaardigesituatiesnogsteedsniethersteld.Volgensonderzoeken was er in sommige gevallen sprake van racisme, vooroordelen en schending van het recht. Een ‘hersteloperatie’ die onder druk van de Tweede Kamer in gang is gezet, is nu nog steeds niet afgerond.
Mocht je hier meer over willen weten, dan staat hier een uitgebreid en duidelijk artikel:
Dagblad Trouw: de toeslagenaffaire
Opdracht 29 Toeslagen
a. Leg uit wat de zorgtoeslag inhoudt.
b. Leg uit wat de huurtoeslag inhoudt.
c. Leg uit wat het kindgebonden budget inhoudt.
d. Leg uit wat de kinderopvangtoeslag inhoudt.
1.12 Samenvatting
Een moderne westerse samenleving kan niet bestaan zonder dat van haar deelnemers een financiële bijdrage wordt gevraagd. Die bijdrage wordt verplicht gesteld door het heffen van diverse belastingen. Belastingen zijn gedwongen bijdragen. Er staat geen individueel aanwijsbaretegenprestatievandeoverheidtegenover.Debelastingopbrengstenkomenterecht in een grote pot van waaruit de overheidsvoorzieningen worden gefinancierd.
De heffing van belasting speelt tussen de overheid en de burger; het belastingrecht is daarom een onderdeel van het bestuursrecht.
Bij de belastingheffing speelt het legaliteitsbeginsel een grote rol. Heffing van belasting is alleen mogelijk op basis van een wettelijke grondslag.
De Belastingdienst heeft ook als taak om toeslagen uit te keren. Dat zijn de zorgtoeslag, de huurtoeslag, het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag.
Het belastingrecht is te vinden in talrijke bronnen. In de eerste plaats in nationale wet- en regelgeving.HetrechtvandeEuropeseUnieisookvaninvloedoponsbelastingrecht.Verdragen – vooral bilaterale tussen Nederland en een andere verdragspartner – en jurisprudentie vormen twee andere belangrijke bronnen van belastingrecht.
Alle bedragen worden afgerond op hele euro’s in het voordeel van de belastingplichtige.
1.13 Kernbegrippen
Aangiftebelasting
Een belasting waarbij de belastingschuld ontstaat door het doen van een aangifte, waarbij ook de belastingschuld wordt betaald.
Aanslagbelasting
Een belasting waarbij de belastingschuld ontstaat door het vaststellen van de aanslag door de Belastingdienst.
Administratiefrecht
Dat deel van het recht dat de verhouding regelt tussen burgers en de overheid. Ook wel: bestuursrecht.
Algemenebeginselenvanbehoorlijkbestuur
Het ongeschreven recht met de gedragsregels die de overheid ten opzichte van de burger moet respecteren.
Ambtshalve
Op grond van een functie (bij belastingaanslagen, dus wanneer geen aangifte is gedaan).
Beginselvandebevoorrechteverkrijging
Beginsel dat iemand belasting betaalt als hij iets verkregen heeft waarvoor hij geen tegenprestatie hoefde te leveren.
Beginselvandeminstepijn
Beginsel dat de belasting wordt geheven op een manier waarop de burger er het minst last van heeft.
Belasting
Gedwongen betalingen aan de overheid, op grond van publiekrechtelijke regelingen, waar geen rechtstreekse tegenprestatie van de overheid tegenover staat en die geen bestraffend karakter hebben.
Belastingfraude
Het in strijd met de wet ontgaan van fiscale verplichtingen. Ook wel: belastingontduiking.
Belastingontduiking
Het in strijd met de wet ontgaan van fiscale verplichtingen. Ook wel: belastingfraude.
Belastingmoraal
De feitelijke bereidheid van burgers om datgene wat ze aan belasting verschuldigd zijn, ook daadwerkelijk te (willen) betalen.
Belastingplichtige
Een persoon of instelling die verplicht is om belasting te betalen.
Bestuursrecht
Dat deel van het recht dat de verhouding regelt tussen burgers en de overheid. Ook wel: administratief recht.
Burgerlijkrecht
Dat deel van het recht dat de verhouding regelt tussen burgers onderling. Ook wel: civiel recht of privaatrecht.
Civielrecht
Dat deel van het recht dat de verhouding regelt tussen burgers onderling. Ook wel: burgerlijk recht of privaatrecht.
Détournementdepouvoir
Misbruik van macht.
Directebelasting
Belasting die wordt gedragen door degene die haar betaalt.
Draagkrachtbeginsel
Uitgangspuntdatbelastingenhogerzijnvoordegenendiemeerinkomstenhebbenofdiemeer bezitten.
Evenredigheidsbeginsel
De gevolgen van een besluit moeten voor alle belastingplichtigen naar verhouding gelijk uitwerken.
FIOD
Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst. Opsporingsdienst van de Belastingdienst.
Fiscaleinlichtingen-enopsporingsdienst
FIOD. Opsporingsdienst van de Belastingdienst.
Gelijkheidsbeginsel
Het beginsel dat gelijke situaties gelijk behandeld moeten worden.
Grondwet
Wet waarin de voornaamste regels staan voor de rechten en de plichten van burgers en voor het regeren van een land.
Herverdelingvaninkomens
Beleid van de overheid waarbij de mensen met hogere inkomens meer belasting betalen ten voordele van de mensen met lagere inkomens.
Huurtoeslag
Een tegemoetkoming van de overheid in de huurkosten voor mensen met een laag inkomen.
Illegaleeconomie
Economie van activiteiten die niet voldoen aan de (belasting)wetgeving.
Indirectebelasting
Belasting die door degene die haar betaalt, kan worden afgewenteld op/doorberekend aan een ander.
Inkomstenbelasting
Een belasting op het inkomen van natuurlijke personen (mensen).
Jurisprudentie
Rechtersrecht, het recht dat ontstaat doordat rechters een uitspraak doen met een algemeen geldende strekking.
Kinderopvangtoeslag
Een tegemoetkoming in de kosten van opvang voor ouders die werken of die een opleiding volgen.
Kindgebondenbudget
Een bijdrage in de kosten voor de verzorging van kinderen tot 18 jaar.
Legaliteitsbeginsel
Beginsel dat belastingen alleen mogen worden geheven op grond van de wet.
Leges
Betaling aan de overheid waar een rechtstreekse tegenprestatie tegenover staat. Ook wel: retributie.
Motiveringsbeginsel
Het beginsel dat de Belastingdienst uitleg moet geven wat de redenen zijn voor een bepaalde beslissing.
Natuurlijkpersoon
Mens van vlees en bloed.
Onroerendezaakbelasting
Ozb. De gemeentelijke belasting op onroerende zaken.
Opcenten
Provinciale belasting die door de houder van een motorrijtuig moet worden betaald samen met de motorrijtuigenbelasting.
Ozb
Onroerendezaakbelasting. De gemeentelijke belasting op onroerende zaken.
Privaatrecht
Dat deel van het recht dat de verhoudingen regelt tussen de burgers onderling. Ook wel: burgerlijk recht of civiel recht.
Profijtbeginsel
Beginsel dat men belasting betaalt omdat men voordeel heeft van een dienst van de overheid.
Progressieftarief
Debelastingplichtigemoeteenhogerpercentageaanbelastingbetalenalshetbedragwaarover de belasting wordt geheven hoger is.
Proportioneeltarief
Ongeacht de hoogte van het belastbaar bedrag moet een gelijkblijvend percentage belasting worden betaald.
Publiekrecht
Dat deel van het recht dat de rechtsverhouding regelt tussen de overheid en de burgers en tussen de overheidsorganen onderling.
Retributie
Betaling aan de overheid waar een rechtstreekse tegenprestatie tegenover staat. Ook wel: leges.
Staatsrecht
Dat deel van het recht dat de verhouding regelt tussen de overheidsorganen onderling.
Strafrecht
Dat deel van het recht waarmee de overheid probeert invloed uit te oefenen op het gedrag van de burgers door bepaalde gedragingen strafbaar te stellen.
Vertrouwensbeginsel
Het beginsel dat een burger erop mag vertrouwen dat een toezegging door een belastingambtenaar ook echt wordt nagekomen.
Vlaktaks
Inkomstenbelasting met een voor iedereen gelijk percentage.
Waterschapsbelasting
Belasting die geheven wordt door waterschappen ten behoeve van het waterbeheer.
Wetinformelezin
EenwetdietotstandisgekomendoorsamenwerkingtussenderegeringendeStaten-Generaal.
Wetinmateriëlezin
Een wet die bindende regels voor burgers bevat.
Zorgtoeslag
Een bijdrage van de overheid om de zorgverzekering betaalbaar te houden.
Zorgvuldigheidsbeginsel
Het uitgangspunt dat een overheidsorgaan grondig kijkt naar de feiten en de belangen die in een kwestie spelen.
Test je kennis
Opdracht 30
Tot welk soort recht hoort het belastingrecht? burgerlijk recht privaatrecht staatsrecht strafrecht bestuursrecht internationaal recht
Opdracht 31
Bij een actieve overheid is de behoefte aan belastinginkomsten: kleiner hetzelfde groter
Opdracht 32
Het Nederlandse belastingrecht is voornamelijk vastgelegd in: publiekrechtelijke regelingen privaatrechtelijke regelingen regelingen van internationaal recht jurisprudentie
Opdracht 33
Als ik een rijbewijs aanvraag en daarvoor een vergoeding moet betalen aan de gemeente, dan is dat: geen belasting wel een belasting
Opdracht 34
Belastingfraude is: legaal illegaal niet legaal en niet illegaal
Opdracht 35
Een tarief met een gelijkblijvend percentage, ongeacht het bedrag, noemt men een: progressief tarief proportioneel tarief
Opdracht 36
Je hebt de regels omtrent de afronding van bedragen bestudeerd. Geef aan welke van de volgende stellingen correct zijn.
Er zijn drie antwoorden juist.
Ziektekosten worden naar boven afgerond.
Inkomsten worden naar boven afgerond.
Aftrekposten worden naar beneden afgerond.
Te betalen belastingbedragen worden naar beneden afgerond.
Terug te ontvangen belastingbedragen worden naar beneden afgerond.
Aftrek voor giften wordt naar beneden afgerond.
Winst uit onderneming wordt naar beneden afgerond.
Opdracht 37
Het tarief van de omzetbelasting (btw) is een: proportioneel tarief progressief tarief
Opdracht 38
DegemeenteBredaheeftbepaalddathetvooriedereenuitsluitendopKoningsdagtoegestaan is om in het park Valkenberg spullen te verkopen op een vrijmarkt.
Deze gemeentelijke bepaling is:
alleen een wet in materiële zin
alleen een wet in formele zin
een wet in materiële zin en ook een wet in formele zin geen wet in materiële zin en ook geen wet in formele zin
Opdracht 39
De Wet op de loonbelasting is: alleen een wet in materiële zin
alleen een wet in formele zin een wet in materiële zin en ook een wet in formele zin geen wet in materiële zin en ook geen wet in formele zin
1.14 Aan de slag
Opdracht 40 Reken eens na wat je betaalt
Vul bij de volgende sommen het juiste antwoord in:
1. Marc koopt een kostuum van € 344 exclusief btw. De btw is 21%. Het bedrag inclusief btw is: € .
2. Mieke koopt een spijkerbroek van € 122 exclusief btw. De btw is 21%. Het bedrag inclusief btw is: € .
3. Fouad heeft in box 1 van de inkomstenbelasting een belastbaar bedrag opgegeven van € 26.944. Het belastingtarief is 35,82%. Het te betalen bedrag aan inkomstenbelasting in box 1 is dan (op hele euro’s naar beneden afgerond): € . Hij houdt van zijn inkomen netto over: € .
4. Carlos heeft in box 1 van de inkomstenbelasting een belastbaar bedrag opgegeven van € 3.977. Het belastingtarief is 35,82%. Het te betalen bedrag aan inkomstenbelasting in box 1 is dan (op hele euro’s naar beneden afgerond): € . Hij houdt van zijn inkomen netto over: € .
5. Pedro heeft in box 1 van de inkomstenbelasting een belastbaar bedrag opgegeven van € 14.000. Het belastingtarief is 35,82%. Het te betalen bedrag aan inkomstenbelasting in box 1 is dan (op hele euro’s naar beneden afgerond): € Hij houdt van zijn inkomen netto over: €
Opdracht
41 Bereken voor Bas zijn belasting
We gaan nu berekeningen maken die je bij het onderdeel van box 1 van de inkomstenbelasting gaat uitvoeren. Doe de berekeningen stap voor stap. Later zul je merken hoe we deze berekeningen gaan gebruiken bij de inkomstenbelasting.
Vul elk veld in nadat je de gevraagde berekening hebt gemaakt. Let op het correct plaatsen van de duizendpunt.
Bas heeft in box 1 een inkomen van € 20.000.
1. Dit inkomen valt geheel in de eerste schijf. Hierover is de belasting 35,82%. Het belastingbedrag wordt naar beneden afgerond op hele euro's. Dus dat is:
€ (heel getal).
2. Van het inkomen blijft dus, na betaling van de inkomstenbelasting, over:
€ (heel getal).
3. Gemiddeld is de inkomstenbelasting over dit inkomen in box 1 dus: % (1 decimaal).
Opdracht 42 Bereken voor Habiba haar belasting
Vervolgens doe je nog wat meer berekeningen, nu voor Habiba. Vul elk veld in nadat je de gevraagde berekening hebt gemaakt. Let op het correct plaatsen van de duizendpunt.
Habiba heeft in box 1 een inkomen van € 60.000. Dat valt in twee van de drie schijven.
1. De eerste schijf is € 38.440. Hierover is de belasting 35,82%. Dat komt neer op:
€ (heel getal).
2. Het restant van het inkomen valt in schijf 2. Dat restant is:
€ (heel getal).
3. In schijf 2 is het tarief 37,48%. Dan is daarover de belasting:
€ (heel getal).
4. De twee belastingbedragen samen zijn (naar beneden afgerond op hele euro's):
€21.849 (heel getal).
5. Van het inkomen blijft dus, na betaling van de inkomstenbelasting, over:
€ (heel getal).
6. Gemiddeld is de inkomstenbelasting over dit inkomen in box 1 dus: % (1 decimaal).
Opdracht 43 Bereken voor Giorgio zijn belasting
Tenslotte doe je de berekeningen m.b.t. drie schijven voor Giorgio Vul elk veld in nadat je de gevraagde berekening hebt gemaakt. Let op het correct plaatsen van de duizendpunt.
Giorgio heeft in box 1 een inkomen van € 85.000. Dat wordt verdeeld in drie schijven.
1. De eerste schijf is € 38.440. Hierover is de belasting 35,82%. Dat komt neer op:
€ (heel getal).
2. De tweede schijf is € 38.376. Hierover is het tarief 37,48%. Dat is dan:
€ (heel getal).
3. Het restant van het inkomen gaat in schijf 3. Dat bedrag is:
€ (heel getal).
4. Dit valt in schijf 3, met als tarief: 49,50% belasting. Dat komt neer op:
€ (heel getal).
5. De drie belastingbedragen samen zijn (naar beneden afgerond op hele euro's):
€ (heel getal).
6. Van het inkomen blijft dus, na betaling van de inkomstenbelasting, over:
€ (heel getal).
7. Gemiddeld is de inkomstenbelasting over dit inkomen in box 1 dus: % (1 decimaal).
Opdracht 44 Bereken je kortingspercentage
Een bouwmarkt zet in een advertentie: "Bij elke besteding van € 10 ontvang je een sticker. Lever je volle spaarkaart met 10 stickers in en wij storten € 10 op je bankrekening."
a. Jij besteedt exact de vereiste bedragen aan boodschappen. Voor hoeveel geld aan boodschappen moet je dan totaal minstens hebben gekocht om de korting te kunnen krijgen?
Je moet minimaal voor € besteed hebben.
b. Hoeveel procent korting krijg je op het totaal aan gekochte boodschappen?
Je krijgt % korting.
Dat was eenvoudig. Maar nu: Een supermarkt zet in een advertentie: "Bij elke besteding van € 10 ontvang je een sticker. Lever je volle spaarkaart met 10 stickers in en ontvang € 10 korting op je volgende boodschappen bij een minimale besteding van € 25."
c. Jij besteedt exact de vereiste bedragen aan boodschappen. Voor hoeveel geld aan boodschappen moet je dan totaal minstens hebben gekocht om de korting te kunnen krijgen?
Let op: Je moet niet alleen voldoende boodschappen hebben gekocht om de 10 stickers te verzamelen, maar ook nog eens boodschappen kopen om de korting daadwerkelijk te ontvangen bij inlevering van de spaarkaart! Dus......?
Je moet minimaal voor € besteed hebben.
d. Hoeveel procent korting krijg je op het totaal aan gekochte boodschappen?
Reken de korting uit over het correcte bedrag aan boodschappen wat je totaal hebt moeten uitgeven. Dus niet over € 100, maar.....?
Je krijgt % korting.
1.15 Beroepstaak
Opdracht 45 Inkomsten en uitgaven in Excel
Jij bent werkzaam bij een afdeling van het ministerie van Financiën. Je leidinggevende wil graagdatjemorgenopeenvoorlichtingsbijeenkomstvoorgeïnteresseerdeburgerseenoverzicht aanlevert van de bedragen van de belangrijkste overheidsinkomsten en overheidsuitgaven in een bepaald jaar. Je hebt echter niet de beschikking over de bedragen, maar wel over de percentages. De enige manier om die bedragen te verkrijgen is zelf te gaan omrekenen van percentages naar bedragen. Dat ga je doen met Excel.
Je hebt de beschikking over bijgaande afbeeldingen:
• De belangrijkste inkomsten van het Rijk. De andere inkomsten vallen onder de rubriek ‘Overig’.

• De belangrijkste uitgaven van het Rijk. De andere uitgaven zijn opgenomen onder ‘Overig’.

Deze afbeeldingen bevatten wel de percentages en het totaalbedrag (in het midden), maar niet de individuele bedragen. Deze moet je zelf berekenen in Excel en je maakt daarvoor zelf de formules voor de omrekening.
Het Excel-bestand dat je moet maken zou er ongeveer zo uit kunnen zien:

Maak een Excel-bestand volgens bijgaand voorbeeld. Zorg dat je daarin in de geel gemarkeerde velden de gegevens kunt invullen van de beide afbeeldingen en dat in de groen gemarkeerde velden automatisch de gevraagde bedragen verschijnen.
Hiervoor maak je formules die de percentages van de verschillende inkomsten en uitgaven omrekenen naar bedragen. De formule wordt dan:
Totaalbedrag van alle inkomsten x het percentage van X = het bedrag van X
Voorbeeld
Loonbelasting: gegeven is dat het 21,9% is van het totaalbedrag. Het totaalbedrag van alle inkomsten is € 3.664.000.000.
De formule wordt dan: € 3.664.000.000 × 21,9% = 802.416.000
Dus het bedrag aan loonbelasting heb je berekend op € 802.416.000.
MaaknuzelfhetcompleteExcel-bestandmetalleinkomstenenuitgaven.Letopdatdeoptelling van alle berekeningen klopt met het totaalbedrag.
1.16 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Kennistoets
Opdracht 46
Verbind het beginsel in de linkerkolom met de juiste uitspraak in de rechterkolom.
Zorgvuldigheidsbeginsel
Verbod van détournement de pouvoir
Evenredigheidsbeginsel
Gelijkheidsbeginsel
Vertrouwensbeginsel
De Belastingdienst moet situaties die hetzelfde zijn op dezelfde wijze behandelen
De Belastingdienst moet zorgen dat een burger erop mag rekenen dat een toezegging ook echt wordt nagekomen
De Belastingdienst moet uitleg geven aan de belastingplichtige waarom bepaalde beslissingen zijn genomen
De Belastingdienst moet zorgen dat de gevolgen van een besluit voor bepaalde belastingplichtigen niet heel anders zijn dan voor andere
DeBelastingdienstmoetdenodigekennis vergarenengoedkijkennaardebelangen van de belastingplichtige en de Belastingdienst
De Belastingdienst mag geen misbruik maken van zijn macht Motiveringsbeginsel
Opdracht 47
De bepaling van de gemeente Amsterdam dat het dragen van mondkapjes verplicht is in de Kalverstraat, is:
alleen een wet in materiële zin alleen een wet in formele zin een wet in materiële zin en ook een wet in formele zin geen wet in materiële zin en ook geen wet in formele zin
Opdracht 48
Soms moet iemand belasting betalen omdat hij iets gekregen heeft, zonder dat hij daar een echte tegenprestatie tegenover heeft hoeven te stellen. Dan spreken we over een belasting met het:
beginsel van de bevoorrechte verkrijging beginsel van de minste pijn draagkrachtbeginsel profijtbeginsel
Opdracht 49 Eindopdracht Voorlichting Belastingdienst
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Jij bent werkzaam bij de afdeling Voorlichting van de Belastingdienst. Vandaag zijn enkele nieuwe medewerkers begonnen met hun werk voor de Belastingdienst. Het is jouw taak om hun vandaag met een PowerPoint-presentatie een korte introductie te geven in het werk van de Belastingdienst.
HOOFDSTUK2
BELASTINGEN-INKOMSTENBELASTING-INLEIDINGENBOX
1
2.1 Inleiding
Verreweg de meeste mensen hebben inkomsten, zoals loon uit een arbeidsovereenkomst, winst uit een onderneming, inkomsten uit vermogen enzovoort. En over al die inkomsten moet inkomstenbelasting worden betaald.

Inkomsten uit een eigen woning.
10 meest gestelde vragen over de aangifte inkomstenbelasting
We gaan kijken naar de algemene kenmerken van de inkomstenbelasting en het boxenstelsel. Vervolgens kijken we naar box 1 en zien we welke inkomsten daaronder vallen en hoe het te betalen bedrag in deze box berekend wordt.
Leerdoelen
• Je kunt het begrip 'belastingsubject' verklaren.
• Je begrijpt hoe de heffing van de inkomstenbelasting gebeurt.
• Je kunt het boxenstelsel uitleggen.
• Je kunt verklaren hoe de inkomstenbelasting wordt toegepast op de verschillende soorten inkomsten.
• Je kunt de winst uit onderneming binnen de inkomstenbelasting uitleggen.
• Je kunt aangeven hoe het loon wordt behandeld bij de inkomstenbelasting.
• Je begrijpt het schijventarief en je kunt dit toepassen.
• Je snapt waarom het schijventarief een progressief tarief is.
• Je begrijpt de aftrekposten en heffingskortingen en het verschil daartussen.
Opdracht 1 Jullie toekomst en de belastingen
Ga samen met een klasgenoot zitten brainstormen. Stel je voor dat je een aantal jaren in de toekomst leeft. Probeer zo veel mogelijk vormen van inkomsten te bedenken die jullie zouden kunnen krijgen. Laat je fantasie maar de vrije loop. Bedenk vervolgens welke daarvan onder de inkomstenbelasting vallen. Welke inkomstenbronnen kunnen jullie bedenken? En welke belastingen worden daar dan op geheven?
2.2 Oriëntatie Inkomstenbelasting
Op basis van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt een belasting geheven over het inkomen van belastingplichtigen: de inkomstenbelasting.
Inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen
We spreken steeds over 'inkomstenbelasting'. In feite betalen we, naast inkomstenbelasting, over ons inkomen ook premies volksverzekeringen. Dat zijn de premies voor de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene nabestaandenwet (Anw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Voor de leesbaarheid gebruiken we niet de officiële term 'inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen', maar alleen de aanduiding 'inkomstenbelasting'.
Alleennatuurlijkepersonen,duszijnmensenvanvleesenbloed,zijnvoordeinkomstenbelasting belastingplichtig. De inkomstenbelasting is, samen met de loonbelasting (LB), de belangrijkste personele belasting.
Naast natuurlijke personen zijn er ook nog rechtspersonen. Denk daarbij aan de nv, de bv, de stichting en de vereniging. Deze worden geregeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Rechtspersonenzijngeennatuurlijkepersonenenvallendusnietonderdeinkomstenbelasting. Wel vallen rechtspersonen onder de vennootschapsbelasting.
Loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting
Inkomstenbelastingwordtachterafperjaargehevenoverdeinkomstendiemensen hebben gehad. Loon is voor veel mensen de enige bron van inkomsten. Stel dat mensen hun brutoloon op de bank zouden ontvangen en daarover een jaar later een groot bedrag aan inkomstenbelasting zouden moeten betalen, dan gaat dat fout. Veel mensen zouden de inkomstenbelasting daarover dan niet meer kunnen betalen. Vandaar dat de loonbelasting is ingesteld. Dit is een voorheffing om de inkomstenbelasting al vooraf te innen via de werkgever of de uitkeringsinstantie.
Waarom behandelen we de inkomstenbelasting vóór de loonbelasting?
De loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting. Dat betekent dat de inkomstenbelasting over het loon al op het loon ingehouden wordt door de werkgever. Eigenlijk is dus de loonbelasting een soort ‘onderdeel’ van de inkomstenbelasting. Vandaar dat we ervoor gekozen hebben de inkomstenbelasting, de belasting op alle inkomsten, zoals loon, winst uit onderneming enzovoort, eerst compleet te behandelen. Daarna volgt de loonbelasting, als voorheffing op de inkomstenbelasting.
Opdracht 2 Oriëntatie
Inkomstenbelasting
a. Wie zijn er belastingplichtig voor de inkomstenbelasting?
b. Valt een bv ook onder de inkomstenbelasting? Motiveer je antwoord.
2.3 Belastingsubject en belastingobject
Bij een belasting is sprake van belastingsubjecten en belastingobjecten. Hierna gaan we deze begrippen nader bekijken.
Belastingsubject: natuurlijke personen
De persoon van wie belasting wordt geheven, wordt het belastingsubject genoemd, ofwel de belastingplichtige. Voor de inkomstenbelasting zijn alleen ‘natuurlijke personen’ belastingplichtig.
Ondernemingen: inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting
Ondernemingen die geen rechtspersoon zijn, zoals de eenmanszaak, maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap, vallen onder de inkomstenbelasting.
Ondernemingen die wel rechtspersoon zijn, zoals een nv, bv, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij, vallen niet onder de inkomstenbelasting maar onder de vennootschapsbelasting.
Binnenlands of buitenlands?
Voor het systeem van de Wet IB 2001 worden twee categorieën belastingplichtigen onderscheiden:
1. natuurlijke personen die in Nederland wonen (binnenlands belastingplichtigen)
2. natuurlijke personen die niet in Nederland wonen, maar hier wel een binnenlands inkomen genieten (buitenlands belastingplichtigen).
Iemand die blijvend (permanent) in Nederland woont en ook sociaal duurzaam met Nederland is verbonden, wordt een ingezetene genoemd. Hij is binnenlands belastingplichtig. Hij wordt in Nederland belast voor zijn hele inkomen, waar ter wereld hij het inkomen ook heeft verdiend. Dat heet zijn wereldinkomen.
Buitenlands belastingplichtig is de persoon die niet in Nederland woont, maar wel inkomen geniet in Nederland. Hij heeft geen belastingplicht ten aanzien van zijn wereldinkomen. Hij heeft een beperkte belastingplicht: alleen het inkomen dat hij in Nederland geniet, is belast voor de inkomstenbelasting.
Wonen
Om te bepalen of iemand in Nederland woont gaat het om waar het sociale leven van de belastingplichtige zich voornamelijk afspeelt. Maar ook om wat zijn woonadres is, in welke gemeente hij is ingeschreven en waar hij het grootste deel van zijn vrije tijd doorbrengt. Dat duiden we aan met de term 'duurzaam sociaal verbonden' met Nederland.
Dubbele belasting
Als een binnenlands belastingplichtige belast wordt voor zijn wereldinkomen, is het natuurlijk mogelijk dat hij ook in een ander land belastingplichtig is voor zijn inkomen volgens de wetgeving in dat land. Het gevolg kan zijn dat zijn inkomen dubbel wordt belast en dat is onrechtvaardig. Daarom heeft Nederland met veel landen verdragen gesloten die moeten voorkomen dat inkomsten van een belastingplichtige dubbel worden belast. Zo’n verdrag bevat regels waardoor slechts eenmaal belasting wordt geheven.
Fiscale partners
We hebben het steeds over het begrip 'belastingplichtige'. Je zou veronderstellen dat dat slechts één persoon is. Voor de belastingen kunnen mensen ook fiscalepartners zijn. Dit betekent dat twee mensen samen aangifte kunnen doen en de inkomsten en de aftrekposten onderling kunnen verdelen. Dat kan gevolgen hebben voor de belasting die zij moeten betalen of terugkrijgen. Fiscaal partner zijn kan ook gevolgen hebben voor de heffingskortingen die belastingplichtigen krijgen. Heffingskortingen zijn bedragen die een belastingplichtige in mindering mag brengen op het te betalen belastingbedrag.
Wanneer je fiscale partners bent
Als je getrouwd bent, of een geregistreerd partnerschap hebt, ben je vanzelf al fiscale partners. Als je met iemand samenwoont, kun je in bepaalde gevallen ook fiscale partners zijn.
Fiscale partners ben je normaal gesproken automatisch in de volgende gevallen:
• getrouwd
• geregistreerd partnerschap
• samenwonend en een notarieel samenlevingscontract
• samenwonend en samen een kind hebben
• samenwonend en een kind hebben dat ook woont op hetzelfde adres
• samenwonend en elkaars partner zijn voor een pensioenregeling
• samenwonend en samen eigenaar zijn van de eigen woning.
Als je minimaal zes maanden in een belastingjaar samenwoont maar geen sprake is van de hiervoor genoemde situaties, kun je fiscale partners worden door een notarieel samenlevingscontract op te laten maken.
Voordelen van fiscaal partnerschap
Een van de voordelen van het fiscaal partnerschap is dat de fiscale partners aftrekposten onderling kunnen verdelen. Ze kunnen bijvoorbeeld de aftrek wegens ziektekosten geheel of gedeeltelijk aan één van beiden toebedelen. Dit zal fiscaal voordelig zijn als een aftrekpost wordt toebedeeld aan de partner met het hoogste inkomen, wiens inkomen in een hogere belastingschijf valt dan het inkomen van de andere partner. Dat levert dan het grootste belastingvoordeel op.
Datzelfde geldt voor de hypotheekrenteaftrek. En ook met betrekking tot de keuze bij wiens inkomen het heffingsvrij vermogen voor box 3 wordt ondergebracht. Beide kunnen een flinke belastingbesparing geven.
Welke fiscale partner neemt de aftrekpost?
Piet, 72 jaar, is nog erg actief in het zakenleven. Hij zit met de top van zijn inkomen in de hoogste schijf en betaalt in die schijf 49,50% inkomstenbelasting. Zijn vrouw Marianne, 69 jaar, zit met de top van haar inkomen geheel in de laagste schijf van degenen die de AOW-leeftijd bereikt hebben. Dat is nog geen 20%. Als zij een aftrekpost geheel toewijzen aan Piet, kan dat dus een groter belastingvoordeel opleveren dan wanneer het via de belastingaangifte van Marianne gaat (peiljaar 2025)
Het kan ook voor de erfbelasting veel geld schelen om fiscale partners te zijn. Een fiscale partner betaalt over een erfenis tot circa € 805.000 geen erfbelasting, omdat daarvoor de partnervrijstelling geldt. Als de erfgenaam geen fiscale partner is, moet die erfgenaam een fors bedrag aan erfbelasting betalen. Dat kan wel oplopen tot ruim € 250.000 (peiljaar 2025)
Nadelen van fiscaal partnerschap
Er zitten niet alleen voordelen aan het fiscaal partnerschap. Voor de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget wordt het inkomen van de fiscale partners bij elkaar opgeteld tot een gezamenlijk inkomen. En dan geldt: een hoger gezamenlijk inkomen betekent een lagere toeslag. Daardoor kan iemand met een toeslag deze kwijtraken door een fiscale partner te krijgen.
Belastingobject: inkomsten
Wat is het belastingobject van de inkomstenbelasting? Ofwel: waarover wordt de inkomstenbelasting geheven? De inkomstenbelasting heeft betrekking op het totale inkomen. Bijvoorbeeld loon, pensioen, winst uit onderneming of het vermogen. Over dit onderwerp gaan de volgende onderdelen.
Opdracht 3 Belastingsubject en belastingobject
Veronique Vlinders heeft in haar woonplaats Groningen een eenmanszaak in handwerken. De zaken gaan goed en zij heeft een medewerkster in loondienst genomen. Beatrijs is een Duitse dame die met de auto vanuit Duitsland naar Groningen rijdt om bij Veronique te werken.
a. Is Veronique in Nederland belastingsubject voor de inkomstenbelasting? Motiveer je antwoord.
b. Is Beatrijs in Nederland belastingsubject voor de inkomstenbelasting? Motiveer je antwoord.
c. Marcel werkt in Dublin, Ierland, voor Apple. Hij is niet naar Ierland geëmigreerd, maar werkt vanuit zijn woonplaats in Nederland online voor Apple, Ierland.
Zijn inkomsten uit deze baan vallen voor de Ierse belastingwetten onder de inkomstenbelasting in Ierland. Zijn Nederlandse belastingadviseur stelt dat zijn wereldinkomen ook onder de Nederlandse inkomstenbelasting valt omdat hij Nederlander is. Marcel vreest dat hij dus tweemaal belasting moet betalen. Is dit waar? Motiveer je antwoord.
Opdracht 4 Stellingen over inleiding in het belastingrecht
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Een Duitser die in Nederland werkt, is in Nederland geen belastingsubject voor de inkomstenbelasting.
b. Een Nederlander die emigreert naar Dubai en daar werkt, is in Nederland geen belastingsubject voor de inkomstenbelasting.
2.4 Het boxenstelsel
Inkomstenbelasting wordt geheven over het totale (belastbare) inkomen dat de belastingplichtige in een jaar heeft genoten. We kijken met een boxenstelsel naar de bron van de inkomsten. De inkomstenbelasting kent drie boxen: box 1, 2 en 3. In elke box komt een bepaald deel van het inkomen. Elke box heeft een ander tarief. De inkomsten in elke box worden belast met het voor die bepaalde box geldende tarief.
Rangorderegeling van de boxen
De inkomsten kun je maar aan één box toebedelen. Als sprake is van inkomsten die aan meer dan één box kunnen worden toebedeeld, dan moet je dus kiezen in de volgorde box 1 > box 2 > box 3.
De boxen kennen dus een rangorderegeling:
1. Box 1 heeft voorrang boven box 2.
2. Box 2 heeft voorrang boven box 3.
Wat gaat in welke box?
De verdeling van inkomensbestanddelen over de boxen is als volgt:
• Box 1: inkomsten uit werk en woning (loon, winst, eigen woning, hypotheek).
• Box 2: inkomsten uit aanmerkelijk belang (belegging van meer dan 5% van de aandelen).
• Box 3: inkomsten uit sparen en beleggen (spaarrekening, aandelen, obligaties).
Opdracht 5 Het boxenstelsel
Geef aan in welke box de volgende items moeten worden aangegeven door het cijfer 1, het cijfer 2 of het cijfer 3 in te vullen.
Loon hoort in box .
Vermogen uit sparen en beleggen hoort in box .
Winst uit onderneming moet de ondernemer opgeven in box .
Inkomsten uit de eigen woning horen in box
Aanmerkelijk belang hoort in box .
Het schijventarief speelt een rol in box .
De hypotheekrente wordt opgegeven in box .
De persoonsgebonden aftrek hoort thuis in box .
Opdracht 6 Stellingen over het boxenstelsel
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Het vermogen uit sparen en beleggen valt in box 3.
b. Alle inkomsten die iemand in Nederland heeft, worden samengeteld en daarover wordt één progressief tarief berekend.
2.5 Box 1: inkomsten uit werk en woning

In box 1 gaat het inkomen uit werk en woning.
De inkomsten uit werk en woning kunnen uit heel wat verschillende bronnen afkomstig zijn. Denk bijvoorbeeld aan de winst uit onderneming van een ondernemer, maar ook aan het loon uit dienstbetrekking (een arbeidsovereenkomst). Als iemand inkomsten heeft uit andere werkzaamheden, is daarover ook inkomstenbelasting verschuldigd.
Wanneer je een periodieke uitkering (bijvoorbeeld WW of WIA) of alimentatie van je ex-partner krijgt, valt dat ook onder box 1. Tot slot zie je dat ook een eigen woning hebben een vorm van inkomen oplevert voor de inkomstenbelasting. Hierna behandelen we deze inkomsten stuk voor stuk.
Opdracht 7 Box 1: inkomsten uit werk en woning
In box 1 komen de inkomsten uit werk en woning. Geef daarvan vijf voorbeelden.
Opdracht 8 Box 1 toepassen
Geef aan welke van de onderstaande inkomsten vallen onder box 1.
Er zijn vijf antwoorden juist.
Je hebt inkomsten uit een webshop in surfartikelen.
Je hebt aandelen Philips als belegging.
Je hebt een groot belang van 40% in een ict-bedrijf.
Op zaterdag verdien je bij als vakkenvuller bij Albert Heijn.
Doordeweeks houd je regelmatig de voortuinen bij van mensen in de buurt.
Je hebt een eigen woning.
Je ontvangt een WW-uitkering na het faillissement van je baas.
2.6 Box 1: winst uit onderneming
De eerste inkomstenbron uit box 1 is wanneer de belastingplichtige een onderneming heeft. Winst is het verschil tussen de opbrengsten en de kosten. De winst is het belastingobject, dus daarover wordt de belasting geheven. De ondernemer is degene die de belasting moet betalen. De ondernemer is dus het belastingsubject.
Onderneming
Het begrip 'onderneming' is niet wettelijk gedefinieerd. Een goede omschrijving van ‘onderneming’ is: ‘Een organisatie van kapitaal en arbeid die erop gericht is door deelname aan het economisch verkeer winst te behalen.’
Er zijn enkele kenmerken waaruit je kunt afleiden dat sprake is van een onderneming:
• Er moet een redelijke verwachting bestaan dat op termijn winst kan worden behaald.
• Er moeten voldoende arbeidsuren worden ingezet.
• Eigen kapitaal en/of deskundigheid moeten worden ingebracht.
• Er moet sprake zijn van een ondernemersrisico.
• De ondernemer moet zelfstandig in het economisch verkeer optreden.
• Hij moet meerdere opdrachtgevers hebben.
• Hij moet zelf kunnen beslissen over zijn tijd en de inzet van anderen (personeel of zzp'ers) voor de uitvoering van de opdrachten.
• Hij moet deelnemen aan het economisch verkeer (vrijetijdsbesteding en hobbyactiviteiten vallen hierdoor buiten het begrip onderneming).
Onderneming of arbeidsovereenkomst?
Wouter werkt als fysiotherapeut bij praktijk Jansen. Maandelijks krijgt hij van Maartje Jansen de vergoedingen voor de geleverde diensten als fysiotherapeut. Maartje Jansen verstuurt alle rekeningen en regelt verder ook alles in de praktijk, inclusief de afspraken voor alle fysiotherapeuten. Wouter meldt zich als ondernemer bij de Belastingdienst. Dit accepteert de Belastingdienst niet, omdat hij geen ondernemersrisico draagt en slechts één opdrachtgever heeft: Maartje Jansen.
Wanneer bent u ondernemer voor de inkomstenbelasting?
Voorbeelden van ondernemers
Denk aan een aannemer, een winkelier of een fabrikant. Maar ook degene die zelfstandig een vrij beroep uitoefent, zoals een arts, notaris, advocaat of architect, is een ondernemer.
Belastingdienst:
per1januari2025gaanwehandhaventegenschijnzelfstandigheid
Het gebeurt regelmatig dat een onderneming het werk laat uitvoeren door mensen, zonder deze als werknemer in loondienst te nemen. De personen die dat werk doen presenteren zichzelf dan als zelfstandigen (ZZP'er). De onderneming hoeft dan geen loonbelasting en sociale lasten af te dragen. De ZZP'er heeft nauwelijks bescherming bij ontslag of ziekte, hij moet zelf voor deze voorzieningen zorgdragen.
Maar eigenlijk is het vaak een schijnzelfstandigheid: iemand presenteert zich als zelfstandige terwijl er volgens het arbeidsrecht eigenlijk sprake is van een dienstverband (loondienst). Kenmerken van loondienst zijn onder andere: een gezagsverhouding (ondergeschiktheid) en een vast contract. Een zelfstandige (ZZP'er) heeft met betrekking tot zijn opdrachtgevers juist geen gezagsverhouding en ook geen vast contract.
Voorbeelden van dergelijke schijnzelfstandigheid zijn onder andere: Uber-taxichaufeurs, maaltijdbezorgers, pakketbezorgers, etc.
Met ingang van 1 januari 2025 wil het kabinet duidelijkheid over de positie van werknemers tegenover ZZP'ers (zelfstandigen). De Belastingdienst gaat vanaf genoemde datum controleren en handhaven. De dienst gaat niet meer over tot 'aanwijzingen geven' aan de ondernemingen, maar gaat direct correctie, naheffingsaanslagen en boetes opleggen.
Ondernemingsvormen
De ondernemer die binnen de inkomstenbelasting zijn winst uit onderneming moet opgeven, kan op verschillende manieren zijn bedrijf hebben opgezet.
De ondernemer is de eigenaar van een eenmanszaak. De term ‘eenmanszaak’ houdt in dat de ondernemer persoonlijk (privé) aansprakelijk is voor alle schulden die in het kader van de onderneming ontstaan. Een eenmanszaak betekent niet dat de ondernemer in zijn eentje in zijn onderneming werkt. Hij kan personeel in dienst hebben. De eenmanszaak is de logische rechtsvorm voor startende en/of kleine ondernemers.

Een bloemenwinkel is meestal een eenmanszaak.
De vennootschap onder firma en de maatschap zijn ondernemingen die vallen onder de inkomstenbelasting. Voor het aandeel van vennoten en maten in de winst worden zij ieder als ondernemer gezien. Iedere vennoot of maat heeft zo voor de inkomstenbelasting zijn eigen onderneming. Dat geldt ook voor beherende vennoten in een commanditaire vennootschap.
Ondernemingsvormen
Winst
Belast wordt de winst die door de onderneming wordt behaald. De Wet IB 2001 geeft hiervan een omschrijving: ‘Winst uit onderneming is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming.’
Deze omschrijving wordt het totale winstbegrip genoemd: de winsten uit de bedrijfsactiviteiten zijn hierin opgenomen, maar ook bijvoorbeeld winst die wordt gemaakt als bezittingen van de onderneming worden verkocht.
Omdat de inkomstenbelasting over een tijdvak van een jaar wordt geheven, moet ook de winst uit een onderneming over een tijdvak van een jaar worden bepaald: de jaarwinst. Eenvoudig gezegd: opbrengsten -/- kosten = winst. Als er meer baten zijn dan lasten, is sprake van winst. Als er echter meer lasten zijn dan baten, is er verlies geleden.

Ondernemersaftrek
De ondernemer heeft onder de ondernemersaftrek nog diverse aftrekposten die zijn fiscale winst verlagen en dus zijn inkomstenbelasting ook naar beneden brengen. De ondernemersaftrek bestaat uit de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek (een aftrek voor de beginnende ondernemer), de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid (idem), de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (aftrek voor researchkosten), de meewerkaftrek (aftrek voor een meewerkende partner) en de stakingsaftrek (aftrek als je een onderneming beëindigt). In dit boek behandelen we alleen de zelfstandigenaftrek en de starteraftrek.
Zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek is een aftrekpost voor ondernemers, opgenomen in de Wet IB 2001. De ondernemer mag zijn jaarwinst met het bedrag van de zelfstandigenaftrek verminderen. De jaarwinst komt dan lager uit, waardoor hij minder belasting hoeft te betalen.
De zelfstandigenaftrek is voor alle ondernemers een vast bedrag van € 2.470 als de ondernemer nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt (peiljaar2025). Voor ondernemers die wel de AOW-leeftijd hebben bereikt, is deze aftrek 50% van dat bedrag
Het belastingvoordeel van deze aftrek wordt beperkt. Zie verderop voor meer informatie.
Voor de ondernemersaftrek geldt het urencriterium. Dit betekent dat de ondernemer aan twee voorwaarden moet voldoen:
1. Hij moet minimaal 1.225 uur per jaar werkzaam zijn in zijn onderneming. Hieronder vallen alle werkzaamheden die voor de onderneming van belang zijn, dus ook administratie en dergelijke.
2. Hij moet minimaal 50% van zijn arbeidstijd aan de onderneming besteden. Deze eis geldt niet voor startende ondernemers.
Urencriterium voor de zelfstandigenaftrek
John heeft een eigen onderneming, namelijk een winkel in dierbenodigdheden. Daarnaast werkt John ook in loondienst als begeleider van gehandicapten. Hij heeft uitsluitend recht op zelfstandigenaftrek als zijn werk in de winkel, inclusief inkopen en administratie, minimaal 1.225 uur in beslag neemt. Ook moet het aantal uren dat hij in de onderneming werkt meer zijn dan het aantal uren dat hij elders in loondienst werkt. Bijvoorbeeld: hij werkt 1400 uur in de zaak en 700 uur in loondienst. Hij mag dan de zelfstandigenaftrek claimen omdat hij aan beide voorwaarden voldoet.
Stel echter dat hij 1400 uur in de zaak werkt, maar daarnaast ook 1500 uur in loondienst. Dan voldoet hij wel aan voorwaarde 1, maar niet aan voorwaarde 2, dus krijgt hij geen zelfstandigenaftrek.
Startersaftrek
De ondernemer die in de voorafgaande vijf kalenderjaren één of meer jaren geen ondernemer is geweest en bij wie niet meer dan twee keer de zelfstandigenaftrek is toegepast, heeft ook nog recht op startersaftrek: een extra aftrekpost die uiteraard een lagere inkomstenbelasting oplevert. Voor ondernemers die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt, is het bedrag van de startersaftrek € 2.123 (peiljaar2025). Voor ondernemers die wel de AOW-leeftijd hebben bereikt, is deze aftrek 50% van dat bedrag.
Als de ondernemer in aanmerking komt voor de startersaftrek, heeft hij ook recht op het volledige bedrag van de zelfstandigenaftrek.
Het belastingvoordeel van deze aftrek wordt beperkt. Zie verderop voor meer informatie.
Meewerkaftrek
In veel gevallen werkt de partner van de ondernemer ook mee in de onderneming. Denk aan een winkelier die een eenmanszaak heeft en waar zijn partner regelmatig ook in de winkel staat. De ondernemer heeft in dat geval vaak recht op de meewerkaftrek, een aftrek van de winst indien de fiscale partner meewerkt in de zaak.
De meewerkaftrek is mogelijk als de ondernemer in het betreffende jaar voldoet aan alle van de volgende voorwaarden:
• De ondernemer voldoet aan het urencriterium.
• De vergoeding die de ondernemer aan de meewerkende partner betaalt is minder dan € 5.000 (peiljaar 2025).
• De meewerkende partner werkt minimaal 525 uur in de onderneming.
Het percentage dat de ondernemer mag aftrekken van de winst hangt af van het aantal meegewerkte uren van de fiscale partner. Zie de volgende tabel.
Tabel meewerkaftrek
Aftrek Aantal meegewerkte uren
geen aftrek minder dan 525 uren
1,25% van de winst 525 - 875 uren
Aantal meegewerkte uren
875 - 1.225 uren
1.225 - 1.750 uren
1.750 of meer uren
2% van de winst
3% van de winst
4% van de winst
Het belastingvoordeel van deze aftrek wordt beperkt. Zie verderop voor meer informatie.
Aftrekposten niet aftrekbaar voor het volle tarief
Diverse aftrekposten zijn niet aftrekbaar voor het volle tarief dat de belastingplichtige betaalt in zijn hoogste schijf. Voor veel aftrekposten geldt:
1. Als iemand een inkomen heeft in schijf 1, dan is de post aftrekbaar voor het tarief van schijf 1: 35,82%
2. Als iemand een inkomen heeft in schijf 2 of schijf 3, dan is de post aftrekbaar voor het tarief van schijf 2: 37,48%.
Het betreft in box 1 bij de ondernemersaftrek:
• zelfstandigenaftrek
• startersaftrek
• meewerkaftrek
• (plus enkele andere aftrekposten voor ondernemers)
Opdracht 9 Box 1: winst uit onderneming
a. Geef een omschrijving van het begrip ‘ondernemer’ b. Vul in de volgende tekst de ontbrekende gegevens in:
1. Een ondernemer heeft alleen recht op zelfstandigenaftrek als hij per jaar minimaal uren heeft gewerkt in zijn onderneming. Ook moet hij meer dan % van zijn tijd aan de onderneming hebben besteed.
2. Winst is het verschil tussen de en de .
3. Een onderneming is een organisatie van en arbeid die erop gericht is door deelname aan het verkeer te behalen.
4. Afschrijvingen op bedrijfsmiddelen moeten plaatsvinden op basis van de .
5. Startersaftrek is een extra aftrek voor een ondernemer die in de voorafgaande kalenderjaren één of meer jaren geen ondernemer is geweest en bij wie niet meer dan keer de zelfstandigenaftrek is toegepast.
Opdracht 10 Onderneming in de praktijk
Jij hebt een webshop, waar veel tijd in gaat zitten. Ook werk je nog als programmeur in loondienst bij een administratiekantoor.
a. Op welke voorwaarden heb je recht op de zelfstandigenaftrek?
b. Geef gemotiveerd aan of je recht hebt op zelfstandigenaftrek als je op jaarbasis 1400 uur in de webshop en 700 uur in loondienst werkt.
c. Geef gemotiveerd aan of je recht hebt op zelfstandigenaftrek als je op jaarbasis 1200 uur in de webshop en 500 uur in loondienst werkt.
d. Fatima Bouchria heeft een praktijk voor mondhygiëne. Ze heeft te veel werk en vraagt Marijke om mee te werken. Fatima regelt alles in de onderneming. Marijke krijgt een vergoeding voor de cliënten die zij behandelt. Is Marijke een ondernemer voor de inkomstenbelasting? Motiveer je antwoord.
Opdracht 11 Stellingen
over ondernemerswinst
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Iedere ondernemer die in Nederland winst maakt, heeft recht op zelfstandigenaftrek.
b. De voorwaarde dat meer dan 50% van zijn arbeidstijd is besteed aan de onderneming, geldt voor alle ondernemers.
2.7 Box 1: loon en overige inkomsten
De tweede categorie van inkomen in box 1 is loon uit dienstbetrekking. Dienstbetrekking betekent hier arbeidsovereenkomst.
Loon uit dienstbetrekking
Loon is niet alleen het salaris dat je elke maand op je bankrekening krijgt overgeschreven. Eigenlijk vallen daar alle voordelen onder die je hebt door je baan.
Onder het begrip ‘loon’ bij de loonbelasting vallen onder andere:
• het gewone loon, inclusief overuren
• vakantiegeld
• eventuele winstdelingen
• loon in natura (geen geld, maar goederen)
• privégebruik van een auto van de zaak
• fictief loon voor de directeur-grootaandeelhouder
• uitkeringen op grond van socialeverzekeringswetten (WW en ZW).
Deze vormen van loon worden niet rechtstreeks via de inkomstenbelasting belast. Het loon wordt eerst belast via de loonbelasting. De loonbelasting fungeert daarmee als een voorheffing op de inkomstenbelasting. De hoogte van de aanslag inkomstenbelasting wordt verminderd met het bedrag aan loonbelasting dat al eerder namens de belastingplichtige is afgedragen.
Loonheffing als voorheffing op de inkomstenbelasting
Yelda,eenveelbelovendemedewerkstervandebank,heefteenmooisalaris.Daarnaastverwerft ze nog inkomsten uit het verrichten van overige werkzaamheden. Zij verzorgt namelijk de belastingaangiften van het halve dorp. De inspecteur legt haar de volgende aanslag inkomstenbelasting op:
Voorbeeld loonbelasting als voorheffing Yelda
Aanslag inkomstenbelasting
18.000 €
(IB over het loon PLUS de overige werkzaamheden) -/- 10.000 €
Af: reeds ingehouden loonbelasting
(LB over het loon)
Nog te voldoen aan IB (= IB -/- LB)
Reisaftrek
8.000 €
Onder bepaalde voorwaarden mag je bij de inkomstenbelasting de gemaakte reiskosten voor het openbaar vervoer aftrekken. De Belastingdienst gebruikt daarvoor de term 'reisaftrek'.
De voorwaarden voor deze aftrek zijn:
• Je reist met het openbaar vervoer.
• De afstand enkele reis is minimaal 10 kilometer.
• Je reist minimaal veertig keer per jaar heen en weer.
Je moet wel bewijzen dat je met het openbaar vervoer reisde, bijvoorbeeld met een openbaarvervoerverklaring of bewaarde kaartjes.
Het bedrag van de reiskostenaftrek hangt af van de afstand enkele reis en van het aantal dagen dat je per week reist. Tot 10 kilometer enkele reis krijg je geen reiskostenaftrek. Bij 11 kilometer afstand enkele reis begint de aftrek rond de € 565 per jaar. Dit loopt op tot € 2.609 bij een afstand van 90 kilometer of meer. Deze bedragen zijn van toepassing als je vier of meer dagen per week met het openbaar vervoer gaat.
Bij drie dagen neem je 3/4 van dat bedrag, bij twee dagen is dat 1/2 en bij één dag wordt het 1/4. De Belastingdienst heeft een complete tabel om het juiste bedrag uit te rekenen:
Hoeveel reiskosten mag u aftrekken?
Box 1: inkomsten uit overige werkzaamheden
Mensen kunnen nog inkomsten hebben uit andere bronnen. Denk aan thuiskapsters en werksters. Deze inkomsten vallen niet onder winst uit onderneming als de persoon geen ondernemer is voor de Belastingdienst. Ze zijn ook niet in loondienst, dus deze inkomsten vallen niet onder loon uit dienstbetrekking. Deze inkomsten moeten dan worden opgegeven onder de post ‘inkomsten uit overige werkzaamheden’. Het gaat dan wel altijd om werkzaamheden die zijn verricht in het economisch verkeer en gericht zijn op het behalen van voordeel. Hobbywerkzaamheden vallen hier dus niet onder.
Inkomsten uit overige werkzaamheden
WouterenMathildekomenregelmatiggeldtekort.Mathildezorgtthuisvoordekinderen,maar werkt daarnaast ook als naaister voor kinderkleding als iemand uit de buurt daarom vraagt. Soms krijgt zij ook opdrachten van een kledingwinkel in de buurt om kleding aan te passen. Al deze extra inkomsten vallen onder de categorie ‘inkomsten uit overige werkzaamheden’
Opdracht 12 Box 1: loon en overige inkomsten
Vul in de volgende tekst de ontbrekende gegevens in:
1. Loonbelasting is een op de inkomstenbelasting.
2. Onder loon vallen de inkomsten uit dienstbetrekking. Een ander woord daarvoor is .
3. Als iemand naast zijn inkomsten uit dienstbetrekking in zijn vrije tijd geld verdient, dan is dit belastbaar onder de rubriek 'inkomsten uit '.
Opdracht 13 Inkomstenbelasting bijbetalen of terugkrijgen
a. Max heeft verschillende inkomsten. Hij heeft een vaste parttimebaan als architect. Hij werkt daarnaast in deeltijd in de horeca en klust ook nog wat bij door het aanleggen van siertuinen. Hiervoor gelden de volgende gegevens:
1. Ingehouden loonbelasting voor zijn parttimebaan als architect: € 8.800.
2. Ingehouden loonbelasting voor zijn horecabaan: € 3.700.
3. Voor de klussen met betrekking tot siertuinen is geen belasting ingehouden.
4. Na aangifte legt de inspecteur de aanslag inkomstenbelasting op ten bedrage van € 14.744.
Moet Max inkomstenbelasting bijbetalen of krijgt hij geld terug? Welk bedrag? Zet de berekening op.
b. Bianca heeft verschillende inkomsten. Zij werkt deeltijd in de verpleging en knipt als professionele kapster het halve dorp. Daarnaast heeft zij veel aftrekposten. Hiervoor gelden de volgende gegevens:
1. Ingehouden loonbelasting voor haar werk in de verpleging: € 17.898.
2. Na aangifte legt de inspecteur de aanslag inkomstenbelasting op ten bedrage van € 16.678.
Moet Bianca inkomstenbelasting bijbetalen of krijgt zij geld terug? Welk bedrag? Zet de berekening op.
Opdracht 14 Stellingen over loon- en inkomstenbelasting
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting.
b. Inkomstenbelasting is een voorheffing op de loonbelasting.
2.8 Box 1: inkomsten uit
de eigen woning
De eigen woning is voor de inkomstenbelasting een belastbaar feit. Dat wil zeggen: een feit dat gevolgen heeft voor de belasting die je moet betalen. Die gevolgen noem je fiscale gevolgen.
De eigen woning als inkomstenbron
De woning valt onder box 1. Dat betekent dat het hebben van een woning een vorm van inkomsten oplevert. Daar moet je dus belasting over betalen. Je ziet dat onder het kopje ‘Eigenwoningforfait’.
Daartegenover zijn bepaalde kosten met betrekking tot die eigen woning een aftrekpost. Dat levert een lagere inkomstenbelasting op. Dit vind je onder het kopje ‘Hypotheekrenteaftrek’.
Een eigen woning in box 1 is de woning waar iemand in woont. Het belastingrecht spreekt over de woning die voor de belastingplichtige als hoofdverblijf geldt.
Eigenwoningforfait
De eigen woning levert volgens de Belastingdienst ook inkomsten op. Dat zit zo: Iemand die een eigen woning heeft, hoeft natuurlijk geen huur te betalen. Dat voordeel ziet de Belastingdienst als ‘inkomsten uit de eigen woning’. Dus moet dat voordeel bij het inkomen in box 1 worden opgeteld. Deze inkomsten noemen we het eigenwoningforfait
Dezeinkomstenzijngeenechteinkomsten!Dewetgeverheeftbepaaldepercentagesvastgesteld waarmee de Belastingdienst moet rekenen om deze veronderstelde inkomsten te bepalen. Als de overheid een verondersteld bedrag of percentage heeft bepaald, heet dat een forfait.
De hoogte van het eigenwoningforfait
Het eigenwoningforfait is een percentage van de WOZ-waarde die de gemeente hanteert bij het opleggen van de onroerendezaakbelasting.
Welk percentage moet je nemen?
Dat hangt af van de waarde van de woning. Het percentage voor de meeste woningen is 0,35% (peiljaar 2025). In de volgende tabel staan alle percentages. Let op: deze tabel wordt elk jaar gewijzigd.
Tabel van het eigenwoningforfait
Waarde van de woning 0% 12.500 € tot 0 € 0,10% 25.000
tot
Eigenwoningforfait
tot 75.000 €
€ 4.655 + 2,35% van de waarde boven € 1.330.000 en meer 1.330.001 €
(peiljaar 2025)
Eigenwoningforfait en WOZ-waarde
Abdel en Hafifa hebben een woning gekocht voor € 180.000. Zij kregen een bericht van de gemeente dat de WOZ-waarde van de woning € 200.000 bedraagt. Het eigenwoningforfait bedraagt dus 0,35% van € 200.000 = € 700 per jaar. Dit bedrag wordt bij hun inkomen geteld. Daarover wordt dan inkomstenbelasting geheven. (We kijken nu even niet naar de hypotheekrenteaftrek)
Stel voor het gemak even dat het percentage inkomstenbelasting 40% is, dan betalen Abdel en Hafifa dus 40% over € 700 = € 280 per jaar extra aan inkomstenbelasting in box 1.
(peiljaar 2025)
Welk forfait geldt bij verhuizing?
De berekening die we zagen is van toepassing als de eigen woning het hele jaar eigendom is geweest van de belastingplichtige. Maar wat als iemand in de loop van het jaar verhuist? Als een eigen woning slechts een gedeelte van het jaar eigendom is, moet je het eigenwoningforfait ‘tijdsevenredig’ berekenen. Dit betekent dat je het omrekent naar het gedeelte van het jaar dat je eigenaar bent geweest. Bij verhuizing in de loop van het jaar is dus sprake van twee huizen met - waarschijnlijk - verschillende WOZ-waardes.

Een verhuizing.
Marc en Diny - Eigenwoningforfait bij verhuizing
Marc en Diny wonen op 1 januari in Breda in een huis met een WOZ-waarde van € 200.000. Zij wonen tot 31 juli in dit huis. Ze verkopen het huis en kopen in Rijen een woning met een WOZ-waarde van € 300.000. Zij gaan daar wonen vanaf 1 augustus.
Je berekent het eigenwoningforfait tijdsevenredig met een formule. Je neemt het aantal dagen, deelt het door 365. Dat vermenigvuldig je met het percentage in de tabel van het eigenwoningforfaitendatvermenigvuldigjeweermetdewaardevandewoning.Deberekening gaat als volgt:
Breda: 1 januari tot en met 31 juli = 212 dagen.
Dus: eigenwoningforfait = 212 365x 0,35% x € 200.000 = € 407
Rijen: 1 augustus tot en met 31 december = 153 dagen.
Dus: eigenwoningforfait = 153 365x 0,35% x € 300.000 = € 440
In totaal is het eigenwoningforfait voor beide huizen in dat jaar: € 406 + € 440 = € 847.
Hypotheekrenteaftrek
De eigendom van een woning levert fictieve inkomsten op. Het eigenwoningforfait verhoogt het inkomen in box 1. Daardoor wordt het bedrag aan te betalen inkomstenbelasting dus hoger.
Veelmensenkiezenervooromzelfeenhuistekopenomintegaanwonen.Vooralalsjeverwacht langer op één plek te blijven wonen is het kopen van een huis vaak erg verstandig. De meeste kopers hebben de aankoopprijs van een huis niet zomaar op hun bankrekening staan. Dus vragen ze een geldlening aan bij een ‘gewone’ bank, zoals ABN AMRO, de Rabobank of ING. Of ze gaan naar een gespecialiseerde instelling zoals Argenta, Obvion of dergelijke. Deze geldverstrekkers lopen natuurlijk het risico dat de klant de lening en de rente niet terugbetaalt. Vandaar dat zij een zekerheid voor de geldlening willen. Zij willen het recht hebben om het huis te kunnen verkopen wanneer de klant zijn schuld niet betaalt. Uit de opbrengst van die verkoop wordt dan de schuld inclusief rente afgelost. Het zekerheidsrecht van de bank noemen we ‘hypotheek’
De rente en de kosten van het afsluiten van een hypotheek vormen een aftrekpost. Hierdoor wordt het inkomen juist weer verlaagd. En dat betekent dat de inkomstenbelasting lager wordt.
Het eigenwoningforfait is een relatief laag bedrag. De hypotheekrente plus de financieringskosten zijn vrijwel altijd een hoger bedrag. Het belastbaar inkomen gaat dus per saldo omlaag als iemand een hypothecaire lening heeft bij zijn huis. Dat betekent dus dat er in dat geval minder inkomstenbelasting hoeft te worden betaald. De hypotheekrenteaftrek levert dus een belastingvoordeel op voor huiseigenaren.
Aftrek voor financieringskosten
Ook de financieringskosten zijn aftrekbaar. Bij het afsluiten van een hypothecaire lening voor de aankoop (verwerving) van een woning is de hulp van een financieel adviseur vereist. De hiervoor gemaakte kosten zijn kosten ‘voor de verwerving van de financiering’ Deze kosten mogen als aftrekbare kosten worden opgenomen in de aangifte.
Hetzelfde geldt voor de notariskosten die je moet betalen bij het afsluiten van de hypotheek: het opstellen van de hypotheekakte en enige andere kosten, zoals kadastrale kosten, taxatiekosten, voor zover gemaakt voor het verkrijgen van de lening, en de kosten voor de eventuele aanvraag van de Nationale Hypotheek Garantie.

Voorbeeld van de eerste pagina van een hypotheekakte.
Zijn alle notariskosten aftrekbaar?
Nee, de kosten die de notaris in rekening brengt voor de transportakte, waarmee deeigendomwordtovergedragenaandekoper,zijnnietaftrekbaarvoordeinkomstenbelasting. De belastingaftrek voor notariskosten betreft uitsluitend kosten die samenhangen met de hypothecaire lening. Alleen de kosten van de notaris voor de hypotheekakte zijn aftrekbaar.
Aftrek hypotheekrente en hypotheekkosten zijn beperkt
De hypotheekrente is aftrekbaar. Maar niet voor het volledige belastingtarief. Daarbij geldt dat voor mensen van wie het inkomen laag is (het valt dus geheel in de eerste schijf) voor de belastingteruggave het percentage van de eerste schijf geldt: 35,82% (peiljaar 2025).
Voor mensen die meer verdienen (en dus met de top van hun inkomen in de tweede of derde schijf vallen) geldt de teruggave het percentage van de tweede schijf: 37,48% (peiljaar 2025).
Hypotheekrenteaftrek onder voorwaarden
De hypotheekrenteaftrek is sinds 2013 alleen toegestaan voor hypotheken die in dertig jaar wordenafgelost.Bestaandeaflossingsvrijehypothekenenspaarhypothekendievoor2013zijn afgesloten, mogen de hypotheekrenteaftrek wel behouden.
Maximale hypothecaire lening
Om te voorkomen dat burgers te hoge hypotheeklasten op zich nemen, mag men niet méér lenen dan de waarde van de woning. Dat is dus niet 100% van de koopprijs, maar van de getaxeerde waarde!
De taxatiewaarde is niet altijd gelijk aan de koopprijs; soms is de taxatiewaarde lager dan de koopprijs. Het verschil tussen de koopprijs en de taxatiewaarde plus de bijkomende kosten moet de koper van een woning uit eigen zak betalen. Deze kosten worden in een advertentie meestal aangeduid met ‘k.k.’ (‘kosten koper’). In het volgende voorbeeld staan enkele van die kosten genoemd.

Het nieuwe huis: eigen geld plus hypothecaire lening.
Maximale hypothecaire lening
Bojana koopt een huis voor € 185.000. Naast deze koopprijs moet zij verschillende kosten betalen.Datzijnonderandereoverdrachtsbelasting,notariëletransportakte,hypotheekadvies, hypotheekakte en de kosten van inschrijving in het openbare register bij het Kadaster.
Stel dat de totale bijkomende kosten € 15.000 bedragen en dat de getaxeerde waarde € 170.000 bedraagt.Watmoetzijdanminimaalzelffinancieren?Of:hoeveeleigengeldmoetzijminimaal inbrengen?
Voorbeeld berekening eigen inbreng Bojana
185.000 €
Koopprijs + 15.000 €
Bijkomende kosten
200.000 €
Totaal te betalen -/- 170.000 €
Getaxeerde waarde = maximale hypotheek = 30.000 €
Minimale eigen inbreng
Je ziet dat ze dus minimaal € 30.000 moet inbrengen. Als Bojana echter wel meer kan inbrengen, dan kan ze natuurlijk een lagere hypothecaire lening afsluiten.
Bijleenregeling hypotheek
De aftrekbaarheid van de hypotheekrente heeft alleen betrekking op de financiering van de eigen woning. Daarom geldt bij het verkopen van de eigen woning en het kopen van een nieuwe woning de zogeheten bijleenregeling.
De eigenaar van een woning die zijn huis verkoopt en vervolgens een nieuw huis koopt met een nieuwe hypotheek, moet zijn winst ('eigenwoningreserve') bij de verkoop eerst geheel investeren in zijn nieuwe huis. Moet hij daarna bijlenen voor de nieuwe woning, dan is dat hypotheekbedrag aftrekbaar.
Bijleenregeling hypotheek
Farah en Amir bezitten een eigen woning. Zij besluiten te verhuizen. Ze zetten hun woning te koop.Opdewoningzitnogeenhypotheekschuldvan€200.000.Zewetendewoningteverkopen voor een bedrag van € 450.000. Na aftrek van de hypotheekschuld houden zij dus € 250.000 over. Dit bedrag wordt de eigenwoningreserve genoemd.
Na enig zoeken hebben ze een nieuw huis gekocht voor € 650.000. Zij kunnen nu niet een hypothecaire lening van € 650.000 voor de hypotheekrenteaftrek opvoeren. Farah en Amir moeteneerstdeeigenwoningreserve,dieisvrijgekomenmetdeverkoopvanhunvorigewoning, investeren in de aankoop van de nieuwe woning. Dat is in dit geval € 250.000. Zij zullen nu nog een bedrag van € 400.000 bijlenen. Dit bijleenbedrag (€ 400.000) is het maximale bedrag waarvoor de hypotheekrente mag worden afgetrokken. Kijk maar naar deze berekening:
Voorbeeld berekening bijleenregeling Farah en Amir
450.000 € Verkoopprijs oude woning:
Voorbeeld berekening bijleenregeling Farah en Amir -/- 200.000 €
Eigenwoningreserve:
Hypotheekschuld oude woning: 250.000 €
650.000 €
Waarde nieuwe woning: -/- 250.000 €
Eigenwoningreserve:
Maximumbijleenbedrag:
400.000 €
Mag je meer lenen dan de bijleenregeling toestaat?
Als de bank een hogere hypothecaire lening wil toestaan dan de bijleenregeling aangeeft, dan mag dat gerust van de belastingwetgeving. Alleen geldt wel dat de rente over dat hogere bedrag niet aftrekbaar is voor de inkomstenbelasting!
Erfpachtcanon
Soms is de eigenaar van een woning niet de eigenaar van de grond. Er is dan vaak een overeenkomst van erfpacht met de grondeigenaar. Erfpacht lijkt eigenlijk wel op de huurovereenkomst. De erfpachter betaalt een vergoeding. Die heet hier 'canon'. De erfpachtcanon mag worden afgetrokken bij het eigenwoningforfait, net als de hypotheekrente.
Opdracht 15 Box 1: inkomsten uit de eigen woning
a. Welke zijn de ‘aftrekposten eigen woning’? Noem zo veel mogelijk kosten die hieronder vallen.
b. Vul de ontbrekende woorden in de volgende zinnen in:
1. De Belastingdienst ziet het hebben van een eigen woning als een vorm van inkomsten. Daarom moet een bepaald bedrag bij het inkomen worden opgeteld. Dit noemen wij het .
2. Dit bedrag is afhankelijk van de waarde van de woning, de zogeheten .
3. Voor de meeste woningen is het percentage: %.
4. Als je in de loop van een jaar verhuist, betaal je voor beide woningen naar verhouding van de tijd die je daarin gewoond hebt. Dit noem je
5. De regeling waardoor men de ‘winst’ bij de verkoop van de eigen woning eerst moet investeren in de nieuwe woning, heet de
6. Die ‘winst’ wordt genoemd.
Opdracht 16 Inkomsten uit de eigen woning toepassen
a. Je hebt een eigen woning. Je hebt daarop een hypothecaire lening afgesloten. Kun je de advieskosten met betrekking tot de hypotheek voor de inkomstenbelasting aftrekken? Motiveer je antwoord.
b. Kun je de kosten van de notaris met betrekking tot de hypothecaire lening op je huis voor de inkomstenbelasting aftrekken? Motiveer je antwoord.
c. Kun je de kosten van de notaris met betrekking tot de eigendomsoverdracht van het huis voor de inkomstenbelasting aftrekken? Motiveer je antwoord.
d. Stel, jij doet ook nog de aankoop van een vakantiehuisje. Is de rente van de hypothecaire lening voor dat huisje aftrekbaar voor de inkomstenbelasting? Motiveer je antwoord.
e. Bij de aankoop van je woning heb je te maken met de bijleenregeling. Voor de nieuwe woning heb je in totaal een hypothecaire lening nodig van € 300.000. Uit de verkoop van de oude woning had je een winst over van € 40.000. Wat betekent de bijleenregeling voor de aftrekbaarheid van de hypotheekrente op jouw nieuwe woning?
Opdracht 17 Stellingen over de inkomsten uit de woning
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De WOZ-waarde wordt door de taxateur van de Belastingdienst bepaald.
b. Wanneer je een woning verkoopt en een grotere opbrengst hebt dan het bedrag van je hypothecaire lening (overwaarde), kun je toch bij de volgende woning over de hele koopprijs een nieuwe hypothecaire lening krijgen en de rente aftrekken voor de inkomstenbelasting.
Opdracht 18 De eigen woning van Sterre
Eigenwoningforfait 2025: (Let op: selecteer op deze pagina de tabel van 2025)
Aftrekbare kosten eigen woning
Sterre Hemel woonde al jaren in een koophuis in Arnhem. Vanwege haar werk gaat ze op 1 septemberinBredawonen.Daarheeftzemethulpvaneenaankoopmakelaareenhuisgekocht. Op diezelfde dag worden de kopers eigenaar van haar huis in Arnhem.
Dit Bredase huis kocht zij via een makelaar, waaraan ze courtage betaalt voor zijn aankoopbemiddeling.Sterremaakteenlijstmetallebedragendiemetdeaankoopenverkoop gemoeid waren.
Overzicht bedragen huizen Breda en Arnhem van Sterre
€ Koopprijs huis Breda
€ Verkoopprijs huis Arnhem
€ Makelaarscourtage verkoop huis Arnhem
€ Makelaarscourtage aankoop huis Breda
€ Overdrachtsbelasting aankoop huis Breda
Onroerendezaakbelasting over heel jaar Arnhem
400.000
350.000
7.000
6.000
3.000
500 €
€ Onroerendezaakbelasting over heel jaar Breda
€ Kosten notariële transportakte huis Breda
800
1.700
900
€ Kosten notariële hypotheekakte huis Breda
€ Kosten inschrijving hypotheek huis Breda 1.900
650 € Kosten taxatierapport voor hypotheek huis Breda
Kosten bouwtechnische keuring huis Breda
700 €
Advieskosten hypotheek huis Breda
Hypotheekbedrag huis Breda
Hypotheekbedrag huis Arnhem
Hypotheekrente huis Arnhem
Hypotheekrente huis Breda
Aflossing hypotheek huis Breda
huis Arnhem
huis Breda
a. Bereken voor het jaar 2025 het eigenwoningforfait van de eigen woning over het aantal dagen dat zij in de woning in Arnhem woont.
Doe hetzelfde voor het huis in Breda. En bereken het totaal van dat jaar.
Maak gebruik van de bron Eigenwoningforfait 2025. Geef ook aan hoe je het berekent. Rond de bedragen naar beneden toe af.
b. Geef aan welke bedragen uit de lijst 'Overzicht bedragen huizen Breda en Arnhem van Sterre' aftrekposten voor de inkomstenbelasting zijn en welke niet.
Maak gebruik van de bron Aftrekbare kosten eigen woning.
Aftrekbare kosten van Sterre
Koopprijs huis Breda
huis Arnhem
verkoop huis Arnhem
Makelaarscourtage aankoop huis Breda
Overdrachtsbelasting aankoop huis Breda
over heel jaar Arnhem
over heel jaar Breda
Kosten notariële transportakte huis Breda
Kosten inschrijving hypotheek huis Breda
Kosten notariële hypotheekakte huis Breda
Kosten taxatierapport hypotheek huis Breda
Kosten bouwtechnische keuring huis Breda
Advieskosten hypotheek huis Breda
Hypotheekbedrag huis Breda
Hypotheekbedrag huis Arnhem
Hypotheekrente huis Arnhem
Hypotheekrente huis Breda
Aflossing hypotheek huis Breda
WOZ-waarde huis Arnhem
WOZ-waarde huis Breda
c. Bereken het belastbaar inkomen uit de eigen woning voor Sterre op basis van het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten.
2.9 Box 1: persoonsgebonden aftrek
Bij de inkomstenbelasting kennen we het begrip 'aftrekpost'. Een aftrekpost is een uitgave van de belastingplichtige die hij in mindering mag brengen op zijn inkomen. Zo’n aftrekpost verlaagt het inkomen in box 1. Dat heeft dus tot gevolg dat het belastingbedrag lager wordt. Je hoeft minder inkomstenbelasting te betalen. Te veel betaalde inkomstenbelasting krijg je terug.
Persoonlijke kosten
De belastingplichtige kan te maken krijgen met uitgaven die voor hem een persoonlijk en dringend karakter hebben. Die vallen dan onder de persoonsgebondenaftrek. Enkele voorbeelden daarvan zijn:
• partneralimentatie
• specifieke zorgkosten
• giften aan erkende goede doelen
• premie voor een lijfrenteverzekering indien de belastingplichtige een pensioentekort heeft.
Vanwege het persoonlijke of dringende karakter kunnen deze uitgaven als aftrekpost worden gebruikt.
Studiekosten niet meer aftrekbaar
Studiekosten zijn sinds enkele jaren niet meer aftrekbaar voor de inkomstenbelasting.
Drempel en maximum
De aftrek is soms beperkt. Er kan sprake zijn van een drempelbedrag en er kan een maximum gelden voor de aftrek.
Het drempelbedrag bij een aftrekpost is het bedrag waarboven de uitgaven aftrekbaar zijn. Dus kosten beneden het drempelbedrag zijn niet aftrekbaar.
Naast het drempelbedrag bestaat er soms ook een maximum. Het maximumbedrag bij een aftrekpost is het bedrag waarboven bepaalde uitgaven niet meer aftrekbaar zijn.
Beide berekeningen zijn per aftrekpost verschillend. Bij de berekening heb je nog een gegeven nodig: het drempelinkomen. Dat is het totaal van de inkomsten en aftrekposten in box 1, 2 en 3, maar zonder de persoonsgebonden aftrek.
Betaalde partneralimentatie
Dealimentatiedieiemandbetaaltvooreenex-partnerisaftrekbaarvoordeinkomstenbelasting. Dezevaltonderdepersoonsgebondenaftrek.Doordatdealimentatiemagwordenafgetrokken, worden de inkomsten en dus ook de verschuldigde inkomstenbelasting lager.
Ontvangen alimentatie is belastbaar
Tegenover de aftrekpost van de partneralimentatie die een belastingplichtige betaalt, staat dat de ontvangen alimentatie belastbaar is bij de ex-partner. Deze moet de ontvangen alimentatie aangeven als inkomsten.
Zorgkosten
Specifieke zorgkosten, zoals dokterskosten, ziekenhuis, medicijnen en vervoer, vormen een persoonsgebonden aftrek in het jaar waarin de kosten zijn betaald. Niet aftrekbaar zijn de kosten die onder het eigen risico vallen of waarvoor je een vergoeding uit de (aanvullende) zorgverzekering ontvangt.
Het berekenen van het drempelbedrag is per jaar verschillend. Op de site van de Belastingdienst kun je terecht om de berekening van een specifiek jaar te vinden. Daarbij moet je onderscheid maken tussen belastingplichtigen met of zonder fiscale partner.
Berekening aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten
Deze berekening gaat in vijf stappen:
Stap 1: Bereken de te verhogen uitgaven specifieke zorgkosten
Bereken het totaal van de te verhogen uitgaven specifieke zorgkosten voor:
• Voorgeschreven medicijnen
• Hulpmiddelen
• Vervoerskosten
• Dieet op voorschrift van een arts of diëtist
• Extra gezinshulp
• Extra uitgaven voor kleding en beddengoed
Je hebt recht op de verhoging specifieke zorgkosten, als je drempelinkomen (over het vorige jaar) lager is dan een bepaald bedrag. Je mag het totaal van de te verhogen uitgaven dan vermenigvuldigen met het percentage uit de tabel bij verhoging specifieke zorgkosten.
Stap 2: overige specifieke zorgkosten
Bereken het totaal van je overige specifieke zorgkosten. Dit zijn deze kosten:
• Genees- en heelkundige hulp
• Reiskosten ziekenbezoek
Stap 3: totaal specifieke zorgkosten
Tel het bedrag van stap en stap 2 bij elkaar.
Stap 4: je drempelbedrag
Bereken je drempelbedrag (afhankelijk van je drempelinkomen.
Stap 5: je aftrekbedrag voor specifieke zorgkosten
Het aftrekbedrag is het bedrag van stap 3 min het drempelbedrag van stap 4. Het bedrag dat overblijft mag je aftrekken.
Berekening en tabellen zorgkosten bij de Belastingdienst
De aftrek voor zorgkosten van Monica
Monicaheeftin2025eendrempelinkomenvan€8.000,terwijlzij€900aanspecifiekezorgkosten heeft. Zij heeft geen fiscale partner.
Bij een drempelinkomen tot € 9.534 is het drempelbedrag voor 2025: € 164. Het bedrag van de zorgkosten minus het drempelbedrag is het bedrag dat zij mag aftrekken.
Dus mag zij in 2025 € 900 -/- € 164 = € 736 van haar inkomen aftrekken.
De aftrek zorgkosten van Sharida
Sharida heeft geen fiscale partner. Zij had in 2024 een drempelinkomen van € 30.000. Haar specifieke zorgkosten bedragen € 2.000. Het drempelbedrag is volgens de tabel van de Belastingdienst 1,65% van haar drempelinkomen, dat is dus € 495.
Dus mag zij € 2.000 -/- € 495 = € 1.505 van haar inkomen aftrekken.
Giften aan goede doelen
Giften aan goede doelen zijn aftrekbaar voor de inkomstenbelasting indien het goede doel de anbi-status heeft. Dat wil zeggen dat de Belastingdienst het goede doel heeft erkend als een 'algemeen nut beogende instelling'. Denk daarbij aan Greenpeace, het Rode Kruis of Vluchtelingenwerk.
Bij de aftrek voor giften aan goede doelen geldt zowel een drempelbedrag als een maximum. Voor beide bedragen moet je weer het drempelinkomen weten, het totaal van de inkomsten en aftrekposten in box 1, 2 en 3, maar zonder de persoonsgebonden aftrek.
Bij giften is het drempelbedrag 1% van het drempelinkomen. Dat betekent dus dat giften van minder dan dit drempelbedrag niet aftrekbaar zijn. Er geldt ook een maximum voor de giftenaftrek. Bij giften is dat 10% van het ‘drempelinkomen’.
De aftrek giften berekenen
• Barend heeft in 2024 een drempelinkomen van € 80.000, terwijl hij € 3.000 aan giften heeft gedaan aan anbi-instellingen. Hij heeft geen fiscale partner. Het drempelbedrag is voor hem 1% van zijn drempelinkomen. Dus het drempelbedrag van € 800 is niet als gift aftrekbaar.
Dat betekent dat zijn aftrekpost voor giften € 2.200 bedraagt. Het maximum van de giftenaftrek is in zijn geval € 8.000. Het totaalbedrag van de giften is lager dan dit maximum, dus dat is geen probleem.
• Beatrijs heeft in 2024 een drempelinkomen van € 80.000, terwijl zij € 10.000 aan giften heeft gedaan aan anbi-instellingen. Zij heeft geen fiscale partner. Eerst kijk je naar het maximum dat aftrekbaar is. Het maximum van de giftenaftrek is in haar geval 10% van haar drempelinkomen van € 80.000. Het maximum is dan € 8.000. Hetdrempelbedragvan€800(1%vanhaardrempelinkomen)moetjedaarnogvanaftrekken. Dat betekent dat haar aftrekpost voor giften dan € 7.200 is.
Particuliere gift - wat is aftrekbaar?
Periodieke giften
Een belastingplichtige kan er ook voor kiezen om elk jaar bepaalde giften te doen. De Belastingdienst spreekt dan van 'periodieke giften'. De gever kan er dan voor kiezen om 'eenovereenkomstvoorperiodiekegiften'methetgoededoelteondertekenen.Alsdatcontract is gesloten voor een looptijd van minimaal vijf jaar, dan mag hij de gift geheel aftrekken, zonder drempelbedrag en zonder maximum. Dat kan fiscaal nogal een groot voordeel opleveren.
Fiscale partners en aftrekposten
Fiscale partners kunnen aftrekposten onderling verdelen. Dit is fiscaal voordelig als deze worden toebedeeld aan de partner wiens inkomen in de hoogste belastingschijf valt, omdat zij dan meer belastingkorting krijgen.
Aftrekposten niet aftrekbaar voor het volle tarief
Diverse aftrekposten zijn niet aftrekbaar voor het volle tarief dat de belastingplichtige betaalt in zijn hoogste schijf. Voor veel aftrekposten geldt:
1. Als iemand een inkomen heeft in schijf 1, dan is de post aftrekbaar voor het tarief van schijf 1: 35,82%
2. Als iemand een inkomen heeft in schijf 2 of schijf 3, dan is de post aftrekbaar voor het tarief van schijf 2: 37,48%.
Het betreft in box 1 bij de persoonsgebonden aftrek:
• uitgaven voor onderhoudsverplichtingen (waaronder betaalde partneralimentatie)
• weekenduitgaven voor gehandicapten
• aftrekbare giften
• uitgaven voor specifieke zorgkosten
• restant persoonsgebonden aftrek voorgaande jaren
Opdracht 19 Box 1: persoonsgebonden aftrek
Vul de ontbrekende woorden in de volgende zinnen in:
1. Depersoonsgebondenaftrekkenteenminimumbedragwaarbovendegiftenpasaftrekbaar zijn. Dit heet een .
2. Giften aan een goed doel zijn alleen aftrekbaar als ze het -keurmerk dragen.
3. Deze vier letters betekenen: .
Opdracht 20 Stellingen over de persoonsgebonden aftrek
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Giften aan een goed doel zijn altijd aftrekbaar voor de inkomstenbelasting.
b. Als twee fiscale partners aftrekposten hebben, maakt het niet uit aan wie zij de aftrekposten toewijzen.
2.10 Box 1: schijventarief
Progressieve belasting in box 1
De inkomsten in box 1 worden progressief belast. Dit betekent dat naarmate het inkomen stijgt,ereensteedshogerpercentageaanbelastingmoetwordenbetaald.Metdezeprogressieve manier van belastingheffing wordt het draagkrachtbeginsel tot uitdrukking gebracht. De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Wie meer kan betalen, moet ook meer betalen: niet alleen in aantal euro’s, maar ook in percentages. Vandaar dat er in box 1 een oplopend tarief geldt door middel van een schijventarief. Voor belastingplichtigen tot de AOW-leeftijd geldt dit schijventarief.
Drie schijven
Met ingang van 2025 gelden drie belastingschijven. Voorheen waren dat er twee.
Schijventarief inkomstenbelasting box 1 - tot AOW-leeftijd
Schijf 1:
Schijf 2:
€
€
€ Schijf 3:
(peiljaar 2025)
€ t/m -
€ t/m 38.440
35,82% 38.440
37,48% 76.816
49,50% en meer 76.816
Zodra iemand de AOW-leeftijd heeft bereikt, valt hij in een ander schijventarief omdat voor hem minder premie volksverzekering wordt berekend. Dan geldt de volgende tabel:
Schijventarief inkomstenbelasting box 1 - vanaf AOW-leeftijd
Schijf 1
Schijf 2 *)
Schijf 3
€
€
€
€ t/m -
17,92% 38.440
37,48% 76.816 € t/m 38.440
49,50% en meer 76.816
*) Indien geboren vóór 1 januari 1946: schijf 2 begint bij € 40.502.
(peiljaar 2025)
Progressieve belasting in box 1: het schijventarief
Alleen box 1 kent een progressief tarief, dus een oplopend tarief. Dat werkt via verschillende schijven met elk een ander percentage.
De boxen 2 en 3 hebben een proportioneel tarief, wat betekent dat het een vast percentage is, ongeacht de hoogte van het bedrag waarover de belasting wordt berekend.
Vaak maken mensen een denkfout. Ze zeggen dan: ‘Mijn inkomen is hoger dan het startbedrag in schijf 3 en dus wordt mijn hele inkomen belast met een tarief van 49,50%.’ Dat is niet juist. De eerste schijf wordt belast met 35,82% en de tweede met 37,48%. Pas over de derde schijf betaal je 49,50%.
De gemiddelde belasting is dus altijd lager dan het toptarief van 49,50% (peiljaar 2025).
In de eerste schijf worden, naast de inkomstenbelasting (IB), ook de premies voor drie volksverzekeringen geïnd. Deze korten we hier af met de aanduiding ‘PH vv’ (premieheffing volksverzekeringen).
Deze premieheffing betreft:
• de Algemene Ouderdomswet (AOW)
• de Algemene nabestaandenwet (Anw)
• de Wet langdurige zorg (Wlz).
Rekenen met het schijventarief
Je gaat nu leren hoe je met het schijventarief voor box 1 moet rekenen. Kijk maar naar de voorbeelden. Bij de opdrachten vind je oefenstof om zelf te rekenen.
Afronden
Bij de inleiding van belastingrecht staan de regels met betrekking tot het afronden van bedragen op hele euro’s. Kijk dat nog even goed na. De hoofdregel is: alle bedragen worden afgerond op hele euro’s in het voordeel van de belastingplichtige.
Wouter - laag inkomen
Wouter heeft als eigenaar van zijn eenmanszaak een belastbaar inkomen verdiend van € 26.450. Hoeveel inkomstenbelasting moet hij betalen in box 1?
Deberekeningvandeverschuldigdeinkomstenbelastinggaataandehandvanhetschijventarief van box 1:
Voorbeeld berekening schijventarief box 1 Wouter
Totaalbedrag IB:
Van dit totaalbedrag worden nog de heffingskortingen afgetrokken die in deze situatie van toepassing zijn.
(peiljaar 2025)
Barbara - hoog inkomen
Barbara heeft met haar werk een (belastbaar) inkomen verdiend van € 122.000. Hoeveel inkomstenbelasting moet zij betalen in box 1? De berekening van de verschuldigde inkomstenbelasting gaat aan de hand van het schijventarief van box 1:
Voorbeeld berekening schijventarief box 1 Barbara
Totaalbedrag IB:
Van dit totaalbedrag worden nog de heffingskortingen afgetrokken die in deze situatie van toepassing zijn.
(peiljaar 2025)
Opdracht 21 Box 1: schijventarief
a. Vul de ontbrekende woorden in de volgende zinnen in:
1. Het schijventarief voor box 1 van de inkomstenbelasting kent sinds 2025 schijven.
2. De belasting in box 1 kent een tarief via een schijventarief.
3. Als de regering zou besluiten tot een tarief met slechts één schijf, dan spreek je over een (naam van een belasting met één schijf).
b. Voor de inkomstenbelasting geldt in box 1 een progressief tarief. Wat betekent dat?
Opdracht 22 Rekenen met het schijventarief
Maak de volgende berekeningen aan de hand van het schijventarief.
Schijventarief inkomstenbelasting box 1 - tot AOW-leeftijd 35,82% 38.440 € t/m - € Schijf 1: 37,48% 76.816 € t/m 38.440 € Schijf 2: 49,50% en meer 76.816 € Schijf 3: (peiljaar 2025)
a. Jij hebt in box 1 in je webshop een belastbaar inkomen verdiend van € 188.000. Bereken het bedrag aan inkomstenbelasting dat je over dit inkomen in box 1 verschuldigd bent. Je hoeft hierbij geen rekening te houden met de algemene heffingskorting en ook niet met andere heffingskortingen.
b. Jij hebt een parttimebaan. Daarin heb je in box 1 bruto € 22.995 verdiend. Bereken het bedrag aan inkomstenbelasting dat je over dit inkomen verschuldigd bent.
Opdracht 23 Stellingen over het schijventarief
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Het tarief in box 1 is een proportioneel tarief.
b. Het draagkrachtbeginsel is het beginsel dat ten grondslag ligt aan het schijventarief.
c. Als je € 450.000 verdient, betaal je over het hele bedrag het tarief van 49,50% (peiljaar 2025).
2.11 Samenvatting
De inkomstenbelasting heft een belasting over het inkomen van natuurlijke personen. De Wet inkomstenbelasting 2001 kijkt naar de bron waaruit het inkomen wordt genoten. Hier geldt het boxenstelsel. Het inkomen moet worden toebedeeld aan box 1, 2 of 3. In box 1 worden de inkomsten uit werk en woning belast, in box 2 de inkomsten uit aanmerkelijk belang en in box 3 de inkomsten uit sparen en beleggen.
Tussen de boxen bestaat een rangorderegeling. Van de inkomsten moet eerst worden bepaald tot welke box ze behoren. Als meer boxen van toepassing kunnen zijn, gaat de eerdere box voor. Box 1 gaat voor box 2, en box 1 en 2 gaan voor box 3.
In box 1 horen onder andere de inkomsten uit arbeid en winst uit onderneming. Ook de inkomsten uit eigen woning valt onder box 1: het eigenwoningforfait. De hypotheekrente is daarbij weer een aftrekpost.
Persoonsgebonden aftrek geldt voor partneralimentatie, zorgkosten en giften aan goede doelen. De aftrek vermindert het belastbaar inkomen.
De inkomsten in box 1 worden belast volgens een progressief schijventarief. Het belastbaar inkomen wordt opgedeeld in drie schijven, waarbij een oplopend (progressief) tarief wordt gehanteerd. Bij de heffing van inkomstenbelasting in box 1 worden ook de premies volksverzekeringen geïnd.
Fiscaal partner zijn heeft financiële voordelen. Je bent het onder andere als je getrouwd bent of als je samenwoont en een notarieel samenlevingscontract hebt.
2.12 Kernbegrippen
Aftrekpost
Bepaalde kosten die de belastingplichtige in mindering mag brengen op zijn inkomen alvorens daarover belasting wordt geheven.
Anbi-status
Erkenning van een goed doel als een 'algemeen nut beogende instelling'.
Belastingobject
Datgene waarover belasting wordt geheven.
Belastingsubject
Persoon van wie belasting wordt geheven.
Bijleenregeling
Na verkoop van een woning mag een belastingplichtige alleen de rente aftrekken voor een lening die noodzakelijk is nadat de winst op de vorige woning is geïnvesteerd.
Boxenstelsel
Het stelsel dat de inkomsten worden ingedeeld in drie delen, die elk een verschillend tarief kennen.
Drempelbedrag
Het bedrag bij een aftrekpost waarboven de uitgaven aftrekbaar zijn.
Drempelinkomen
Het totaal van de inkomsten en aftrekposten in box 1, 2 en 3, zonder de persoonsgebonden aftrek.
Eigenwoningforfait
Een vastgesteld percentage van de WOZ-waarde van de woning wordt bij het inkomen geteld, waardoor er belasting over wordt geheven.
Fiscalepartners
Twee mensen die als koppel samen aangifte kunnen doen en de inkomsten en de aftrekposten onderling kunnen verdelen.
Forfait
Een verondersteld bedrag of percentage dat wordt bepaald door wetgeving.
Heffingskorting
Korting op het te betalen belastingbedrag.
Hypotheekakte
Notariële akte waarbij de eigenaar van een woning het hypotheekrecht overdraagt aan de hypotheekverstrekker (bank).
Ingezetene
Iemand die blijvend (permanent) in Nederland woont.
Ondernemersaftrek
Verzameling aftrekposten voor ondernemers bestaande uit de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek, de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, de meewerkaftrek en de stakingsaftrek.
Onderneming
Een organisatie van kapitaal en arbeid die erop gericht is door deelname aan het economisch verkeer winst te behalen.
Persoonsgebondenaftrek
Fiscaal aftrekbare uitgaven die een persoonlijk en dringend karakter hebben.
Rangorderegeling
Box 1 heeft voorrang boven box 2. Box 2 heeft voorrang boven box 3.
Schijventarief
Tariefwaarbijhetbelastbaarbedrag(bijvoorbeeldinkomen)wordtingedeeldindelen(schijven) met ieder een verschillend percentage belastingtarief.
Startersaftrek
Een bedrag dat een beginnende ondernemer mag aftrekken van zijn winst vóór er inkomstenbelasting over geheven wordt.
Transportakte
Notariële akte waarbij de verkoper van een woning verklaart dat hij de eigendom daarvan overdraagt aan de koper.
Urencriterium
Het minimum aantal uren dat een ondernemer moet besteden aan zijn onderneming.
Voorheffing
Heffing (loonbelasting) die plaatsvindt vóór de reguliere heffing van de inkomstenbelasting.
Wereldinkomen
Het inkomen dat een binnenlands belastingplichtige waar ook ter wereld verdient.
Winst
Het bedrag van de gezamenlijke voordelen die onder welke naam en in welke vorm ook worden verkregen uit een onderneming.
WOZ-waarde
De geschatte waarde van een onroerende zaak die als grondslag dient voor onder andere de OZB en het eigenwoningforfait bij de IB.
Zelfstandigenaftrek
Een bedrag dat de ondernemer van de winst mag aftrekken vóór er belasting over geheven wordt.
Test je kennis
Opdracht 24
Welke personen vallen onder de Nederlandse inkomstenbelasting?
Er zijn drie antwoorden juist.
Nederlanders met inkomsten in Nederland
Engelsen met inkomsten in Engeland
Nederlanders met inkomsten in Duitsland
Belgen met inkomsten in Duitsland
een Nederlander die is geëmigreerd naar Zweden en daar inkomsten heeft
Engelsen met inkomsten in Nederland
Opdracht 25
De procedure voor de inkomstenbelasting verloopt op een bepaalde manier. Aan jou de taak om alle facetten in de juiste volgorde te zetten.
Invordering
Definitieve aanslag
Het verkrijgen van inkomsten
Controle door de Belastingdienst
Aangifte
Opdracht 26
Verbind de inkomsten in de linkerkolom met de juiste box in de rechterkolom.
Spaargeld
Aanmerkelijk belang in een bedrijf
Winst uit een eenmanszaak
Opdracht 27
Box 1
Box 3
Box 2
Geef aan welke ondernemingsvormen vallen onder het begrip ‘ondernemer’ bij de inkomstenbelasting.
Er zijn vier antwoorden juist. eenmanszaak naamloze vennootschap stichting vennootschap onder firma besloten vennootschap beherende vennoten in een commanditaire vennootschap maatschap
Opdracht 28
Welke kosten rondom de eigen woning zijn aftrekbaar voor de inkomstenbelasting?
Er zijn zes antwoorden juist. hypotheekrente kosten van de notariële transportakte kosten van de notariële hypotheekakte kosten van de hypotheekadviseur kosten van de verkoopmakelaar taxatiekosten voor de hypotheek kadastrale kosten voor hypotheekinschrijving verhuiskosten kosten voor de aanvraag van de Nationale Hypotheekgarantie
Opdracht 29
Welke persoonsgebonden kosten zijn aftrekbaar voor de inkomstenbelasting?
Er zijn drie antwoorden juist. betaalde partneralimentatie bijzondere zorgkosten betaalde bekeuringen giften aan een arme buurman giften aan een goed doel schenking aan de plaatselijke voetbalvereniging ontvangen partneralimentatie
Opdracht 30
Wie zijn automatisch fiscale partners?
Er zijn zes antwoorden juist. getrouwd samenwonend (en verder niets) samenwonend en een notarieel samenlevingscontract samenwonend en samen een kind hebben samenwonend en elkaars partner zijn voor een pensioenregeling geregistreerd partnerschap samenwonend en samen eigenaar van de eigen woning
Opdracht 31
Bij de inkomstenbelasting is het inkomen: belastingobject belastingsubject
Opdracht 32
Naast je werk als juridisch adviseur bij een deurwaarder heb je een onderneming: een professionele hondentrimsalon. In deze onderneming werk je op jaarbasis 1250 uur. Daarnaast werk je 1300 uur in loondienst bij de deurwaarder. Je vraagt je af of je recht hebt op zelfstandigenaftrek voor je werk in je onderneming.
Pas het urencriterium nauwkeurig toe op deze situatie. Heb je recht op zelfstandigenaftrek?
Welk antwoord is helemaal goed, dus inclusief de motivering?
Ja, omdat ik voldoende tijd in mijn onderneming werk en de uren in loondienst niet van belang zijn.
Ja, omdat ik voldoende tijd in loondienst werk en de uren in mijn onderneming niet van belang zijn.
Ja, omdat ik in totaal 2050 uur werk, ruim voldoende voor het urencriterium.
Nee, omdat ik onvoldoende tijd in mijn onderneming werk.
Nee, omdat ik meer tijd in loondienst werk dan in mijn onderneming.
Nee, omdat ik onvoldoende tijd in loondienst werk.
Opdracht 33
Een belastingplichtige krijgt een negatieve aanslag voor de inkomstenbelasting als: de aanslag inkomstenbelasting hoger is dan de voorheffing loonbelasting de aanslag inkomstenbelasting lager is dan de voorheffing loonbelasting de aanslag inkomstenbelasting gelijk is aan de voorheffing loonbelasting
2.13 Aan de slag
Opdracht 34 Inkomstenbelasting berekenen met Excel
Je werkt bij een buurthuis, waar je vandaag drie mensen helpt met hun belastingzaken: Zeger, Max en Zahra.
Je begint vandaag met het maken van een Excel-bestand om de berekening van de verschuldigde belasting te controleren voor degenen die hun vraag aan je voorleggen. Zet hierin een berekening op voor elk van de hierna genoemde items. Zorg dat met formules de juiste uitkomst wordt weergegeven. Deze uitkomst vul je hier in om je werk te controleren. Deze tabel heb je nodig:
Schijventarief inkomstenbelasting box 1 - tot AOW-leeftijd 35,82% 38.440 € t/m - €
Schijf 1: 37,48% 76.816 € t/m 38.440 €
Schijf 2: 49,50% en meer 76.816 € Schijf 3: (peiljaar 2025)
Let op: de Belastingdienst rondt belastingbedragen af op hele euro’s naar beneden.
Eenvoudige formules in Excel
a. De eerste vraag is van Zeger:
Zeger heeft in box 1 van de inkomstenbelasting een belastbaar bedrag opgegeven van € 13.456.
1. Over dat bedrag betaalt hij % belasting % (2 decimalen)
2. Het bedrag aan inkomstenbelasting in box 1 is dan: €
b. De tweede kwestie komt van Max:
Max heeft in box 1 van de inkomstenbelasting een belastbaar bedrag aangegeven van € 245.876. Hij vraagt je van alles voor hem uit te rekenen.
1. In schijf 1 valt € van zijn inkomen.
2. Dat is belast tegen % (2 decimalen).
3. Daarover betaalt hij dus € aan inkomstenbelasting.
4. Van zijn inkomen valt in schijf 2 een bedrag van € .
5. Dat is belast tegen % (2 decimalen).
6. Daarover betaalt hij dus € aan inkomstenbelasting.
7. Van zijn inkomen valt in schijf 3 een bedrag van € .
8. Dat is belast tegen % (2 decimalen).
9. Dus betaalt hij in schijf 2 € aan inkomstenbelasting.
10. In box 1 betaalt hij dus in totaal: € .
11. Hij houdt van zijn inkomen netto over: € .
12. Over zijn totale inkomen betaalt hij dus % belasting (2 decimalen).
c. En Zahra legt jou dit voor:
Zahra heeft in box 1 van de inkomstenbelasting een belastbaar bedrag aangegeven van € 90.000. Zij vraagt jou wat uit te rekenen.
1. In schijf 1 valt € van haar inkomen.
2. Dat is belast tegen % (2 decimalen).
3. Daarover betaalt zij dus € aan inkomstenbelasting.
4. Van haar inkomen valt dus in schijf 2 een bedrag van €
5. Dat is belast tegen % (2 decimalen).
6. Dus betaalt zij in schijf 2 € aan inkomstenbelasting.
7. In box 1 betaalt zij dus in totaal: € .
8. Zij houdt van haar inkomen netto over: € .
9. Over haar totale inkomen betaalt zij dus % belasting (2 decimalen).
2.14 Beroepstaak
Opdracht 35 Chat met OndernemersAdvies
Je werkt bij OndernemersAdvies, een belastingadvieskantoor voor ondernemers. Daar ben jij accountmanager van een aantal winkeliers. Een van je klanten is Wout Verhoeven, een beginnende ondernemer. Hij begint een bloemenzaak, een eenmanszaak. Hij heeft enkele vragen en die stelt hij aan jou in het chatprogramma van jullie adviesfirma. Jij antwoordt kort, maar duidelijk in deze chat.




2.15 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Kennistoets
Opdracht 36
Hoe deel je de boxen in bij de inkomstenbelasting?
Er zijn drie antwoorden juist.
Inkomsten moeten in de boxen worden ingedeeld in de volgorde box 3, box 2, box 1.
Inkomsten moeten in de boxen worden ingedeeld in de volgorde box 1, box 2, box 3.
Inkomsten moeten in de boxen worden ingedeeld in de volgorde box 1, box 3, box 2.
Beleggingen en spaarrekeningen horen thuis in box 1.
Inkomsten mogen door de belastingplichtige zelf worden ingedeeld in een box naar keuze.
Aanmerkelijk belang in een onderneming moet worden ondergebracht in box 2.
Inkomsten uit werk gaan altijd in box 1.
Opdracht 37
Verbind de onderwerpen in de linkerkolom met de juiste box in de rechterkolom.
Spaargeld
Hypotheekrenteaftrek
De winst die je hebt behaald met je webshop
Een belegging van 35% in de bv van je neef
Beleggingen
Aftrek van ziektekosten
Giften
Box 1
Box 2
Box 1
Box 1
Box 1
Box 3
Box 3
Opdracht 38
Je hebt twee werkzaamheden. Je hebt een parttimebaan als ICT'er bij Albert Heijn van 900 uur per jaar. Daarnaast heb je een adviesbureau op het gebied van ICT. Hierin werk je 1000 uur per jaar. Je bent je aangifte inkomstenbelasting aan het invullen en je vraagt je af of je recht hebt op zelfstandigenaftrek.
Pas het urencriterium nauwkeurig toe op deze situatie. Heb je recht op zelfstandigenaftrek?
Geef hierna aan welk antwoord helemaal goed is, dus inclusief de motivering.
Ja, omdat ik in totaal 2050 uur werk, ruim voldoende voor het urencriterium.
Nee, omdat ik onvoldoende tijd in mijn onderneming werk.
Nee, omdat ik onvoldoende tijd in loondienst werk.
Ja, omdat ik voldoende tijd in mijn onderneming werk en de uren in loondienst niet van belang zijn.
Ja, omdat ik voldoende tijd in loondienst werk en de uren in mijn onderneming niet van belang zijn.
Nee, omdat ik meer tijd in loondienst werk dan in mijn onderneming.
Opdracht 39
Een belastingplichtige krijgt een positieve aanslag voor de inkomstenbelasting als: de aanslag inkomstenbelasting hoger is dan de voorheffing loonbelasting de aanslag inkomstenbelasting lager is dan de voorheffing loonbelasting de aanslag inkomstenbelasting gelijk is aan de voorheffing loonbelasting
Opdracht 40
Welke van de volgende stellingen zijn juist bij het boxenstelsel van de Inkomstenbelasting?
Er zijn drie antwoorden juist.
Box 1 heeft voorrang boven box 3.
Box 1 heeft voorrang boven box 2.
Box 3 heeft voorrang boven box 2.
Box 2 heeft voorrang boven box 1.
Box 2 heeft voorrang boven box 3.
Box 3 heeft voorrang boven box 1.
Opdracht 41
Welke stellingen zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Winst uit onderneming valt onder de inkomstenbelasting.
Loon uit dienstbetrekking valt niet onder de inkomstenbelasting.
Voordeel uit sparen en beleggen valt onder de inkomstenbelasting.
Inkomsten uit een bijbaantje vallen niet onder de inkomstenbelasting.
Een sociale uitkering valt niet onder de inkomstenbelasting.
Ontvangen partneralimentatie valt onder de inkomstenbelasting.
De winst van een vennootschap valt onder de inkomstenbelasting.
Opdracht 42 Eindopdracht
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Doe de belastingaangifte van Maarten Quint uit Aalsmeer.
Opdracht
Ga naar de simulatie van de Belastingdienst:
Simulatie Belastingdienst
Simulatie betekent: ‘doen alsof’. Dus je gaat hier doen alsof je een echte belastingaangifte doet.
Op deze site zie je staan:
• ‘Online Aangifte Simulatie’ .
• ‘Overzicht van casussen’ .
• 'Voor formulier': met een keuzevakje en een pijl naar beneden: '˅'. (een 'dropdown menu')
• Druk op de dropdown-pijl en kies de optie '2024| IH2024 versie 1'.
• In de lijst eronder klik je op '199 Blanco'.
• Het aangifteprogramma start dan op.

Aangifte
• Je zit nu in de simulatie van het aangifteprogramma.
• Druk nu op 'Volgende'.
• Vul de gegevens in die het programma vraagt, voor zover je die kunt vinden in de bijlage.
• Loop alle vensters door en denk goed na wat je moet invullen.
'Blanco'
In deze simulatie blijft overal als naam van de belastingplichtige 'Blanco' staan. Bij een normale aangifte staat daar de naam van de belastingplichtige.
• Na elke pagina druk je op de knop 'Akkoord'.
• Je gegevens worden opgeslagen en je kunt door naar de volgende pagina.
• Je zult soms vragen tegenkomen die je niet begrijpt. Kies dan 'nee' of laat het veld leeg.
In de bijlage vind je informatie. Niet alle gegevens daarop zijn van belang. Haal uit de bijlage datgene wat je nodig hebt om deze aangifte correct in te vullen. Ook moet je gegevens halen uit de omschrijving van de opdracht.
• Na een aantal schermen kom je bij 'Berekening inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen'.
• Daar zie je al het eindresultaat.
• Daarna kom je op de pagina 'Naar verzenden'.
• Let op! Druk NIET op een van de knoppen voor 'Opslaan', maar druk links in het scherm op 'Afdrukken (pdf)'.

• Je drukt dan niet af op de printer, maar naar een pdf-bestand.
• Kies dan voor ‘Overzicht van de berekening’:

• Druk dan op 'Afdrukken'.
• Je krijgt dan op je scherm een pdf met de berekening van de aangifte.
• Maak geen print op papier. Dat is papierverspilling.
• Noteer wat er op het scherm staat bij de volgende onderdelen:
Het verzamelinkomen
Het totaal van de inkomstenbelasting
De premie volksverzekeringen
Algemene heffingskorting
Arbeidskorting
Het totaal inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
HOOFDSTUK3
BELASTINGEN-INKOMSTENBELASTING-BOX2EN3
3.1 Inleiding
IB deel 2: Box 2 en 3
Een groot deel van dit hoofdstuk is ingeruimd voor de vermogensrendementsheffing. We behandelen de huidige wetgeving, die - waarschijnlijk - zal gelden tot en met 2027. De nieuwe wetgeving van 2028 of later is nu nog niet bekend, dus schetsen we hier alleen de informatie die we verkregen hebben via de Belastingdienst. Ook behandelen we kort de twee arresten van de Hoge Raad en de advisering van de Raad van State.
Hiervoorhebbenwegekekennaardegangvanzakenmetbetrekkingtotdeinkomstenbelasting. Wehebbendaarookgeziendatvoordeinkomstenbelastingeenboxenstelselgeldt.Hetinkomen wordt verdeeld over drie boxen. We hebben box 1 bekeken met de inkomsten uit werk en woning. Nu gaan we verder met box 2 en box 3. Hierin zijn de andere inkomsten ondergebracht. Vooral zullen we veel meer leren over hoe ons vermogen belast wordt. Ook gaan we kijken naar het doen van aangifte.

uit werk.
Inkomsten
Belastingdienst. Voorbereiding op de aangifte
Leerdoelen
• Je begrijpt het aanmerkelijk belang in een onderneming van box 2.
• Je kunt de winst uit aanmerkelijk belang omschrijven.
• Je begrijpt het tarief op het aanmerkelijk belang.
• Je begrijpt dat dit tarief een proportioneel tarief is.
• Je kunt uitleggen hoe het vermogen binnen de IB wordt belast in box 3.
• Je begrijpt de vrijstellingen en de tarieven met betrekking tot het vermogen.
Opdracht 1 Jullie toekomst
en de belastingen
Ga samen met een klasgenoot brainstormen. Stel je voor dat je een aantal jaren in de toekomst leeft. Probeer zo veel mogelijk vormen van inkomsten te bedenken die jullie kunnen krijgen. Laat je fantasie de vrije loop. Bedenk vervolgens welke daarvan onder de inkomstenbelasting vallen. Welke inkomstenbronnen kunnen jullie bedenken? En welke belastingen worden daar dan op geheven?
3.2 Box 2: winst uit aanmerkelijk belang
In box 1 gingen de inkomsten uit arbeid en woning. We gaan nu kijken naar box 2. Welke inkomsten gaan daarin?

In box 2 gaan inkomsten uit aanmerkelijk belang.
De inkomsten uit het vermogen van de belastingplichtige worden in box 3 ondergebracht: ‘inkomsten uit sparen en beleggen’. Vermogen is het geheel van bezittingen en schulden van een belastingplichtige. Bij het bezit van aandelen kan het zijn dat de inkomsten hieruit niet in box 3 maar in box 2 thuishoren. Dit is het geval als sprake is van een aanmerkelijk belang.
Wat is een aanmerkelijk belang?
Vaneenaanmerkelijkbelangissprakealseenbelastingplichtigetenminste5%vandeaandelen in een besloten vennootschap (bv) of naamloze vennootschap (nv) bezit of een optie daarop heeft. Ook bij een belang van meer dan 5% in een coöperatie spreken we van een aanmerkelijk belang. Een bezit van een dergelijke omvang wordt aanmerkelijk (nogal groot) genoemd. Dat is de reden geweest om de inkomsten hieruit apart en tegen een eigen tarief te belasten.
Inkomsten uit aanmerkelijk belang zijn voor de belastingplichtige belast in box 2. Deze inkomsten zijn:
• dividend en winstuitkeringen
• winst verkregen uit de overdracht van een aanmerkelijk belang. Dat is de verkoopprijs (overdrachtsprijs) minus de prijs die men er destijds voor heeft betaald.
Box 2: tarief
Het inkomen in box 2 werd tot 2024 steeds belast via een vast percentage, dus was het een proportioneel tarief. Met ingang van 2024 werd het een tarief met twee schijven. Daardoor is het een progressief tarief geworden. Het tarief is nu:
Schijventarief inkomstenbelasting box 2
Schijf 1:
24,50% 67.804 € t/m - €
31,00% en meer 67.804 € Schijf 2: (peiljaar 2025)
•
Opdracht 2 Box 2: winst uit aanmerkelijk belang
Je hebt beleggingen in twee bv’s, een deelname van 4% in de bv van je broer en een deelname van 20% in de bv van je schoonvader.
a. Geef aan welke aandelenbeleggingen onder box 2 vallen en waarom.
b. Geef aan welke aandelenbeleggingen van jou onder box 3 vallen en waarom.
Opdracht 3 Stellingen over het aanmerkelijk belang
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Het tarief in box 2 is sinds 2024 een proportioneel tarief.
b. Als iemand 5% of meer van de aandelen heeft in een vennootschap, dan is dit een aanmerkelijk belang en valt het onder box 2.
3.3 Box 3: sparen en beleggen
In box 1 gingen de inkomsten uit arbeid en woning. In box 2 gingen de inkomsten uit aanmerkelijk belang. Welke inkomsten gaan in box 3?

In box 3 gaan inkomsten uit sparen en beleggen.
Het vermogen in box 3
Vermogen is het totaal van iemands bezittingen minus zijn schulden. Dit vermogen zal meestal een bepaald rendement opleveren, bijvoorbeeld in de vorm van rente of dividend. Daarover moet in box 3 belasting worden betaald. De belasting op het rendement van het vermogen noemt de Belastingdienst vermogensrendementsheffing. Eerder hebben we al gezien dat het woord 'heffing' een van de termen is die gebruikt worden voor het begrip 'belasting'.
De peildatum voor de bepaling van de waarde van het vermogen is 1 januari van het belastingjaar.
Niet het vermogen uit box 1 en 2
In box 3 horen alle vermogensonderdelen die rendement kunnen opleveren, behalve de vermogens die al in box 1 of 2 worden belast. In box 3 komen dus niet de onderdelen van het vermogen in box 1, zoals de eigen woning, of een aanmerkelijk belang uit box 2. Zaken voor eigen gebruik vallen niet onder het vermogen in box 3. Denk bijvoorbeeld aan een schilderij of een dure auto.
De formule wordt:
Totaal vermogen -/- Vermogen in box 1 en 2 = Vermogen in box 3
Denk bij het vermogen in box 3 bijvoorbeeld aan:
• spaargeld bij de bank
• aandelen (behalve het aanmerkelijk belang in box 2) en obligaties
• een tweede woning (en verdere woningen)
• een verzameling van schilderijen als belegging (dus niet die voor persoonlijk gebruik)
• een belegging in een verzameling oude auto’s (dus niet die voor dagelijks gebruik)
• een verzameling oude munten of postzegels
• uitgeleend geld
• goud of zilver in baren
• schulden (deze zijn aftrekbaar, minus de drempel voor schulden).
Ook het vermogen in het buitenland
Onder het vermogen in box 3 valt niet alleen het vermogen in Nederland. Ook vermogen in het buitenland valt daaronder! Denk aan geld op een buitenlandse bank, huizen in het buitenland enzovoort. Je moet dus ook je buitenlandse vermogen opgeven.
Niet de vrijgestelde bezittingen
Bepaalde delen van het vermogen in box 3 zijn vrijgesteld van de belasting op het vermogen. Het vrijgestelde bezit omvat onder andere:
• groen sparen of beleggen (voor milieubewuste doelen)
• lijfrentepolissen (pensioenvoorzieningen)
• een uitvaartverzekering.
Als je het vermogen in box 3 vermindert met de vrijgestelde bezittingen, dan houd je het resterend vermogen in box 3 over. Daar ga je dan mee verder rekenen.
De formule wordt dus:
Vermogen in box 3 -/- Vrijgestelde bezittingen = Resterend vermogen in box 3
Bernadette en Charles hebben een groene vrijstelling
BernadetteenCharleshebbeneenaardigvermogen.Datzitonderandereinspaargeld,aandelen en obligaties. Verder hebben zij 'groencertificaten' bij Triodos Bank voor € 80.000. Dit bedrag is vrijgesteld voor box 3 en wordt dus niet meegeteld voor het vermogen in box 3.
Over het resterend vermogen in box 3 gaan we de vermogensrendementsheffing berekenen. Dat is een berekening in zes eenvoudige stappen.
Berekening van de vermogensrendementsheffing in zes stappen
De manier van berekenen van de vermogensrendementsheffing gaat als volgt:
• Stap 1: bereken de rendementsgrondslag.
• Stap 2: bereken de grondslag sparen en beleggen.
• Stap 3: bereken het forfaitair en het belastbaar rendement.
• Stap 4: bereken het aandeel in de rendementsgrondslag.
• Stap 5: bereken het voordeel uit sparen en beleggen.
• Stap 6: bereken de te betalen belasting in box 3.
We doen alle berekeningen in deze zes stappen aan de hand van het voorbeeld van Bernadette en Charles.
De vermogensrendementsheffing van Bernadette en Charles
Bernadette en Charles hebben aan spaargeld en contant geld in totaal € 100.000. Zij hebben (naast de vrijgestelde groene beleggingen) nog voor € 150.000 aan andere beleggingen. Ze hebben € 50.000 aan schulden.
Stap 1: bereken de rendementsgrondslag
Hiervoor neem je:
1. het spaargeld (banktegoeden) en het contant geld
2. de beleggingen
3. de schulden minus de drempel voor de aftrekbare schulden.
We berekenen eerst de verschillende vermogensdelen. Spaargeld (banktegoeden), cash en de waarde van de beleggingen tellen we bij elkaar op. De schulden mogen daar deels weer van worden afgetrokken. Er geldt namelijk een drempel voor de schuldenaftrek. Deze wettelijke schuldendrempel is € 3.400 per persoon. Voor fiscale partners is dat het dubbele (peiljaar 2025).
Met deze formule berekenen we de aftrekbare schulden:
Schulden -/- Wettelijke drempel = Aftrekbare schulden
Van het spaargeld en de beleggingen trekken we de aftrekbare schulden af. Dat bedrag noemen we de rendementsgrondslag
De formule daarvoor wordt dan:
Spaargeld en cash + Beleggingen -/- Aftrekbare schulden = Rendementsgrondslag
Bernadette en Charles en hun rendementsgrondslag
Bernadette en Charles hebben aan spaargeld en contant geld totaal € 100.000. Zij hebben voor € 150.000 aan beleggingen. Zij hebben € 50.000 aan schulden.
Spaargeld / cash
€ 100.000
(peiljaar 2025)
Stap 1: Bereken de rendementsgrondslag
Beleggingen
€ 150.000 +
Schuld -/- 2 x drempel = aftrekbare
schuld
€ 50.000
€ 7.400
Rendementsgrondslag -/-
€ 207.400 = € 42.600 -/-
Stap 2: bereken de grondslag sparen en beleggen
Je hoeft geen belasting te betalen over je héle vermogen. Een gedeelte van het vermogen is vrijgesteld van belastingheffing. Dat heet het heffingsvrijvermogen. De overheid stelt dat bedrag jaarlijks vast. Het bedrag is € 57.684 per persoon (peiljaar 2025).
Als twee mensen fiscale partners zijn van elkaar, kan de ene partner het door hem ongebruikte deel van het heffingsvrij vermogen overdragen aan de ander. Fiscale partners hebben dus samen tweemaal de vrijstelling. Van de rendementsgrondslag wordt dus het heffingsvrij vermogen (de vrijstelling) afgetrokken. Het bedrag dat dan overblijft is de grondslagsparen enbeleggen. Het is de basis waarover hierna het rendement wordt berekend.
De formule is dan:
Rendementsgrondslag -/- Heffingsvrij vermogen = Grondslag sparen en beleggen
Bernadette en Charles en hun grondslag sparen en beleggen
Bernadette en Charles hebben ieder recht op een heffingsvrij vermogen van € 57.684. Dus voor hen samen is dat een vrijstelling van het dubbele bedrag (peiljaar 2025).
Stap 2: Bereken de grondslag sparen en beleggen
Rendementsgrondslag
€ 207.400
(peiljaar 2025)
Heffingsvrij vermogen 2 x € 57.684
Grondslag sparen en beleggen
€ 92.032 = € 115.368 -/-
We hebben nu vastgesteld wat de grondslag sparen en beleggen is. Je zou dat ook wel het 'belastbaarvermogen'kunnennoemen.Nugaanwekijkenhoehetrendementdaaroverwordt vastgesteld.
Stap 3: bereken het forfaitair en het belastbaar rendement
We hebben de grondslag sparen en beleggen berekend. Daarover moet het rendement worden berekend. Over dat rendement bereken je daarna de inkomstenbelasting in box 3.
Maar wat is het echte rendement van het vermogen van iedere burger? Wat staat op ieders spaarrekening en hoeveel rente brengt dat in werkelijkheid op? Wat heeft de burger belegd en hoeveel beleggingswinst levert dat precies op? Het is heel lastig om dat allemaal exact te achterhalen.EndeBelastingdienstwilnatuurlijkkunnencontrolerenofdatgenewatdeburger opgeeft ook de werkelijkheid is. Dat is in de praktijk niet te doen.
De wetgever heeft daarom besloten het rendement niet exact te achterhalen, maar dit te veronderstellen. In het belastingrecht noemen we zo'n veronderstelling een forfait. Een forfait is een wettelijke aanname over een bedrag of een percentage. Het woord 'forfaitair' betekent dus 'verondersteld'. De wetgever neemt aan dat het zo is, maar het hoeft niet de exacte werkelijkheid te zijn. Het forfaitairrendement is dus het wettelijk verondersteld rendement waar de Belastingdienst mee werkt om de belasting in box 3 te kunnen berekenen. Met dat forfaitair rendement bereken je het belastbaar rendement.
Rendement hangt af van wat je met je vermogen doet. Het is bekend dat sparen erg weinig rendementoplevertvanwegedelagespaarrente.Beleggenlevertmeestalveelmeerrendement opdansparen.Beleggengeeftsomsrendementenvan5%tot10%perjaarofnogmeer.Daarom is het forfaitair rendement voor spaargeld laag en dat op beleggingen hoog.
Voor schulden geldt uiteraard een negatief rendement omdat je voor je schulden rente moet betalen. Het forfaitaire rendement voor schulden wordt dus afgetrokken van het rendement op spaargeld en beleggingen.
Wat zijn de juiste forfaitaire percentages?
De forfaitaire rendementspercentages worden jaarlijks door de Belastingdienst vastgesteld.Echter:depercentageswordendeelsvoorafgaandaanhetbelastingjaarvastgesteld. Maar deels stelt de Belastingdienst deze pas na afloop van een belastingjaar vast. Bij die onderdelen werken we dus met een voorlopig percentage.
De Belastingdienst meldt:
Het percentage voor beleggingen en andere bezittingen staat al vast voor 2025. De percentages voor banktegoeden en schulden zijn nog voorlopig. Begin 2026 stellen we die percentages vast.
De vastgestelde percentages gebruiken we bij uw definitieve aanslag inkomstenbelasting 2025.
Kijk hiervoor naar de onderstaande tabel.
Forfaitaire percentages rendement 0,36% Spaargeld en cash
5,88%
Beleggingen 2,57% Aftrekbare schulden
(peiljaar 2025)
De formule wordt dan:
Forfaitair rendement op spaargeld en cash +
Forfaitair rendementop beleggingen -/-
Forfaitair rendementop aftrekbare schulden = Belastbaar rendement
Bernadette en Charles en hun forfaitair en belastbaar rendement
Bernadette en Charles hebben € 100.000 spaargeld en contant geld. Hun beleggingen zijn in totaal € 150.000. En de aftrekbare schulden bedragen € 43.200. Daarover berekenen we via het forfaitair rendement het belastbaar rendement.
Stap 3: Bereken het forfaitair en het belastbaar rendement
Forfaitair rendement op spaargeld / cash
€ 100.000
Forfaitair rendement op beleggingen
€ 150.000
Forfaitair rendement op aftrekbare schuld
€ 42.600
x 2,57% = x 5,88% = x 0,36% =
€ 8.820 + € 360
(peiljaar 2025)
€ 1.095 -/-
Belastbaar rendement
€ 8.085 =
Je telt dus het forfaitair rendement over spaargeld, cash en beleggingen bij elkaar op. Daar trek je het forfaitair rendement over de aftrekbare schulden van af. Dat is het belastbaar rendement.
Stap 4: bereken het aandeel in de rendementsgrondslag We hebben het belastbaar rendement berekend. Maar dat berekenden we over de hele rendementsgrondslag. We hebben bij de berekening van het forfaitair rendement nog geen rekening gehouden met het heffingsvrij vermogen. Dus moeten we nu uitrekenen hoeveel het rendement is, gerekend over de grondslag sparen en beleggen. Dat doen we door het aandeel (hetpercentage)daarvanteberekenen.Dus:hoeveelprocentisdegrondslagsparenenbeleggen van de rendementsgrondslag? Dat berekenen we door de rendementsgrondslag te delen door de grondslag sparen en beleggen. Dat getal vermenigvuldigen we met 100 en ronden het af op 2 decimalen.
De formule is dan:
(Grondslag Sparen en Beleggen / Rendementsgrondslag) * 100 = Aandeel in de rendementsgrondslag
Bernadette en Charles en hun aandeel in de rendementsgrondslag
Bernadette en Charles hebben dus een rendementsgrondslag van € 206.800. Hun grondslag sparen en beleggen is € 92.031 (peiljaar 2025).
Stap 4: Bereken het aandeel in de rendementsgrondslag
Rendementsgrondslag
€ 207.400
(peiljaar 2025)
Grondslag sparen en beleggen
€ 92.032
Stap 5: bereken het voordeel uit sparen en beleggen
Aandeel in de rendementsgrondslag
(92.032/ 207.400) x 100 afgerond op 2 decimalen 44,37%
Het aandeel (percentage) gaan we berekenen over het belastbaar rendement en we krijgen daarmee het voordeel uit sparen en beleggen.
De formule is dan:
Aandeel (percentage) * Belastbaar rendement = Voordeel uit sparen en beleggen
Bernadette en Charles en hun voordeel uit sparen en beleggen
Bernadette en Charles hebben een aandeel in de rendementsgrondslag en berekenen dat over hun belastbaar rendement. Het resultaat is het voordeel uit sparen en beleggen.
Stap 5: Bereken het voordeel uit sparen en beleggen
Belastbaar rendement
Aandeel in de rendementsgrondslag
Voordeel uit sparen en beleggen
€ 3.587 = 44,37% x € 8.085
(peiljaar 2025)
Stap 6: bereken de te betalen belasting in box 3
Met dit voordeel uit sparen en beleggen kunnen we het te betalen bedrag aan belasting in box 3 berekenen door daar het tarief box 3 over te nemen. Denk eraan: dat tarief kan jaarlijks worden aangepast. Het percentage belasting in box 3 is 36% over het rendement (peiljaar 2025).
Bernadette en Charles en de te betalen belasting in box 3
Bernadette en Charles hadden dus een voordeel uit sparen en beleggen van € 3.816. Daar wordt tenslotte het tarief over berekend. Dan weten zij de belasting in box 3.
Stap 6: Bereken de te betalen belasting in box 3
Voordeel uit sparen en beleggen
Tarief box 3
Belasting in box 3
€ 1.291 = 36% x € 3.587
(peiljaar 2025)
Bernadette en Charles betalen dus € 1.291 aan belasting in box 3.
Belasting in box 1 + box 2 + box 3
Het bedrag aan belasting in box 3 moet je natuurlijk optellen bij de belasting in box 1 en box 2. Van dat totaal worden tenslotte nog de heffingskortingen afgetrokken om het uiteindelijk te betalen bedrag aan inkomstenbelasting te berekenen.
De formule is dus:
Belasting box 1 + Belasting box 2 + Belasting box 3 -/- Heffingskortingen = Te betalen inkomstenbelasting
De vermogensrendementsheffing in het verleden
Al jaren geldt een vermogensrendementsheffing waarbij het vermogen werd verdeeld in een spaardeel en een belegdeel. Het spaardeel is het deel van het vermogen dat de belastingplichtige op een spaarrekening zet en het belegdeel is het deel dat hij in een belegging stopt. Deze verdeling van het vermogen in een spaardeel en een belegdeel noemt men in het belastingrecht de vermogensmix.
Tot december 2021 ging de Belastingdienst niet uit van de werkelijke verdeling (de werkelijke vermogensmix), maar van een veronderstelde verdeling: de forfaitaire vermogensmix. De Belastingdienst ging ervan uit dat iemand met veel vermogen zeker veel zou beleggen en weinig zou sparen. En dat iemand met weinig vermogen alleen maar spaargeld zou hebben.
Daardoor moesten mensen die veel vermogen op een spaarrekening hadden staan, veel te veel belasting betalen. Soms moesten ze zelfs meer belasting in box 3 betalen dan dat hun spaargeld (door de zeer lage rente) opleverde. Dat werd door de Hoge Raad als oneerlijk beschouwd.
Meer belasting dan rendement?
De heer en mevrouw Jansen hadden in 2017 een flink vermogen. Via het systeem van de vermogensmix veronderstelde de wet dat zij het merendeel zouden beleggen en dus een hoog rendement zouden hebben. Daarover werd vervolgens een vermogensrendementsheffing
berekend van circa € 14.000. In werkelijkheid hadden deze belastingplichtigen echter over hun spaardeel geen rente ontvangen. Dus vonden zij de belasting onrechtvaardig. Als er zou zijn gerekendmethunechtevermogensverdeling,danzoudenzijongeveer€2.600hebbenmoeten betalen.
De heer en mevrouw Jansen vonden het zeer onrechtvaardig dat zij belasting moesten betalen over een rendement dat zij helemaal niet ontvingen. Zij voelden dat hun eigendom ten onrechte werd afgepakt. Zij gingen naar de rechter. En ten slotte gingen zij in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad gaf hen gelijk.
Kerstarrest Hoge Raad en de vermogensrendementsheffing
Over de vermogensrendementsheffing heeft de Hoge Raad op 24 december 2021 een arrest uitgesproken. Een arrest is een uitspraak van de Hoge Raad of van een gerechtshof. Vanwege de datum wordt het wel het Kerstavondarrest of Kerstarrest genoemd. In dit arrest heeft de Hoge Raad het volgende bepaald:
• Bij de vermogensmix wordt geen rekening gehouden met de werkelijke keuze van de belastingplichtige en met het werkelijk behaalde rendement.
• DeHogeRaadsteltvastdatfundamentelerechtenvandebelastingplichtigezijngeschonden, zoals het recht van eigendom.
• Er mag alleen belasting worden geheven over het werkelijk behaalde rendement.
• De vermogensrendementsheffing wordt deels vernietigd.
Uitspraak Hoge Raad over de vermogensrendementsheffing
Jebegrijptdatdeoverheidenormschrokvandezeuitspraak.DeBelastingdienstmoestovergaan op rechtsherstel, dus het herstellen van het recht met betrekking tot de vermogensrendementsheffing.
Rechtsherstel
De regering heeft op basis van het arrest van de Hoge Raad besloten dat over de jaren 2017 tot en met 2022 rechtsherstel moet plaatsvinden. Er moet over die jaren alsnog een eerlijke belastingheffing komen. Dit betekent dat de Belastingdienst niet meer zal uitgaan van de oude forfaitaire vermogensmix. Die klopte in werkelijkheid niet. De Belastingdienst moest uitgaan van de werkelijke verdeling tussen spaargeld en beleggingen. Het rechtsherstel betekent dat moet worden uitgerekend wat de belasting is volgens het oude systeem van het forfait en volgens de werkelijke verdeling. De laagste belasting telt dan.
Overgangswetgeving 2023 t/m 2026
In 2023 tot en met 2026 geldt een overgangswetgeving waarbij alleen wordt gekeken naar de werkelijke vermogensmix, dus de werkelijke verdeling in een spaardeel en een belegdeel. Daarover worden dan de forfaitaire rendementspercentages gerekend. En over het resultaat wordt de vermogensrendementsheffing in box 3 berekend (peiljaar 2025).
Deze berekeningsmethode geldt dus van 2023 t/m 2026. Dat hebben we uitgebreid behandeld in het begin van dit onderdeel.
Arrest Hoge Raad van 2024
In juni 2024 heeft de Hoge Raad met een tweede arrest nogmaals een onderdeel uit de vermogensrendementsheffing onderuitgehaald. Er waren namelijk procedures gestart door beleggers die niet het forfaitaire rendement over beleggingen haalden, terwijl wel over dat percentage de vermogensrendementsheffing werd berekend. De Hoge Raad heeft hen gelijk gegeven. Daardoor moet de Belastingdienst de belastingplichtigen in de gelegenheid stellen te bewijzen dat zij een lager rendement hebben gehad. In dat geval kunnen zij een lagere belastingaanslag vragen. De beleggers die een hoger rendement gehaald hebben dan het forfaitaire rendement, hoeven niet bij te betalen.
Deze uitspraak kost de Belastingdienst gigantisch veel extra werk. De schatting is dat het de schatkist wellicht tot 4 miljard euro zou kunnen gaan kosten.
Lees hier het artikel van De Volkskrant over het arrest van 2024
Nieuwe wetgeving
De regering is gedwongen een nieuw systeem van belastingheffing in box 3 te gaan regelen. Wanneer deze zal ingaan is voorlopig nog niet te voorspellen.
De nieuwe wetgeving zal uitgaan van werkelijke rendementen. Dus geen forfaitaire vermogensmix en geen forfaitaire rendementspercentages, maar wat het vermogen daadwerkelijk oplevert.
De overheid moet bij de nieuwe wetgeving rekening houden met:
• voldoende belastinginkomsten voor de overheid
• uitvoerbaarheid door de Belastingdienst
• begrijpelijkheid voor de burger
• rechtvaardigheid (de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen)
• belasting betalen over wat je werkelijk hebt verdiend (echt rendement)
• belasting betalen over de hoogte van het vermogen.
Waarschijnlijk zal het kabinet gaan kiezen voor een systeem waarbij naar het rendement en de vermogensgroei wordt gekeken. De naam van zo'n systeem kan dan luiden: de vermogensaanwasbelasting. 'Aanwas' betekent: 'groei'.

DeBelastingdienstgaatdanwaarschijnlijkkijkennaarhetechterendement.Dusrente,dividend en ontvangen huur. Maar ook naar de koerswinst, dus de winst doordat bijvoorbeeld aandelen meer waard zijn geworden. Van dat alles mag dan worden afgetrokken: kosten, verrekening van geleden verlies, vrijstellingen (bijvoorbeeld groen beleggen) en het heffingsvrij vermogen.
Dan zal over het resterende bedrag het tarief in box 3 worden berekend. Wat dat tarief zal worden, is nu nog niet te zeggen. Regering en parlement zullen nog nader bepalen hoe het nieuwe systeem eruit zal komen te zien.
Kritiek op het wetsvoorstel
Het wetsvoorstel dat in de maak is wordt nu al vooraf bekritiseerd door de Raad van State, het belangrijksteadviesorgaanvanderegeringvoornieuwewetgeving.DeRaadvanStateadviseert het kabinet het wetsvoorstel te herzien.
RaadvanStatekraaktwetsvoorstel‘eerlijker’vermogensbelastingenstuurt het kabinet terug naar de tekentafel
De Raad van State heeft een zeer negatief advies uitgebracht over het wetsvoorstel dat een vermogensbelasting mogelijk maakt op basis van werkelijk rendement. Het voorstel is te complex en vraagt te veel van burgers, oordeelt het adviesorgaan.
(De Volkskrant, 2 december 2024)
Opdracht 4 Box 3: sparen en beleggen
a. Hoe wordt de belasting op inkomsten uit sparen en beleggen officieel genoemd?
b. Vul in de volgende tekst de ontbrekende woorden in:
De berekening van de belasting op het vermogen gaat als volgt:
1. Je berekent eerst het totale vermogen.
2. Daar trek je van af het vermogen dat valt onder box en box
3. Dan gaan er de bezittingen van af. Bijvoorbeeld: sparen.
4. Vervolgens trek je er het van af.
c. Geef aan welke van de volgende onderdelen onder de vrijgestelde bezittingen vallen.
Er zijn vier antwoorden juist. sparen op een rekening voor belegging in windmolens een gewone spaarrekening bij de Rabobank een belegging in aandelen Philips een pensioenpolis door middel van een lijfrente een uitvaartverzekering beleggen in een fonds voor zonnepanelen op landbouwgrond
Opdracht 5 Forfait
en vermogensrendementsheffing
a. Wat betekent het begrip 'forfaitair rendement'?
b. Wat wordt bedoeld met de 'rendementsgrondslag'?
c. Wat betekent het begrip 'forfait'?
d. Bijdebelastingheffinginbox3sprekenweovereenvermogensmix.Watbetekentdatbegrip?
e. Waarom is het forfaitair rendement over het spaardeel heel anders dan dat over het belegdeel?
f. Geef in een korte uitleg aan wat de inhoud was van het Kerstarrest van de Hoge Raad uit 2021 met betrekking tot de vermogensrendementsheffing.
g. Wat betekent het begrip vermogensaanwasbelasting?
Opdracht 6 Bereken je grondslagen
Bij deze opdracht ga je rekenen met de vermogensrendementsheffing. De gegevens zijn:
Heffingsvrij vermogen per persoon
(Peiljaar 2025)
€57.684
Bereken je vermogen voor het invullen van de jaarlijkse aangifte voor box 3 van de IB met de volgende gegevens. Je bezit voor € 12.750 aan aandelen en op je spaarrekening staat op 1 januari een bedrag van € 21.500. Je hebt geen partner. Hoeveel belasting in box 3 ben je verschuldigd? Motiveer je antwoord. Gebruik daarbij de termen 'rendementsgrondslag' en 'grondslag sparen en beleggen'.
Opdracht 7 Bereken je
vermogensrendementsheffing
Stel dat je een fiscaal partner hebt. Jij en je partner hebben samen € 240.000 aan beleggingen. Bereken de verschillende onderdelen van de vermogensrendementsheffing. De gegevens zijn:
(Banktegoeden)
Tarief box 3
(Peiljaar 2025)
a. Stap 1: Wat is de rendementsgrondslag?
b. Stap 2 a: Welk bedrag daarvan is niet belastbaar?
c. Stap 2 b: Wat is de grondslag sparen en beleggen?
d. Stap 3: Wat is het belastbaar rendement?
e. Stap 4: Wat is het aandeel in de rendementsgrondslag (percentage op 2 decimalen)?
f. Stap 5: Wat is het voordeel uit sparen en beleggen?
g. Stap 6: Wat is het belastingbedrag in box 3?
Opdracht 8 De vermogensrendementsheffing van Marieke
Jouw tante Marieke zit er warmpjes bij. De oude ongehuwde dame heeft een flink vermogen waar ze goed van kan leven. Naast een aandelenportefeuille en haar eigen woning bezit ze drie vakantiewoningen in Portugal.
De eigen woning is € 700.000 waard.
Op 1 januari hebben haar aandelen een waarde van € 250.000.
De drie vakantiewoningen hebben per stuk een waarde van € 175.000.
Ook heeft ze nog € 20.000 op een 'groene’ spaarrekening staan.
Verder heeft ze voor € 160.000 op spaarrekeningen staan.
En ze heeft een schuld van € 100.000.
Maak de zes stappen van de berekening van de vermogensrendementsheffing. Dit zijn de benodigde gegevens:
Schuldendrempel per persoon
Heffingsvrij vermogen per persoon
Forfaitair percentage
Tarief box 3 (Peiljaar 2025)
a. Vul de invulvelden in.
Spaargeld (banktegoeden)
De eigen woning wordt (wel/niet) meegerekend in box 3.
De groene beleggingen worden (wel/niet) meegerekend in box 3.
De beleggingen zijn: (3 x € ) + € = € .
Het spaargeld is € .
De schuld is € .
Vul in.
Spaargeld / cash
b. Vul in.
Rendementsgrondslag
Stap 1: Bereken de rendementsgrondslag
Beleggingen
Schuld -/- 2 x drempel = aftrekbare schuld
Rendementsgrondslag
Stap 2: Bereken de grondslag sparen en beleggen
Heffingsvrij vermogen 1 x € 57.684
Grondslag sparen en beleggen
Forfaitair rendement op spaargeld / cash
Stap 3: Bereken het forfaitair en het belastbaar rendement
Forfaitair rendement op beleggingen
Forfaitair rendement op aftrekbare schuld
Belastbaar rendement
d. Vul in.
Rendementsgrondslag
Stap 4: Bereken het aandeel in de rendementsgrondslag
Grondslag sparen en beleggen
€ €
e. Vul in.
Belastbaar rendement
Aandeel in de rendementsgrondslag
( / ) x 100 afgerond op 2 decimalen %
Stap 5: Bereken het voordeel uit sparen en beleggen
Aandeelinde rendementsgrondslag
€ = % x €
f. Vul in.
Voordeel uit sparen en beleggen
Stap 6: Bereken de belasting in box 3
Tarief box 3
€ = % x €
Opdracht 9 Stellingen over sparen en beleggen
Voordeel uit sparen en beleggen
Belasting in box 3
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Van het totale vermogen moet eerst het vermogen uit box 1 en box 2 worden afgetrokken om het vermogen in box 3 te kunnen berekenen.
b. Het vermogen in box 3 wordt helemaal belast.
c. De rendementsgrondslag is het vermogen in box 3 minus de vrijgestelde bezittingen.
d. Voor de waardebepaling van het vermogen wordt het gemiddelde genomen van de waarde op 1 januari en de waarde op 31 december van het belastingjaar.
e. Het heffingsvrij vermogen is een bepaald bedrag per persoon, waarover geen belasting wordt geheven.
f. Fiscale partners hebben samen net zoveel vrijstelling als een belastingplichtige zonder partner.
3.4 De aangifte
Als je aangifte moet doen voor de inkomstenbelasting, gaat dat op een bepaalde manier. Eerst krijg je een brief van de Belastingdienst dat je aangifte moet doen, de 'aangiftebrief'. Vervolgens log je in op de website van de Belastingdienst. Op de site zie je meteen een link naar het online aangifteformulier. Als je daarop klikt, kun je inloggen met je DigiD.
Filmpje: hoe doe ik belastingaangifte?
In de aangifte staan veel gegevens al vooringevuld. De Belastingdienst heeft dat gedaan, bijvoorbeeld: je salaris of pensioen, je bankrekeningen en je hypothecaire lening. Deze gegevens heeft de Belastingdienst rechtstreeks van de diverse bedrijven en instanties ontvangen.
Controleer de Belastingdienst!
Ook al heeft de Belastingdienst veel gegevens al vooraf ingevuld, toch is het verstandig om met de jaaropgaven die vooringevulde gegevens te controleren. De burger is zelf verantwoordelijk voor alle gegevens, zelfs als de Belastingdienst die voor je heeft ingevuld! Als er een fout in zit, kun je niet zeggen dat je het niet wist.
Benodigde stukken voor de aangifte
Natuurlijk heb je diverse gegevens nodig om je aangifte te kunnen doen. Daarvoor moet je heel goed op zoek gaan in je administratie.
Wat heb je nodig voor de aangifte inkomstenbelasting?
Werk
Uitkering
Gepensioneerd
Eigen huis
Bankrekeningen
Eigen bedrijf
Jaaropgave van de werkgever(s)
Jaaropgave van de uitkeringsinstantie(s)
Jaaropgave van het pensioenfonds
Jaaropgave van de hypotheek + opgave WOZ-waarde
Jaaropgave van de banken
Beginbalans, eindbalans en de winst-en-verliesrekening
Natuurlijk moet je de gegevens van alle financiële zaken bij de hand hebben als je de aangifte gaat invullen.

Belastingaangifte.
Na de aangifte ontvang je bericht door middel van een aanslag. Deze kan een positief bedrag bevatten en dat betekent dat je moet betalen. Dan volgt de procedure van invordering. Een zogeheten negatieve aanslag geeft aan dat je geld terugkrijgt, bijvoorbeeld omdat er meer loonbelasting was ingehouden dan het bedrag aan inkomstenbelasting is geworden.
Filmpje: wanneer krijg je bericht na de aangifte inkomstenbelasting?
Online aangifte doen
Je kunt een elektronische aangifte voor de inkomstenbelasting op twee manieren doen:
1. via de belasting-app
2. via de website van de Belastingdienst.
Belasting-app
Je downloadt de app uit de App Store of de Google Play Store.

De belasting-app.
De app gebruik je alleen als de vooringevulde aangifte voldoende is in jouw situatie. Je kunt er namelijk niet alle aftrekposten en dergelijke in aangeven. Als jouw aangifte eenvoudig is en weinig of geen wijziging nodig heeft, is dit een snelle manier om de aangifte af te werken.
Kan ik de aangifte-app gebruiken?
De onlineaangifte op de website
Soms moet je een complexe aangifte doen, zoals bij winst uit onderneming of bij aftrekposten (giften, ziektekosten). Of je moet wijzigingen doorgeven of aanvullende gegevens verstrekken. In dergelijke gevallen moet je naar de site van de Belastingdienst gaan voor de online aangifte. Op die site log je in met je DigiD-code. Dan staat je aangifte al klaar. Je moet dan de hele aangifte doorlopen en alle gevraagde gegevens invullen. Als je door de Belastingdienst reeds ingevulde gegevens wilt wijzigen, dan kun je dat hier doen.
Hierna gaan we langs de belangrijkste items van de onlineaangifte om te kijken waar het precies om gaat en waar je op moet letten.
Persoonlijke gegevens
In deze rubriek staan meestal alle gegevens over jou en je eventuele partner al vooraf ingevuld. Het is van belang om deze gegevens secuur na te kijken.
Ondernemingen
Als je een onderneming hebt, moet je dat hier aangeven. Vervolgens geef je onder andere de opbrengsten, afschrijvingen en andere kosten op. En de beginbalans en de eindbalans van het jaar. Ook de bankrekeningen van de zaak moeten hier vermeld staan.
Door het opgeven van beginkapitaal, eindkapitaal en de privéonttrekkingen kan de Belastingdienst de winst controleren. Privéonttrekkingen zijn de bedragen die je uit de zaak gehaald hebt om privé van te leven. Dat is eigenlijk gewoon het inkomen van de ondernemer. Je opgave van de winst wordt automatisch gecontroleerd door kapitaalsvergelijking. Ook geef je hier aan of je recht hebt op ondernemersaftrek.
Inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking
Hier geef je aan wat je in het belastingjaar hebt verdiend uit je huidige dienstbetrekking. Met dit woord bedoelt de Belastingdienst de arbeidsovereenkomst. Daarvoor heb je de jaaropgave van je werkgever nodig. Hier moet je in ieder geval het bruto ontvangen bedrag invullen en ook de loonheffing die door de werkgever aan de Belastingdienst is afgedragen.
Inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking
Inkomsten uit vroegere dienstbetrekking
Hier geef je op welke inkomsten je nu hebt op basis van vroeger werk. Denk daarbij aan pensioen, ontslagvergoeding, transitievergoeding en diverse sociale uitkeringen.
Inkomsten uit vroegere dienstbetrekking
Inkomsten uit eigen woning
Bij deze rubriek moet je de gegevens invullen voor zover je een eigen woning hebt. Dat betekent dus dat je het adres opgeeft van de eigen woning en de WOZ-waarde daarvan. In vrijwel alle gevallen staan deze gegevens al correct vooraf ingevuld.
Bankrekeningen en andere bezittingen
Bij dit onderwerp staan bijna altijd alle bankrekeningen bij Nederlandse banken al vermeld, inclusief het saldo op 1 januari van het belastingjaar.
Foutje van de Belastingdienst?
Fabian heeft een webshop voor surfartikelen. Bij het invullen van zijn aangifte inkomstenbelasting ziet hij dat de Belastingdienst de gegevens van de zakelijke ABN AMRO-bankrekening onder zijn privébankrekeningen heeft gezet. Dat is onjuist! Als een bankrekening voor een onderneming gebruikt wordt, moet deze niet als privébankrekening vermeld zijn. De ABN AMRO-bankrekening moet op de balans van de surfonderneming staan! Fabian geeft alsnog aan dat de ABN AMRO-rekening een zakelijke rekening is.
Hypotheken en andere schulden
Voor de berekening van je vermogen moeten je schulden hier vermeld worden. De Belastingdienst kent deze schulden natuurlijk niet. Die zijn niet vooraf ingevuld. Dat moet je zelf doen.
Je weet inmiddels dat de eigen woning een vorm van inkomen oplevert. De rente en andere kosten van je hypotheekschuld vormen weer een soort ‘verliespost’, die van het eigenwoningforfait wordt afgetrokken. Meestal is de rente al door de Belastingdienst correct aangegeven. Ze hebben immers alle gegevens van de hypotheekbank ontvangen.
Uitgaven
De meeste uitgaven die mensen doen, vormen geen aftrekpost voor de inkomstenbelasting. Sommige uitgaven zijn wel aftrekbaar. Denk aan de volgende uitgaven:
• zorgkosten
Natuurlijk maakt iedereen zorgkosten. Denk bijvoorbeeld aan het eigen risico, een bril die niet door de zorgverzekering gedekt wordt of een medische ingreep die niet valt onder de basisverzekering. Niet alles is aftrekbaar. Er zijn veel voorwaarden en drempelbedragen.
Aftrek zorgkosten
• giften
Giften aan een goed doel (anbi-erkend) zijn grotendeels aftrekbaar. Deze giften kent de Belastingdienst natuurlijk niet. Die moet je dus zelf specificeren. Verkeerde aangifte kan tot flinke problemen leiden omdat de Belastingdienst de bewijsstukken daarvan kan opvragen. Als een en ander niet blijkt te kloppen, moet je niet alleen de ontdoken belasting alsnog betalen, maar krijg je ook een stevige boete.
Aftrek giften
• partneralimentatie
Als iemand alimentatie moet betalen aan zijn ex-partner, dan is dat voor hem aftrekbaar van zijn inkomen. Dat betekent dat hij de inkomstenbelasting over dat bedrag terugkrijgt van de Belastingdienst.
Aftrek partneralimentatie
Studiekosten niet meer aftrekbaar
Studiekosten waren vroeger aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Met ingang van 2022 is de aftrek voor studiekosten vervallen.
Afsluiting en overzicht
De Belastingdienst stelt nog enkele afsluitende vragen. Onder andere enkele vragen over de fiscale partners.
Verdelen
Hier moet een belastingplichtige met een partner namelijk de aftrekposten verdelen tussen de partners. Het is belangrijk dit goed uit te zoeken, omdat het fiscaal nogal verschil kan uitmaken.
Verdelen kan veel belasting schelen
Negatieve inkomsten uit de eigen woning (uit box 1) kunnen aan een van beide partners worden toegedeeld, of aan beide partners. Zo kan ook de Grondslag Sparen en Beleggen(uitbox3)wordentoegedeeldaaneenvandepartnersofoverbeidepartnersworden verdeeld.
Een aftrekpost levert vaak het meeste voordeel op als deze wordt toegedeeld aan de partner met de hoogste inkomsten omdat deze vaak in een hogere belastingschijf komt. De aftrekpost kan dan soms meer opleveren.
Een vorm van inkomen, zoals het voordeel uit sparen en beleggen, kan vaak beter worden toegedeeld aan de partner met het lagere inkomen. De belasting daarover kan dan lager zijn. Zeker als die partner helemaal geen inkomen heeft. Dan geeft een heffingskorting voordeel.
In de Eindopdracht bij dit hoofdstuk ga je uitproberen wat 'spelen' met de verdeling kan opleveren. Je zult zien dat het enkele duizenden euro's oplevert als je slim verdeelt!
Overzicht inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen
Vervolgens geeft de online aangifte een overzicht van de te betalen of terug te krijgen bedragen aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Ook kun je hier vinden hoe de berekening tot stand is gekomen. Bij het onderwerp over de aanslag vind je een voorbeeld van deze berekening.
Printen, inzenden en aanslag
Tot slot kun je de aangifte printen en formeel verzenden. Ook hier heb je je DigiD-code weer nodig. Nu heb je officieel aangifte gedaan. Het is belangrijk de aangifte voor jezelf ook te bewaren als bestand en op papier. Je krijgt een bevestiging van de Belastingdienst via de mail. Vervolgens krijg je meestal na enkele maanden een aanslag. Soms duurt het langer.
Niet (tijdig) aangifte doen
Als de belastingplichtige niet of niet tijdig aangifte doet, dan heeft dat serieuze gevolgen. Dit gaan we later behandelen.
Opdracht 10 De aangifte
a. Wat betekent het dat een aangifte ‘vooringevuld’ is?
b. Wat betekent het dat je een negatieve aanslag krijgt?
c. Welke drie vormen zijn er om aangifte te doen?
d. Vul de volgende zinnen aan:
1. Voor de aangifte inkomstenbelasting heb ik het volgende nodig. Als ik gewerkt heb: de van de werkgever.
2. Als ik een eigen huis heb: de van de hypotheek en een opgave van de waarde.
3. Bij het inloggen op Mijn Belastingdienst heb ik de -code nodig.
4. Als ik een onderneming heb, heb ik de volgende overzichten nodig van mijn bedrijf: de , de en de .
5. Bij de aangifte geef ik ook op welke bedragen ik uit de zaak heb gehaald om zelf van te leven. De Belastingdienst noemt deze bedragen de .
3.5 De heffingskortingen en de berekening van de inkomstenbelasting
De inkomstenbelasting kent een aantal heffingskortingen. Een heffingskorting is een bedrag waarmee het belastingbedrag wordt verlaagd. De hoogte van deze kortingen is persoonsgebonden.Datbetekentdatdeindividueleomstandighedenvandebelastingplichtige bepalen of je recht hebt op een heffingskorting. De heffingskortingen zijn vaste bedragen in euro’s.
De belangrijkste heffingskortingen zijn:
• algemene heffingskorting
Iedere belastingplichtige komt in aanmerking voor de algemene heffingskorting. Deze is inkomensafhankelijk. Dit betekent dat de algemene heffingskorting lager wordt naarmate hetbelastbaarinkomenstijgt.Dealgemeneheffingskortingwordtverrekendviadewerkgever of uitkeringsinstantie.
Zie de site van de Belastingdienst voor de huidige korting:
Tabel algemene heffingskorting 2025
Algemene heffingskorting als 'aanrechtsubsidie' verdwijnt
Als de ene partner wel inkomen heeft en de andere partner niet, dan kon tot 2023 elke niet-verdienende partner de algemene heffingskorting ontvangen via een negatieve belastingaanslag. Dat kon omdat het 'inkomen' daardoor negatief was geworden. Men noemde dat de 'aanrechtsubsidie'. Sinds 2023 is dat alleen in heel specifieke gevallen mogelijk en dan nog alleen als deze partner na 1962 was geboren.
• arbeidskorting
De arbeidskorting is van toepassing voor iedere belastingplichtige die met tegenwoordige arbeid of winst uit een onderneming loon geniet. Deze heffingskorting wordt berekend over het arbeidsinkomen.
Zie de site van de Belastingdienst voor de huidige korting:
Tabel arbeidskorting 2025
• inkomensafhankelijke combinatiekorting
De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een heffingskorting als de belastingplichtige een kind van jonger dan 12 jaar heeft dat ten minste zes maanden in een kalenderjaar bij de gemeente staat ingeschreven op zijn woonadres. Ook moet de belastingplichtige die in aanmerking wil komen voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting, een bepaald arbeidsinkomen hebben. De berekening van de inkomensafhankelijke combinatiekorting houdt rekening met de hoogte van het arbeidsinkomen.
Zie de site van de Belastingdienst voor de huidige korting:
Tabel inkomensafhankelijke combinatiekorting 2025
Er zijn nog meer heffingskortingen. De regelingen en bedragen veranderen jaarlijks. Als je meer wilt weten en berekeningen zou willen maken, dan kun je klikken op de volgende link.
Alle heffingskortingen van de Belastingdienst op een rij
Verschil tussen aftrekpost en heffingskorting
De overeenkomst tussen een aftrekpost en een heffingskorting is dat het eindbedrag van de verschuldigde inkomstenbelasting lager wordt. Maar let op: er is een fundamenteel verschil tussen een aftrekpost en een heffingskorting. En het belastingvoordeel is verschillend.
Een aftrekpost vermindert het belastbaar inkomen in box 1. Daarover wordt de belasting in die box berekend. Dus gaat de belasting in box 1 omlaag met het percentage van de schijf die van toepassing is. Dit betekent dat het belastingvoordeel afhangt van de hoogte van het inkomen.
Een heffingskorting is een bedrag waarmee het belastingbedrag wordt verlaagd. Dat betekent dus dat het belastingvoordeel voor iedereen hetzelfde is.
Belastingvoordeel van een aftrekpost bij een laag inkomen
We kijken nu eerst naar het belastingvoordeel van een aftrekpost bij een laag inkomen. Dus weberekenendetebetalenbelastingindesituatiezonderaftrekpostenalserweleenaftrekpost is.
(Bij alle voorbeelden geldt: van het bedrag worden nog de heffingskortingen afgetrokken)
Voorbeeld belasting ZONDER aftrekpost bij een LAAG inkomen
54.000 € Belastbaar inkomen: 13.769 € = 35,82% à 38.440 € Schijf 1: 5.831 € = 37,48% à 15.560 € Schijf 2: 19.600 € Totaalbedrag IB: (Peiljaar 2025)
Voorbeeld belasting MET aftrekpost bij een LAAG inkomen
54.000 € Belastbaar inkomen: 4.000 € Aftrekpost
Voorbeeld belasting MET aftrekpost bij een LAAG inkomen 50.000
= 35,82% à 38.440
Schijf 1: 4.332
= 37,48% à 11.560
Schijf 2: 18.101
Totaalbedrag IB:
(Peiljaar 2025)
Het belastingvoordeel bereken je aldus:
Belastingvoordeel bij een LAAG inkomen
19.600 €
Inkomstenbelasting zonder aftrekpost -/- 18.101 €
Inkomstenbelasting met de aftrekpost
Belastingvoordeel bij het lagere inkomen
(Peiljaar 2025)
1.499 €
Belastingvoordeel van een aftrekpost bij een hoog inkomen Nu kijken we ook naar het belastingvoordeel van een aftrekpost bij een hoog inkomen. Dus we berekenen ook nu weer de te betalen belasting in de situaties zonder en met de aftrekpost.
Voorbeeld belasting ZONDER aftrekpost bij een HOOG inkomen 254.000
Belastbaar inkomen:
Schijf 1:
Schijf 2:
Schijf 3:
= 35,82% à 38.440
Totaalbedrag IB: (Peiljaar 2025)
Voorbeeld belasting MET aftrekpost bij een HOOG inkomen 250.000
Aftrekpost
Belastbaar inkomen: 4.000
Schijf 1:
Schijf 2:
Schijf 3:
(Peiljaar 2025)
= 35,82% à 38.440
37,48% à 38.376
49,50% à 173.184
Totaalbedrag IB:
Het belastingvoordeel bereken je aldus:
Belastingvoordeel bij een HOOG inkomen
115.858 €
Inkomstenbelasting zonder aftrekpost -/- 113.878 € Inkomstenbelasting met de aftrekpost 1.980 €
Belastingvoordeel bij het hogere inkomen (Peiljaar 2025)
Aftrekpost: verschil in belastingvoordeel bij verschillende inkomens Bereken nu het verschil in belastingvoordeel.
Verschil in belastingvoordeel bij verschillende inkomens
Belastingvoordeel bij het hogere inkomen -/- 1.499 €
Belastingvoordeel bij het lagere inkomen 481 €
Dus: minder belastingvoordeel bij het lagere inkomen: (Peiljaar 2025)
De belastingplichtige met het hogere inkomen heeft in dit voorbeeld bij een aftrekpost een belastingvoordeel dat een stuk hoger ligt dan dat van de belastingplichtige met het lagere inkomen, terwijl de aftrekpost gelijk is!
Belastingvoordeel van een aftrekpost is verschillend
Het belastingvoordeel van een aftrekpost is voor iedere belastingplichtige verschillend, omdat het voordeel afhangt van de hoogte van het inkomen in box 1. Over die hoogte van het inkomen wordt het schijventarief berekend.
Belastingvoordeel van heffingskortingen
Een heffingskorting vermindert het totaalbedrag aan inkomstenbelasting. De heffingskorting heeft dus niets met box 1 te maken. De heffingskorting gaat af van het totaalbedrag aan te betalen inkomstenbelasting.
Belastingvoordeel van een heffingskorting is gelijk
Het belastingvoordeel van een heffingskorting is voor iedere belastingplichtige gelijk. Het voordeel hangt niet af van de hoogte van het inkomen.
Berekening inkomstenbelasting
Nu we de alle boxen, aftrekposten en heffingskortingen kennen gaan we het totaalbedrag aan inkomstenbelasting berekenen.
De berekening van de inkomstenbelasting gaat als volgt:
1. Bereken eerst het totaal aan inkomsten in box 1 en trek daar de aftrekposten van af. Daarover bereken je de inkomstenbelasting in box 1 met behulp van het schijventarief.
2. Bereken de belasting in box 2 over het aanmerkelijk belang.
3. Bereken de belasting in box 3 over het inkomen uit sparen en beleggen.
4. De belastingbedragen van box 1, box 2 en box 3 tel je bij elkaar op.
5. Van dit totaalbedrag trek je de heffingskortingen af.
6. Het eindresultaat is het bedrag wat je moet betalen aan inkomstenbelasting.
Totaalschema van de berekening van de inkomstenbelasting
Berekening inkomstenbelasting
Werk en woning (incl. aftrekposten)
Aanmerkelijk belang
Sparen en beleggen
Belasting box 1
Belasting box 2
> schijventarief box 1
> schijventarief box 2
> percentage over forfaitair rendement + Belasting box 3
Box 1 + 2 + 3 -/-
Heffingskortingen
Totaal
inkomstenbelasting
Opdracht 11 De heffingskortingen
a. Wat betekent het begrip 'aftrekpost' bij de inkomstenbelasting?
b. Wat betekent het als aftrekposten een ‘drempel’ hebben bij de inkomstenbelasting?
c. Wat is precies een heffingskorting?
d. Geef drie voorbeelden van een heffingskorting.
e. Leg twee verschillen uit tussen een aftrekpost en een heffingskorting.
Opdracht
12 Stellingen
over aftrekposten en heffingskortingen
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Als jij een gift doet aan een anbi-erkend goed doel, dan is die geheel aftrekbaar.
b. Zorgkosten vallen onder de aftrekposten.
c. Arbeidskorting valt onder de aftrekposten.
d. Aftrekposten zijn bedragen die worden afgetrokken van het totaal berekende bedrag aan inkomstenbelasting uit de boxen 1, 2 en 3.
e. Heffingskortingen zijn bedragen die worden afgetrokken van het totaal berekende bedrag aan inkomstenbelasting uit de boxen 1, 2 en 3.
3.6 De aanslag
De heffing van de inkomstenbelasting gaat in deze volgorde:
• een voorlopige aanslag (soms)
• aangifte door de belastingplichtige
• controle door de Belastingdienst
• definitieve aanslag.
Soms krijgt de belastingplichtige eerst een voorlopige aanslag en pas later - na de aangifteeen definitieve aanslag. De voorlopige aanslag wordt gebaseerd op de gegevens die de belastingplichtige zelf heeft verstrekt of op basis van gegevens van het vorige belastingjaar. De belastingplichtige kan ook zelf een voorlopige aanslag vragen, bijvoorbeeld in verband met de aftrekpost voor de eigen woning.
Uit de aangifte blijkt het totale inkomen van de belastingplichtige. Dit is de basis voor de aanslag inkomstenbelasting. Na de aangifte krijgt de belastingplichtige soms meteen een definitieve aanslag. Dat kan gebeuren in eenvoudige gevallen, waarvoor de Belastingdienst geen verder onderzoek hoeft te doen.
Daarna kan de aangifte gecontroleerd worden. In dat geval stuurt de Belastingdienst een voorlopige aanslag. De Belastingdienst vergelijkt de aangifte met de gegevens die de dienst krijgt van bijvoorbeeld werkgevers, uitkeringsinstanties en banken. Ook kan de Belastingdienst informatie halen uit bepaalde registers. Denk aan het kentekenregister, waaruit voor de Belastingdienst bijvoorbeeld kan blijken dat iemand een auto van € 100.000 gekocht heeft, terwijl hij eerder niet had aangegeven dat hij dat geld bezat.
Na de controle volgt de definitieve aanslag, waarbij eventueel een correctie wordt toegepast als uit nadere controle blijkt dat de belastingplichtige zijn inkomen of vermogen niet juist heeft aangegeven.Deinspecteurderbelastingenzalditdebelastingplichtigenatuurlijkwelmeedelen.
Eenaanslagmoetvooreenbepaaldedatumwordenbetaald.Opeenaanslagwordtdatduidelijk aangegeven.
Voorbeeld van een voorlopige aanslag
Hierna vind je een voorlopige aanslag inkomstenbelasting. Kijk wat je van de behandelde stof kunt terugvinden.


Opdracht 13 De aanslag
a. Noem twee gevallen waarin de inspecteur der belastingen bij de aanslag afwijkt van de gegevens die de belastingplichtige heeft ingevuld in de aangifte.
b. Zet de mogelijke fasen van de heffing van inkomstenbelasting in de juiste volgorde.
Aangifte door de belastingplichtige
Controle door de Belastingdienst
Een voorlopige aanslag (soms)
Definitieve aanslag
3.7 Samenvatting
Het inkomen moet voor de inkomstenbelasting worden toebedeeld aan box 1, 2 of 3. In box 1 worden de inkomsten uit werk en woning belast, in box 2 de inkomsten uit aanmerkelijk belang en in box 3 de inkomsten uit sparen en beleggen.
Inbox2vallendeinkomstenuitaanmerkelijkbelang.Hiervanissprakealseenbelastingplichtige een aandelenbelang bezit van ten minste 5% in een besloten of naamloze vennootschap. Het tarief is een proportioneel tarief.
In box 3 gold een bijzonder systeem. De inkomsten uit sparen en beleggen, het rendement op het vermogen, werden forfaitair bepaald. Afhankelijk van de hoogte van het vermogen werd een deel beschouwd als spaardeel en de rest als belegdeel (de vermogensmix). Elk deel had een verschillend forfaitair rendement. Wat de werkelijke opbrengsten uit het vermogen waren was niet van belang. Over het op die manier berekende rendement moet 36% aan belasting worden afgerekend (peiljaar 2025). Dit systeem is door de Hoge Raad verworpen.
In 2023 tot en met 2027 geldt een overgangsregeling. Er wordt gekeken naar de werkelijke verdeling van het vermogen. Daarover worden forfaitaire rendementen gerekend.
Bij het vaststellen van de aanslag wordt ook nog rekening gehouden met de heffingskortingen. Heffingskortingen zijn bedragen die een belastingplichtige in mindering mag brengen op het te betalen belastingbedrag, zoals de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Aangifte kun je doen via de aangifte-app of via Mijn Belastingdienst. In deze laatste vorm zijn alle gegevens in te vullen. De app is in veel gevallen te beperkt wat betreft de mogelijkheden.
De verschillende fasen van belastingheffing hebben een bepaalde logische volgorde. Het begint met het verkrijgen van inkomsten door de belastingplichtige. Deze doet daarna aangifte van die inkomsten. Vervolgens zal controle plaatsvinden door de Belastingdienst. Dan volgt een definitieve aanslag door de inspecteur der belastingen. Ten slotte zal de ontvanger der belastingen overgaan tot invordering: hij incasseert het verschuldigde bedrag.
Tijdens deze procedure kan door de inspecteur der belastingen nog een voorlopige aanslag worden opgelegd, soms zelfs meerdere.
3.8 Kernbegrippen
Aanmerkelijkbelang
Iemand heeft (samen met zijn fiscale partner) minimaal 5% van de aandelen in een vennootschap.
Arrest
Uitspraak van de Hoge Raad of van een gerechtshof.
Belegdeel
Het deel van een vermogen dat de belastingplichtige in een belegging stopt.
Forfait
Een wettelijke veronderstelling over bepaalde bedragen of procenten.
Forfaitairrendement
Door de wet verondersteld rendement.
Grondslagsparenenbeleggen
De waarde van het vermogen na aftrek van het heffingsvrij vermogen.
Heffingsvrijvermogen
Dat deel van het vermogen dat vrijgesteld is van belastingheffing voor de inkomstenbelasting (box 3).
Invordering
Het innen van belastingschulden.
Peildatum
De datum die geldt voor de bepaling van de omvang van het vermogen in box 3.
Rendementsgrondslag
Het totaal van spaargeld plus cash geld plus beleggingen minus de aftrekbare schulden.
Spaardeel
Het deel van een vermogen dat de belastingplichtige op een spaarrekening zet.
Vermogen
Het saldo van de bezittingen en schulden van de belastingplichtige.
Vermogensaanwasbelasting
Een belasting die geheven wordt over de waardestijging (aanwas) van het vermogen.
Vermogensmix
De verdeling van het vermogen in een spaardeel en een belegdeel.
Vermogensrendementsheffing
Belasting over het verondersteld rendement over iemands vermogen in box 3.
Test je kennis
Opdracht 14
Hetaanmerkelijkbelangvanbox2speeltalsiemandeenbepaaldminimumpercentageaandelen heeft in een nv of bv. Welk percentage is dat?
Opdracht 15
Welke stellingen met betrekking tot vermogen in box 3 zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist. vermogen = bezittingen -/- schulden vermogen = bezittingen + schulden voor het vermogen kijken we naar het vermogen op 31 december voor het vermogen kijken we naar het vermogen op 1 januari voor het vermogen kijken we naar het gemiddelde van het vermogen op 1 januari en het vermogen op 31 december
Opdracht 16
a. Tegen welk tarief (ongeveer) wordt het inkomen in box 2 (aanmerkelijk belang) belast in schijf 1?
5 - 10%
10-20%
20-30%
30-40%
40-50%
b. Tegen welk tarief (ongeveer) wordt het inkomen in box 2 (aanmerkelijk belang) belast in schijf 2?
5 - 10%
10-20%
20-30%
30-40%
40-50%
Opdracht 17
Welke stellingen met betrekking tot vermogen in box 3 zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Groen sparen of beleggen valt onder de vrijgestelde bezittingen.
Een lijfrentepolis als pensioenvoorziening valt onder de vrijgestelde bezittingen.
Een levensverzekering met beleggingspolis valt onder de vrijgestelde bezittingen.
Groen sparen of beleggen valt onder het heffingsvrij vermogen.
Een lijfrentepolis als pensioenvoorziening valt onder het heffingsvrij vermogen.
Een levensverzekering met beleggingspolis valt onder het heffingsvrij vermogen.
Opdracht 18
Geef aan welke van de volgende onderdelen onder het vermogen in box 3 vallen.
Er zijn vier antwoorden juist. spaargeld bij de bank een belegging van 10% in de bv Jansonius obligaties de eigen woning een vakantiehuisje in Zuid-Frankrijk een verhuurde woning
Opdracht 19
Geef aan welke van de volgende onderdelen onder het vermogen in box 3 vallen.
Er zijn vier antwoorden juist. een schilderij voor boven de zitbank een verzameling tekeningen als belegging, opgeslagen in een kluis de auto op de oprit een verzameling postzegels van € 30.000 (als belegging) een geldlening die je aan een neef hebt gegeven een spaarrekening bij een bank in Zwitserland
Opdracht 20
Welke stellingen met betrekking tot het doen van aangifte zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
De vooringevulde aangifte bevat gegevens die je niet meer kunt wijzigen.
De vooringevulde aangifte bevat gegevens die je moet wijzigen als ze niet correct zijn.
Na het invullen van de aangifte zal de Belastingdienst de aftrekposten gelijkelijk (= 50-50) verdelen over de fiscale partners, zoals bijvoorbeeld echtgenoten.
Na het invullen van de aangifte moeten de fiscale partners, zoals bijvoorbeeld echtgenoten, samen de verdeling over hen beiden aangeven.
Opdracht 21
Welke stellingen met betrekking tot het Kerstarrest van de Hoge Raad uit 2021 over box 3 zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
De uitspraak van de Hoge Raad valt onder het begrip jurisprudentie.
De Belastingdienst mag zelf bepalen of hij de uitspraak van de Hoge Raad opvolgt.
De Hoge Raad heeft het systeem van de fictieve vermogensmix afgewezen.
De Hoge Raad heeft het systeem van de fictieve vermogensmix bevestigd.
Opdracht 22
Welke stellingen met betrekking tot box 3 zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
De forfaitaire vermogensmix is de door de wet veronderstelde verdeling van het vermogen in een spaardeel en een belegdeel.
De forfaitaire vermogensmix is de door de wet veronderstelde opbrengst van het spaardeel en van het belegdeel.
Het forfaitaire rendement is de door de wet veronderstelde verdeling van het vermogen in een spaardeel en een belegdeel.
Het forfaitaire rendement is de door de wet veronderstelde opbrengst van het spaardeel en van het belegdeel.
Opdracht 23
Welke bedragen met betrekking tot het heffingsvrij vermogen in box 3 zijn juist?
Met het woord 'paar' bedoelen we twee fiscale partners samen.
Er zijn twee antwoorden juist.
Het bedraagt € 5.000 - € 5.500 per persoon per jaar.
Het bedraagt € 55.000 - € 65.000 per persoon per jaar.
Het bedraagt € 100.000 - € 110.000 per persoon per jaar.
Het bedraagt € 5.000 - € 5.500 per paar per jaar.
Het bedraagt € 50.000 - € 55.000 per paar per jaar.
Het bedraagt € 110.000 - € 130.000 per paar per jaar.
3.9 Aan de slag
Opdracht 24 Inkomstenbelasting
BramVlaardijkheefteeneenmanszaakopcomputergebied.Hijheefteenmedewerkerindienst: Gerhard, een Belg, die dagelijks de grens over fietst om zijn werk bij Bram te doen. Naast de winkel heeft Bram nog wat inkomsten. Hij heeft ook een baan in de verpleging voor vijftien uur per week. Verder heeft hij beleggingen in twee bv’s: een deelname van 4% in de bv van zijn broer Marc en een deelname van 20% in de bv van zijn schoonvader, de vader van Gerry. Gerry werkt zelf in een restaurant in de buurt.
Verder hebben Bram en zijn vrouw Gerry een eigen woning, met een kleine hypotheek. Tot slot hebben zij behoorlijk wat spaargeld.
a. Is Bram in Nederland belastingsubject voor de inkomstenbelasting? Motiveer je antwoord.
b. Is Gerhard, de Belgische werknemer van Bram, belastingsubject voor de Nederlandse inkomstenbelasting? Motiveer je antwoord.
c. Welke hiervoor genoemde inkomsten van Bram vallen specifiek onder box 2?
d. Welke hiervoor genoemde inkomsten van Bram vallen specifiek onder box 3?
e. Bram heeft in december 2024 werk gedaan voor de gemeente. De factuur is eind december 2024 verstuurd, maar vanwege procedurele redenen bij de gemeente pas betaald in 2025. In welk jaar moet Bram de winst op deze opdracht boeken?
f. Lees het verhaaltje van de vraag nog eens goed door en vertel dan of Bram recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Motiveer je antwoord.
g. Wat betekent het dat de loonbelasting voor werknemer Gerhard een voorheffing is op de inkomstenbelasting?
Opdracht 25 De eigen woning van Sterre
Eigenwoningforfait 2025: (Let op: selecteer op deze pagina de tabel van 2025)
Aftrekbare kosten eigen woning
Sterre Hemel woonde al jaren in een koophuis in Arnhem. Vanwege haar werk gaat ze op 1 septemberinBredawonen.Daarheeftzemethulpvaneenaankoopmakelaareenhuisgekocht.
Op diezelfde dag worden de kopers eigenaar van haar huis in Arnhem.
Dit Bredase huis kocht zij via een makelaar, waaraan ze courtage betaalt voor zijn aankoopbemiddeling.Sterremaakteenlijstmetallebedragendiemetdeaankoopenverkoop gemoeid waren.
Overzicht bedragen huizen Breda en Arnhem van Sterre
Koopprijs huis Breda
Verkoopprijs huis Arnhem
Makelaarscourtage verkoop huis Arnhem
Makelaarscourtage aankoop huis Breda
Overdrachtsbelasting aankoop huis Breda
Onroerendezaakbelasting over heel jaar Arnhem
Onroerendezaakbelasting over heel jaar Breda
Kosten notariële transportakte huis Breda
Kosten inschrijving hypotheek huis Breda
Kosten notariële hypotheekakte huis Breda
Kosten taxatierapport voor hypotheek huis Breda
Kosten bouwtechnische keuring huis Breda
Advieskosten hypotheek huis Breda
huis Breda
huis Breda
hypotheek huis Breda
huis Breda
a. Bereken voor het jaar 2025 het eigenwoningforfait van de eigen woning over het aantal dagen dat zij in de woning in Arnhem woont.
Doe hetzelfde voor het huis in Breda. En bereken het totaal van dat jaar.
Maak gebruik van de bron Eigenwoningforfait 2025. Geef ook aan hoe je het berekent. Rond de bedragen naar beneden toe af.
b. Geef aan welke bedragen uit de lijst 'Overzicht bedragen huizen Breda en Arnhem van Sterre' aftrekposten voor de inkomstenbelasting zijn en welke niet.
Maak gebruik van de bron Aftrekbare kosten eigen woning.
Aftrekbare kosten van Sterre
400.000 € Koopprijs huis Breda
Verkoopprijs huis Arnhem
350.000 €
Makelaarscourtage verkoop huis Arnhem
Makelaarscourtage aankoop huis Breda
Overdrachtsbelasting aankoop huis Breda
Onroerendezaakbelasting over heel jaar Arnhem
Onroerendezaakbelasting over heel jaar Breda
Kosten notariële transportakte huis Breda
Kosten inschrijving hypotheek huis Breda
Kosten notariële hypotheekakte huis Breda
Kosten taxatierapport hypotheek huis Breda
Kosten bouwtechnische keuring huis Breda
Advieskosten hypotheek huis Breda
Hypotheekbedrag huis Breda
Hypotheekbedrag huis Arnhem
Hypotheekrente huis Arnhem
huis Breda
Aflossing hypotheek huis Breda
WOZ-waarde huis Arnhem
€ WOZ-waarde huis Breda
c. Bereken het belastbaar inkomen uit de eigen woning voor Sterre op basis van het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten.
Opdracht 26 Box 3 van Desmond en Daisy
Desmond en Daisy hebben een aardig vermogen bij elkaar gespaard en belegd. Zij zijn fiscale partners. Jij gaat voor hen de aangifte voor box 3 invullen. Desmond en Daisy hebben samen de volgende vermogensdelen:
Een eigen huis van € 600.000.
Een hypothecaire lening op dat huis van € 250.000.
Een spaarrekening met als saldo op 1 januari € 300.000 en op 31 december € 220.000.
Beleggingen op 1 januari € 500.000 en op 31 december € 600.000.
Een geldlening van € 300.000 op 1 januari. Op 31 december bedraagt de lening nog € 200.000.
Check eerst welke bedragen uit het voorgaande overzicht je nodig hebt.
Maak de berekening van de vermogensrendementsheffing over dat jaar. Doe dat volgens de bekende zes stappen. Vul hierna de juiste bedragen op de juiste plekken in.
Maak gebruik van de volgende gegevens:
Schuldendrempel per persoon
Heffingsvrij vermogen per persoon
€ 3.700
€ 57.684
36% Tarief box 3 (Peiljaar 2025)
a. Vul in.
Spaargeld/cash
b. Vul in.
Rendementsgrondslag
+
Stap 1: Bereken de rendementsgrondslag
Beleggingen
-/-
Schuld -/- 2 x drempel = aftrekbare schuld
Rendements-grondslag -/-
=
Stap 2: Bereken de grondslag sparen en beleggen
Heffingsvrijvermogen
2 x
-/-
c. Vul in.
Grondslagsparenen beleggen € =
Stap 3: Bereken het forfaitair en het belastbaar rendement
Forfaitair rendement op spaargeld/cash
d. Vul in.
Forfaitair rendement op beleggingen
Forfaitair rendement op aftrekbare schuld
Stap 4: Bereken het aandeel in de rendementsgrondslag
Rendementsgrondslag
Grondslag sparen en beleggen
Belastbaar rendement
Aandeel in de rendementsgrondslag
( / ) x 100 afgerond op 2 decimalen
e. Vul in.
Belastbaar rendement
Stap 5: Bereken het voordeel uit sparen en beleggen
Aandeel in de rendementsgrondslag
€ = % x €
f. Vul in.
Voordeel uit sparen en beleggen
Stap 6: Bereken het belastingbedrag in box 3
Tarief box 3
€ = % x €
3.10 Beroepstaak
Opdracht 27 Administratiekantoor AdvoAdvies
Voordeel uit sparen en beleggen
Belasting in box 3
Jij en een medestudent werken bij AdvoAdvies, een administratiekantoor voor advocaten. Daar zijn jullie accountmanager van een aantal advocatenkantoren. Een van jullie klanten is Moniek Bolleman, een advocaat voor fusies van grote bedrijven. Zij heeft haar eigen kantoor. Zij kan prima functioneren als advocaat, maar ze heeft geen enkel inzicht in administratie. Dat is jullie taak.
Vandaag gaan jullie het dossier samenstellen voor haar aangifte inkomstenbelasting. Van Moniek krijgen jullie een doos vol met allerlei papieren met de mededeling: “Succes ermee!”. Het is jullie taak om al deze paperassen in een dossier te ordenen. Jullie hebben de volgende categorieën en subcategorieën aangemaakt voor het dossier van Moniek Bolleman:
1. Aangifte inkomstenbelasting 2024
a. Correspondentie Belastingdienst
b. Winst uit onderneming
c. Inkomsten uit de eigen woning
d. Inkomsten uit aanmerkelijk belang
e. Inkomsten uit sparen en beleggen
f. Aftrekposten
2. Resterende papieren (‘Niet van belang’).
Je taak is een duidelijk overzicht maken van de juiste plaats waar deze documenten geplaatst moeten worden. Als je ze bij ‘Niet van belang’ indeelt, moet je de reden tussen haakjes erbij zetten.
Vul dit schema uit de bijlage in.
Administratiekantoor AdvoAdvies Bijlage
3.11 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Kennistoets
Opdracht
28
Ik heb een aandelenbelang in een bv. In welk geval valt dit aandelenbelang in box 2? als het minimaal 30% is als het minimaal 25% is als het minimaal 20% is als het minimaal 15% is als het minimaal 10% is als het minimaal 5% is
Opdracht
29
Geef aan welke van de volgende items onder het vermogen in box 3 vallen.
Er zijn twee antwoorden juist. een belegging van 0,5% aandelen in NV Grotius het loon bij mijn werkgever de notariskosten bij mijn nieuwe hypotheek van dit jaar de winst uit mijn onderneming zwart spaargeld dat via de inkeerregeling alsnog is opgegeven de hypotheekrenteaftrek
Opdracht 30
Welke stelling met betrekking tot het doen van aangifte is juist?
Als je de aangifte inkomstenbelasting wilt doen, moet je een papieren formulier aanvragen, invullen en retour sturen.
Als je de aangifte inkomstenbelasting online wilt invullen, heb je een pincode nodig die de Belastingdienst je verstrekt.
Alsjedeaangifteinkomstenbelastingonlinewiltinvullen,moetjeinloggenmetjeDigiD-code.
Opdracht 31
Welke stellingen met betrekking tot het forfaitaire rendement in box 3 zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Over het spaardeel wordt een laag rendement verondersteld.
Over het spaardeel wordt een hoog rendement verondersteld.
Over het belegdeel wordt een laag rendement verondersteld.
Over het belegdeel wordt een hoog rendement verondersteld.
Opdracht 32
Veel belastingplichtigen zijn in beroep gegaan tegen de vermogensrendementsheffing in box 3. Dit heeft geleid tot het Kerstarrest van de Hoge Raad, waarbij deze heffing onwettig werd genoemd. Wat waren hun argumenten?
Er zijn vier antwoorden juist.
De verdeling van hun vermogen was anders dan de forfaitaire vermogensmix.
Als de Belastingdienst zou hebben gewerkt met de werkelijke verdeling van hun vermogen, dan zouden zij veel minder belasting hebben moeten betalen.
De wet mag geen belasting op vermogen heffen.
Zij voelden dat hun eigendom ten onrechte werd afgepakt.
Zij meenden dat rekening had moeten worden gehouden met het werkelijk behaalde rendement.
Opdracht
33
Welke stellingen met betrekking tot het Kerstarrest van de Hoge Raad uit 2021 over box 3 zijn juist?
Twee antwoorden zijn juist.
De Hoge Raad heeft de volledige vermogensrendementsheffing onwettig verklaard.
De Hoge Raad heeft de forfaitaire vermogensmix onwettig verklaard.
De Hoge Raad heeft de volledige belastingheffing in box 3 onwettig verklaard.
De Hoge Raad heeft alle bezwaren tegen de vermogensrendementsheffing ongegrond verklaard.
De Hoge Raad heeft verklaard dat rekening moet worden gehouden met de werkelijke vermogensmix.
Opdracht 34 Eindopdracht
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Mahmet en Fatma uit Gilze doen samen aangifte. Hun gegevens staan in de bijlage.
Opdracht
Ga naar de simulatie van de Belastingdienst:
Simulatie Belastingdienst
Simulatie betekent: ‘doen alsof’. Dus je gaat hier doen alsof je een echte belastingaangifte doet.
Op deze site zie je staan:
• ‘Online Aangifte Simulatie’
• ‘Overzicht van casussen’ .
• 'Voor formulier': met een keuzevakje en een pijl naar beneden: '˅'. (een 'dropdown menu')
• Druk op de dropdown-pijl en kies de optie '2024| IH2024 versie 1'
• In de lijst eronder klik je op '199 Blanco'.
• Het aangifteprogramma start dan op.

Aangifte
• Je zit nu in de simulatie van het aangifteprogramma.
• Druk nu op 'Volgende'.
• Vul de gegevens in die het programma vraagt, voor zover je die kunt vinden in de bijlage.
• Loop alle vensters door en denk goed na wat je moet invullen.
• In de bijlage vind je informatie, maar niet alle gegevens daarop zijn van belang.
• Haal uit de opdracht en de bijlage dat wat je nodig hebt om de aangifte correct in te vullen.
'Blanco'
In deze simulatie blijft overal als naam van de belastingplichtige 'Blanco' staan.
Bij een normale aangifte staat daar de naam van de belastingplichtige.
• Na elke pagina druk je op de knop 'Akkoord'.
• Je gegevens worden opgeslagen en je kunt door naar de volgende pagina.
• Je zult soms vragen tegenkomen die je niet begrijpt. Kies dan 'nee' of laat het veld leeg.
• Je komt een pagina 'Uitgaven' tegen met vragen, deze hoef je niet in te vullen.
• Ook de volgende pagina met 'Aanvullende vragen' laat je leeg. Dan kom je op de pagina 'Verdelen'. Ga hier experimenteren met de verdeling van de Grondslag voor Sparen en Beleggen. We hebben eerder gezien dat de uitkomst zeer verschillend kan zijn.
1. Deel de hele grondslag toe aan Mahmet. Bij Fatma komt dan 0 te staan. Bereken de belasting door op die knop te drukken. Noteer de teruggave voor beiden.
2. Deel de halve grondslag toe aan Mahmet. Bij Fatma komt dan de andere helft te staan. Bereken de belasting door op die knop te drukken. Noteer de teruggave voor beiden.
3. Deel de hele grondslag toe aan Fatma. Bij Mahmet komt dan 0 te staan.
Bereken de belasting door op die knop te drukken. Noteer de teruggave voor beiden.
Noteer van de drie mogelijkheden de resultaten. Kies de meest gunstige voor het stel.
• Druk op 'Akkoord'
• Daarna kom je op de pagina 'Naar verzenden'.
• Let op! Druk NIET op een van de knoppen voor 'Opslaan', maar druk links in het scherm op 'Afdrukken (pdf)'.

• Je drukt dan niet af op de printer, maar naar een pdf-bestand.
• Kies dan voor ‘Overzicht van de berekening’:

• Bij 'Gegevens van' kies je voor 'Blanco en Fatma'.
• Druk dan op 'Afdrukken'.
• Je krijgt dan op je scherm een pdf met de berekening van de aangifte.
• Maak geen print op papier. Dat is papierverspilling.
• Zoek daar de uitkomsten op van de volgende onderdelen en vul die in:
•
Het verzamelinkomen van Mahmet
Het totaal inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor Mahmet
Het verzamelinkomen van Fatma
Het totaal inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor Fatma
HOOFDSTUK4
BELASTINGEN-LOONBELASTING
4.1 Inleiding
Iedereen die loon ontvangt, betaalt daarover loonbelasting. De werkgever houdt die in van het loon. Je ziet de loonbelasting vermeld op je loonstrook, je salarisoverzicht. Overigens zie je daar de vermelding van de loonheffing. Verderop leggen we uit wat die termen betekenen.
Kijk zelf eens op je eigen loonstrookje of puzzel eens in het loonstrookje wat je hierna in het voorbeeld ziet staan. Verderop leggen we nog uit waarom je hier de term 'loonheffing' ziet staan in plaats van 'loonbelasting'.
Salarisspecificatie
Werkgever: 98.763
Bram Vlaardijk ICT
Stalstraat 91 5161 HB Molenschot
Werknemer: 846.290.697
Dhr. G.Z. Vandenberghe Frankenstraat 23 B--3523 Wuustwezel België
Geboortedatum: 564327865
24 mei 1984
BSN
Loontabel
€
2.864,70
Wit
Bruto salaris -/- 721,45
€
Ingehouden loonheffing -/- 104,63
€
Pensioenpremie +/+ 35,88
Tegemoetkoming reiskosten
Arbeidskorting
€
€
€
Quibus Salarisadministratie BV
2.074,50
201,56
Krokodilstraat 45, 5121 RB Rijen. www.quibus.nl - info@quibus.nl - 0161-5645342
Voorbeeld van een salarisspecificatie (loonstrook).
We zien in dit onderdeel waarom de loonbelasting wordt ingehouden door de werkgever of de uitkeringsinstantie. Ook zien we wat er allemaal onder het begrip 'loon' valt. We kijken daarbij ook naar de jaaropgave die de werkgever meestal in januari aan de werknemer versterkt.
Leerdoelen
• Je begrijpt het principe van de loonbelasting.
• Je kunt de relatie uitleggen tussen de loonbelasting en de inkomstenbelasting.
• Je kunt het belastingsubject en het belastingobject aanduiden.
• Je kent de rol van de werkgever bij de loonbelasting.
• Je weet wat er allemaal valt onder het begrip 'loon'.
• Je kunt een jaaropgave begrijpen.
• Je snapt wanneer iemand inkomstenbelasting terugkrijgt of wanneer hij moet bijbetalen.
Opdracht 1 Argumenten voor of tegen de loonbelasting
Bespreek met een groepje medestudenten de loonbelasting. Hierna staan twee stellingen. Maak een keuze en geef elkaar argumenten voor de stelling waar je het mee eens bent.
Stelling 1:
Loonbelasting afschaffen. De loonbelasting is toch maar een voorheffing op de inkomstenbelasting.Overhetloonmoetdusalleenmaarinkomstenbelastingwordenbetaald, door opgave achteraf. De werkgever moet het brutoloon netto uitbetalen. De werknemer geeft zijn loon op aan de Belastingdienst en betaalt daar het volgende jaar inkomstenbelasting over. Werknemer blij en werkgever blij!
Stelling 2:
Loonbelasting niet afschaffen. De loonbelasting is een prima voorheffing op de inkomstenbelasting. Niets veranderen. De werkgever moet de loonbelasting blijven inhouden en alleen het nettoloon uitbetalen.
4.2 Oriëntatie Loonbelasting
De loonbelasting en de inkomstenbelasting worden vaak in één adem genoemd. Beide zijn belastingen die worden geheven over (een deel van) het inkomen van natuurlijke personen. Je hebt gezien dat het door de belastingplichtige ontvangen loon voor de inkomstenbelasting onderdeel is van het inkomen uit werk en woning in box 1. Toch vindt de heffing van belasting over het loon als eerste plaats op basis van een speciale wet: de Wet op de loonbelasting 1964.
Loonheffing bestaat uit:
• loonbelasting
• premies volksverzekeringen
– Algemene Ouderdomswet (AOW)
– Algemene nabestaandenwet (Anw)
– Wet langdurige zorg (WLZ)
– inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw).
Ter informatie: de premies voor de werknemersverzekeringen worden door de werkgever betaald. Dat betreft de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)/Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de Werkloosheidswet (WW).
Loonbelasting of loonheffing
Het begrip 'loonbelasting' is niet exact hetzelfde als 'loonheffing'. De term loonheffing is een verzamelnaam voor de loonbelasting plus sociale premies.
Inditboekgebruikenwedebegrippen'loonheffing'en'loonbelasting'doorelkaar.Webedoelen dan steeds loonheffing.
Loonbelasting is een voorheffing
De inkomstenbelasting (IB) en de loonbelasting (LB) hebben op een bijzondere manier met elkaar te maken: de loonbelasting fungeert als voorheffing op de inkomstenbelasting. Wat de werknemer in het kalenderjaar aan loon heeft verdiend, moet hij opnemen in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting. Het bedrag dat al aan loonbelasting is voldaan, wordt met de aanslag inkomstenbelasting verrekend om zo dubbele belasting te voorkomen. Dat zie je terug in de volgende twee voorbeelden.
Alette moet nog meer belasting betalen
Alette is kunstschilder en maakt in haar atelier de mooiste schilderijen. Zij heeft dit jaar netto € 15.000 met haar werk verdiend in haar onderneming als kunstschilder. Ook heeft zij € 2.000 verdiend met redactiewerk voor een kunsttijdschrift. Dit valt onder ‘overige werkzaamheden’. Daarnaast is Alette in deeltijd werkzaam in loondienst bij een dierenarts. Daar verdiende zij bruto € 12.000. Haar werkgever moet daarop € 4.000 loonbelasting en premieheffing inhouden. Zij ontvangt dus van haar werkgever netto € 8.000.
De loonbelasting van € 4.000 is een voorheffing op de inkomstenbelasting. De berekening voor de inkomstenbelasting kan als volgt worden opgesteld:
(Deze opstelling betreft fictieve getallen en tarieven.)
Voorbeeld loonbelasting als voorbelasting - Alette
12.000 € Brutoloon: + 15.000 € Winst uit onderneming: + 2.000 €
Inkomsten uit overige werkzaamheden: 29.000 € Totaal: 8.500 €
Berekende inkomstenbelasting over € 29.000: -/- 4.000 €
Voorheffing loonbelasting: 4.500 €
Inkomstenbelasting bij definitieve aanslag:
Alette krijgt dus een aanslag inkomstenbelasting, waardoor zij nog € 4.500 moet betalen.
Willem krijgt belasting terug
Willem is docent. Hij heeft dit jaar bruto € 50.000 verdiend. Zijn werkgever moet daarop € 20.000 loonbelasting en premieheffing inhouden. Hij ontvangt dus netto € 30.000.
De loonheffing van € 20.000 is een voorheffing op de inkomstenbelasting. Stel dat Willem flink wat aftrekposten heeft voor de inkomstenbelasting, zoals giften en alimentatie voor zijn ex-partner. De berekening voor de inkomstenbelasting kan als volgt worden opgesteld:
(Deze opstelling betreft fictieve getallen en tarieven.)
Voorbeeld loonbelasting als voorbelasting - Willem
50.000 €
Brutoloon: -/- 14.000 €
Aftrekposten: 36.000 € Totaal:
11.500 €
Berekende inkomstenbelasting over € 36.000: -/- 20.000 €
Voorheffing loonbelasting: - 8.500 € Inkomstenbelasting bij definitieve aanslag:
(Dit is een negatieve aanslag, dus: terug te ontvangen!)
Willem krijgt dus een aanslag waarop staat dat de Belastingdienst hem € 8.500 terugbetaalt. Dit is een negatieveaanslag, omdat het te betalen bedrag negatief is. Het is dus een terug te ontvangen bedrag.
Het belastingsubject: de werknemer
Voor de loonbelasting is de werknemer het belastingsubject. Dat is dus degene die belastingplichtigis.Werknemervoordeloonbelastingzijnalleennatuurlijkepersonen(mensen).
Loonheffing bij een dienstbetrekking
Loonheffing moet worden ingehouden als:
• de werknemer in Nederland woont en in dienstbetrekking is bij een Nederlandse inhoudingsplichtige (Nederlands bedrijf)
• de werknemer in het buitenland woont, zijn werkzaamheden in Nederland verricht en in dienstbetrekking is bij een Nederlandse inhoudingsplichtige (Nederlands bedrijf).
Er is sprake van een dienstbetrekking wanneer de ene partij arbeid moet verrichten en de andere partij hiervoor een vergoeding betaalt. Hierbij moet sprake zijn van een gezagsverhouding. Dat zie je bij de 'gewone arbeidsovereenkomst'.
Je bent werknemer in de volgende situaties:
• een privaatrechtelijke dienstbetrekking (arbeidsovereenkomst tussen burgers)
– Een metselaar die voor een aannemer werkt.
– Een verkoper bij een elektronicazaak.
• een publiekrechtelijke arbeidsovereenkomst (tussen overheid en een burger)
– Een ambtenaar die voor de gemeente werkt.
– Een ambtenaar bij het ministerie.
• een vroegere dienstbetrekking (arbeidsovereenkomst)
Ontvangtdewerknemernabeëindigingvanhetwerknoginkomstenuitdiedienstbetrekking, dan worden deze inkomsten ook als loon gezien. Bijvoorbeeld:
– pensioen.
• fictieve dienstbetrekkingen
Bij enkele arbeidsrelaties die eigenlijk geen ‘gewone’ arbeidsovereenkomst zijn, wordt voor de loonbelasting gedaan alsof het dat wel zijn. Fictievedienstbetrekking betekent dus dat de wet veronderstelt dat het wel een dienstbetrekking is.
Bijvoorbeeld:
– de thuiswerker
– de stagiair
– de topsporter.
• socialeverzekeringsuitkeringen
Inkomsten die worden genoten op basis van bepaalde socialeverzekeringswetten, zoals de WW en de bijstand, worden toch als loon gezien voor de LB. De relatie tussen de uitkeringsgerechtigde en de uitkerende instantie is voor de LB hetzelfde als een arbeidsovereenkomst.
Inhoudingsplichtige
Bij de inkomstenbelasting betaalt de belastingplichtige rechtstreeks aan de Belastingdienst als hij daarvan een aanslag heeft ontvangen. Bij de loonbelasting werkt het anders. De werknemer ontvangt zijn loon van zijn werkgever. De werknemer moet daarover belasting betalen en hij is dus de belastingplichtige. De werkgever is verplicht op het loon loonbelasting intehoudenenaftedragenaandeBelastingdienst.Dewerkgeverisdusdeinhoudingsplichtige. De werknemer krijgt niet het brutoloon in handen, maar het nettoloon. Vervolgens draagt de werkgever de loonbelasting af aan de Belastingdienst. Bij sociale uitkeringen is er natuurlijk geen werkgever. Daarbij is de uitkeringsinstantie de inhoudingsplichtige.
Loonbelasting en loonheffing
Op je loonstrookje (salarisspecificatie) kom je de term 'loonbelasting' niet tegen. Wel de term 'loonheffing'. De werkgever moet de loonbelasting inhouden. Maar hij moet meer inhouden. Hij moet ook inhouden wat de werknemer moet betalen aan: de premie volksverzekeringen,depremiesvoordewerknemersverzekeringenendeinkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet.
De term 'loonheffing' is een verzamelnaam voor de loonbelasting plus de sociale premies.
Het belastingobject: loon
Loonbelasting gaat over belasting die wordt geheven over genoten loon. Bij het begrip 'loon' gaat het om een arbeidsovereenkomst, ofwel een dienstbetrekking op basis waarvan een werknemer onder gezag van een werkgever arbeid verricht en daarvoor loon of salaris ontvangt.
Het loon dat in het kader van een dergelijke dienstbetrekking wordt genoten, is belast voor de loonbelasting. Er vallen méér rechtsverhoudingen onder het begrip ‘dienstbetrekking’ in het belastingrecht dan in het arbeidsrecht. En onder het fiscale begrip ‘loon’ valt ook meer dan het reguliere loon.
Opdracht 2 Oriëntatie Loonbelasting
a. Wat is voor een werknemer de relatie tussen de loonbelasting en de inkomstenbelasting?
b. Waarom kan de aanslag inkomstenbelasting hoger zijn dan de ingehouden loonbelasting?
c. Geef drie voorbeelden waarbij de aanslag inkomstenbelasting hoger kan zijn dan de ingehouden loonbelasting.
d. Waarom kan de definitieve aanslag inkomstenbelasting lager zijn dan de ingehouden loonbelasting? Hoe heet zo’n aanslag?
e. Geef drie voorbeelden waarbij de aanslag inkomstenbelasting lager kan zijn dan de ingehouden loonbelasting.
f. Bij de loonbelasting kent men het begrip ‘inhoudingsplichtige’ Wat betekent dat begrip?
Opdracht 3 Stellingen over de loonbelasting
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De loonbelasting kent een progressief tarief.
b. De inkomstenbelasting is een voorheffing op de loonbelasting.
c. Als je inkomen vooral loon uit een arbeidsovereenkomst is, dan is de ingehouden loonbelasting altijd gelijk aan de aanslag inkomstenbelasting.
d. Als de aanslag inkomstenbelasting lager is dan de inhouding van de loonheffing, volgt een negatieve aanslag en krijgt de belastingplichtige het verschil terug.
4.3 Loon
Overhetbelastbaarloonwordtdeloonbelastinggeheven.Dus:hetloonisvoordeloonbelasting het belastingobject.
Naast wat normaal tot het loon wordt gerekend, horen ook andere voordelen onder het begrip ‘loon’. Ze vallen dus ook onder de loonbelasting.
Onder het begrip ‘loon’ vallen onder andere:
• het gewone loon
• vakantiegeld
• vergoeding voor overwerkuren
• winstdeling, ofwel tantième
• de ‘dertiende maand’
• loon in natura (je krijgt geen geld, maar goederen)
• privégebruik van een leaseauto of leasefiets van de zaak
• fictief loon voor de directeur-grootaandeelhouder
• pensioen
• uitkeringen op grond van socialeverzekeringswetten (bijvoorbeeld WW en ZW)
• vergoedingen van reiskosten indien deze meer bedragen dan de onbelaste vergoeding van € 0,23 per kilometer (Peiljaar 2025)
• bovenmatige personeelskortingen
• fooien.
De werkgever moet uiteraard duidelijk maken wat het brutoloon is en wat de inhoudingen zijn. Dat geeft hij bij de werknemer aan door middel van een specificatie van het salaris. Die ziet er ongeveer zo uit als je bij de inleiding gezien hebt.
Loon in natura
Loon kan niet alleen in geld worden genoten, maar ook in de vorm van het verstrekken van goederen of het verlenen van diensten. Denk bijvoorbeeld aan de verkoper in een elektronicawinkel die een wasmachine van zijn werkgever krijgt. Het geven van deze wasmachine wordt als loon aangemerkt. Dit wordt looninnatura genoemd. De waarde van de wasmachine moet bij het loon worden geteld. Bepalend is de waarde die het goed in het economisch verkeer heeft. In dit geval is dat dus de winkelwaarde.
Privégebruik leaseauto of leasefiets
Werknemers krijgen vaak ten behoeve van hun werkzaamheden een leaseauto of leasefiets ter beschikking gesteld. Het is dan meestal toegestaan dat deze ook voor privégebruik van de werknemer kan dienen. Dit privégebruik is natuurlijk ook een vorm van loon in natura. Dat heeft tot gevolg dat de waarde van dit privégebruik bij het loon moet worden geteld. Deze bijtelling wordt bij auto's officieel het autokostenforfait genoemd.
Net als bij andere forfaitaire regelingen wordt niet gekeken naar het echte bedrag dat met het privégebruik is gemoeid. De wet geeft een regeling waarmee de hoogte van de bijtelling moet worden bepaald. Daarbij is de cataloguswaarde bepalend. Hoe duurder de auto of fiets, hoe hoger de bijtelling.
Leaseauto van de zaak
Auto’s zijn belastend voor het milieu, vooral wat betreft de uitstoot van CO2 (koolstofdioxide).
Om milieuvriendelijk rijden te stimuleren gelden lagere percentages bijtelling voor auto’s die rijden op elektriciteit of op waterstof. De bijtelling voor een leaseauto is als volgt:
Bijtelling voor een leaseauto
Brandstof
Benzine, diesel of hybride
Volledig elektrisch
Bijtelling
22% over de volle waarde
17% over de eerste € 30.000 PLUS
22% over de waarde boven dat bedrag
Bijtelling voor een leaseauto
16% over de volle waarde Waterstof of uitsluitend op geïntegreerde zonnecellen
(peiljaar 2025)
Niet privé? Dan geen bijtelling bij een goede administratie.
Het kan natuurlijk gebeuren dat een werknemer alleen kilometers maakt voor de zaak. Als hij kan aantonen dat hij privé vrijwel geen gebruikmaakt van de auto van de zaak, hoeft geen bijtelling van het autokostenforfait plaats te vinden. Dus hoeft de werknemer daarover ook geen belasting te betalen. Hij moet alleen wel goed opletten dat hij een nauwkeurige kilometeradministratie bijhoudt, waarmee hij kan bewijzen dat hij privé niet meer dan 500 kilometer per jaar heeft gereden met de zakelijke auto.
Is er geen goede kilometeradministratie? Dan geldt de bijtelling wel.
Leasefiets van de zaak
Ook bestaat de mogelijkheid om een leasefiets van de zaak te hebben. Deze regeling lijkt heel veel op die van de auto van de zaak. De werkgever sluit een contract voor een leasefiets voor de werknemer en betaalt deze. De bijtelling is per jaar 7% over de adviesprijs van de fiets en accessoires (inclusief btw). Dit bedrag telt de werkgever op bij het salaris. Hierover betaalt de werknemer dan loonbelasting.
Loon van de directeur-grootaandeelhouder
Ondernemingen die in de vorm van een besloten vennootschap worden gevoerd, worden regelmatig bestuurd door een directeur die ook een van de aandeelhouders is. Heeft deze directeur een aanmerkelijk belang in de vennootschap – hiervan is sprake als de directeur een aandelenbelang van minimaal 5% van de aandelen bezit – dan fungeert hij als directeur-grootaandeelhouder (dga).
Over het loon van de dga wordt normaal loonbelasting ingehouden. De dga kan dan in de verleiding komen om voor zichzelf weinig of geen loon te bedingen. Zo kan hij het inhouden van loonbelasting proberen te verminderen. Om dergelijke belastingontwijking tegen te gaan, bestaat het fictiefloon Dat betekent dat het loon van de dga wettelijk is vastgesteld op ten minste € 56.000 (peiljaar 2025). Ongeacht op welk lager bedrag hij zijn eigen echte loon stelt, toch moet hij over minimaal dit bedrag van het fictief loon loonbelasting betalen. Als hij zichzelf een hoger loon toekent, dan moet hij vanzelfsprekend over dat hogere bedrag loonbelasting afrekenen.
Loon directeur-grootaandeelhouder
Wouter Bosmans is directeur-grootaandeelhouder (dga) van Bosmans Graafmachines BV. Hij stelt zijn loon als dga vast op € 45.000. De loonbelasting moet in dat geval toch berekend worden over het minimum van € 56.000 (peiljaar 2025).
Stel dat Wouter zijn loon als dga vaststelt op € 68.000, dan moet de loonbelasting natuurlijk berekend worden over € 68.000.
In bepaalde gevallen kan van deze regeling worden afgeweken. Bijvoorbeeld als in vergelijkbare gevallen een lager loon gebruikelijk is. Dat moet dan wel door de dga worden aangetoond. Verder accepteert de Belastingdienst het nooit dat de dga zichzelf een lager loon toekent dan het salaris van een medewerker in hetzelfde bedrijf. In dat geval wordt het loon van de dga voor de loonbelasting vastgesteld op het salaris van de meestverdienende werknemer.
Pensioen
Het is de bedoeling dat wij vanaf het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd financieel verzorgd van onze oude dag kunnen genieten. Iemand gaat dan met pensioen. De pensioenleeftijd was lange tijd 65 jaar, maar deze wordt langzaam opgetrokken naar een hogere leeftijd.
Om de verzorgde oude dag mogelijk te maken betaalt de overheid het AOW-pensioen. De Algemene Ouderdomswet (AOW) geeft een pensioenuitkering aan iedereen die de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Dat krijg je ongeacht je inkomen of vermogen.
Het AOW-pensioen is bescheiden. Om dezelfde levensstandaard na het pensioen te behouden is het wijs als de werknemer een pensioen opbouwt, meestal via de werkgever. De werkgever en de werknemer betalen ieder een deel van de pensioenpremie. In veel branches is deelname aan een pensioenregeling verplicht.

Gepensioneerd koppel.
Het opbouwen van een werknemerspensioen wordt door de overheid aangemoedigd. Om die reden heeft de wetgever de pensioenopbouw fiscaal aantrekkelijk gemaakt. Het gedeelte van de premie dat door de werkgever wordt betaald, is niet belast voor de loonbelasting.
Het gedeelte van de pensioenpremie dat de werknemer zelf betaalt, is van het loon aftrekbaar. Dus wordt de ingehouden loonbelasting lager. Tegenover dit fiscale voordeel staat wel dat de latere pensioenuitkering wordt belast met loonbelasting.
Belastingvrije vergoedingen
De werkgever kan een belastingvrije vergoeding geven. Voorbeelden hiervan zijn:
• werkkleding
• vakliteratuur
• consumpties tijdens werktijd (als die geen deel uitmaken van een maaltijd, bijvoorbeeld frisdrank, koffie en thee)
• cursussen en congressen (voor zover die bijdragen aan het werk)
• vervoer- en reiskosten (bij een eigen vervoermiddel, met een maximum van € 0,23 per kilometer) (Peiljaar 2025)
• openbaarvervoerkosten (met bewijs van openbaar vervoer geldt geen maximum; anders geldt een maximum van € 0,23 per kilometer) (Peiljaar 2025)
Opdracht 4 Loon
Vul in de volgende tekst de ontbrekende woorden of getallen in:
• De bijtelling voor privégebruik van een leaseauto heet in de belastingwetgeving officieel het .
• Het percentage bijtelling voor een leaseauto op benzine is % over de volle waarde.
• Bij een volledig elektrische leaseauto is dat % over de eerste € PLUS % over de waarde boven dat bedrag.
• Een auto die op waterstof rijdt, kent een bijtelling van % over de volle waarde.
Opdracht 5 Stellingen over het loon
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Als de werkgever loon geeft in de vorm van goederen, dan moet daar ook loonbelasting over betaald worden.
b. Het autokostenforfait houdt in dat de waarde van het privégebruik van een leaseauto bij het inkomen wordt geteld, waardoor daarover inkomstenbelasting moet worden betaald.
c. De pensioenpremie die de werknemer zelf betaalt, is aftrekbaar voor de loonbelasting.
d. Als je van de werkgever € 0,30 per kilometer vergoed krijgt voor woon-werkverkeer, dan is dat onbelast voor de loonbelasting.
e. Als een directeur-grootaandeelhouder zichzelf geen loon toekent, wordt dus ook geen loonbelasting ingehouden.
4.4 Jaaropgave
Aan het begin van het jaar moet de werkgever zorgen voor een jaaropgave over het voorgaande jaar. Dat is het totaal van alle betalingen die de werkgever heeft gedaan, inclusief de afgedragen loonheffing. De werknemer heeft deze jaaropgave nodig als hij aangifte moet doen voor de inkomstenbelasting.
Op de jaaropgave staan onder andere:
• het totale bedrag aan loon
• de ingehouden loonheffing
• de arbeidskorting
• de ingehouden bijdrage voor de Zorgverzekeringswet.
Kijk maar eens naar het volgende voorbeeld, met fictieve getallen.
Jaaropgave 2024
Werkgever: 98.763
Bram Vlaardijk ICT Stalstraat 91
5161 HB Molenschot
Werknemer: 846.290.697
Dhr. G.Z. Vandenberghe Frankenstraat 23 B--3523 Wuustwezel België
Geboortedatum:
BSN
Loontabel
24 mei 1984
564327865
Wit
Fiscaal:
32.887,88 € Belast loon 8.543,54 € Ingehouden loonheffing
566,05 € Verrekende arbeidskorting
Zorgverzekeringswet:
26.987,61 € Loon voor Zorgverzekeringswet
934,63 € Ingehouden bijdrage ZVW
Overige:
956,44 € Reiskosten ja Loonheffingskorting
Quibus Salarisadministratie BV
Krokodilstraat 45, 5121 RB Rijen. www.quibus.nl - info@quibus.nl - 0161-5645342
Voorbeeld van een jaaropgave (met fictieve berekeningen)
Opdracht 6 Jaaropgave
a. Wat moet in ieder geval staan op een jaaropgave die de werkgever moet verstrekken aan zijn werknemer?
b. Welk risico loopt een belastingplichtige als hij meerdere arbeidsovereenkomsten heeft bij verschillende werkgevers?
4.5 Samenvatting
Het loon valt onder de inkomsten in box 1 van de inkomstenbelasting en ook onder de loonbelasting. De loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting. De inhoudingsplichtige houdt de verschuldigde loonbelasting in op het loon of de uitkering. Bij werknemers is dat de werkgever en bij uitkeringsgerechtigden is dat de uitkerende instantie.
De wet hanteert een ruim loonbegrip. Niet alleen wat de werknemer uit dienstbetrekking aan salaris ontvangt wordt als loon gezien, maar bijvoorbeeld ook vakantiegeld, winstdelingen, het gebruik van een leaseauto of het verkrijgen van goederen (loon in natura).
Ook inkomsten uit andere rechtsverhoudingen kunnen als loon worden gezien. Zo worden uitkeringen op grond van socialeverzekeringswetten belast, net als pensioenuitkeringen. Daarnaast kent de wet een aantal ‘fictieve’ dienstbetrekkingen. De loonbelasting is eigenlijk ‘vooruitbetaalde’ inkomstenbelasting. De aanslag inkomstenbelasting wordt verlaagd met het bedrag dat al aan loonbelasting is ingehouden.
4.6 Kernbegrippen
Autokostenforfait
Bijtelling bij het loon voor de inkomstenbelasting van een wettelijk vastgesteld percentage van de waarde van de auto die de werkgever ter beschikking gesteld heeft.
Dienstbetrekking Arbeidsovereenkomst.
Fictiefloon
Door de wet verondersteld minimaal loon van een directeur-grootaandeelhouder.
Fictievedienstbetrekking
Een arbeidsrelatie die volgens het arbeidsrecht niet onder de arbeidsovereenkomst valt, maar die voor de loonbelasting wel gelijkgesteld wordt met een arbeidsovereenkomst.
Inhoudingsplichtige
Werkgeverofuitkeringsinstantiediedeloonbelastingmoetinhoudenvanhetloon/deuitkering.
Looninnatura
Loon in de vorm van de levering van een zaak of dienst door de werkgever.
Loonbelasting
Belastingheffing op het loon of een uitkering.
Loonheffing
Verzamelnaam voor loonbelasting en premies sociale verzekeringen.
Negatieveaanslag
Een belastingaanslag waarbij de belastingplichtige een geldbedrag terugkrijgt van de Belastingdienst.
Test je kennis
Opdracht 7
Welke rechtsverhoudingen vallen onder het begrip ‘werknemer’ voor de loonbelasting?
Er zijn drie antwoorden juist. iemand met een privaatrechtelijke dienstbetrekking, bijvoorbeeld een metselaar iemand met een publiekrechtelijke arbeidsovereenkomst, bijvoorbeeld een gemeenteambtenaar een medisch specialist met een eigen praktijk een medisch specialist die in loondienst is in het ziekenhuis
4 Belastingen - Loonbelasting
Opdracht 8
Welke rechtsverhoudingen vallen onder het begrip ‘werknemer’ voor de loonbelasting?
Er zijn drie antwoorden juist. de commissaris van een commanditaire vennootschap iemand die een WW-uitkering krijgt iemand die vrijwilligerswerk doet voor een stichting iemand die nu met pensioen is
Opdracht 9
Verbind het begrip in de linkerkolom met het juiste begrip in de rechterkolom.
Belastingobject
Belastingsubject
Inhoudingsplichtige
Opdracht 10
Werknemer
Werkgever of uitkeringsinstantie
Loon of uitkering
Welke vergoedingen vallen onder het begrip ‘loon’ voor de loonbelasting?
Er zijn vijf antwoorden juist. vergoeding in natura privégebruik van een leaseauto sociale uitkering vergoeding voor de kosten woon-werkverkeer met de eigen auto, tegen € 0,23 per kilometer (Peiljaar 2025) vergoeding voorde kosten woon-werkverkeer met de eigen auto, boven de € 0,23 per kilometer (Peiljaar 2025) gratis lunch
Opdracht 11
Welke vergoedingen vallen onder het begrip ‘loon’ voor de loonbelasting?
Er zijn drie antwoorden juist. het gewone loon werkkleding vakliteratuur vakantiegeld koffie en thee tijdens werktijd vergoeding voor overwerkuren
Opdracht 12
Wat is het gevolg als je de beschikking hebt over een leaseauto die je ook privé mag gebruiken?
De werknemer mag privé gebruikmaken van de auto van de zaak. Het heeft geen consequenties voor de belasting.
De werkgever is verplicht om de werknemer een minimumbedrag per kilometer aan hem te laten betalen.
Eenbijtellingbijhetloonvaneenvastbedragperkilometerdatjeprivérijdtmetdeleaseauto.
Een bijtelling bij het loon van een wettelijk vastgesteld percentage van de waarde van de auto.
Opdracht 13
Welke van de volgende uitspraken zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Het loon van de directeur-grootaandeelhouder is wettelijk vastgesteld op een minimumbedrag van circa € 56.000 per jaar.
Het loon van de directeur-grootaandeelhouder is wettelijk vastgesteld op een minimumbedrag van circa € 150.000 per jaar.
De directeur-grootaandeelhouder is vrij in het bepalen van zijn loon, omdat hij als grootaandeelhouder de baas is van het bedrijf.
De directeur-grootaandeelhouder mag niet minder verdienen dan een medewerker in het bedrijf.
Opdracht 14
Welke van de volgende uitspraken zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Het belastingsubject van de loonbelasting is de werknemer.
De werkgever is de inhoudingsplichtige voor de loonbelasting.
Het belastingsubject van de loonbelasting is het loon.
De werkgever is het belastingobject voor de loonbelasting.
Opdracht 15
Welke van de volgende uitspraken zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Als een werknemer boodschappen uit de winkel mag meenemen, dan is dat een onderdeel van het loon.
Het loon is uitsluitend het bedrag aan geld dat de werkgever aan de werknemer verstrekt. Loon in natura is ook loon voor de loonbelasting.
Opdracht 16
Welke van de volgende uitspraken zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Loonheffing is de verzamelnaam voor loonbelasting en sociale premies.
De werkgever houdt alleen de loonbelasting in.
De werkgever houdt alleen de sociale premies in.
De werkgever houdt loonbelasting en sociale premies in.
Opdracht 17 Loonbelasting
Bram Vlaardijk heeft sinds kort een werknemer in zijn zaak aangesteld: Gerhard, een Belgische werknemer. Hij mag het loon van Gerhard niet helemaal uitkeren, hij moet daarop de verschuldigde loonbelasting inhouden. Het geld dat Gerhard per bank uitbetaald krijgt, is dan zijn nettoloon.
a. Gerhard valt onder de Nederlandse loonbelasting. Stel dat hij ook onder de Belgische inkomstenbelastingvalt.Houdthijdannogeigenlijkwelwatovervanzijninkomen?Motiveer je antwoord.
b. Wie is in deze casus de inhoudingsplichtige voor de loonbelasting?
c. Wie is in deze casus de belastingplichtige voor de loonbelasting?
d. Is de arbeidsrelatie tussen Bram en Gerhard een privaatrechtelijke of een publiekrechtelijke? Motiveer je antwoord.
e. Wat betekent het begrip ʿfictieve dienstbetrekkingʼ bij de loonbelasting?
f. Is het begrip ʿfictieve dienstbetrekkingʼ op Gerhard van toepassing?
g. Welke van de volgende verstrekkingen van Bram aan Gerhard vallen onder het begrip ʿloonʼ:
• zijn maandsalaris
• een computer die Gerhard uit de voorraad mag meenemen voor thuis
• de koffie en thee die Gerhard op zijn werk drinkt
• de overuren die Gerhard maakt
• de auto die Bram ter beschikking stelt voor de reparatieopdrachten die Gerhard uitvoert
• het vakantiegeld
• de premie die Bram betaalt voor het ouderdomspensioen van Gerhard.
Opdracht 18 Loonbelasting en inkomstenbelasting
Marianne werkt in restaurant De Drie Linden in Molenschot, waar zij in de bediening werkt, zowel in het restaurant als bij feesten en partijen. Ze verdient daar een leuke boterham, bruto € 20.000 per jaar. Daarop wordt € 6.000 loonheffing ingehouden. Ze houdt dus € 14.000 per jaar netto over. Ze heeft aftrekposten voor de inkomstenbelasting, in totaal voor een bedrag van € 5.000. Haar belastbaar inkomen komt dus eigenlijk neer op € 15.000. En daar hoort een bedrag aan inkomstenbelasting van € 4.500 bij.
a. Wat betekent het voor Marianne dat de loonbelasting een voorheffing is van de inkomstenbelasting?
b. Wat betekent het voor haar dat de aanslag inkomstenbelasting in dit geval een negatieve aanslag oplevert?
c. Enkele jaren geleden had Marianne nog niet die leuke baan bij De Drie Linden. Zij zat toen nog in de WW. Bram vraagt zich af of Marianne toen onder de loonbelasting viel. Wat is het juiste antwoord? Motiveer dat antwoord.
d. Wie was in de periode dat Marianne in de WW zat de inhoudingsplichtige?
e. Marianne is al een dagje ouder, over enkele maanden bereikt zij de AOW-leeftijd. Zij vraagt zich af of de AOW-uitkering dan onder de loonbelasting gaat vallen. Is dat het geval? Motiveer je antwoord.
f. Marianne zal uit vorige dienstbetrekkingen ook een klein aanvullend pensioen ontvangen. Valt dat pensioen dan onder de loonbelasting? Motiveer je antwoord.
4.8 Beroepstaak
Opdracht 19 Controleer de jaaropgave voor Mieke Swinkels
JijbentwerkzaambijMartensSalarisadministratieBV,Wapveenseweg45,9351BNVroomshoop. Vooreenvandecliënten,VromansarchitectenbureauinVroomshoop,benjebezigdejaaropgave van hun enige werknemer, de secretaresse Mieke Swinkels, te controleren.
Het probleem is dat de jaaropgave die Mindy had opgesteld, diverse fouten bevat. Deze Mindy is inmiddels ontslagen wegens talloze fouten in haar werk. Het is jouw taak om alle fouten te vinden die in de jaaropgave zijn gemaakt.
De gegevens waar je van uit moet gaan:
Werkgever is Cornelis Vromans, Architectenbureau, Begoniastraat 45, 9352 VB Vroomshoop. De werknemer is Mieke Swinkels, Moskeestraat 98, 9353 BN Vroomshoop, geboren 23 maart 2001, wonende 9353 BN Vroomshoop; haar BSN is 7653429643.
Haar brutoloon is € 26.880,90 en daarop is aan loonheffing ingehouden € 7643,08. Zij heeft € 830 aan reiskosten gekregen. De arbeidskorting is verrekend voor een bedrag van € 499,06. Het loon voor de Zorgverzekeringswet is € 22.955,77 en de bijdrage voor de Zvw is € 867,09. De loontabel is de witte tabel.
In de bijlage vind je de foutieve jaaropgave die Mindy had opgesteld. Markeer daarin de fouten die zij gemaakt heeft en geef daarbij aan wat de juiste gegevens zouden moeten zijn.
Jaaropgave Mieke
Jaaropgave Bijlage
4.9 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Kennistoets
Opdracht 20
Als een werknemer loon in natura krijgt, dan:
Er zijn twee antwoorden juist. is dat geen onderdeel van het loon, er is geen loonbelasting over verschuldigd is dat onderdeel van het loon valt dat niet onder de loonbelasting, maar wel onder de inkomstenbelasting is daar loonbelasting over verschuldigd bepaalt de werkgever zelf in hoeverre hij het meetelt bij de berekening van het loon bepaalt de werknemer zelf in hoeverre hij het wil laten meetellen bij de berekening van het loon
Opdracht 21
De loonbelasting is:
Er zijn drie antwoorden juist. een belasting met een progressief tarief een belasting met een proportioneel tarief een belasting met een schijventarief een voorheffing op de inkomstenbelasting een naheffing op de inkomstenbelasting
Opdracht 22
Wat is loonbelasting?
Er zijn drie antwoorden juist. een belasting die altijd gelijk is aan de aanslag inkomstenbelasting een belasting die onder andere wordt geheven over het vakantiegeld een belasting die onder andere wordt geheven over het privégebruik van een leaseauto van de zaak een belasting die onder andere wordt geheven over de sociale uitkeringen een belasting die alle burgers van Nederland elk jaar moeten betalen
Opdracht 23
Welke rechtsverhoudingen vallen onder het begrip ‘werknemer’ voor de loonbelasting?
Er zijn vijf antwoorden juist. de kassamedewerker bij Albert Heijn degene die een AOW-uitkering ontvangt twee echtgenoten die samen een advocatenkantoor hebben opgericht de machinist op de trein de ambtenaar die bij de gemeente het rijbewijs afgeeft de directeur-grootaandeelhouder van een bv
Opdracht 24
Welkevandevolgendevergoedingenmogendooreenwerkgeverbelastingvrijwordenverstrekt aan de werknemers?
Er zijn vier antwoorden juist. werkkleding koffie, thee en frisdrank tijdens werktijd gratis lunch cursus voor je hobby postzegels verzamelen kosten van het openbaar vervoer reiskostenvergoeding van € 0,23 per kilometer
Opdracht 25
Welke van de volgende stellingen zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Als je inkomen loon uit arbeidsovereenkomst is, dan is de aanslag inkomstenbelasting lager dan de ingehouden loonbelasting als er sprake is van extra inkomsten voor de inkomstenbelasting.
Als je inkomen loon uit arbeidsovereenkomst is, dan is de aanslag inkomstenbelasting hoger dan de ingehouden loonbelasting als er sprake is van extra inkomsten voor de inkomstenbelasting.
Als je inkomen loon uit arbeidsovereenkomst is, dan is de aanslag inkomstenbelasting altijd gelijk aan de ingehouden loonbelasting.
Als je inkomen loon uit arbeidsovereenkomst is, dan is de aanslag inkomstenbelasting lager dan de ingehouden loonbelasting als er sprake is van aftrekposten voor de inkomstenbelasting.
Als je inkomen loon uit arbeidsovereenkomst is, dan is de aanslag inkomstenbelasting hoger dan de ingehouden loonbelasting als er sprake is van aftrekposten voor de inkomstenbelasting.
Opdracht 26 Eindopdracht
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Opdracht
Jij bent als juridisch adviseur werkzaam voor advocaat Barend van der Valk. Jij bent de enige werknemer. Het is februari en de werkgever is verplicht een jaaropgave te verstrekken over het vorig jaar. Barend is echter veel te druk bezig met allerlei procedures. Hij geeft jou de opdracht om zelf een jaaropgave te maken, die hij daarna zal ondertekenen. Adresgegevens mag je zelf verzinnen. Je vult verder gegevens met betrekking tot jezelf in, waarbij je, in verband met je privacy, natuurlijk gerust van alles mag verzinnen, zoals BSN, adres en geboortedatum.
Ga naar het model voor een jaaropgave van de Belastingdienst:
Model jaaropgave
Druk dit formulier af en vul dit in met de gevraagde gegevens uit de bijlage.
HOOFDSTUK5
BELASTINGEN-VENNOOTSCHAPSBELASTINGEN OMZETBELASTING
5.1 Inleiding
Ondernemers hebben in hun bedrijf te maken met twee belastingen. De eerste is de vennootschapsbelasting,debelastingdiewordtgehevenoverdewinstvanvennootschappen, zoals de nv en de bv. De tweede belasting is de omzetbelasting, vaak aangeduid als btw. Iedereen betaalt btw op vrijwel alle aankopen. Maar ook op de factuur van een dienstverlener staat de omzetbelasting (btw) vermeld. Denk maar aan een schilder of de reparateur van je scooter.
Boekhandel De Boekenwurm
Steegstraat 24, 7612 GV Almelo 045-1897453
759987365527
Bob Davids
ISBN 55689326
€ De kleine trein
€ Btw 9%
10,00
0,90
10,90 € Incl. btw
Kassabon met lage btw.
Computer Discount Shop
Bultsedreef 99, 9854 BV Veenendaal 0745-976543 www.cds-veenendaal.nl
Art. Nr. 74325
€ Monitor 30" Dell MV98BX 210,00 € Btw 21%
1.000,00
1.210,00 € Incl. btw
Kassabon met hoge btw.
Kijk eens op deze facturen en zie dat er omzetbelasting (btw) wordt bijgeteld. Je ziet dat er verschillende tarieven gelden. Later komen we hierop terug. Eerst behandelen we de vennootschapsbelasting, daarna de omzetbelasting (btw).
Leerdoelen
• Je kunt de vennootschapsbelasting uitleggen.
• Je kunt het verschil uitleggen tussen ‘personele belastingen’ en ‘belastingen van lichamen’.
• Je kunt aangeven wat wordt verstaan onder het belastingsubject en het belastingobject.
• Je begrijpt het tariefstelsel van de vennootschapsbelasting.
• Je kunt de principes van de omzetbelasting, ofwel de btw, uitleggen.
• Je kunt aangeven welke goederen onderworpen zijn aan de omzetbelasting (btw).
• Je kunt de tarieven van de btw toepassen: hoog tarief, laag tarief, nultarief.
• Je begrijpt de vrijstellingen van de btw.
• Je begrijpt de KOR (kleineondernemersregeling).
• Je kunt een btw-factuur opstellen.
Opdracht 1 Bekijk je btw-facturen
a. De vennootschapsbelasting is een belasting die geheven wordt op nv’s, bv’s, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Zoek op Google van elke soort drie verschillende voorbeelden.
b. Verzamel met enkele medeleerlingen een flink aantal facturen waarop btw vermeld staat. Kijk ook naar zaken die je zelf hebt gekocht. Kijk naar het percentage btw en zet op een rijtje welke facturen het hoge tarief en welke het lage tarief hebben. Kijk ook of er toevallig facturen bij zitten waar geen btw gerekend wordt. Dat kun je tegenkomen bijvoorbeeld op medische facturen. Soms zie je dat ook bij hele kleine ondernemingen.
5.2 Oriëntatie Vennootschapsbelasting
Deloon-eninkomstenbelastingzijnpersonelebelastingen,diewordengehevenvannatuurlijke personen(mensen).Devennootschapsbelastingwordtgehevenvanlichamen(rechtspersonen). Hetwoordlichaamklinkthiervreemd,wanthetheeftnietstemakenmeteenmenselijklichaam. Je kunt het zien als een organisatie die zelfstandig aan het economisch verkeer deelneemt. Vennootschapsbelasting (vpb) wordt geheven op basis van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969).
Belastingsubject: rechtspersonen
Rechtspersonen zijn het belastingsubject voor de vennootschapsbelasting. Met het begrip ‘lichaam’ wordt dus rechtspersonen bedoeld. Dat zijn:
• een naamloze vennootschap (nv)
• een besloten vennootschap (bv)
• een coöperatie
• een onderlinge waarborgmaatschappij (OWM)
• bepaalde ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen (bijvoorbeeld een gemeentelijk grondbedrijf)
• een vereniging of stichting indien deze concurreert met commerciële activiteiten.
Een naamlozevennootschap (nv) is een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal. De aandelen zijn vrij overdraagbaar. Daarnaast bestaat er de beslotenvennootschap (bv). Dat is een vennootschap met een kapitaal dat in aandelen is verdeeld, maar waarvan die aandelen op naam staan en niet vrij overdraagbaar zijn. Een coöperatie, ofwel een coöperatieve vereniging, is een vereniging die tot doel heeft de materiële belangen van haar leden te behartigen. Denk aan een zuivelcoöperatie van boeren. En een onderlinge waarborgmaatschappij (OWM) is een coöperatie waarbij de leden onderling een verzekeringsbedrijf uitoefenen.

Rechtspersonen.
Belastingobject: winst
Belastingobject bij de vennootschapsbelasting (Vpb) is de winst die door de in de wet opgesomdelichamenwordtgenotenineenbepaaldtijdvak.Hetbegripbelastingobjectbetekent dus dat daar belasting over wordt geheven. Het gaat bij de heffing van vennootschapsbelasting dus om de winst die is behaald met de rechtspersoon (de onderneming).

Geld groeit. Soms...
De belasting wordt geheven over het belastbaarbedrag Dat is de winst verminderd met de teverrekenenverliezen. Winst is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die worden verkregen uit een onderneming.
Aangifte en aanslag
De vennootschapsbelasting is een belasting die bij aanslag wordt geheven. Het is dus een aanslagbelasting. De rechtspersoon (‘het belastingplichtige lichaam’) moet aangifte doen, waarna de inspecteur de aanslag vaststelt, die vervolgens betaald moet worden. De aangifte moet elektronisch worden gedaan.
Opdracht 2 Oriëntatie Vennootschapsbelasting
a. Wie zijn belastingsubject voor de vennootschapsbelasting?
b. Wat is het belastingobject voor de vennootschapsbelasting?
c. Vul in wat er in de volgende zinnen ontbreekt.
1. De winst is het belasting voor de vennootschapsbelasting.
2. Een bedrijf zoals een nv of een bv is het belasting bij de vennootschapsbelasting.
3. In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden de vennootschappen aangeduid met een andere term, namelijk met het woord .
Opdracht 3 Stellingen over de vennootschapsbelasting
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Belastingobjecten voor de vennootschapsbelasting zijn onder andere nv’s, bv’s, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen.
b. Het belastingsubject voor de vennootschapsbelasting is de winst.
5.3 Vennootschapsbelasting: tarief
De vennootschapsbelasting kent een schijventarief. Je kunt dat vergelijken met de inkomstenbelasting en de loonbelasting, waar ook een schijventarief geldt.
Welk tarief van toepassing is, hangt af van de hoogte van het winstbedrag:
• een tarief van 19% voor bedragen tot en met € 200.000
• een tarief van 25,8% voor bedragen boven € 200.000 (peiljaar 2025).
Er is bij de vennootschapsbelasting (door het tarief met de twee schijven) sprake van een progressief tarief: hoe hoger het belastbaar bedrag, hoe hoger het percentage aan belasting dat moet worden afgerekend.
Berekening vennootschapsbelasting
Domino BV is een goedlopende onderneming. Aan het eind van het belastingjaar is een winst behaald van € 500.000. De vennootschapsbelasting wordt als volgt berekend:
Voorbeeldberekening vennootschapsbelasting Domino
Winst voor belasting:
Schijf 1:
Schijf 2:
Vennootschapsbelasting totaal: (peiljaar 2025)
Opdracht 4 Vennootschapsbelasting: tarief
a. Kent de vennootschapsbelasting een proportioneel tarief of een progressief tarief? Motiveer waarom.
b. Hoeveel schijven kent het schijventarief van de vennootschapsbelasting?
5.4 Oriëntatie Omzetbelasting
We gaan het hebben over de omzetbelasting. De omzetbelasting staat beschreven in de Wet op de omzetbelasting 1968. Bij de omzetbelasting wordt belasting geheven over een (economische) activiteit: de levering van goederen en het verrichten van diensten. Als burgers heb je dagelijks met de omzetbelasting te maken. Zowat elke aankoop die je doet of dienst die je afneemt, is belast met een percentage aan omzetbelasting. Omzetbelasting noemt iedereen: btw of belastingoverdetoegevoegdewaarde Strikt formeel is de juiste formulering: ‘omzetbelasting volgens het systeem van de btw’, maar iedereen zegt in de praktijk: omzetbelasting is hetzelfde als btw.
Belastingsubject: de ondernemer
De Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB 1968) schrijft voor dat de belasting wordt geheven van de ondernemer die de levering of de dienst verricht. De ondernemer is voor de omzetbelasting de belastingplichtige, dus hij is het belastingsubject. Hij is degene die verplicht is aangifte te doen en de verschuldigde belasting te betalen.
De omzetbelasting is een indirecte belasting. De belastingplichtige (de ondernemer) kan de omzetbelasting doorberekenen aan de koper. Het is de koper die in wezen de belasting betaalt. De ondernemer incasseert de btw en draagt deze vervolgens af.
Dat betekent dat de koper, de afnemer van het goed of de dienst, degene is die de omzetbelasting eigenlijk echt betaalt. De ondernemer fungeert feitelijk als doorgeefluik voor de Belastingdienst.
Boekhoudverplichting
De ondernemer is verplicht van de leveringen en diensten een nauwkeurige administratie bij te houden waaruit zijn belastingverplichtingen voor de omzetbelasting duidelijk blijken. Hij moet dus precies bijhouden hoeveel btw hij heeft ontvangen en hoeveel hij heeft betaald aan bijvoorbeeld toeleveranciers. Als een ondernemer leveringen of diensten heeft verricht aan een andere ondernemer, is hij verplicht aan die ondernemer een factuur uit te reiken. Dit heet de factuureis.
Belastingobject: de betaalde vergoeding
Het belastingobject is datgene waarover de belasting wordt geheven. De wet geeft aan dat de btwwordtberekendoverdevergoedingdiedoordeafnemerwordtbetaald.Ditishetbelastbaar feit. Bij de omzetbelasting wordt een belasting geheven op leveringen van goederen en het verrichten van diensten.
De levering van een goed
Bij de levering van een goed gaat het om de overdracht van de eigendom. Het gaat meestal wel om een levering na een koopovereenkomst.
Onder 'goederen' wordt in de wetgeving over de omzetbelasting het volgende verstaan:
"allevoormenselijkebeheersingvatbarestoffelijkeobjecten,alsmedeelektriciteit, gas, warmte, koude en dergelijke".
Natuurlijk denk je bij btw in eerste instantie aan de levering van voorwerpen, dingen die je kunt vastpakken. Dat wordt in het hiervoor aangehaalde citaat aangegeven met de term ‘stoffelijke objecten’. Maar niet alleen materiële zaken vallen onder het begrip 'goederen' voor de btw. Zoals aangegeven, valt daar ook onder de levering van elektriciteit of warmte, zoals je die vindt bij stadsverwarming.
Kopen met btw
Paul koopt in boekhandel Libris het boek van Dan Brown, Oorsprong. De verkoper van het boek brengt aan Paul de koopprijs in rekening, vermeerderd met een bedrag aan omzetbelasting (btw). Het bedrag exclusief btw is € 20. Er komt 9% lage btw bij.
Inditeenvoudigevoorbeeldzijndrievoorwaardenopgenomenwaaraanmoetwordenvoldaan, wil er sprake zijn van heffing van omzetbelasting:
• De levering geschiedt door een ondernemer (in het economisch verkeer).
• De levering vindt plaats onder bezwarende titel (= tegen betaling).
• De levering vindt plaats in Nederland.
Art. 1 lid a van de Wet op de omzetbelasting 1968
De eerste voorwaarde is dat de levering moet plaatsvinden in het economisch verkeer. Daarvan is sprake in dit voorbeeld: de boekverkoper is immers ondernemer. Zijn bedrijf bestaat uit het in- en verkopen van boeken om zo winst te behalen.
De levering van het boek vindt plaats ‘onder bezwarende titel’. Dat betekent dat de ene partij een goed levert en de andere partij daarvoor een tegenprestatie geeft: de koopsom.
De derde voorwaarde is dat de levering plaatsvindt in Nederland. Deze boekhandel is gevestigd in Gouda.
Auto op Marktplaats
Omar verkoopt voor € 10.000 zijn fraaie BMW-sportwagen via Marktplaats aan een geïnteresseerde koper. Deze verkoop en levering vallen niet onder de heffing van de omzetbelasting (btw). De levering vindt immers niet door een ondernemer in het economisch verkeer plaats. De verkoper is namelijk een particulier. Hij hoeft dus geen btw in rekening te brengen.
Diensten
Aan de heffing van omzetbelasting is naast de levering van goederen ook het verrichten van diensten onderworpen. Dienstverlening is dus ook belast met btw. Denk hierbij aan de diensten die worden verleend door vrijberoepsbeoefenaars zoals advocaten, notarissen, belastingadviseurs en architecten. Maar ook het werk van de fietsenmaker, kapper,
schoonheidsspecialist en nagelstudio is met omzetbelasting belast. Voor al die diverse werkzaamhedenwordtaandeklanteenrekeninggepresenteerd.Devergoedingvoorverleende diensten wordt verhoogd met een percentage aan btw. Ook hier geldt de eis dat de verrichting van de dienst in het economisch verkeer moet plaatsvinden– door een ondernemer – en dat tegenover de dienst een tegenprestatie staat.
Zuidema bv
Loodgieterswerk Cv-montage
Postbaan 98 5243 JN Den Hout Tel. 0162-145873 www.zuidema.nl info@zuidema.nl
Mw. M. Jansen
Kwartelstraat 23 5125 NB Rijen
Factuur nummer: 2023-1772 Den Hout, 11 maart 2025
Reparatie waterleiding
118,75 € Werkzaamheden 2,5 uur à € 47,50 excl. btw
179,50 € Materialen, excl. btw
298,25 € Factuurbedrag, excl. btw
62,63 € Btw 21%
360,88 € Factuurbedrag, incl. btw
Gelieve over te maken op bankrekening: NL59 ABNA 0245 6125 12 t.n.v. Zuidema, Den Hout o.v.v. ons factuurnummer
KvK-nummer: 23 55 28 12
BTW-ID: NL 554 765 98
IBAN: NL59 ABNA 2431 6932 56
Voorbeeld van een btw-factuur.
Tijdvakbelasting en aangiftebelasting
De omzetbelasting wordt berekend over de omzet in een bepaald tijdvak en heet daarom een tijdvakbelasting Het tijdvak betreft meestal een kwartaal, soms is het een jaar. In bepaalde gevallen wordt de omzetbelasting per maand afgedragen.
De omzetbelasting is een aangiftebelasting omdat de belastingplichtige zelf het verschuldigde belastingbedragmoetberekenenenbinnenéénmaandnaafloopvanhettijdvakmoetafdragen aan de Belastingdienst.
Opdracht 5 Oriëntatie Omzetbelasting
a. Omzetbelasting wordt ook wel ‘btw’ genoemd. Wat betekent deze afkorting?
b. Aan welke drie voorwaarden moet worden voldaan, wil er sprake zijn van heffing van omzetbelasting?
c. Vul in de volgende tekst de gevraagde gegevens in.
1. Bij de omzetbelasting is het belastingsubject de .
2. De omzetbelasting is een belasting.
3. Omzetbelasting is alleen verschuldigd wanneer bij levering door de andere partij een tegenprestatie geleverd wordt. De juridische term daarvoor is .
d. Wat betekent het dat de omzetbelasting een tijdvakbelasting is? Leg uit.
e. Is de omzetbelasting een aanslagbelasting of een aangiftebelasting? Leg uit waarom.
Opdracht 6 Btw op Marktplaats
JijverkooptviaMarktplaatsvierstoelendiejetochnietmeergebruikt.Dekoperbetaaltdaarvoor € 45. Moet je daarvoor ook btw rekenen? Motiveer je antwoord.
Opdracht 7 Stellingen
over de omzetbelasting
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De winkelier is het belastingobject voor de omzetbelasting.
b. De omzetbelasting is een indirecte belasting.
c. De omzetbelasting is een aanslagbelasting.
d. De klant is het belastingobject voor de omzetbelasting.
e. De klant is het belastingsubject voor de omzetbelasting.
f. Als ik mijn oude fiets verkoop aan mijn buurman, moet ik daarover dan het hoge tarief van de btw berekenen?
g. De ondernemer is verplicht zijn administratie met betrekking tot de omzetbelasting zorgvuldig bij te houden.
5.5 Omzetbelasting: tarieven en vrijstellingen
De omzetbelasting kent diverse tarieven. Het hoge tarief is het ‘standaardtarief’. Dus als een product niet speciaal is ondergebracht bij een ander tarief, dan valt het automatisch onder het hoge tarief.
Alle tarieven van de omzetbelasting (btw) zijn vaste percentages, ongeacht de hoogte van het bedrag. Dat betekent dus dat de btw een proportioneel tarief heeft.
Het algemeen tarief ofwel het hoge tarief
In principe geldt bij de omzetbelasting het algemeen tarief. Dat is het hoge tarief. Alleen als voor bepaalde producten of diensten specifiek het lage tarief of het nultarief is vastgesteld, dan geldt dat tarief. Als er dus een nieuw product op de markt komt waarover de wetgeving omtrent de omzetbelasting niets heeft aangegeven, geldt dus automatisch het hoge tarief.
Het lage tarief
In de wet zijn de goederen en diensten opgenomen waarop het lage tarief van toepassing is. In het algemeen wordt gezegd dat het bij dat lage tarief gaat om de eerste levensbehoeften. Alsjedelijstdoorloopt,blijktdatsommigezakenoverigensnietechtonmisbarelevensbehoeften zijn. Enkele voorbeelden:
• metbetrekkingtotgoederen:voedingsmiddelen,geneesmiddelen,verbandmiddelen,water, bloemen en planten, boeken en kunstvoorwerpen als die worden geleverd door de maker
• met betrekking tot diensten: diensten verricht door fietsenmakers, schoenmakers, kappers en personenvervoerders.
Het nultarief
Het nultarief houdt uiteraard in dat er geen btw over hoeft te worden betaald. Hieronder vallen onder andere leveringen van diensten en zaken die worden geëxporteerd of geleverd aan een schip of vliegtuig. Verder vallen ook de visvangst en accijnsgoederen onder het nultarief.
Tarieven omzetbelasting
Tarief
Hoog tarief
Laag tarief
Nultarief
(peiljaar 2025)
Betreft bijvoorbeeld: %
Algemeen tarief, onder andere luxegoederen 21%
Voeding, boeken, fietsenmaker, kapper, geneesmiddelen 9%
Exportgoederen, visvangst 0%
Veranderende btw-tarieven
Het nieuwe kabinet wil op een zeker moment diverse zaken van het lage naar het hoge tarief overbrengen. Dat speelt onder andere m.b.t. cultuur en sport, met daarop weer wonderlijke uitzonderingen.
Intussen zijn er mogelijk nieuwe besluiten in de maak om dat (gedeeltelijk) toch weer niet door te voeren, omdat het kabinet in de Eerste Kamer geen meerderheid heeft. Kortom: alles kan nog veranderen.
Vrijgestelde prestaties
Naast het nultarief bestaan er ook zogenoemde vrijgesteldeprestaties. In de wet is een groot aantal leveringen van goederen en verrichtingen van diensten vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting. Denk dan bijvoorbeeld aan:
• medische verrichtingen (de diensten van een arts, tandarts en dergelijke)
• een deel van de dienstverlening door financiële instellingen, zoals banken
• de vergoedingen die een schrijver van boeken ontvangt (de royalty’s).

De doktersrekening is vrijgesteld van omzetbelasting.
Opdracht 8 Omzetbelasting: tarieven en vrijstellingen
a. Je koopt een nieuwe e-bike. Moet je daarover btw betalen? Motiveer je antwoord.
b. Geef aan welke leveringen van goederen en diensten vrijgesteld zijn van de heffing van omzetbelasting.
Er zijn drie antwoorden juist. bestaande onroerende zaken diensten van een schoenmaker diensten van een arts de royalty’s die de schrijver van een boek ontvangt visvangst accijnsgoederen
Opdracht 9 Veronica rekent met de btw
a. In deze opdracht wil Veronica van alles weten rondom de omzetbelasting. Doe de berekeningen voor haar en vul in de volgende zinnen de juiste getallen in. Overal vul je geldbedragen in met twee decimalen (peiljaar 2025).
1. Het standaardtarief voor de btw is %.
2. Jij koopt een nieuwe iPad voor € 379,55 (inclusief btw). Dit betekent dat je dus € aan btw betaalt.
3. Het bedrag exclusief btw is € .
4. Jij hebt een advocaat nodig gehad. Hij heeft drie uur in rekening gebracht. Zijn tarief is € 150,00 exclusief btw. Het factuurbedrag exclusief btw is €
5. De advocaat berekent dus aan btw: €
6. De factuur van de advocaat inclusief btw is dus €
7. De specialist heeft jou een factuur gestuurd voor een medische behandeling. Hij brengt € 240 in rekening. Op de factuur staat € aan btw vermeld.
8. De diensten van een fietsenmaker vallen onder het tarief van %.
b. In deze opdracht ga je de tarieven van de omzetbelasting toepassen. Doe de berekeningen voor Veronica. Overal vul je geldbedragen in met twee decimalen (peiljaar 2025).
1. Een harde schijf kost € 44,20, inclusief 21% btw.
Het btw-bedrag is € .
2. Een hoes voor de harde schijf is € 23,40 exclusief 21% btw.
Het btw-bedrag is € .
3. Een partij groente kost € 112 inclusief 9% btw.
Het btw-bedrag is € .
4. Een partij groente kost € 112 exclusief 9% btw.
Het btw-bedrag is € .
5. Voor een stapel boeken (9% btw) heeft een ondernemer € 25 aan btw ontvangen.
Het bedrag van zijn omzet inclusief btw is dus € .
6. Voor een iPad (21% btw) heeft een ondernemer € 235 aan btw ontvangen.
Het bedrag van zijn omzet inclusief btw is dus € .
7. Voor een computer (21% btw) heeft een ondernemer € 260 aan btw ontvangen.
Het bedrag van zijn omzet exclusief btw is dus € .
8. Voor een reparatie (9% btw) heeft een ondernemer € 150 aan btw ontvangen.
Het bedrag van zijn omzet exclusief btw is dus €
Opdracht 10 Stellingen over tarieven en vrijstellingen
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Boeken vallen onder het lage tarief van de omzetbelasting.
b. Eten en drinken valt onder het hoge tarief van de omzetbelasting.
c. De diensten van een huisarts vallen onder de vrijstelling van de omzetbelasting.
d. Er is geen verschil tussen het nultarief en de vrijstelling.
Opdracht 11 Gerrit rekent btw en omzet
uit
Gerrit moet voor zijn werkgever een aantal zaken rondom btw en omzet uitrekenen. Geef de berekeningen en de uitkomsten, alles met 2 decimalen.
a. Bedrag van de verkoop is exclusief 21% btw € 769,58. Bereken het btw-bedrag.
b. Bedrag van de verkoop is inclusief 9% btw € 7.893,44. Bereken het btw-bedrag.
c. Bedrag van de verkoop is exclusief 9% btw € 7.893,44. Bereken het btw-bedrag.
d. Bedrag van de verkoop is inclusief 21% btw € 769,58. Bereken het btw-bedrag.
e. Het btw-bedrag van 9%-goederen bedraagt € 489,89. Bereken de omzet inclusief btw.
f. Het btw-bedrag van 21%-goederen bedraagt € 489,89. Bereken de omzet inclusief btw.
g. Het btw-bedrag van 21%-goederen bedraagt € 489,89. Bereken de omzet exclusief btw.
h. Het btw-bedrag van 9%-goederen bedraagt € 489,89. Bereken de omzet exclusief btw.
5.6 Aftrek van voorbelasting
De ondernemer die zijn goed levert of dienst verricht, moet zelf goederen inkopen die met btw zijn belast. De fietsenmaker die aan de klant een fiets verkoopt, heeft die fiets ingekocht bij de groothandelaar. Hij heeft over de inkoopprijs btw betaald aan de groothandel.
De omzetbelasting kent dan ook het begrip 'aftrek van voorbelasting'. Dit betekent dat de ondernemer de omzetbelasting die aan hem in rekening wordt gebracht, mag verrekenen met de door hem ontvangen omzetbelasting. Het bedrag aan omzetbelasting dat de ondernemer aan het einde van het tijdvak moet afdragen, is daarom een saldobedrag. De ondernemer kijkt dus naar de door hem ontvangen btw op zijn omzet aan verkoop en dienstverlening. Vervolgens kijkt hij naar de door hem betaalde btw op zijn inkopen. Hij berekent het verschil tussen de ontvangen btw en de betaalde btw (inkoop-btw). Dit saldo is het bedrag dat hij moet afdragen aan de Belastingdienst.
Heel soms komt het voor dat een ondernemer in een bepaald tijdvak meer aan inkoop-btw heeft betaald dan hij via zijn winkel als verkoop-btw heeft ontvangen. Bijvoorbeeld als hij een grote uitgave doet, zoals een grote investering, en tevens in die periode weinig heeft verkocht. Dan kan het gebeuren dat het saldo van ontvangen btw minus betaalde btw een negatief bedrag wordt. Dit negatief btw-saldo ontvangt hij dan terug van de Belastingdienst.
Inkoop-btw en verkoop-btw
Fietsenmaker Willemsen heeft een bestelling gekregen van zijn vaste klant Harmsma. Deze klant heeft een herenfiets besteld. Willemsen gaat de fiets ophalen bij de groothandel en betaalt hiervoor een bedrag van € 750, exclusief btw. Hij betaalt dus € 907,50, inclusief 21% btw. De groothandelaar moet aan fietsenmaker Willemsen btw in rekening brengen. De prijs die Willemsen afrekent bij de groothandel, is dus als volgt opgebouwd.
Berekening inkoop fiets
750,00 €
Inkoopprijs fiets, excl. btw + 157,50 €
Btw 21%
Totaalprijs, incl. btw
907,50 €
Willemsen wil de fiets verkopen voor een prijs van € 1.000 (exclusief btw). Als ondernemer moet hij de klant daarover de btw in rekening brengen. De verkoopprijs wordt dan als volgt opgebouwd:
Berekening verkoop fiets
1.000,00 €
Verkoopprijs fiets, excl. btw + 210,00 €
Btw 21%
Totaalprijs, incl. btw
1.210,00 €
Hoe moet nu de btw in de aangifte voor de omzetbelasting worden verwerkt? Voor het gemak doen we even of de inkoop en verkoop van deze fiets de enige activiteit van deze fietsenmaker is geweest. Als omzet geeft de fietsenmaker dan een bedrag van € 1.000 (exclusief btw) op. De klant betaalt € 210 aan btw.
Dit bedrag aan btw moet de winkelier afdragen aan de Belastingdienst. Maar de betaalde btw mag hij daarbij uiteraard aftrekken. De berekening van de btw-afdracht wordt dus:
Berekening afdracht btw
210,00 €
Btw ontvangen over verkoop -/- 157,50 €
Voorbelasting (= aan de groothandel betaalde btw)
52,50 € Af te dragen btw:
Dus:
• De groothandel draagt € 157,50 btw af aan de fiscus.
• De fietsenmaker draagt € 52,50 btw af (€ 210 -/- € 157,50 = € 52,50).
De Belastingdienst ontvangt een deel van de btw van de groothandel en een deel van de fietsenmaker. Dat zie je hier:
Berekening btw-ontvangst door Belastingdienst
157,50 €
Btw-afdracht door de groothandel: + 52,50 €
Btw-afdracht door fietsenmaker Willemsen: 210,00 € De Belastingdienst heeft totaal ontvangen:
Opdracht 12 Aftrek van voorbelasting
Jij bent ondernemer. Je komt het begrip ‘voorbelasting’ tegen bij de omzetbelasting. Wat betekent dit begrip? Leg het volledig uit.
Opdracht 13 Stellingen over voorbelasting
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Het bedrag aan omzetbelasting dat de ondernemer aan het einde van het tijdvak moet afdragen is een saldobedrag van ontvangen btw minus de betaalde btw.
b. De ondernemer kan in een bepaald tijdvak wel eens btw terugkrijgen van de Belastingdienst.
c. De fietsenmaker die een fiets repareert, moet daarover de hoge btw rekenen.
d. De fietsenmaker die een nieuwe fiets verkoopt, moet daarover de hoge btw rekenen.
e. In een bepaalde periode koop je voor jouw computerwinkel voor € 50.000 exclusief btw aan materialen in. In diezelfde periode kun je deze spullen verkopen voor € 100.000 exclusief btw. Bij de verkoop ontvang jij dus 21% btw = € 21.000. Na afloop van dit tijdvak moet je dus € 21.000 btw afdragen aan de Belastingdienst.
5.7 Kleineondernemersregeling
De kleineondernemersregeling, die KOR genoemd wordt, is een regeling waarbij ondernemers met een geringe omzet vrijgesteld kunnen zijn van de btw. De ondernemer met een kleine omzet kan ervoor kiezen om vrijgesteld te worden van de btw als de omzet beneden de omzetgrens van de KOR valt.
De KOR is een btw-vrijstelling. Als de ondernemer kiest voor deelname aan de KOR en als hij voldoet aan de voorwaarden, berekent hij geen btw meer aan zijn klanten. Hij zet dus op de factuur ook geen btw meer. Natuurlijk doet hij ook geen btw-aangifte meer. Een logisch gevolg is dan ook dat hij geen btw meer kan terugvragen die hij zelf betaald heeft aan leveranciers en dienstverleners.
Wie vallen er onder de KOR?
De KOR geldt voor:
• natuurlijke personen (mensen), dus eenmanszaken
• vof (= vennootschap onder firma)
• maatschap (samenwerking in een beroep)
• rechtspersonen (nv, bv, stichting, vereniging).
Omzetgrens
De omzetgrens is € 20.000 per jaar (peiljaar 2025). Deze omzetgrens geldt voor het jaar van aanmelden en tevens voor het kalenderjaar daarvoor.
Daarbij tellen wel de leveringen mee van goederen en diensten die belast zijn met Nederlandse btw. Omzet die belast is in een ander land, telt dus niet mee.
Ook tellen de leveringen mee van goederen en diensten die btw-vrijgesteld zijn, voor zover die betrekking hebben op onroerende zaken, betaalmiddelen en effecten, financiële diensten en verzekeringsdiensten in Nederland. Andere vrijgestelde leveringen tellen hiervoor niet mee.
Opdracht 14 Kleineondernemersregeling
a. Leg uit wat de kleineondernemersregeling (KOR) inhoudt.
b. Wanneer jij als ondernemer een omzet hebt beneden de omzetgrens, val je dan automatisch onder de KOR?
c. Wat is de omzetgrens voor de KOR?
d. Wat moet een ondernemer doen als hij deelneemt aan de KOR en opeens een omzet heeft die stijgt boven de omzetgrens daarvan?
Opdracht 15 Stellingen over de KOR
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Voor de KOR telt alleen de levering van goederen en diensten die belast zijn met Nederlandse btw.
b. De ondernemer die gebruikmaakt van de KOR, berekent wel btw aan zijn klanten, maar hij hoeft deze niet af te dragen aan de Belastingdienst.
c. De ondernemer die gebruikmaakt van de KOR, berekent geen btw en doet ook geen btw-aangifte.
5.8 Samenvatting
Vennootschapsbelastingwordtgehevenoverdewinstdieondernemingenbehalen.Debelasting moet worden betaald door de rechtspersonen die de ondernemingen drijven. Deze belasting heeft een progressief tarief via een schijventarief.
Omzetbelasting ken je in het dagelijks leven beter onder de naam btw. Btw staat voor ‘belasting over de toegevoegde waarde’. Btw is een belasting die wordt geheven over leveringen van goederenendiensteninheteconomischverkeer.Deprijsvaneengoedofdienstwordtverhoogd met een percentage aan omzetbelasting. Er is dan ook sprake van een kostprijsverhogende belasting.
Omzetbelasting is ook een indirecte belasting: de ondernemer is belastingplichtig, het bedrag aan belasting wordt doorberekend aan de afnemer. De ondernemer int de btw en draagt deze vervolgens af aan de Belastingdienst. Omzetbelasting is een aangiftebelasting. De ondernemer doet de aangifte zelf en zorgt voor tijdige betaling.
De ondernemer heeft recht op aftrek van voorbelasting: dat is de belasting die hij reeds heeft betaald op zijn inkopen en dergelijke.
De omzetbelasting kent drie tarieven: het hoge tarief, het lage tarief en het nultarief. Een aantal in de wet opgenomen leveringen en diensten is vrijgesteld. Het lage btw-tarief betreft over het algemeen eerste levensbehoeften.
De ondernemer heeft administratieve verplichtingen voor de omzetbelasting. Hij is verplicht zijn administratie zorgvuldig bij te houden.
De kleineondernemersregeling (KOR) is een regeling waarbij ondernemers met een kleine omzet vrijgesteld worden van de omzetbelasting. De ondernemer mag die dan ook niet in rekening brengen bij zijn klanten.
5.9 Kernbegrippen
Belastbaarbedrag
Een bedrag dat overblijft na aftrek van een belastingvrijstelling en waarover een belasting wordt gerekend.
Belastingoverdetoegevoegdewaarde
Btw. Belasting die geheven wordt over het leveren van goederen en het verrichten van diensten. Ook wel: omzetbelasting.
Beslotenvennootschap
Bv.Rechtspersoonmeteeninaandelenverdeeldmaatschappelijkkapitaal,waarbijdeaandelen op naam staan en niet vrij overdraagbaar zijn.
Btw
Belasting over de toegevoegde waarde. Belasting die geheven wordt over het leveren van goederen en het verrichten van diensten. Ook wel: omzetbelasting.
Bv
Beslotenvennootschap.Rechtspersoonmeteeninaandelenverdeeldmaatschappelijkkapitaal, waarbij de aandelen op naam staan en niet vrij overdraagbaar zijn.
Coöperatie
Coöperatieve vereniging. Een vereniging die tot doel heeft de materiële belangen van haar leden te behartigen.
Coöperatievevereniging
Coöperatie. Een vereniging die tot doel heeft de materiële belangen van haar leden te behartigen.
Kleineondernemersregeling
KOR. Een regeling waarbij ondernemers met een beperkte omzet vrijgesteld kunnen zijn van btw.
KOR
Kleineondernemersregeling. Een regeling waarbij ondernemers met een beperkte omzet vrijgesteld kunnen zijn van btw.
Lichaam
Belastingsubject voor de vennootschapsbelasting: rechtspersonen.
Naamlozevennootschap
Nv.Rechtspersoonmeteeninaandelenverdeeldmaatschappelijkkapitaal,waarbijdeaandelen vrij overdraagbaar zijn.
Nv
Naamloze vennootschap. Rechtspersoon met een in aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal, waarbij de aandelen vrij overdraagbaar zijn.
Omzetbelasting
Belasting die geheven wordt over het leveren van goederen en het verrichten van diensten. Ook wel: belasting over de toegevoegde waarde of btw.
Onderlingewaarborgmaatschappij
OWM. Een coöperatie waarbij de leden onderling een verzekeringsbedrijf uitoefenen.
OWM
Onderlinge waarborgmaatschappij. Een coöperatie waarbij de leden onderling een verzekeringsbedrijf uitoefenen.
Personelebelasting
Belasting die geheven wordt van natuurlijke personen (mensen).
Teverrekenenverliezen
Verliezen in het ene jaar kunnen worden verrekend met winst in het andere jaar.
Tijdvakbelasting
Belasting die wordt berekend over een bepaald tijdvak (maand, kwartaal, jaar).
Vennootschapsbelasting
Een belasting die wordt geheven van rechtspersonen (‘lichamen’).
Voorbelasting
Omzetbelasting die de ondernemer vooraf betaald heeft via de factuur van zijn leverancier.
Vrijgesteldeprestaties
Leveringen van goederen en verrichtingen van diensten die niet onder de btw-heffing vallen.
Test je kennis
Opdracht 16
Welke beweringen zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Het belastingobject voor de vennootschapsbelasting is de vennootschap.
Het belastingobject voor de vennootschapsbelasting is de winst.
Het belastingsubject voor de vennootschapsbelasting is de vennootschap.
Het belastingsubject voor de vennootschapsbelasting is de winst.
Opdracht 17
In welke gevallen is er sprake van vennootschapsbelasting?
Er zijn vier antwoorden juist. eenmanszaak naamloze vennootschap besloten vennootschap vereniging stichting coöperatie onderlinge waarborgmaatschappij
Opdracht 18
Verbind het begrip in de linkerkolom met de juiste omschrijving in de rechterkolom.
Winst van een bv
Een progressief tarief
Winkelier
Heffingsgrondslag
Nv
Een proportioneel tarief
Opdracht 19
Belastingsubject voor de omzetbelasting
Belastingsubject voor de vennootschapsbelasting
Belastingobject voor de omzetbelasting
Belastingobject voor de vennootschapsbelasting
Tarief voor de omzetbelasting
Tarief voor de vennootschapsbelasting
Wat is juist met betrekking tot de vennootschapsbelasting?
Er zijn drie antwoorden juist.
De vennootschapsbelasting kent een schijventarief.
De vennootschapsbelasting kent een proportioneel tarief.
De vennootschapsbelasting kent een progressief tarief.
De vennootschapsbelasting wordt geheven bij ʿlichamenʼ.
De vennootschapsbelasting wordt geheven bij natuurlijke personen (mensen).
Opdracht 20
Wat is juist met betrekking tot de omzetbelasting?
Er zijn twee antwoorden juist.
De ondernemer is het belastingsubject.
De ondernemer is het belastingobject.
De omzetbelasting is een indirecte belasting.
De omzetbelasting is een directe belasting.
Opdracht 21
Voor welke rechtshandelingen is omzetbelasting verschuldigd?
Er zijn twee antwoorden juist.
Mijn moeder heeft een kledingzaak en zij geeft mij een spijkerbroek gratis.
Ik koop bij Albert Heijn een blikje Red Bull.
Mijn buurjongen koopt van mij mijn oude fiets.
In een vliegtuig op weg naar mijn vakantie koop ik een fles champagne.
Mijn advocaat stuurt mij een rekening voor juridisch advies.
Mijn tandarts stuurt mij een rekening voor de jaarlijkse controle.
Opdracht 22
Wat is juist met betrekking tot de omzetbelasting?
Er zijn twee antwoorden juist.
De omzetbelasting is een tijdvakbelasting.
De omzetbelasting is een tijdstipbelasting.
De omzetbelasting is een aanslagbelasting.
De omzetbelasting is een aangiftebelasting.
Opdracht 23
Wat is juist met betrekking tot de omzetbelasting?
Er zijn vier antwoorden juist.
Het standaardtarief voor de btw is 21%.
Het standaardtarief voor de btw is 9%.
Boeken worden belast met 9% btw.
Groente en fruit worden belast met 9% btw.
Een iPad kopen wordt belast met 21% btw.
De royaltyʼs die een schrijver van een boek ontvangt zijn belast met 9% btw.
Opdracht
24
Wat is juist met betrekking tot de KOR?
Er zijn twee antwoorden juist.
De KOR speelt een rol bij de vennootschapsbelasting.
De KOR speelt een rol bij de omzetbelasting.
De KOR geldt voor ondernemers met een omzetgrens van minder dan € 100.000.
Als de ondernemer is aangemeld voor de KOR en zijn omzet komt boven de omzetgrens, dan moet hij zich onmiddellijk afmelden voor de KOR.
Opdracht 25
Jij bent een winkelier en je ontvangt van jouw klanten betalingen voor hun bestellingen. Over dit jaar heb je € 125.000 aan btw van je klanten ontvangen. Aan jouw eigen toeleveranciers heb je € 25.000 aan btw betaald.
Welke van de volgende uitspraken zijn correct?
Er zijn twee antwoorden juist.
Je moet dus € 125.000 + € 25.000 = € 150.000 aan de Belastingdienst betalen.
Je moet dus € 125.000 -/-€ 25.000 = € 100.000 aan de Belastingdienst betalen.
Je moet dus € 125.000 aan de Belastingdienst betalen.
De € 25.000 uit deze opdracht heet: voorbelasting.
De € 25.000 uit deze opdracht heet: voorheffing.
De € 25.000 uit deze opdracht heet: naheffing.
5.10
Aan de slag
Opdracht 26 Rekenen voor Protect Your Face
Samen met vijf medestudenten ben je een bedrijf in mondkapjes en gezichtsmaskers begonnen onder de naam Protect Your Face. De zaken lopen goed. Het brengt wel heel wat rekenwerk met zich mee. Doe de berekeningen in deze opdracht.
Hoe afronden?
Inalleberekeningenvoorallebelastingengeldeneenvoudigeregelsmetbetrekking tot het afronden. De belastingplichtige en de Belastingdienst ronden alle bedragen af op hele euro’s in het voordeel van de belastingplichtige.
Dat betekent dus:
• Inkomsten worden naar beneden afgerond.
• Kosten worden naar boven afgerond.
• Aftrekposten worden naar boven afgerond.
• Te betalen belastingbedragen worden naar beneden afgerond.
Doedeberekeningenenvuldegetallenin.Gauitvanhettariefvoordevennootschapsbelasting. Schijf 1 loopt tot € 200.000 en kent een tarief van 19%. De winst boven dat bedrag valt in schijf 2, met een tarief van 25,8% (peiljaar 2023).
1. De opbrengsten over het afgelopen jaar bedragen € 547.650. De afschrijvingen en andere kosten zijn in totaal € 133.940. De winst is dus € .
2. Over deze winst ga je de vennootschapsbelasting berekenen. In schijf 1 valt € van de winst.
3. Hierover bereken je % vennootschapsbelasting.
4. Dat bedrag aan vennootschapsbelasting in schijf 1 is dus: € .
5. In schijf 2 valt de rest van de winst. Dat is: € .
6. In schijf 2 is het tarief %.
7. Dat bedrag aan vennootschapsbelasting in schijf 2 is dus: € .
8. Het totaal aan vennootschapsbelasting bedraagt: € .
9. Nadat deze vennootschapsbelasting is betaald, is de resterende winst € .
10. De aandeelhouders besluiten om van de winst een bedrag van € 11.203 te reserveren voor enkele investeringen.
11. Het restant, het totaalbedrag dat aan de aandeelhouders als winst wordt uitgekeerd, is dan: € .
Opdracht 27 De vennootschapsbelasting van Juradvies
Stel dat je samen met een medestudent na het afsluiten van je opleiding een bedrijf gaat beginnen. Bijvoorbeeld een juridisch adviesbureau. Jullie hebben besloten dat te doen in de vorm van een bv onder de naam Juradvies. De zaken gaan goed en jullie maken behoorlijk veel winst. De boekhouder geeft aan dat over de winst vennootschapsbelasting moet worden betaald. Hij heeft het ook over het klassieke stelsel van de vennootschapsbelasting. Je hebt een heleboel onduidelijkheden. Welke antwoorden moet jouw boekhouder geven? Jij hebt voor hem de volgende vragen.
a. Wat betekent in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 het begrip ‘lichamen’?
b. Wat is het belastingobject bij de vennootschapsbelasting?
c. Bij het opstarten van onze onderneming hebben wij vorig jaar verlies geleden. Heeft dit nog invloed op de vennootschapsbelasting die wij moeten betalen over de winst van dit jaar?
d. Wat betekent het voor mij als ondernemer dat de vennootschapsbelasting een aanslagbelasting is?
5.11 Beroepstaak
Opdracht 28 Willem stuurt 'n factuur naar de gemeente Amsterdam
Je bent in loondienst bij Willem Sprengers van CompShop, een ict-bedrijf in Amsterdam. Willem geeft je twee opdrachten:
• Stel de btw-factuur op voor de aanleg van een netwerk voor de gemeente Amsterdam.
– Kijk op het internet naar voorbeelden van facturen.
– Zet een kop boven de factuur met onze bedrijfsgegevens.
– Zet daaronder links het woord ʿFactuurʼ en rechts de gegevens van de klant.
– Noteer daaronder de naam van de opdracht van de gemeente.
– Dan op een regel de gebruikte kabel met stukprijs, aantal en bedrag exclusief btw.
– Idem: aansluitmaterialen: 1 set.
– Idem: arbeidsloon: aantal uren, uurprijs en totaal.
– Totaaltelling.
– Daaronder een regel met de omzetbelasting (btw).
– Daaronder de berekening van het totaalbedrag.
– Daaronder het betaalverzoek: binnen 14 dagen op IBAN.
• Maak de berekening van de omzetbelasting die ik hierover aan de Belastingdienst moet afdragen.
– Bereken de ontvangen btw (verkoop-btw).
– Bereken de inkoop-btw/voorbelasting.
– Bereken de afdracht aan btw.
Willem heeft een aantal papieren met gegevens op zijn bureau liggen. Gebruik daaruit wat je nodig hebt:
• Factuur: KABEL BV: 3000 meter UTP-kabel Cat 7: € 0,80 per meter.
• Factuur: MATSHOP: aansluitmaterialen Netwerk Project Amsterdam: totaalbedrag € 1.200.
• Arbeidsloon voor netwerk: 200 uur, uurtarief € 85.
• Notitie 1: LaatmedewerkereenfactuuropstellenvoordegemeenteAmsterdamvoorprojectNetwerk aanleggen gemeentekantoor. Hierbij rekenen:
geleverde kabel 3000 m UTP-kabel Cat 7: € 2 per meter
– diverse aansluitmaterialen € 2.000
– arbeidsloon 200 uur.
• Notitie 2:
Laat medewerker de berekening opstellen van de omzetbelasting die Willem moet afdragen.
• Alle genoemde prijzen zijn exclusief btw. Alle materialen en arbeidskosten vallen onder het hoge tarief van de omzetbelasting.
• Contactpersoon bij de gemeente is dhr. J. Jonasson.
5.12 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Kennistoets
Opdracht 29
Wat is juist met betrekking tot de vennootschapsbelasting?
Er zijn drie antwoorden juist.
Het is een aanslagbelasting.
Het is een aangiftebelasting.
Het belastingsubject wordt ook wel ʿlichaamʼ genoemd.
De winst mag worden verminderd met de ʿte verrekenen verliezenʼ
De winst moet worden vermeerderd met de ʿte verrekenen verliezenʼ.
Opdracht 30
Welke ondernemingen kunnen vennootschapsbelasting verschuldigd zijn?
Er zijn vier antwoorden juist. stichting vereniging coöperatie onderlinge waarborgmaatschappij nv bv eenmanszaak
Opdracht 31
Bij welke rechtshandelingen is omzetbelasting verschuldigd?
Er zijn drie antwoorden juist.
Op Marktplaats verkoop ik mijn oude laptop.
Ik ben op Marktplaats een handeltje begonnen in tweedehands gereedschap.
Mijn bedrijfje verkoopt verbandmiddelen via Bol.com.
Ik koop op mijn zakenreis in het vliegtuig een horloge.
Mijn ziektekostenverzekering stuurt mij een rekening voor het eigen risico.
Mijn belastingadviseur factureert mij € 250 voor btw-adviezen.
Opdracht 32
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
De ondernemer is het belastingsubject voor de omzetbelasting.
De ondernemer is het belastingsubject voor de vennootschapsbelasting.
De vennootschapsbelasting is een indirecte belasting.
De vennootschapsbelasting is een directe belasting.
Opdracht
33
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
De omzetbelasting die de ondernemer aan zijn leveranciers betaalt heet ʿvoorbelastingʼ.
De omzetbelasting die de ondernemer van zijn klanten ontvangt heet ʿvoorbelastingʼ.
Het verschil tussen de ontvangen omzetbelasting en de omzetbelasting die de ondernemer aan zijn leverancier betaalt noemen we de ʿafdrachtʼ.
Het verschil tussen de ontvangen omzetbelasting en de omzetbelasting die de ondernemer aan zijn leverancier betaalt noemen we het ʿbelastingobjectʼ.
Opdracht 34
Wat is juist met betrekking tot de KOR?
Er zijn twee antwoorden juist.
De KOR is een btw-vrijstelling.
De KOR geldt voor ondernemers met een omzetgrens van minder dan € 2.000.
Na aanmelding voor de KOR kan de ondernemer zich pas na drie jaar weer afmelden.
Opdracht 35 Eindopdracht
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Opdracht
Je bent in loondienst bij Willem Sprengers van CompShop, een ICT-bedrijf in Amsterdam. Willem geeft je twee opdrachten:
• Stel de btw-factuur op voor de levering van de pc’s voor de gemeente Amsterdam.
– Kijk op het internet naar voorbeelden van facturen.
Zet een kop boven de factuur met onze bedrijfsgegevens.
– Zet daaronder links het woord ʿFactuurʼ en rechts de gegevens van de klant.
– Noteer daaronder de naam van de opdracht van de gemeente.
– Daaronder het product, het aantal, de prijs per stuk en de totaalprijs (exclusief btw).
– Daaronder een regel met de omzetbelasting (btw).
– Daaronder de berekening van het totaalbedrag.
– Daaronder het betaalverzoek: binnen 14 dagen op IBAN.
• Maak de berekening van de omzetbelasting die ik hierover aan de Belastingdienst moet afdragen.
– Bereken de ontvangen btw (verkoop-btw).
– Bereken de inkoop-btw/voorbelasting.
– Bereken de afdracht aan btw.
HOOFDSTUK6
BELASTINGEN-BELASTINGENDOORLAGEREOVERHEDEN
6.1 Inleiding
Debelangrijkstebelastingen,zoalsloonbelasting,inkomstenbelastingenomzetbelasting(btw), worden allemaal geïnd door de rijksoverheid. Maar dat zijn niet de enige belastingen. Er zijn ook belastingen die worden geheven door de zogeheten lagere overheidsinstanties. Je moet daarbij denken aan de gemeente, de provincie en het waterschap.

Aanslag OZB.
Deze lagere overheden hebben natuurlijk zelf ook veel uitgaven te doen. Voor een deel krijgen zij daarvoor geld van de rijksoverheid. Maar daarnaast kunnen zijzelf ook belastingen heffen van hun inwoners. Daarover gaat dit onderdeel van de stof.
Leerdoelen
• Je weet welke lagere overheidsinstanties belastingen heffen.
• Je kunt aangeven wat de wettelijke basis is voor gemeentelijke belastingen.
• Je kunt enkele gemeentelijke belastingen beschrijven.
• Je kunt aangeven wat de WOZ-waarde is.
• Je kunt uitleggen hoe de bezwaarprocedure bij gemeentelijke belastingen werkt.
Opdracht 1 Bezoek de Vastelastenbond
Op het internet kun je erg veel informatie vinden. Ook de informatie die je nodig hebt om te weten welke gemeentelijke belastingen bij jou gelden. Ga naar de website van jouw eigen gemeente. Vergelijken met andere gemeenten kun je via de site van de Vastelastenbond:
Nooit meer last van je vaste lasten
Zoek uit welke belastingen jouw gemeente heft. Zet op een rijtje wat daarvan de tarieven zijn. Vergelijk dat ook met andere gemeenten via de site van de Vastelastenbond.
6.2 Oriëntatie Belastingen lagere overheden
De meeste belastingen zijn rijksbelastingen waarvan de opbrengsten terechtkomen in de Nederlandse schatkist. Dus bij de rijksoverheid. Nederland kent daarnaast ook regionale en lokale belastingen:
• waterschapsbelasting
• provinciale belastingen
• gemeentelijke belasting.
Waterschapsbelasting
Het bewaken van de kwaliteit van het water is een van de zorgtaken van de overheid. Daartoe zijn de waterschappen ingesteld: overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor een goed beheer van het oppervlaktewater. Hun taken zijn het tegengaan van vervuiling van oppervlaktewater, het zuiveren en verwerken van afvalwater en het bewaken van de veiligheid van dijken en duinen.
Om deze taken te financieren wordt belasting geheven: de waterschapsbelasting. De belasting wordt geheven van huishoudens of van eigenaren van onroerende zaken zoals gebouwen of stukken grond. De hoogte van het tarief hangt af van de samenstelling van het huishouden, de waarde van het gebouw of de hoeveelheid grond.
Provinciale belastingen
Ook de provincie kan belasting heffen. Bij de heffing van motorrijtuigenbelasting wordt door de provincie een heffing opgelegd bovenop de motorrijtuigenbelasting die door het Rijk wordt geheven. Omdat deze heffing komt bovenop de motorrijtuigenbelasting is de officiële naam daarvoor: provincialeopcenten.
Vijf vragen over provinciale opcenten Provinciale opcenten: melkkoe van de provincie
De milieubelasting is eveneens een provinciale belasting. Denk daarbij aan de zuiveringsheffing.
Hoofdstuk 6 Belastingen - Belastingen door lagere overheden
Gemeentelijke belastingen
Dicht bij huis zijn er de gemeentelijke belastingen. De gemeenteraad bepaalt welke gemeentelijke belastingen gelden door het vaststellen van een belastingverordening. Gemeenten kunnen gedeeltelijk zelf bepalen welke belastingen zij heffen en wat dan de tarieven zijn. Er zijn wel wettelijke grenzen. De Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is ook op de gemeentelijke belastingen van toepassing.
Er zijn verschillende soorten gemeentelijke belastingen. Sommige gemeentelijke belastingen gelden alleen voor inwoners van de gemeente of voor bedrijven die daar gevestigd zijn. Andere gemeentelijke belastingen worden opgelegd aan iedereen die verblijft in de gemeente. Vandaar dat je de gemeentelijke belastingen kunt onderverdelen in:
• gemeentelijke belastingen - wonen of vestiging
• gemeentelijke belastingen - verblijf.
Opdracht 2 Oriëntatie Belastingen lagere overheden
a. Naast de rijksoverheid kunnen ook lagere overheden belastingen heffen. Welke lagere overheden zijn dat?
b. Waarvoor dienen de waterschappen?
c. Wie moet de waterschapsbelasting betalen?
d. Een van de provinciale belastingen noemt men de 'opcenten'. Bovenop welke belasting worden deze 'opcenten' geheven?
6.3 Gemeentelijke belastingen - wonen of vestiging
We gaan het nu hebben over de belastingen die een gemeente in rekening brengt als je daar woont of als je daar je bedrijf gevestigd hebt. Niet elke gemeente heeft alle genoemde belastingen ingevoerd. Er zijn gemeenten waar geen hondenbelasting wordt geheven. De volgende belastingen kun je bij gemeenten tegenkomen:
• onroerendezaakbelasting
• afvalstoffenheffing
• rioolheffing
• hondenbelasting
• precariobelasting
• reclamebelasting.
Onroerendezaakbelasting
De bekendste gemeentelijke belasting is de onroerendezaakbelasting (OZB). Deze belasting wordt geheven van eigenaren van onroerende zaken in de desbetreffende gemeenten en soms ook van gebruikers. Dit zijn dus de belastingsubjecten voor de onroerendezaakbelasting.
De belasting wordt geheven:
• bij woningen: van de eigenaar
• bij niet-woningen (bedrijven): van de eigenaar en van de gebruiker.
De OZB wordt geheven over de waarde van de onroerende zaak. De waarde wordt bepaald aan de hand van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Deze zogenoemde WOZ-waarde zou de waarde moeten zijn die de onroerende zaak in het economisch verkeer heeft. De onroerende zaak is dus het belastingobject.
De WOZ-beschikking
Elk jaar wordt door de gemeente de WOZ-waarde van alle woningen vastgesteld met als peildatum 1 januari. De afkorting WOZ betekent: Waardering Onroerende Zaken. De gemeente geeftdaneenbeschikkingafwaarbijdiewaardewordtaangegeven.Dezewaardeisdegrondslag voor de onroerendezaakbelasting.
Als een burger het niet eens is met de vaststelling van de WOZ-waarde, kan hij daar bezwaar tegen maken. De gemeente zal het in bepaalde gevallen accepteren en de WOZ-waarde aanpassen.
Bezwaar tegen de WOZ-waarde
Barend is huiseigenaar en hij vertelt: ‘De gemeente bepaalde de waarde van onze woning op € 325.000. Deze woning hadden wij echter kort daarvoor gekocht voor € 270.000, met als leveringsdatum 4 januari van dat jaar.
Wij hebben een bezwaarschrift ingediend bij de gemeente. Dat werd geaccepteerd. De WOZ-waarde werd aangepast aan de koopprijs. Dit leverde ons een lagere onroerendezaakbelasting op.'

Je betaalt belasting over de waarde van je woning.
De OZB-beschikking
De OZB is een tijdstipbelasting. Dat betekent dat de gemeente voor deze belasting kijkt naar wie rechthebbende is op een bepaald tijdstip, dus op een vast bepaald moment. Je kijkt wie op 1 januari de rechthebbende op de onroerende zaak is. Deze eigenaar is de OZB verschuldigd voor het gehele jaar, ook al wordt het huis in de loop van het jaar verkocht. Hieruit blijkt dat de OZB geen tijdvakbelasting is.
OZB bij verkoop van de woning
Jan verkoopt zijn woning op 1 februari 2023 aan Marijke. Jan is toch voor het gehele jaar 2023 OZB verschuldigd omdat hij op 1 januari 2023 eigenaar was van de woning. Marijke is pas belastingplichtig voor de OZB per 1 januari 2024.
Tarief
Je kunt gemakkelijk de heffing van de OZB berekenen. Eerst moet je de WOZ-waarde van de woning weten. Die krijg je van de gemeente toegestuurd, waarbij de waarde wordt aangegeven per 1 januari van dat jaar. De eigenaar van een woning moet een bepaald percentage daarvan als OZB betalen. Het percentage varieert per gemeente en per jaar.
Overige tarieven hebben betrekking op gebouwen die niet een woning zijn, zoals een bedrijfspand. De gebruiker (meestal de huurder) van een niet-woning moet wel OZB betalen, maar de huurder van een woning niet.
Marga en de OZB
OZB-tarieven
Tariefsoort
Eigen woning
Eigenaar niet-woning
Gebruiker niet-woning
Percentage
0,1040%
0,2815%
0,2294%
Marga heeft een huis waarvan de WOZ-waarde € 450.000 is. Zij wil graag weten wat haar OZB zal zijn. Zij pakt de tabel erbij en rekent uit: € 450.000 x 0,1040% = € 468.
Haar broer is eigenaar van een winkelpand. Daarin heeft hij al jaren een dierenspeciaalzaak. Ook dit gebouw heeft een WOZ-waarde van € 450.000. Zij berekent voor hem de OZB ook meteen maar even. Als eigenaar betaalt hij: € 450.000 x 0,2815% = € 1.266 aan OZB.
Omdat hij tevens gebruiker is, betaalt hij ook: € 450.000 x 0,2294% = € 1.032. Hij betaalt dus totaal € 2.298. Alle bedragen worden naar beneden afgerond.
Afvalstoffenheffing
Voor het inzamelen en verwerken van huisvuil is de burger aangewezen op de gemeente waarin hij woont. Om de kosten daarvan te bestrijden, heft de gemeente jaarlijks bij de burger een belasting. Deze noemt men de afvalstoffenheffing. De burger die in die gemeente woont, is dus de belastingplichtige.
De afvalstoffenheffing wordt geheven per huishouden. De maatstaf is de omvang van het huishouden. Iemand betaalt dus voor een een-, twee-, drie- of meerpersoonshuishouden. Hoeveel afval daadwerkelijk wordt geproduceerd, is dan niet van belang.
SommigegemeentenhebbeneenzogehetenDiftar-systeem.‘Diftar’staatvoor‘gedifferentieerd tarief’. Dat betekent dat de bewoner betaalt afhankelijk van de hoeveelheid geproduceerd afval, bijvoorbeeld per keer dat de vuilcontainer wordt geledigd. Dan zit er een chip in het handvat van de container die wordt uitgelezen door de vuilniswagen. Of je betaalt per keer dat je een zak met restafval in de container deponeert. Je betaalt dan door middel van een gemeentepas met chip.

Afvalcontainer met chipbetaling. Zie de betaalmodule links.
De term 'afvalstoffenheffing' wordt gebruikt omdat gemeenten verplicht zijn te zorgen voor de afvoer van het afval van burgers. Bij bedrijven heeft de gemeente die plicht niet. Dan spreekt men formeel over 'reinigingsheffing' of 'reinigingsrecht'. Maar vaak worden deze termen ook door elkaar gehaald.
Tarief
Veel gemeenten hebben een systeem met afvalcontainers met chipbetaling, zoals op de hier weergegeven foto. Per maand betaalt de burger een zogeheten 'vastrecht', dat wil zeggen een bepaald bedrag, ongeacht hoeveel vuilniszakken iemand in de afvalcontainer gooit. Daarnaast betaalt iedereen via een chipkaart een bepaald bedrag per zak, afhankelijk van de inhoudsmaat van die zak.
De totale kosten per jaar moeten dan worden uitgerekend door het vastrecht te vermenigvuldigen met het aantal maanden, plus het aantal keren dat iemand een kleine of grote zak in de container heeft geworpen. In het volgende voorbeeld wordt dat duidelijk.
Marga en de afvalstoffenheffing
Vaste kosten per maand
Vastrecht
Variabel tarief per inworp of lediging
60-liter zak ondergrondse container
30-liter zak ondergrondse container
Prijs
€ 11,50
Prijs
€ 4,00
€ 2,00
Marga uit Hulten heeft bijgehouden hoeveel vuilniszakken zij in de container gegooid heeft. Dat waren 7 zakken van 60 liter en 3 zakken van 30 liter. Zij berekent het totaalbedrag als volgt:
• vastrecht: 12 x € 11,50 = € 138
• zak 60 liter: 7 x € 4 = € 28
• zak 30 liter: 3 x € 2 = € 6
Totaal betaalt zij dus € 172.
Rioolheffing (rioolrechten)
Elk huishouden of bedrijf is aangesloten op het gemeentelijke rioleringsnet. Via de riolering worden onder meer het huishoudelijk en het bedrijfsafvalwater afgevoerd en gezuiverd. Dat kost natuurlijk geld. Daarom kan de gemeente onder de naam rioolheffing een belasting heffen. Belastingplichtig zijn eigenaren van onroerende zaken.
Tarief
Het berekenen van de rioolheffing is in veel gemeenten erg eenvoudig. Zo kan er bij een gemeente in de tarievenlijst staan: 'De rioolheffing tot en met 500 m³ waterverbruik is vastgesteld op € 105,96. Bij meer dan 500 m3 water betaalt u voor grootverbruik.' Verreweg de meeste mensen betalen dus alleen het vastgestelde tarief.
Marga en de rioolheffing
Zoals de meeste burgers gebruikt Marga een paar honderd m3 water per jaar. Haar tarief is dus het basistarief van € 105,96.
Hondenbelasting
In veel gemeenten is de houder van de hond belastingplichtig. De gemeente mag hiervoor hondenbelasting heffen. Voor elke hond moet dan hondenbelasting worden betaald. Het tarief kan bij elke volgende hond fors oplopen.

Betalen voor je hond.
De houder van de hond is verplicht aangifte te doen bij de gemeente. Er wordt door hondenbezitters nog wel eens ‘vergeten’ aangifte te doen, tot de gemeentelijke inspecteur zich meldt. Dat kan een stevige boete opleveren.
Tarief
In de gemeenten met hondenbelasting zijn diverse soorten tarieven mogelijk. In een gemeente is de hondenbelasting geregeld volgens de volgende tabel:
Daarbij moet je goed opletten hoe je moet rekenen. Als je één hond hebt, betaal je uiteraard het tarief voor de eerste hond. Heb je twee honden, dan betaal je voor de eerste hond het eerste tarief en voor de tweede hond het tweede tarief. En het is duidelijk dat je voor elke volgende hond het derde tarief betaalt. Dat kan dus aardig oplopen.
Marga en de hondenbelasting
Marga heeft vier honden. Het tarief voor de hondenbelasting in haar gemeente is als volgt:
• voor hond 1: € 52,68
• voor hond 2: € 105,36
• voor hond 3: € 158,04
• voor elke volgende hond: € 158,04
Zij betaalt dus € € 474 per jaar aan hondenbelasting (€ 52,68 + € 105,36 + € 158,04 + € 158,04). Het eindbedrag is afgerond naar beneden.
Precariobelasting
Een minder bekende belasting is de precariobelasting. Deze belasting kunnen gemeenten heffen voor het hebben van voorwerpen in, op of boven de gemeentegrond. Bijvoorbeeld een uithangbord of luifel boven gemeentegrond, een terrasje op de stoep of een permanente afvalcontainer bij een restaurant.
Dezeprecariobelastingwordtindevolksmondookwel'precariorecht'genoemd.Vooralvroeger werd het woord 'recht' gebruikt om een belasting aan te duiden. Denk maar aan 'invoerrecht' of 'rioolrecht'. Dat is dan natuurlijk geen recht, maar gewoon een te betalen belasting.

De eigenaar van dit terras betaalt precariobelasting.
Reclamebelasting
Voor reclame-uitingen kan een reclamebelasting worden geheven als de aankondiging vanaf de openbare weg zichtbaar is. Bekend is de reclamezuil van McDonald’s die overal vanaf de openbare weg zichtbaar is.
Opdracht 3 Gemeentelijke belastingen - wonen of vestiging
a. Geef aan in welke drie gevallen een bedrijf precariobelasting verschuldigd kan zijn.
Een café heeft een terras op de gemeentestoep.
Een café heeft een terras in de binnentuin.
Een winkel heeft een luifel boven het trottoir.
Een bedrijf legt, met toestemming van de gemeente, kabels in gemeentegrond om twee vestigingen met elkaar te verbinden.
Een particulier legt een kabel van zijn tuin naar de tuin van zijn buurman om samen een internetverbinding te delen.
b. Waar is het belastingobject voor de onroerendezaakbelasting op gebaseerd?
c. Wat betekent het dat de onroerendezaakbelasting een tijdstipbelasting is?
d. Waardoor wordt de hoogte van de afvalstoffenheffing bepaald?
Opdracht 4 Jouw eigen
gemeentelijke belastingen
a. Bereken voor een huis van € 300.000 de OZB voor de eigenaar aan de hand van de tabel. De OZB bedraagt:
€ 124 / € 156 / € 312 / € 1.240 / € 1.560 / € 3.120
b. Op 10 oktober 2024 heb jij een huis gekocht van Victor Reniers. Je bent eigenaar van het huis geworden op 4 januari 2025 Wie moet/moeten de onroerendezaakbelasting over 2025 betalen? Motiveer je antwoord.
c. Jij woont in een eigen huis. Heeft de hoeveelheid afval die jij produceert invloed op de hoogte van de afvalstoffenheffing die je betaalt?
d. Is een café-restaurant ook reclamebelasting verschuldigd voor de folders die de eigenaar bij plaatselijke winkels laat neerleggen? Motiveer je antwoord.
e. Je hebt van de gemeente een brief gekregen waarin deze de WOZ-waarde van jouw woning heeft vastgesteld. Voor welke belasting is deze WOZ-waarde van toepassing?
f. SteldatjehetnieteensbentmetdeWOZ-waardezoalsdegemeentedezeheeftvastgesteld. Kun je daar nog iets tegen doen en zo ja, wat?
Opdracht 5 Stellingen over gemeentelijke belastingen - wonen of vestiging
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De onroerendezaakbelasting wordt geheven bij de eigenaar en de gebruiker van een onroerende zaak.
b. Bezwaar maken tegen een te hoge WOZ-waarde is niet mogelijk.
c. Alsiemandindeloopvaneenjaareenhuiskoopt,ishijverplichtdeonroerendezaakbelasting over de rest van het jaar te betalen aan de gemeente.
d. De precariobelasting moet worden betaald voor bijvoorbeeld kabels in gemeentegrond.
6.4 Gemeentelijke belastingen - verblijf
We gaan het nu hebben over de belastingen die een gemeente in rekening brengt als je er verblijft, ook al woon je niet in die gemeente. Die belastingen zijn:
• parkeerbelasting
• toeristen- en forensenbelasting.
Parkeerbelasting
Veel mensen hebben er een hekel aan: de parkeerbelasting. Dit is niet alleen een belangrijke bron van inkomsten, maar ook een middel om het gedrag van burgers te beïnvloeden. Hoge parkeertarievenkunnenhetgebruikvanopenbaarvervoerbevorderen.Erzijntussengemeenten grote verschillen in de hoogte van de parkeerbelasting. Vooral de hoogte van de parkeerbelasting in Amsterdam is berucht. Kijk maar eens in het overzicht hierna. Als je goed kijkt, zie je dat in het centrum van Amsterdam het uurtarief € 7,50 is! Maar als je wat verder weg parkeert, kun je parkeren voor € 1,40 per uur.

Duur parkeren in Amsterdam.
Als iemand geen of te weinig parkeergeld betaalt, loopt hij het risico op een parkeerbon. Dat is eigenlijk parkeerbelasting. De betaling daarvan bestaat uit twee delen: het te weinig betaalde parkeergeld en een extra naheffingsaanslag die fors kan uitpakken. De naheffingsaanslag is soms meer dan € 50.

De beruchte parkeerbon.
Toeristen- en forensenbelasting
Als je in een andere gemeente verblijft dan waarin je bent ingeschreven, dan ben je toeristenbelasting verschuldigd. Bijvoorbeeld als je verblijft in een hotel of op een camping. Je betaalt dan die toeristenbelasting aan het hotel of de camping, en de beheerder daarvan moet de belasting weer betalen aan de gemeente.
Als je in één belastingjaar meer dan negentig keer overnacht in een andere gemeente dan je woonplaats, dan is geen toeristenbelasting verschuldigd, maar forensenbelasting.
Bereken de toeristenbelasting
De berekening van de toeristenbelasting is erg eenvoudig. Het aantal personen x het aantal nachten x het tarief is het totaal te betalen bedrag.
Marga en de toeristenbelasting
Bob woont in Drenthe. Hij wil met zijn gezin Marga opzoeken en meteen genieten van het Brabantse land. Het gezin bestaat uit vader Bob, moeder Mathilde en hun drie kinderen. Marga is een beetje klein behuisd en zij kan het gezin niet te logeren ontvangen. Zij verblijven twaalf nachten op camping 'd'n Mastendol'. Bob betaalt het verblijf op de camping en Marga heeft aangeboden de toeristenbelasting te betalen. Zij rekent uit wat het haar totaal gaat kosten.
Het tarief is € 1,50 per persoon per overnachting. Voor de toeristenbelasting zijn de houders van de hotels, pensions en campings de belastingplichtigen. Zij kunnen het tarief aan de toerist doorberekenen. Voor een vaste standplaats bedraagt het tarief € 265,50 per jaar.
Marga rekent het als volgt uit: 12 x 5 x € 1,50 = 60 x € 1,50 = € 90.
Opdracht 6 Gemeentelijke belastingen - verblijf
a. Welke belastingen kan een gemeente heffen op het verblijf in de gemeente?
b. Als je een bon krijgt omdat je het parkeergeld niet betaald hebt, waaruit bestaat het verschuldigde bedrag dan?
c. Als je in een hotel of op een camping verblijft in een gemeente waar je niet woont, ben je toeristenbelasting verschuldigd. Wanneer je daar meer dan negentig keer overnacht, geldt een andere belasting. Welke is dat?
Opdracht 7 Stellingen over gemeentelijke belastingen - verblijf
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Een parkeerbon is een strafrechtelijke boete voor een overtreding van de wet.
b. Het betalen van parkeergeld is een vorm van een gemeentelijke belasting.
c. Bij een overnachting in een andere gemeente dan waar men officieel woont, is altijd toeristenbelasting verschuldigd.
6.5 Bezwaar en kwijtschelding
Als iemand het niet eens is met de gemeentelijke belastingaanslag, dan kan hij hiertegen bij de gemeente bezwaar indienen of een verzoek indienen tot kwijtschelding.
Bezwaar
Op het aanslagbiljet voor de gemeentelijke belastingen staat precies hoe je dit moet doen. In het bezwaarschrift moet je de volgende gegevens vermelden:
• de persoonsgegevens
• welke belasting het betreft
• redenen waarom je bezwaar maakt
• het aanslagnummer van de belastingaanslag
• je handtekening.
Hetbezwaarmoetbinnenzeswekennadedagtekeningvanhetaanslagbiljetwordeningediend.
Kwijtschelding
Niet iedereen is altijd in staat de gemeentelijke belasting te betalen. Zo is het voor sommige mensen erg moeilijk om hun rekeningen te betalen. Als het betalen van de belasting niet mogelijk is, kunnen burgers bij de gemeente een verzoek indienen om kwijtschelding van de belasting.
Wanneer kom ik in aanmerking voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen?
Iedere gemeente kent een kwijtscheldingsregeling waarin is aangegeven voor welke gemeentelijke belasting kwijtschelding kan worden gevraagd en wie daarvoor in aanmerking kan komen. Daarbij zijn de volgende zaken van belang:
• Voor kwijtschelding komen alleen huishoudens in aanmerking.
• Kwijtschelding hangt af van het inkomen en vermogen. Gekeken wordt naar de zogenoemde betaalcapaciteit. Dat is de mogelijkheid die je hebt om je belastingschuld te betalen.
Betalingsregeling
In plaats van kwijtschelding kan de gemeente de burger een betalingsregeling toestaan. Het gehele bedrag aan belasting moet dan wel worden betaald, maar dat mag dan in termijnen. Gemeenten zijn overigens niet verplicht een betalingsregeling toe te staan.
Opdracht 8 Bezwaar en kwijtschelding
a. In de volgende tekst ontbreken woorden of getallen. Vul die in.
1. Een bezwaarschrift tegen een gemeentelijke belasting moet je indienen binnen weken na dagtekening van het aanslagbiljet.
2. De gemeente heeft de tijd om te beslissen tot .
3. Als je niet in staat bent om de gemeentelijke belasting te betalen, kun je vragen om . Je hoeft de belasting dan niet te betalen, afhankelijk van je inkomen en vermogen.
4. Maar in de plaats daarvan kun je ook vragen om een , waarbij je de mogelijkheid hebt om de belastingschuld in termijnen te betalen.
5. Gemeenten zijn (wel/niet) verplicht om een betalingsregeling toe te staan.
6. Bij deze procedures kijkt de gemeente naar de mogelijkheid die je hebt om je belastingschuld te betalen. Dit noemen we officieel de
b. Stel dat jij het niet eens bent met een aanslag van een gemeentelijke belasting, dan kun je een bezwaarschrift indienen. Wat moet er in ieder geval in dat bezwaarschrift staan?
6.6
Samenvatting
Naast rijksbelastingen worden ook op regionaal en lokaal niveau belastingen geheven. Op regionaal niveau is dat bijvoorbeeld de waterschapsbelasting. De provincie heeft een belasting in de vorm van opcenten op de motorrijtuigenbelasting.
Bekend zijn de gemeentelijke belastingen. De gemeente is bevoegd een belastingverordening op te stellen. De verschillende belastingen die de gemeente kan heffen, zijn onder andere de OZB,reinigingsheffing,rioolheffing,hondenbelasting,parkeerbelastingentoeristenbelasting.
Voor mensen met een laag inkomen en weinig vermogen bestaan er regelingen voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Ook zijn soms betalingsregelingen mogelijk.
6.7 Kernbegrippen
Afvalstoffenheffing
Een gemeentelijke belasting voor het inzamelen en verwerken van huisvuil.
Forensenbelasting
Een gemeentelijke belasting op het verblijf in een hotel, pension of camping gedurende meer dan negentig overnachtingen per jaar.
Hondenbelasting
Een gemeentelijke belasting voor het hebben van een hond.
Onroerendezaakbelasting
Een gemeentelijke belasting over de waarde van een onroerende zaak die eigenaren van woningen en eigenaren en gebruikers van andere onroerende zaken moeten betalen. Ook wel: OZB.
OZB
Onroerendezaakbelasting. Een gemeentelijke belasting over de waarde van een onroerende zaak die eigenaren van woningen en eigenaren en gebruikers van andere onroerende zaken moeten betalen.
Parkeerbelasting
Een gemeentelijke belasting op het parkeren op gemeentegrond.
Precariobelasting
Een gemeentelijke belasting voor het hebben van zaken in, op of boven gemeentegrond.
Provincialeopcenten
Een extra heffing voor de provincie, geheven bovenop de motorrijtuigenbelasting.
Reclamebelasting
Een gemeentelijke belasting met betrekking tot reclame-uitingen die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn.
Tijdstipbelasting
Een belasting die geheven wordt bij de persoon die op een bepaald tijdstip rechthebbende is van een zaak.
Tijdvakbelasting
Belasting die wordt berekend over een bepaald tijdvak (maand, kwartaal, jaar).
Toeristenbelasting
Een gemeentelijke belasting op het verblijf in een hotel, pension of camping.
Waterschapsbelasting
Belastingdiegehevenwordtdoordewaterschappenomdekwaliteitvandewaterhuishouding te waarborgen.
WOZ-waarde
De geschatte waarde van een onroerende zaak die als grondslag dient voor onder andere de OZB en het eigenwoningforfait bij de IB.
Test je kennis
Opdracht 9
Welke belastingen behoren tot de gemeentelijke belastingen?
Er zijn vier antwoorden juist. inkomstenbelasting hondenbelasting opcenten op de motorrijtuigenbelasting precariorechten reclamebelasting waterschapsheffing toeristenbelasting
Opdracht 10
De waterschapsbelasting wordt geheven bij bepaalde belastingplichtigen. Welke zijn dat?
Er zijn vier antwoorden juist. huishoudens eigenaren van huizen werkgevers eigenaren van stukken grond eigenaren van een bedrijfsgebouw caravanbezitters
Opdracht 11
Welke belastingen behoren tot de provinciale belastingen?
Er zijn twee antwoorden juist. inkomstenbelasting opcenten op de motorrijtuigenbelasting forensenbelasting reclamebelasting waterschapsheffing toeristenbelasting milieubelasting
Opdracht 12
De WOZ-waarde wordt jaarlijks vastgesteld op een bepaalde datum. Welke datum is dat?
1 januari
31 december
1 juni
1 juli
Opdracht 13
Welke uitspraken zijn juist met betrekking tot de OZB?
Er zijn drie antwoorden juist.
De OZB moet worden betaald door alle burgers in een gemeente, ongeacht hun inkomen.
De OZB moet worden betaald door alle burgers in een gemeente die een inkomen hebben boven een bepaalde inkomensgrens.
De OZB moet worden betaald door alle eigenaren van een huis in een gemeente.
De OZB moet worden betaald door alle gebruikers (huurders) van een huis in een gemeente.
De OZB moet worden betaald door alle eigenaren van een bedrijfsgebouw in een gemeente.
De OZB moet worden betaald door alle gebruikers van een bedrijfsgebouw in een gemeente.
Opdracht 14
Welke uitspraken zijn juist met betrekking tot de OZB?
Er zijn twee antwoorden juist.
De gemeente is vrij in het bepalen van het tarief van de OZB.
Degemeentenineenbepaaldeprovinciemoetenallemaalhettariefrekenendatdeprovincie heeft bepaald.
De gemeenten in een bepaalde provincie moeten allemaal het tarief rekenen dat het Rijk heeft bepaald teneinde verschillende heffingen te voorkomen.
Het gemeentebestuur mag zelf het tarief van de OZB vaststellen.
Opdracht 15
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
De toeristenbelasting ben je verschuldigd voor elke nacht dat je overnacht in een andere gemeente dan je woongemeente.
Als je in één belastingjaar meer dan negentig keer overnacht in een andere gemeente dan je woonplaats, dan is geen toeristenbelasting verschuldigd, maar forensenbelasting.
Als je in één belastingjaar meer dan dertig keer overnacht in een andere gemeente dan je woonplaats, dan is geen toeristenbelasting verschuldigd, maar forensenbelasting.
Als je in één belastingjaar meer dan negentig keer overnacht in een andere gemeente dan je woonplaats, dan is forensenbelasting verschuldigd, naast de toeristenbelasting.
Als je in één belastingjaar meer dan dertig keer overnacht in een andere gemeente dan je woonplaats, dan is forensenbelasting verschuldigd, naast de toeristenbelasting.
Opdracht 16
Als een burger betalingsproblemen heeft met betrekking tot de gemeentelijke belastingen, zijn er bepaalde regelingen. Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn vier antwoorden juist.
Voor kwijtschelding komen alleen huishoudens in aanmerking.
Voor kwijtschelding komen alle huishoudens en bedrijven in aanmerking.
Kwijtschelding hangt af van het inkomen.
Kwijtschelding hangt af van het vermogen.
Bij een betalingsregeling moet het gehele bedrag aan belasting worden betaald in termijnen. Gemeenten zijn verplicht een betalingsregeling toe te staan.
Opdracht 17
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Bezwaar maken tegen een gemeentelijke belasting is niet mogelijk.
Bezwaar maken tegen een gemeentelijke belasting is mogelijk via een bezwaarschrift.
Bezwaar maken tegen een gemeentelijke belasting moet plaatsvinden binnen 4 weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.
Bezwaar maken tegen een gemeentelijke belasting moet plaatsvinden binnen 6 weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.
Bezwaar maken tegen een gemeentelijke belasting geschiedt bij de rechtbank waar de gemeente onder valt.
Bezwaar maken tegen een gemeentelijke belasting geschiedt bij de gemeente zelf.
Opdracht 18
Deʿopcentenʼvormendebelastingdiedeprovincieint.Bovenopwelkeanderebelastingworden deze opcenten geheven? inkomstenbelasting assurantiebelasting onroerendezaakbelasting motorrijtuigenbelasting vennootschapsbelasting erfbelasting
6.8 Aan de slag
Opdracht 19 Belasting betalen
Jij en je partner hebben ieder een onderneming en samen hebben jullie een huishouden. Een en ander levert diverse verplichtingen op om belasting te betalen. Vul deze hier in.
Samen met je partner heb je een eigen huis. Voor de woning betaal je
. En omdat jullie daar wonen betaal je ook
. Zowel de woning als het bedrijf is aangesloten op het riool, dus betaal je
. Privé heb je een motor, een Harley Davidson. Dus betaal je
. En jullie hebben ook twee honden. Dat kost wel
.
Van de gemeente heb je toestemming gekregen om aan de rand van de weg een reclamebord te plaatsen waardoor fietsende voorbijgangers jouw fietsenwinkel goed kunnen vinden. Dat kost wel
. Het is regelmatig vrij druk met fietsers die langsrijden.
Daarom heeft je partner op de grond van de gemeente een terras gemaakt waar jullie koffie en thee serveren. Voor dat terras betaal je wel .
Ook hebben jullie een B&B (bed and breakfast) ingericht in een schuur. Je telt bij de rekening voor het verblijf ook de op. De gasten parkeren hun auto aan de straat, bij de parkeermeter, omdat jullie zelf geen parkeerterrein kunnen maken. Daarvoor betalen zij wel .
6.9 Beroepstaak
Opdracht 20 Maak bezwaar
a. Ga naar de website van jouw gemeente. Zoek uit wat de voorwaarden zijn als je bezwaar wilt maken tegen een gemeentelijke belastingaanslag.
b. Zoek op de website van je gemeente ook uit hoe de procedure is als je bezwaar wilt maken tegen een gemeentelijke belastingaanslag.
c. Steleenbezwaarschriftoptegeneenaanslaghondenbelasting.Verzineenargumentwaarom de aanslag voor de hondenbelasting niet terecht is in jouw geval.
d. Stel een bezwaarschrift op tegen een besluit van de gemeente met betrekking tot de hoogte van de WOZ-waarde.
e. Kijk nu op diezelfde website naar de regeling met betrekking tot kwijtschelding. Welke voorwaarden stelt jouw gemeente?
Opdracht 21 Verzoek kwijtschelding
Jij bent Marianne Flink, student. Je bent ongehuwd en woont alleen. Je adres is Kapittelweg 29, postcode 3832 MU, Amersfoort. Je hebt alleen een fiets. Op de bank heb je niet meer dan € 543 staan.
Je hebt zojuist de aanslag gekregen voor diverse gemeentelijke belastingen. De beschikking heeft nummer AM-G-2022-WOZ-3897658743. Het bedrag van de aanslag is € 756,70. Je kunt deze belastingaanslag onmogelijk betalen. Je hebt gehoord van de mogelijkheid om een verzoek in te dienen om kwijtschelding te krijgen. Naast de studiefinanciering ontvang je verder geen inkomen.
Op het internet zoek je het formulier van de gemeente Amersfoort voor de kwijtschelding voor de gemeentelijke belastingen. Print het formulier en vul het in. Maak gebruik van de hiervoor vermelde gegevens. Als er iets gevraagd wordt wat niet gegeven is, verzin je zelf passende gegevens.
6.10 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Opdracht 22
Welke belastingen behoren tot de gemeentelijke belastingen?
Er zijn vijf antwoorden juist. reinigingsheffing waterschapsheffing rioolheffing toeristenbelasting loonbelasting forensenbelasting onroerendezaakbelasting
Opdracht 23
Welke uitspraak is juist met betrekking tot de OZB?
De OZB moet worden betaald door alle burgers in een gemeente, ongeacht hun inkomen.
De OZB moet worden betaald door alle burgers in een gemeente die een inkomen hebben boven een bepaalde inkomensgrens.
De OZB moet worden betaald door alle eigenaren van een huis in een gemeente.
Opdracht 24
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Kwijtschelding hangt wel af van het inkomen, maar hangt niet af van het vermogen.
Kwijtschelding hangt niet af van het inkomen, maar hangt wel af van het vermogen.
Kwijtschelding hangt af van het inkomen en ook van het vermogen.
Bij een betalingsregeling moet het gehele bedrag aan belasting in termijnen worden betaald. Gemeenten zijn niet verplicht een betalingsregeling toe te staan.
Opdracht 25
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Bezwaar maken tegen een gemeentelijke belasting is mogelijk via een bezwaarschrift.
Bezwaar maken tegen een gemeentelijke belasting geschiedt bij het gerechtshof waar de gemeente onder valt.
Bezwaar maken tegen een gemeentelijke belasting moet plaatsvinden binnen 4 weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.
Bezwaar maken tegen een gemeentelijke belasting moet plaatsvinden binnen 6 weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.
Bezwaar maken tegen een gemeentelijke belasting geschiedt bij de gemeente zelf.
Opdracht 26
OZB-tarieven
Eigenaar niet-woning
Gebruiker niet-woning
Tariefsoort 0,2294%
Bereken voor een huis van € 400.000 de OZB aan de hand van de hiervoor weergegeven tabel voor iemand die in zijn eigen huis woont.
De OZB bedraagt: € 144 / € 171 / € 416 / € 1.442 / € 1.710 / € 4.160
Opdracht 27
Welke uitspraak is juist?
Een parkeerboete is een strafrechtelijke boete, opgelegd door de politie.
Een parkeerboete is een strafrechtelijke boete, opgelegd door het Openbaar Ministerie.
Een parkeerboete is een strafrechtelijke boete, opgelegd door de rechter.
Het betalen van parkeergeld is een gemeentelijke belasting.
Het betalen van parkeergeld is een provinciale belasting.
Het betalen van parkeergeld is een rijksbelasting.
Opdracht 28 Eindopdracht
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Opdracht
Jij bent Mahmet Kaliou. Je woont in Apeldoorn, Kanariestraat 45, postcode 8416 BG. Je hebt een eigen huis. De gemeente heeft je zojuist een bericht gestuurd over de getaxeerde WOZ-waarde.
Jijbenthetdaarhelemaalnietmeeeens.Zoekophetinterneteenmodelvaneenbezwaarschrift tegen de WOZ-waarde. Vul dat in en formuleer de juiste argumenten voor je bezwaar. Verzoek degemeenteomdeWOZ-waardevanjewoningopnieuwvasttestellenophetdoorjougewenste bedrag.
Zet een duidelijk bezwaarschrift op in goed Nederlands.
HOOFDSTUK7
BELASTINGEN-ERF-,SCHENK-ENOVERDRACHTSBELASTING
7.1
Inleiding
We hebben al diverse belastingen gezien. Vaak ging het dan over loon of ander inkomen. Of over bijvoorbeeld aankopen. Maar er bestaan ook belastingen die geheven worden op de overgang van vermogen, dus als je eigenaar wordt van iets.
Als je iets erft, verkrijg je vermogen van de overledene, de erflater. Daarover moet je in veel gevallen erfbelasting betalen. En wanneer je een grote schenking krijgt, ben je schenkbelasting verschuldigd.
Wanneer je een onroerende zaak in eigendom krijgt, betaal je in veel gevallen ook een belasting over de waarde daarvan. Deze belasting heet de overdrachtsbelasting.

Een huis kopen.
10 meest gestelde vragen over de overdrachtsbelasting
Leerdoelen
• Je kunt uitleggen waarom de overheid belasting heft op een erfenis of een schenking.
• Je kunt verklaren wanneer een verkrijging uit een erfenis onder de Nederlandse erfbelasting valt.
• Je weet wie belastingsubject is en wat het belastingobject is bij erfbelasting en schenkbelasting.
• Je begrijpt hoe tariefgroepen, vrijstellingen en tarieven geregeld zijn bij de erfbelasting en de schenkbelasting.
• Je kunt gegeven tarieftabellen toepassen op een casus.
• Je begrijpt de overdrachtsbelasting.
• Je kunt aangeven wanneer een verkrijging van een onroerende zaak onder de overdrachtsbelasting valt.
• Je begrijpt de tarieven voor de overdrachtsbelasting.
Opdracht 1 Wat erf jij dan?
Ga met een medestudent samen enkele situaties bekijken. Kijk bijvoorbeeld naar jullie beider ouders of andere familieleden. Beschrijf de vermogens kort. Bedenk samen hoe dat vermogen via erfopvolging wordt verdeeld als sprake is van overlijden. Zoek eventueel uit hoe de regels van het erfrecht in die situaties zijn. Uiteraard hoef je geen exacte werkelijke getallen te geven, je mag daarbij creatief brainstormen. Verdeel de nalatenschap onder de erfgenamen. Wat erf jij dan?
7.2 Oriëntatie Erfbelasting en schenkbelasting
De overheid moet belasting heffen om de schatkist te vullen. Dit heet de ‘budgettairefunctie’ van belastingheffing. De overheid kan bijvoorbeeld belasting heffen bij het verdienen van inkomen (loon- en inkomstenbelasting) of bij het leveren van een goed of een dienst (omzetbelasting).
Er kan ook belasting worden geheven als een burger een financieel voordeel verkrijgt waarvoor hij zelf niets of bijna niets heeft hoeven doen. Dit is het geval als iemand een erfenis krijgt (erfbelasting) of iets geschonken krijgt van een ander (schenkbelasting). Dit is belastingheffing op grond van het beginsel van de bevoorrechte verkrijging, dus als iemand iets verkrijgt zonder daar veel voor te hoeven doen of te betalen.
Opdracht 2 Oriëntatie Erfbelasting en schenkbelasting
a. Alsjekijktnaardebelastingbeginselen,daniseenvandebeginselenspecifiekvantoepassing op de erfbelasting en op de schenkbelasting. Welk belastingbeginsel is dat? Leg dit uit.
b. Alle belastingen hebben een zogeheten ‘budgettaire functie’. Wat wordt daarmee bedoeld?
Opdracht 3 Stellingen
over de erfbelasting en de schenkbelasting
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Erfbelasting en schenkbelasting zijn beide belastingen op grond van het beginsel van de bevoorrechte verkrijging.
b. Belasting heffen heeft een budgettaire functie.
7.3 Erfbelasting
Als iemand in je omgeving is overleden, is dat een ingrijpende gebeurtenis. Het leven van nabestaanden verandert sterk. Verandering is er ook op financieel gebied. Het vermogen van de overledene gaat over naar zijn erfgenamen. De erfgenamen moeten wellicht over hun erfenis belasting betalen.
Vroeger werd deze belasting successierecht genoemd; tegenwoordig heet deze belasting: erfbelasting. Bij erfbelasting gaat het om het volgende:
1. Er overlijdt een persoon die op het moment van zijn overlijden in Nederland woonde.
2. Iemand verkrijgt iets op grond van het erfrecht.
3. Over de waarde van wat men verkrijgt, moet belasting worden betaald.

Schilderij van Alette Verhagen, tekst van Bram Vermeulen.
De regels over wat er gebeurt met een erfenis vind je in het erfrecht. Dat is een deel van het privaatrecht dat de overgang van het vermogen van een overledene op anderen regelt. Degene die is overleden noemt men de erflater Degene die iets erft is voor de erfbelasting het belastingsubject, namelijk degene die belastingplichtig is. Datgene wat hij verkrijgt is het belastingobject omdat daarover de belasting wordt geheven.
Plaats van overlijden
De wet kijkt voor de erfbelasting naar de plaats waar de erflater op het moment van overlijden woonde. De Nederlandse erfbelasting is van toepassing als de erflater in Nederland woonde. Tevens geldt dat voor een Nederlander die korter dan tien jaar vóór zijn overlijden is geëmigreerd. En ook voor een Nederlander die werkzaam is voor de Nederlandse overheid en daarvoor in het buitenland woont.
Bij wie wordt erfbelasting geheven?
In het gezin Jansonius zijn alle vijf kinderen van de bekende multimiljonairs Jozias en Jantine Jansonius zelf ook multimiljonair geworden. Jacob is gewoon in Nederland blijven wonen. JorisisvijftienjaargeledenverhuisdnaarDubaienhijwerktdaarindeNederlandseambassade. Johanna is zeven jaar geleden geëmigreerd naar Argentinië. Job is twaalf jaar geleden geëmigreerd naar Australië. Jitske tot slot, woont nog bij haar ouders.
Door een noodlottig ongeval op een familiefeestje komen alle gezinsleden van deze familie te overlijden. De vraag is bij welke van deze erflaters de Nederlandse erfbelasting van toepassing is.
In dit geval wordt de Nederlandse erfbelasting geheven over alle nalatenschappen, behalve die van Job, omdat hij langer dan tien jaar geleden geëmigreerd is.
Belastingsubject: de verkrijger
Degene die de erfenis verkrijgt, moet hierover belasting betalen. Het kan gaan om een erfenis die je krijgt vanwege het wettelijk erfrecht (als er geen geldig testament is), of op grond van een testament. Belastingplichtig is dus degene die verkrijgt. De verkrijger is het belastingsubject voor de erfbelasting.
Belastingobject: de waarde van de verkrijging
Het belastingobject voor de erfbelasting is natuurlijk datgene waarover erfbelasting moet worden betaald. Dat is soms een hele nalatenschap of een deel ervan.
Een nalatenschap kan bezittingen en schulden bevatten. De erfenis is een saldo van bezittingen -/- schulden. De kosten van lijkbezorging, de begrafenis- of crematiekosten, zijn als schuld van de nalatenschap aftrekbaar van de waarde van de nalatenschap.
De erfbelasting wordt bepaald aan de hand van de waarde van de verkrijging. De waarde op het moment van het overlijden is bepalend. Het gaat daarbij om de waarde van goederen in het economisch verkeer. Met andere woorden: voor welke waarde het goed kan worden verkocht. Maar soms ligt dat anders, namelijk als het gaat om een woning, daar geldt de WOZ-waarde.
Wat is het huis in de erfenis waard?
Een huis in een erfenis wordt voor de erfbelasting gewaardeerd op de WOZ-waarde. De werkelijke waarde van het huis, de verkoopprijs, doet er voor de fiscus niet toe. Als de verkoopprijs van een woning lager is, wordt toch de WOZ-waarde gebruikt. Dan betaalt een erfgenaam eigenlijk te veel erfbelasting.
De waarde is de waarde niet!
Fatima heeft een erfenis gekregen van haar oom. In de erfenis zat onder andere een huis. De WOZ-waarde is € 400.000 omdat de gemeente het voor de onroerendezaakbelasting heeft getaxeerd op dat bedrag. Dan wordt het huis ook voor die waarde tot de erfenis gerekend.
Indevrijeverkoopleverthethuisslechts€300.000op.ErfgenaamFatimamoettocherfbelasting betalen over de WOZ-waarde van € 400.000. Dit is een bijzonder onrechtvaardige situatie. Stel dat ze 40% erfbelasting verschuldigd is. Dat moet in dit geval worden berekend over € 400.000. Dus de erfbelasting over dit huis bedraagt € 160.000. Maar nu het huis slechts € 300.000 bij de verkoop oplevert, is de erfbelasting in werkelijkheid geen 40% van de waarde, maar meer dan 53%!
Opdracht 4 Erfbelasting
a. Wat is de hoofdregel voor de vraag of de Nederlandse erfbelasting van toepassing is?
b. Wat mogen de erfgenamen aftrekken van de waarde van de nalatenschap voordat de erfbelasting berekend wordt?
c. Vul in de volgende tekst de ontbrekende woorden in.
1. De verkrijger van een erfenis is het .
2. Datgene wat de erfgenaam verkrijgt, is het .
3. Een goed doel dat geen erfbelasting hoeft te betalen, heeft de -status.
Opdracht 5 Stellingen over de erfbelasting
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De belasting op een erfenis heet ‘successierecht’.
b. Bij de erfbelasting noemt men het bedrag waarover je geen belasting hoeft te betalen ‘belastingobject’.
c. Degene die de erfbelasting moet betalen, noemt men een ‘belastingsubject’.
d. De erfenis van een Nederlander die zes jaar voor zijn overlijden is geëmigreerd naar het buitenland, valt niet meer onder de Nederlandse erfbelasting.
e. De erfenis van een Nederlander die al veertien jaar werkt op de ambassade in de Verenigde Staten valt toch nog onder de Nederlandse erfbelasting.
f. Als een erfenis € 100.000 aan bezittingen bevat en € 60.000 aan schulden, dan is het belastingobject € 40.000. Vervolgens wordt daar nog wel de vrijstelling van af gehaald.
g. De waarde van een woning wordt voor de erfbelasting na het overlijden van de erflater getaxeerd door een ambtenaar van de Belastingdienst.
h. Een rijke Nederlander verhuist naar Portugal om ervoor te zorgen dat zijn kinderen zo min mogelijk erfbelasting moeten betalen als hij overlijdt. Als dat overlijden plaatsvindt zes jaar nadat hij is verhuisd, dan zijn ze geen erfbelasting in Nederland meer verschuldigd.
i. Deerfgenamenmogendekostenvandebegrafenisinminderingbrengenopdenalatenschap voordat daarover de erfbelasting wordt berekend.
7.4 Erfbelasting: vrijstellingen en tarief
Bij de erfbelasting wordt niet het gehele bedrag dat je erft belast. Eerst geldt een vrijstelling, een bedrag waarover geen erfbelasting verschuldigd is. Over het restant wordt dan het tarief berekend. Zowel de vrijstelling als het tarief hangen af van de familierelatie tussen degene die is overleden en de verkrijger.
Vrijstellingen
Bij elke verkrijging op basis van het erfrecht geldt een vrijstelling. Over het vrijgestelde bedrag hoeft geen belasting te worden betaald. De verkregen erfenis wordt eerst verminderd met een vrijstelling en het bedrag dat overblijft, is belastbaar. Je kunt dat dus de belastbaresom noemen.
Bij de vrijstelling maakt het verschil wat de familierechtelijke relatie met de overledene was. Kijk in de volgende tabel maar eens naar de verschillen qua vrijstelling tussen de echtgenoot en alle andere erfgenamen. De vrijstellingen zijn te zien in de volgende tabel.
Vrijstellingen voor de erfbelasting
Relatie met de overledene 804.698
Kind of kleinkind
Kind met een beperking
Ouder (1 of 2 ouders samen)
Andere erfgenamen
Vrijstelling
Vrijstellingen voor de erfbelasting
(peiljaar 2025)
Na deze berekening weet je wat de belastbare som is voor de erfbelasting. Hierover wordt de erfbelasting berekend.
Tarief
Waar hangt het tarief van de erfbelasting van af? De hoogte wordt bepaald door:
• de waarde van de verkrijging
• de familierechtelijke band tussen de verkrijger en de overledene.
Dus het tarief voor een kind dat erft van zijn ouders is lager dan het tarief voor iemand die erft van een achterneef.
Over de belastbare som wordt de erfbelasting berekend volgens een tarief met twee schijven. De tarieven staan in de volgende tabel.
Tarief erfbelasting
Waarde van de erfenis
€ 154.197 en meer
(peiljaar 2025)
Partner, kinderen en pleegkinderen
Berekening erfbelasting zoon Arie
Kleinkinderen en verdere afstammelingen
Overige erfgenamen
Onlangs is de vader van Arie overleden. Arie is enig kind en zijn vader laat hem een vermogen na van € 350.000. De vraag is of Arie over deze erfenis erfbelasting verschuldigd is en hoeveel. Arie is meerderjarig. Als kind van de overledene (de erflater) geldt voor Arie de vrijstelling van een kind. Over dit bedrag hoeft hij geen erfbelasting te betalen. Over het restant moet Arie erfbelasting betalen. Zie de volgende berekening:
Berekening erfbelasting zoon Arie 350.000
Vrijstelling kind:
Erfdeel: 25.490
Belastbare som:
Schijf 1:
Schijf 2:
Arie houdt over:
(peiljaar 2025)
Totaalbedrag erfbelasting:
Berekening erfbelasting Janus
De oude Janus erft van een oorlogsvriend een mooi centje: € 350.000. Hij is geen familie van de overledene en voor hem geldt daarom alleen de vrijstelling voor ‘overige erfgenamen’. Ook geldt hier een veel hoger tarief. Hoeveel erfbelasting moet Janus betalen?
Dat bereken je als volgt:
Berekening erfbelasting buurman Janus
Vrijstelling overigen:
Belastbare som:
Schijf 1:
Schijf 2:
Janus houdt over:
(peiljaar 2025)
Totaalbedrag erfbelasting:
Zie het verschil!
Zie het forse verschil in erfbelasting tussen de twee hiervoor gegeven voorbeelden: een zoon (Arie) erft of een vriend (buurman Janus) erft. Het bedrag aan erfbelasting is sterk afhankelijk van de familiebetrekking, terwijl de erfenis in de voorbeelden gelijk is. De aanslag erfbelasting kan dus wel vele tienduizenden euro’s verschillen.
Het goede doel: de anbi
Veel mensen laten bij hun overlijden geld na voor een goed doel. In een testament wordt dan bijvoorbeeldopgenomendateenbedragtoekomtaaneenkerkofwetenschappelijkeinstelling, zoals het Koningin Wilhelmina Fonds. De overheid wil het nalaten aan dergelijke goede doelen graag stimuleren. Over de verkrijging door de instelling is dan ook géén erfbelasting verschuldigd. Maar dat geldt niet voor elk goed doel. Voorwaarde voor vrijstelling van de belasting is dat de instelling door de Nederlandse overheid is erkend als anbi. Dat is een soort ‘keurmerk’ voor goede doelen. Zij zijn dan door de Belastingdienst erkend als 'algemeen nut beogende instelling' (anbi).
Opdracht 6 Erfbelasting: vrijstellingen en tarief
a. Wat is bij de erfbelasting ongeveer de vrijstelling voor een echtgenoot?
b. Wat is bij de erfbelasting ongeveer de vrijstelling voor een kind?
c. Wat is bij de erfbelasting ongeveer de vrijstelling voor iemand die geen familie is?
d. Waarvan hangt het tarief van de erfbelasting af?
e. Wat is het minimale tarief van de erfbelasting als de vrijstellingen al van de verkrijging zijn afgetrokken? Voor wie geldt dat minimale tarief (peiljaar 2023)?
f. Wat is het maximale tarief van de erfbelasting als de vrijstellingen al van de verkrijging zijn afgetrokken? Voor wie geldt dat maximale tarief (peiljaar 2023)?
Opdracht 7 Erfenis
Janna is 35 als haar moeder overlijdt. Janna’s moeder was al een aantal jaren weduwe. Janna heeft geen broers of zussen. Ze erft € 200.000 van haar moeder. Bereken het bedrag dat zij aan erfbelasting moet betalen en hoeveel zij van de erfenis overhoudt. Gebruik het model van de berekening zoals dat bij de theorie is weergegeven.
De benodigde gegevens zijn: Erfbelasting: vrijstelling partner: € 723.526; kind: € 22.918; anderen: € 2.418. Schijventarief: schijf 1: t/m € 138.641: partner of kind 10%; kleinkind 18%; overigen: 30%; schijf 2: vanaf € 138.641: partner of kind 20%; kleinkind 36%; overigen: 40% (peiljaar 2025).
Opdracht 8 Stellingen over de erfbelasting
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De vrijstelling bij de erfbelasting voor de echtgenoot is ongeveer € 20.000.
b. Als je erft van een vreemde, dus geen bloedverwant, dan kan het tarief voor de erfbelasting oplopen tot ongeveer 70%.
c. Een stichting voor het goede doel hoeft geen erfbelasting te betalen over verkregen erfenissen.
7.5 Schenkbelasting
Erfbelasting wordt geheven wanneer een overledene iets nalaat aan een ander. Maar het is ook mogelijk om al tijdens het leven schenkingen te doen. Over deze verkrijgingen moet je schenkbelasting betalen. Erfbelasting en schenkbelasting lijken nogal op elkaar.
‘Warme hand of koude hand?’
Tante Beatrijs heeft heel veel geld. Zoveel dat ze dat in haar leven nooit meer kan opmaken. Verschillende neven en nichten hopen op een aardige erfenis. Tante Beatrijs krijgt een wijs advies van een kennis: ‘Waarom geef je niet nu tijdens je leven al wat aan de mensen die het nodig hebben, in plaats van alles vast te houden tot het via een erfenis wordt verdeeld?’ Hij gebruikt een mooie zegswijze: “Je kunt beter ‘geven met de warme hand’ dan ‘geven met de koude hand’.” Anders gezegd: je kunt beter iets geven terwijl je nog leeft, dan nalaten wanneer je dood bent. Wanneer je geeft als je nog leeft, kun je ook ervaren dat de ander blij is met jouw gift.
Nu schenken of in je testament zetten?
Erisnogeenredenwaaromhetgunstigerkanzijnzonuendanwatteschenkendantewachten tot je vermogen via het erfrecht wordt verdeeld. Door regelmatig iets te geven tot maximaal de jaarlijkse vrijstelling voor schenkbelasting geef je dat belastingvrij. Als alles ineens vrijkomt bij een erfenis, gaat door de erfbelasting een groter deel van het geld naar de fiscus.
Bij schenkbelasting gaat het om het volgende:
• Een persoon die op het moment van de schenking in Nederland woont, doet een schenking.
• Iemand verkrijgt een schenking (belastingsubject).
• Over de waarde van wat men verkrijgt, moet schenkbelasting worden betaald (belastingobject).
Bij schenking gaat het er steeds om dat een ander rijker wordt en dat het geld uit het vermogen van de schenker gaat. Schenking gebeurt altijd ‘om niet’ Dat is een juridische term die betekent: ‘er staat geen tegenprestatie tegenover’.
Belastingsubject: de ontvanger
Het belastingsubject, dus degene die de belasting moet betalen, is natuurlijk degene die de schenking ontvangt. Dit heet ook wel de begiftigde. Als jij dus een schenking van een rijke oom ontvangt, ben jij belastingsubject. Je moet dus schenkbelasting betalen.
Niet iedereen betaalt evenveel schenkbelasting. Sommigen hebben een nauwe band met de schenker. Dan hebben zij een hogere vrijstelling. En ook betalen zij een lager tarief. Zo begrijp je dat je bij een schenking door je ouders veel minder schenkbelasting betaalt dan bij een schenking die je krijgt van een rijke achterneef. Om dit goed te begrijpen kijk je verder naar de vrijstellingen en het tarief.
Anbi
Net zoals bij de erfbelasting zijn de instellingen met een anbi-keurmerk vrijgesteld van het betalen van schenkbelasting. Een stichting voor het goede doel hoeft dus van een gift geen belasting af te dragen aan de Belastingdienst.
Belastingobject: de schenking
Het belastingobject van de schenkbelasting is natuurlijk de waarde van de schenking. Daarbij moeten zaken die iemand geschonken krijgt op hun waarde worden getaxeerd. Het is logisch dat je bij een grotere schenking meer schenkbelasting betaalt dan bij een kleine schenking. Dat tarief werkt met percentages in verschillende schijven. Kleine schenkingen zijn vrijgesteld.
Opdracht 9 Schenkbelasting
a. Vul in de volgende tekst de ontbrekende woorden in.
1. Als ik een schenking doe, hoeft de ontvanger over een bepaald gedeelte geen schenkbelasting te betalen. Dat heet de
2. Degene die de schenking ontvangt, wordt voor de schenkbelasting het genoemd.
3. De waarde van de schenking noemt men in het recht het .
4. Een schenking is altijd zonder een tegenprestatie. De juridische vakterm daarvoor is .
5. Goede doelen hoeven geen schenkbelasting te betalen als zij een -erkend goed doel zijn.
b. Leg uit wat bedoeld wordt met de uitdrukking ‘Je kunt beter geven met de warme hand dan geven met de koude hand’?
Opdracht 10 Schenkbelasting en het goede doel
a. Stel dat iemand een schenking doet van € 100.000 aan een erkende goededoelenstichting (anbi). Hoeveel schenkbelasting moet de stichting dan betalen over die € 100.000?
b. Wat betekent de afkorting anbi, die je vaak bij een goed doel ziet staan?
7.6 Schenkbelasting: vrijstellingen en tarief
Vrijstellingen
Ook de schenkbelasting kent vrijstellingen. Deze wijken af van de vrijstellingen bij de erfbelasting.Vrijstellingenbijdeschenkbelastingkunnenjaarlijksgelden,ofeenmalig.Natuurlijk mag iemand meer schenken, maar dan is het restant van de schenking wel belast.
Hierna volgt een overzicht. Je ziet daarbij dat een vrijstelling voor een kind hoger is dan die voor iemand anders. De vrijstelling hangt ook af van de bestemming van de schenking. Kijk maar eens naar de volgende tabel. Na die tabel zie je een uitleg van elke vrijstelling.
Vrijstellingen voor de schenkbelasting
Schenking van ouder aan kind - jaarlijkse vrijstelling
Schenking van ouder aan kind - eenmalige vrijstelling
Vrijstelling
Soort schenking 6.713
Schenking van ouder aan kind - dure studie, eenmalige vrijstelling 2.690 €
Schenking - algemene vrijstelling - jaarlijkse vrijstelling
(peiljaar 2025)
Schenking van ouder aan kind - jaarlijkse vrijstelling
Als ouders samen geld aan hun kind schenken, dan is daar jaarlijks bovengenoemd bedrag van vrijgesteld van de schenkbelasting. De leeftijd van het kind is niet van belang. Het kind mag het besteden aan elk gewenst doel. Zij hoeven geen aangifte van deze schenking te doen.
Schenking van ouder aan kind - eenmalige vrijstelling
Er geldt een eenmalige vrijstelling voor een grote schenking die ouders aan hun kind doen van bovengenoemd bedrag. De besteding van deze schenking is vrij. Er moet wel aangifte worden gedaan als men deze vrijstelling wil gebruiken.
Er gelden hier drie bijzondere voorwaarden bij. Deze vrijstelling geldt alleen als het kind of zijn partner tussen de 18 en 40 jaar oud is. En tevens dat het kind van zijn ouders nooit eerder een schenking heeft gekregen van meer dan de jaarlijkse vrijstelling. In het jaar dat van deze vrijstelling gebruik wordt gemaakt, mag niet tevens de jaarlijkse vrijstelling worden gebruikt.
Schenking van ouder aan kind - dure studie, eenmalige vrijstelling
Er geldt een eenmalige vrijstelling voor een schenking die ouders aan hun kind doen als het gaat om een dure studie. Het bedrag van deze vrijstelling zie je in bovenstaande tabel. De besteding van deze schenking is niet vrij, het bedrag moet besteed worden aan een studie. Er moet wel aangifte worden gedaan als men deze vrijstelling wil gebruiken.
Ook hier gelden drie extra voorwaarden. Deze vrijstelling geldt alleen als het kind of zijn partner tussen de 18 en 40 jaar oud is. En ook dat het kind van zijn ouders nooit eerder een schenking heeft gekregen van meer dan de jaarlijkse vrijstelling. In het jaar dat van deze vrijstelling gebruik wordt gemaakt, mag niet tevens de jaarlijkse vrijstelling worden gebruikt.
Schenking - algemene vrijstelling - jaarlijkse vrijstelling
Deze algemene vrijstelling geldt voor alle schenkingen. Het maakt dus niet uit van wie en aan wie. Ook de besteding is vrij. Er hoeft geen aangifte te worden gedaan van een schenking met deze algemene vrijstelling. Het bedrag van deze jaarlijkse vrijstelling zie je in bovenstaande tabel
Vrijstellingen schenkbelasting
De heer en mevrouw Rijkaard hebben een behoorlijk kapitaaltje verdiend met een cafetaria. Zij willen dat hun geld naar hun kinderen gaat en dat zo min mogelijk kan worden geïncasseerd door de fiscus. Zij vragen advies aan hun accountant, de heer Sloet. Hij adviseert hen elk jaar aan ieder kind een schenking te doen van het maximum van de jaarlijkse vrijstelling. Deze vrijstelling voor een schenking aan kinderen is € 6.713. Ook adviseert hij hen aan ieder kind van 18 tot 40 jaar de maximale eenmalige schenking te doen. Deze vrijstelling is € 32.195. En voor een dure studie, ook eenmalig, € 67.064 (peiljaar 2025).
Tarief
Niet alleen de vrijstellingen zijn afhankelijk van de relatie tussen de schenker en de ontvanger. Ook de tarieven zijn zeer verschillend, afhankelijk van die relatie. Zie de volgende tabel.
Tarief schenkbelasting
Waarde van de schenking
€ 154.197
€ 154.197 en meer
(peiljaar 2025)
Partner, kinderen en pleegkinderen
Kleinkinderen en verdere afstammelingen
Overigen
Berekening schenkbelasting
Fabian heeft op zijn oude dag een behoorlijk vermogen verzameld. Hij schenkt zijn dochter Bernadettevoorhaar50everjaardageenbedragvan€200.000.GeziendeleeftijdvanBernadette zijn de speciale vrijstellingen niet van toepassing. Alleen de gewone jaarlijkse vrijstelling telt. Welk bedrag moet Bernadette aan schenkbelasting betalen?
Je haalt van de schenking eerst de jaarlijkse vrijstelling af. Het belastbare bedrag valt voor een deel in de eerste schijf met een tarief van 10%. Het restant valt in schijf 2. Daar geldt een tarief van 20%. Je krijgt dus de volgende berekening:
Berekening schenkbelasting dochter Bernadette
Totaalbedrag schenkbelasting:
Bernadette houdt over:
(peiljaar 2025)
Opdracht 11 Schenkbelasting: vrijstellingen
en tarief
a. Wat is bij de schenkbelasting ongeveer de vrijstelling als een ouder jaarlijks een gift aan een kind wil doen?
b. Wat is bij de schenkbelasting ongeveer de vrijstelling voor een jaarlijkse gift aan iemand die geen familie is?
c. Waarvan hangt het tarief van de schenkbelasting af?
d. In de volgende tekst ontbreken gegevens. Vul deze in.
1. Het tarief van de schenkbelasting is een schijventarief met (getal) schijven.
2. De vrijstelling van € 67.064 geldt als ouders eenmalig een schenking doen voor een dure
Opdracht 12 Schenking en de belasting
a. Een oom van je vraagt of het mogelijk is zijn kinderen jaarlijks een bedrag vrij van belasting te schenken. Wat is daarop het juiste antwoord? Noem ook globale bedragen.
b. Je ouders willen jou dit jaar dit jaar een schenking doen van € 250.000. Hoeveel schenkbelasting moeten je ouders dan betalen?
Hoofdstuk 7 Belastingen - Erf-, schenk- en overdrachtsbelasting
c. Babs, een alleenstaande tante van 45 jaar oud, krijgt van haar ouders een schenking van € 350.000. Puzzel uit wat de maximale vrijstelling is en pas die toe. Bereken vervolgens wat de schenkbelasting is die Babs moet betalen en wat zij overhoudt van de schenking. Gebruik het model van de berekening zoals dat bij de theorie is weergegeven.
Zoek de gegevens op via de links:
Vrijstellingen schenkbelasting
Tarief schenkbelasting
Opdracht
13 Stellingen over de schenkbelasting
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De jaarlijkse vrijstelling van circa € 2.600 voor een schenking geldt voor iedereen.
b. De eenmalige vrijstelling van circa € 67.000 voor een schenking ten bate van een dure studie geldt voor iedereen.
c. De algemene vrijstelling van circa € 2.600 geldt ongeacht de relatie tussen de schenker en de ontvanger en ook ongeacht de besteding van het geld.
d. Het tarief van de schenkbelasting is afhankelijk van de familierelatie tussen de schenker en de ontvanger.
e. Ouders kunnen hun kind jaarlijks ongeveer € 6.700 belastingvrij schenken.
f. Ouders kunnen hun kind eenmalig ongeveer € 32.000 belastingvrij schenken, ongeacht de leeftijd van het kind.
g. Het hoogste tarief in schijf 2 voor de schenkbelasting voor ‘overigen’ is 40%.
7.7 Oriëntatie Overdrachtsbelasting
De Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR) is geen bekende wet. Toch worden op grond van die wet twee belastingen geheven waar veel burgers mee te maken hebben: de overdrachtsbelasting en de assurantiebelasting. Beide belastingen worden geheven als een bepaalde juridische transactie plaatsvindt. Overdrachtsbelasting betaal je omdat je een onroerende zaak geleverd krijgt, dus bij de overdracht van de eigendom.
Dit onderdeel gaat over de overdrachtsbelasting. We behandelen de kwestie van wie er overdrachtsbelasting verschuldigd is en wie dat niet hoeft te betalen. Ook kijken we naar de verschillende tarieven.
Opdracht 14 Oriëntatie Overdrachtsbelasting
a. Er is een aantal belastingen op juridische transacties. Hoe noemt men deze belastingen?
b. Welke twee belastingen vallen onder de groep uit de vorige vraag?
7.8 Overdrachtsbelasting
OverdrachtsbelastingwordtgehevenalssprakeisvanverkrijgingvaneeninNederlandgelegen onroerende zaak. Voor particulieren gaat het hierbij meestal om het kopen van een woning.
Als je kijkt naar de vraagprijs van een bestaande woning, zie je daarbij meestal de letters ‘k.k.’ staan. Deze letters staan voor 'kosten koper'. Deze term houdt in dat de koper behalve de koopprijs nog bepaalde kosten moet betalen. Bijvoorbeeld de notariskosten met betrekking tot de eigendomsoverdracht en de overdrachtsbelasting. De koopprijs van de woning wordt dus met deze extra bedragen verhoogd.
Soms zie je bij de vraagprijs van een woning de letters ‘v.o.n.’ staan. Deze afkorting betekent ‘vrij op naam’. Dat wil zeggen dat de koper geen overdrachtsbelasting of notariskosten hoeft te betalen. Je ziet dat bijvoorbeeld bij nieuwbouwwoningen, omdat daar geen overdrachtsbelasting verschuldigd is. Maar ook bij bestaande woningen komt het wel voor dat de koper geen belasting of notariskosten verschuldigd is.
Hoofdstuk 7 Belastingen - Erf-, schenk- en overdrachtsbelasting
Wanneer wordt de koper eigenaar?
De koper van een onroerende zaak wordt niet eigenaar op het moment dat hij de koopovereenkomst sluit. Hij wordt ook geen eigenaar op het moment dat hij de sleutels krijgt. En ook niet op het moment dat de koopsom betaald is. Zelfs is hij nog geen eigenaar geworden op het moment dat de transportakte bij de notaris wordt ondertekend.
De koper wordt pas eigenaar op het moment dat de transportakte (overdrachtsakte) wordt ingeschreveninhetopenbaarregistervanonroerendezaken.DitregistervindjebijhetKadaster.

Gebouw van het Kadaster in Rotterdam.
Overdrachtsbelasting: niet alles is belast
Bij de overdracht van een onroerende zaak moet overdrachtsbelasting worden betaald. Maar in de wet zijn enkele verkrijgingen uitgezonderd van overdrachtsbelasting. Je ziet hierna drie voorbeelden van een overdracht waarbij geen overdrachtsbelasting verschuldigd is.
Geen overdrachtsbelasting
• verkrijging op grond van erfrecht
Ernesto laat aan zijn neef Guillermo – zijn enige erfgenaam – een prachtige villa na. Over dezeverkrijgingisgeenoverdrachtsbelastingverschuldigd.(Natuurlijkmoetwelerfbelasting worden betaald over de WOZ-waarde van de villa.)
• verkrijging door boedelmenging
Mohammed en Samira gaan trouwen. Samira is eigenaar van de woning waarin ze gaan wonen.MohammedenSamirawilleningemeenschapvangoederentrouwen.Sinds1januari 2018gaatdatnietmeerautomatischalsjetrouwt.Zijhebbendegemeenschapvangoederen voorafwelviadenotarisgeregeld.DoorhethuwelijkwordtMohammedvoordehelfteigenaar van de woning. Er is daarvoor geen overdrachtsbelasting verschuldigd.
• natrekking
De oude Cornelis huurt van de gemeente een stuk grond om er een volkstuintje op te beginnen. Hij bouwt er een houten chalet op. Door natrekking wordt de eigenaar van de grond (de gemeente) automatisch eigenaar van het chalet. Er is daarbij geen overdrachtsbelasting verschuldigd.
Natrekking
Natrekking is een wat wonderlijke manier van eigendomsverkrijging. Het betekent dat de eigenaar van de hoofdzaak automatisch eigenaar wordt van de bijzaak die met de hoofdzaak wordt verbonden.
• Als op een stuk grond iets wordt gebouwd, komt een ‘bijzaak’ (het gebouw) bij een ‘hoofdzaak’ (de grond).
• De eigenaar van een stuk grond wordt eigenaar van de beplanting.
• De eigenaar van een fiets wordt eigenaar van de bel die op de fiets gemonteerd is.
Tarief
Het tarief van de overdrachtsbelasting is een percentage over de waarde van de verkrijging. De koper moet deze belasting, via de notaris, betalen bij de eigendomsverkrijging.
Het tarief voor de overdrachtsbelasting is altijd een percentage van de koopsom. Het is dus een proportioneel tarief. Vroeger was het een vast percentage, dat in alle gevallen hetzelfde was. Er zijn tegenwoordig verschillende tarieven. Kijk maar in de volgende tabel.
Tarieven overdrachtsbelasting
2% Koop van een woning als hoofdverblijf: (verlaagd tarief)
• Koper heeft al eerder een huis gekocht.
• Koper gaat zelf in het huis wonen (hoofdverblijf).
• Koper voldoet niet aan startersregeling.
0% Koop van een woning door een starter van 18 tot 35 jaar: (vrijstelling)
• Koper is 18 tot 35 jaar oud.
• Koper heeft nooit eerder vrijstelling van de overdrachtsbelasting gehad. (Mag wel eerder een huis zonder vrijstelling hebben gekocht).
• Huis is niet duurder dan € 525.000.
• Huis wordt het hoofdverblijf van de koper.
10,4% *) Koop van een woning maar niet als hoofdverblijf:
• Koper gaat niet zelf in het huis wonen, maar koopt dit voor iemand anders of als belegging of hij koopt een vakantiewoning, een tweede woning
Tarieven overdrachtsbelasting
10,4% Koop van een niet-woning:
• Niet-woning is bijvoorbeeld een bedrijfspand of een stuk grond (peiljaar 2025)
*) Het tarief voor de overdracht van een woning, welke niet als hoofdverblijf dient zal waarschijnlijk per 1 januari 2026 worden verlaagd naar 8%.
Veel ‘starters’ betalen geen overdrachtsbelasting meer
Starters op de woningmarkt zijn mensen die voor het eerst een woning kopen. De overheid heeft besloten dat deze starters geen overdrachtsbelasting hoeven te betalen. Dat kan hen een voordeel opleveren van duizenden euro’s. Dit geldt overigens alleen als de woning niet duurder is dan € 525.000 (Peiljaar 2025).
De vrijstelling geldt ook alleen als de koper 18 tot 35 jaar oud is. Meestal wordt een woning gekocht door een koppel. Als een van hen ouder is dan 35 jaar, betaalt deze partner wél de overdrachtsbelasting over zijn deel van de koopsom
Als een starter eerder wel een woning heeft gekocht, maar daarbij destijds geen gebruik heeft gemaakt van deze vrijstelling van de overdrachtsbelasting, dan kan hij daar nu toch eenmalig gebruik van maken.
Wie betalen 2% overdrachtsbelasting bij een woning?
Mensen die een woning kopen om er zelf in te gaan wonen betalen 2% overdrachtsbelasting, tenminste als ze geen gebruik maken van de vrijstelling voor starters.
Soms kopen mensen een tweede woning of een vakantiehuis. Of beleggers kopen een woning als belegging om te verhuren. Al deze kopers moeten, in plaats van 2%, nu nog 10,4% overdrachtsbelasting betalen. Dit tarief zal per 1 januari 2026 waarschijnlijk worden verlaagd naar 8%.
Wie betalen 10,4% overdrachtsbelasting?
Iedereen die een onroerende zaak koopt die een niet-woning is, betaalt 10,4% overdrachtsbelasting. Denk daarbij aan een stuk grond of een bedrijf.
Tot 1 januari 2026 geldt dit tarief ook voor mensen die een vakantiewoning kopen, of een beleggingspand.
Tarief wordt geheven over de waarde
Het tarief van de overdrachtsbelasting wordt geheven over de waarde van de onroerende zaak die wordt verkregen. Het gaat daarbij om de waarde van de onroerende zaak in het economisch verkeer. Normaal gesproken is dat de koopprijs. Maar soms ligt dat anders. Als - om welke reden dan ook - de koper en verkoper een lagere verkoopprijs afspreken, moet toch over de echte waarde van de onroerende zaak overdrachtsbelasting worden betaald.
Opdracht 15 Overdrachtsbelasting
Jij en je partner hebben samen een huis gekocht in Molenschot. De koopsom werd in de advertentie aangeduid als ‘€ 300.000 k.k.’.
a. Wat betekent het als de koopsom de vermelding ‘k.k.’ heeft?
b. Welke kosten vallen er altijd onder deze ‘k.k.’?
c. Stel dat dit voor jou en je partner de eerste keer is dat je een huis koopt. Wat is dan het percentage van de overdrachtsbelasting?
d. Stel dat dit voor jou en je partner de vijfde keer is dat je een huis koopt. Wat is dan de hoogte van de overdrachtsbelasting?
e. Stel dat dit voor jou en je partner geen huis is om in te gaan wonen, maar om als belegging te verhuren. Wat is dan de hoogte van de overdrachtsbelasting in 2025?
f. Is het tarief van de overdrachtsbelasting progressief of proportioneel? Motiveer je antwoord.
Opdracht
16 Stellingen over de overdrachtsbelasting
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De overdrachtsbelasting wordt geheven op het moment van de koop van een onroerende zaak.
b. De overdrachtsbelasting wordt geheven op het moment van de levering van een onroerende zaak.
c. De koper wordt eigenaar bij het tekenen van het schriftelijke koopcontract.
d. Alstweepartnersgaantrouweningemeenschapvangoederen,danisoverdrachtsbelasting verschuldigd over de helft van de waarde van het huis omdat de andere partner de mede-eigendom van dat huis verkrijgt.
e. Als iemand een huis erft, is daarover overdrachtsbelasting verschuldigd.
f. Als een huis ter waarde van € 300.000 wordt verkocht voor een prijs van € 180.000 (om de ander te bevoordelen), is overdrachtsbelasting verschuldigd over € 180.000.
7.9 Samenvatting
Erfbelasting is de belasting op een verkrijging uit een nalatenschap. Schenkbelasting is verschuldigdbijeenschenking.Hetzijnbelastingenopgrondvanhetbeginselvanbevoorrechte verkrijging, dus als iemand iets verkrijgt waar hij geen prestatie voor geleverd heeft.
Bijerfbelastinggeldteersteenvrijstellingopgrondvanderelatiemetdeerflater(deoverledene): eenhogevrijstellingvooreenechtgenooteneenbeperktevrijstellingvooranderen.Erfbelasting loopt via een schijventarief uiteen van 10% tot 40%. Goede doelen met een anbi-erkenning hoeven geen erfbelasting te betalen.
Schenkbelasting kent ook vrijstellingen, bijvoorbeeld als een ouder aan zijn kind schenkt. De tarieven van de schenkbelasting zijn gelijk aan die van de erfbelasting.
Opdeverkrijgingvanonroerendezakenrustoverdrachtsbelasting.Detarievenzijnverschillend, afhankelijk van of het een woning of een niet-woning betreft. Verder of iemand er zelf in gaat wonen dan wel dat hij het als belegging koopt.
7.10 Kernbegrippen
Anbi
Een algemeen nut beogende instelling (‘goedgekeurd goed doel’).
Belastbaresom
Het bedrag dat overblijft als van de verkrijging de vrijstelling wordt afgetrokken.
Budgettairefunctie
Het doel van belastingheffing om geld in de overheidskas te krijgen.
Erfbelasting
Belasting die wordt geheven over verkrijgingen uit een nalatenschap.
Erflater
Degene die is overleden en een erfenis nalaat.
Erfrecht
Datdeelvanhetprivaatrechtdatdeovergangvanhetvermogenvaneenoverledeneopandere personen regelt.
Lijkbezorging
De uitvaart (begrafenis, crematie, resomeren en dergelijke).
Natrekking
De eigenaar van een hoofdzaak wordt ook eigenaar van de bijzaak die met de hoofdzaak wordt verbonden.
Overdrachtsbelasting
Belasting die wordt geheven over de verkrijging van een onroerende zaak.
Schenkbelasting
Belasting die wordt geheven over verkrijgingen uit een schenking.
Successierecht
De oude benaming voor schenkbelasting en erfbelasting.
Vrijstelling
Het gedeelte van een verkrijging waarover geen belasting wordt geheven.
Test je kennis
Opdracht 17
Bij het heffen van belastingen gelden verschillende soorten ʿbeginselenʼ. Welke beginselen zijn van toepassing op de erfbelasting?
Er zijn twee antwoorden goed. budgettaire functie draagkrachtbeginsel profijtbeginsel beginsel van de minste pijn beginsel van de bevoorrechte verkrijging
Opdracht 18
Welke stellingen met betrekking tot de erfbelasting zijn juist?
Er zijn vier antwoorden juist.
Degene die een nalatenschap achterlaat, heet een ʿerflaterʼ
De Nederlandse erfbelasting geldt als de erflater in Nederland woonde.
Het belastingsubject voor de erfbelasting is de verkrijger.
Het belastingsubject voor de erfbelasting is de erflater.
Het belastingsubject voor de erfbelasting is de waarde van de verkrijging.
Het belastingobject voor de erfbelasting is de verkrijger.
Het belastingobject voor de erfbelasting is de erflater.
Het belastingobject voor de erfbelasting is de waarde van de verkrijging.
Opdracht 19
Welke stellingen met betrekking tot de erfbelasting zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Als iemand een hele nalatenschap ontvangt, dan noemt men dat een erfstelling.
Alsiemandeenpercentagevandenalatenschapontvangt,dannoemtmendateenerfstelling.
Als iemand een bepaald voorwerp of een bepaald bedrag uit een nalatenschap krijgt, heet dat een erfstelling.
Als iemand een hele nalatenschap ontvangt, dan noemt men dat een legaat.
Als iemand een percentage van de nalatenschap ontvangt, dan noemt men dat een legaat.
Als iemand een bepaald voorwerp of een bepaald bedrag uit een nalatenschap krijgt, dan heet dat een legaat.
Opdracht 20
Welke regel geldt bij de vaststelling van de waarde van de woning als een woning deel uitmaakt van een nalatenschap?
De waarde van de woning moet na het overlijden worden getaxeerd.
De waarde van de woning is de WOZ-waarde.
De waarde van de woning is vastgelegd in het testament.
De waarde van de woning wordt bepaald door de inspecteur der belastingen.
Opdracht 21
Waarover wordt de erfbelasting geheven als het gaat over het vermogen van de erflater? bezittingen + schulden bezittingen -/- schulden (bezittingen + schulden) -/- vrijstelling (bezittingen -/- schulden) -/- vrijstelling (bezittingen -/- schulden) + vrijstelling (bezittingen + schulden) + vrijstelling
Opdracht 22
Welke uitspraken over de erfbelasting zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Het tarief van de erfbelasting hangt onder andere af van de waarde van de verkrijging.
Het tarief van de erfbelasting hangt onder andere af van de familierechtelijke band tussen de verkrijger en de overledene.
Het tarief van de erfbelasting hangt onder andere af van het vermogen van de verkrijger.
Het tarief van de erfbelasting hangt onder andere af van het inkomen van de verkrijger.
Opdracht 23
Welke uitspraak over de schenkbelasting is juist?
Het bedrag van de schenkbelasting bij een schenking van € 100.000 is voor een kind hoger dan voor een achterneef.
Het bedrag van de schenkbelasting bij een schenking van € 100.000 is voor een kind hetzelfde als voor een achterneef.
Het bedrag van de schenkbelasting bij een schenking van € 100.000 is voor een kind lager dan voor een achterneef.
Opdracht 24
Welke uitspraak met betrekking tot de schenkbelasting is juist?
Het belastingsubject voor de schenkbelasting is de ontvanger.
Het belastingsubject voor de schenkbelasting is de schenker.
Het belastingsubject voor de schenkbelasting is de waarde van de schenking.
Opdracht 25
Welke uitspraken met betrekking tot de schenkbelasting zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Er zijn bij de schenkbelasting geen vrijstellingen.
Er zijn bij de schenkbelasting uitsluitend jaarlijkse vrijstellingen.
Er zijn bij de schenkbelasting uitsluitend eenmalige vrijstellingen.
Er zijn bij de schenkbelasting eenmalige en jaarlijkse vrijstellingen.
Bij de schenkbelasting geldt een schijventarief.
De schenkbelasting kent een progressief tarief.
De schenkbelasting kent een proportioneel tarief.
Opdracht 26
Welke uitspraken over de overdrachtsbelasting zijn juist?
Er zijn vijf antwoorden juist.
Bij de koop van een onroerende zaak is overdrachtsbelasting verschuldigd.
Bij de levering van een onroerende zaak is overdrachtsbelasting verschuldigd.
Als bij gemeenschap van goederen door een huwelijk een echtgenoot eigenaar wordt van de helft van een onroerende zaak, dan is daarvoor geen overdrachtsbelasting verschuldigd.
Iemandvan30jaarouddievoorheteersteenwoningkoopt,betaalt0%overdrachtsbelasting.
Iemand van 65 jaar die al eerder een woning voor zichzelf heeft gekocht, betaalt 2% overdrachtsbelasting.
Iemanddieeenbedrijfspandalsbeleggingheeftgekocht,betaalt10,4%overdrachtsbelasting.
7.11 Aan de slag
Opdracht
27 Erfbelasting
Op een zekere dag kijk je verrast op als je hoort dat een zekere John is overleden en dat jij in zijn testament bent opgenomen. John heeft jou een bedrag van € 200.000 nagelaten. Dan blijkt dat John een achterneef van je is die twaalf jaar geleden naar Australië emigreerde.
a. Valt de erfenis die jij krijgt onder de Nederlandse erfbelasting? Motiveer je antwoord. b. Stel nu echter dat John gewoon wel in Nederland was blijven wonen. Hoeveel erfbelasting zou jij dan verschuldigd zijn? Geef de volledige berekening. Gebruik het model van de berekening zoals dat bij de theorie is weergegeven.
Zoek de gegevens op via de links:
Vrijstellingen erfbelasting 2025
Tarief erfbelasting 2025
Opdracht 28 Gemeenschap van goederen
Op een trieste dag overlijdt Maarten. Zijn vrouw Ibtihal is ontroostbaar. Jij helpt Ibtihal met de financiële afwikkeling. Maarten en Ibtihal waren in gemeenschap van goederen getrouwd. Er zijn geen kinderen. Hun gezamenlijk vermogen was € 1.800.000. De helft daarvan was natuurlijk al van haarzelf. Dus erft Ibtihal € 900.000 van haar man Maarten.
Zoek de gegevens op via de links:
Vrijstellingen erfbelasting 2025
Tarief erfbelasting
a. Wat is voor Ibtihal de vrijstelling voor de erfbelasting?
b. Wat is voor Ibtihal de belastbare som voor de erfbelasting?
c. Wat is voor Ibtihal het belastingpercentage voor de erfbelasting over de eerste schijf?
d. Reken met behulp van de tabellen voor de erfbelasting het totale belastingbedrag uit. Bereken ook hoeveel Ibtihal van de erfenis overhoudt. Gebruik het model van de berekening zoals dat bij de theorie is weergegeven.
Opdracht 29 Hoeveel belasting
betaald?
Je hebt een overzicht gemaakt van allerlei betalingen van het afgelopen jaar van jou, je broer en je zus. Je wilt nagaan wat er zoal naar de fiscus is gegaan. De tarieven kun je opzoeken in de theorie of op het internet.
1. In januari ben je eigenaar geworden van een woning. Je hebt de vraagprijs van € 150.000 kosten koper betaald. Het is de eerste keer dat je een woning hebt gekocht. Je bent 27 jaar oud.
2. In december heb je de woning alweer verkocht. En je hebt een nieuwe woning gekocht voor € 200.000 kosten koper.
3. De verzekeringsmaatschappij heeft je een factuur gestuurd voor de woningverzekering. Exclusief belasting is de premie voor dit jaar € 744.
4. Je broer kocht dit jaar een mooie nieuwe woning van € 700.000. Hij is 29 jaar oud. Het was de eerste keer in zijn leven dat hij een huis heeft gekocht.
5. Je zus heeft drie vakantiewoningen voor de verhuur gekocht. Per vakantiewoning betaalde zij daar € 100.000 voor. Zij is 32 jaar oud.
Tarieven overdrachtsbelasting
Geefaanwelkebelastingen/accijnzenmetdedaarbijbehorendebedragenbijdezeonderwerpen moesten worden betaald.
7.12 Beroepstaak
Opdracht 30 Informatie notaris
Jij bent mr. Ibsen Ledub, je werkt als juridisch medewerker bij notariskantoor Wubbelmans, Kerkstraat 45, 9843 VB Groningen. Voor het kantoor beheer jij het mailadres. Regelmatig krijg je vragen over zaken met betrekking tot het erfrecht. Vandaag komt er een mail binnen die je moet gaan beantwoorden:
Aan: info@wubbelmans.nl
Van: markverhogen@kpnmail.nl
Betreft: T.a.v. Mr. Ibsen Ledub; informatie erfbelasting en schenkbelasting
Geachte heer Ledub
MijnnaamisMarkVerhogen,39jaar.Mijnmoeder,MathildeVerhogen-Maartens,enmijntwee broers van 35 en 37 jaar hebben mij verzocht uw advies te vragen. Wij zouden graag inzicht willen hebben in enkele issues. Vandaar dit bericht aan u.
Hetvermogenvanonzemoederkanwordengeschatop€375.000,bestaandeuitbanktegoeden en beleggingen. Zij woont in een huurhuis van de Woningbouwvereniging. Mijn moeder vraagt zich af of het verstandig is om dit jaar een eenmalige schenking aan ons, haar drie kinderen, te doen. Zij overweegt ieder van ons eenmalig € 25.000 te schenken.
Wij zouden graag weten wat het belastingverschil (erfbelasting en schenkbelasting) is tussen de situatie dat zij die schenkingen doet en de situatie dat zij dat niet doet en met het genoemde vermogen zou overlijden.
Hopelijk kunt u ons duidelijke getallenvoorbeelden noemen, zodat onze moeder een verstandige beslissing kan nemen.
Hoogachtend.
Mark Verhogen
markverhogen@kpnmail.nl
Stel een goede antwoordmail op met de beantwoording van alle vragen van de cliënt van het kantoor.Geefookdeberekeningen.Tip:berekeneenenanderwatelkkindontvangtalsmoeder de schenking niet doet volgens het onderstaande model en verwerk het in een goedlopende tekst.
Erfdeel per kind: € ?
Vrijstelling per kind: € ?
Belastbare som: € ?
Het tarief in schijf 1 is: ?
Het bedrag aan erfbelasting per kind: € ?
Elk kind houdt dan over: € ?
Bereken daarna hetzelfde voor het geval moeder de schenking wel doet. Geef vervolgens aan wat elk kind in die situatie totaal ontvangt en laat het verschil zien. Maak gebruik van deze links:
Vrijstellingen Erfbelasting 2025
Tarieven Erfbelasting 2025
Vrijstelingen Schenkbelasting 2025
7.13 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Kennistoets
Opdracht 31
Welke uitspraak over de erfbelasting is juist als het gaat om een erfenis van € 900.000?
Het bedrag van de erfbelasting is voor een echtgenoot hoger dan voor een broer.
Het bedrag van de erfbelasting is voor een echtgenoot hetzelfde als voor een broer.
Het bedrag van de erfbelasting is voor een echtgenoot lager dan voor een broer.
Opdracht 32
Welke uitspraken met betrekking tot de erfbelasting zijn juist?.
Er zijn vier antwoorden juist.
Er zijn bij de erfbelasting geen vrijstellingen.
Er zijn bij de erfbelasting vrijstellingen voor bloedverwanten.
Er zijn bij de erfbelasting vrijstellingen voor niet-bloedverwanten.
Bij de erfbelasting geldt een schijventarief.
De erfbelasting kent een progressief tarief.
De erfbelasting kent een proportioneel tarief.
Opdracht 33
Bij het heffen van de schenkbelasting gelden verschillende soorten ʿbeginselenʼ. Welke zijn dat?
Er zijn twee antwoorden juist. draagkrachtbeginsel profijtbeginsel beginsel van de minste pijn beginsel van de bevoorrechte verkrijging budgettaire functie
Opdracht 34
Welke uitspraak met betrekking tot de schenkbelasting is juist?
Het belastingobject voor de schenkbelasting is de ontvanger.
Het belastingobject voor de schenkbelasting is de schenker.
Het belastingobject voor de schenkbelasting is de waarde van de schenking.
Opdracht 35
Welke uitspraken over de schenkbelasting zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Het tarief van de schenkbelasting hangt onder andere af van de waarde van de schenking. Het tarief van de schenkbelasting hangt onder andere af van de familierechtelijke band tussen de verkrijger en degene die de schenking doet.
Het tarief van de schenkbelasting hangt onder andere af van het vermogen van de verkrijger. Het tarief van de schenkbelasting hangt onder andere af van het inkomen van de verkrijger.
Opdracht 36
Welke uitspraken over de overdrachtsbelasting zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Bij de koop van een onroerende zaak is geen overdrachtsbelasting verschuldigd.
Bij de levering van een onroerende zaak is wel overdrachtsbelasting verschuldigd.
Iemand van 30 jaar oud die voor het eerst een woning koopt, betaalt circa 10% overdrachtsbelasting.
Iemand die een woning als belegging heeft gekocht, betaalt evenveel overdrachtsbelasting als iemand die in de woning gaat wonen.
Iemand die een woning als belegging heeft gekocht, betaalt meer overdrachtsbelasting dan iemand die zelf in de woning gaat wonen.
Als bij gemeenschap van goederen door een huwelijk de ene echtgenoot eigenaar wordt van de helft van de onroerende zaak van de andere echtgenoot, dan is daarvoor overdrachtsbelasting verschuldigd.
Opdracht 37 Eindopdracht
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Opdracht
Je werkt als medewerker bij makelaarskantoor HuisDirect. Vandaag krijg je een e-mail van Cor Dubbelman. Zowel Cor als zijn twee broers en zijn twee zussen willen een onroerende zaak kopen. Zij willen van je weten wat de overdrachtsbelasting is die ieder verschuldigd zal zijn bij de aankoop.
Stel een goede mail op met het antwoord op hun vragen.
HOOFDSTUK8
BELASTINGEN-FORMEELRECHTENINVORDERING
8.1 Inleiding
Een groot deel van het belastingrecht bestaat uit het beschrijven van de belastingen. Eigenlijk gaat het steeds over: wie moet belasting betalen en hoeveel is dat dan? Daarbij gaat het dus om de inhoud van het belastingrecht.

Belasting betalen.
Maar dat is niet genoeg. Er moet ook veel geregeld worden over de procedures. Op welke manier de belasting wordt geheven en wat je kunt doen als er iets niet klopt. Dan gaat het niet over de inhoud, maar over de vorm. Vandaar dat dit onderdeel het formeel belastingrecht genoemd wordt.
Leerdoelen
• Je kunt de verschillende wetten aanduiden met betrekking tot formeel belastingrecht.
• Je weet wat materieel en formeel belastingrecht inhoudt.
• Je kunt het verschil aanduiden tussen de materiële en de formele belastingschuld.
• Je weet het verschil tussen aangiftebelastingen en aanslagbelastingen.
• Je kunt uitleggen hoe de belastingplichtige de aangifte moet invullen.
• Je kent de voorlopige aanslag, de definitieve aanslag en de navorderingsaanslag.
• Je kunt uitleggen hoe invordering door de Belastingdienst plaatsvindt.
• Je kunt de belangrijkste begrippen uit de invordering uitleggen.
Opdracht 1 Zoekmachine gebruiken
Misschien heb je nog nooit gehoord van het onderwerp 'formeel belastingrecht'. Om meer over een onderwerp te weten te komen, is het handig een zoekmachine te gebruiken, bijvoorbeeld Google of DuckDuckGo. Daar kun je een zoekopdracht beginnen. Start een zoekopdracht en voer in: “formeel belastingrecht” (inclusief aanhalingstekens). Kijk bij de eerste tien hits en noteer tenminste tien begrippen of zinnen die daar staan.
8.2 Oriëntatie Formeel belastingrecht
Het belastingrecht is onder te verdelen in materieel en formeel belastingrecht. Het verschil zit in de vraag wat er geregeld wordt. Gaat het om de inhoud, dus welke belastingen, wie, welk bedrag enzovoort? Of gaat het om de manier waarop de belasting wordt geheven, dus welke procedures gelden daarbij? We maken dus onderscheid tussen inhoud (materie) en vorm.

Indeling van belastingrecht in twee soorten.
Materieelbelastingrecht gaat over de inhoud (de materie). Het is opgenomen in diverse heffingswetten. Bijvoorbeeld de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Bij het materiële belastingrecht horen de vragen wie er belasting moet betalen (het subject van heffing) en waarover de belasting wordt geheven (het object van heffing). En natuurlijk hoeveel belasting dat is. Dit is dus duidelijk de inhoud. Daarom spreken we hier over ‘materiële’.
Formeelbelastingrecht gaat over de procedure (de vorm). Dus hoe de belasting wordt vastgesteld en vervolgens geïnd. Ofwel: op welke manier vindt de heffing precies plaats? Of: welke dwangmiddelen heeft de overheid ter beschikking om mensen tot betaling te dwingen? Dat is dus de procedure van belastingheffing. Het gaat dus over de vorm. Vandaar het woord ‘formeel’.
Formeel belastingrecht gaat onder andere over:
• de formele heffing van belasting
• het innen van de belastingschuld
• het toepassen van dwangmiddelen
• de rechtsbescherming.
Materiële en formele belastingschuld
Je bent verplicht ergens belasting over te betalen op het moment dat de belastbare gebeurtenis plaatsvindt. Dit noemen we dan een materiëlebelastingschuld. Op het moment dat de belastbare feiten plaatsvinden ontstaat alleen nog maar een materiële schuld. Deze feitelijke belastingschuld is echter nog niet formeel door de Belastingdienst vastgesteld.
Vervolgens ga je kijken naar het formeel belastingrecht. ‘Formeel’ betekent dat het te maken heeft met procedures. De materiële belastingschuld die je hiervoor hebt gezien, moet nog worden geformaliseerd. Of: deze moet nog een formele vorm krijgen. Met andere woorden: deze wordt omgezet in een formelebelastingschuld. Dus de belastingschuld wordt officieel (formeel) vastgesteld. Het vaststellen van de formele belastingschuld gebeurt ofwel door een aanslag of door een aangifte.
Het innen van belastingschulden wordt invordering genoemd. De ontvanger der belastingen zorgt dat de belastingplichtige zijn schuld betaalt, desnoods met dwangmiddelen.
Bij het formeel belastingrecht hoort verder ook de rechtsbescherming. Dat gaat over de procedures die gelden als de belastingplichtige het niet eens is met een beslissing van de Belastingdienst.

Wetten over het formeel belastingrecht
Voor de toepassing van het formele belastingrecht zijn drie wetten van belang. Dat zijn de volgende wetten:
• AWR
De Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bevat algemene regels over het formele belastingrecht, zoals aangiften, aanslagen en rechtsbescherming.
• Invorderingswet
De Invorderingswet 1990 geeft regels over het innen van belastingschulden.
• Awb
De algemene regels van het bestuursrecht gelden ook voor het belastingrecht. Je vindt ze in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Indeling in aanslag- en aangiftebelastingen
Belastingen kunnen op verschillende manieren worden geheven, bijvoorbeeld wat betreft de manier dat ze geheven worden. Er zijn twee methoden van heffing:
1. aanslagbelastingen
Bij de aanslagbelastingen legt de inspecteur der belastingen een aanslag op, enige tijd nadat de belastingplichtige aangifte heeft gedaan. Pas bij die aanslag ontstaat een formele belastingschuld. Bijvoorbeeld: de inkomstenbelasting.
2. aangiftebelastingen
Bij aangiftebelastingen ontstaat de formele belastingschuld al op het moment van de aangifte. Bijvoorbeeld: de omzetbelasting, de loonbelasting.

Methoden van heffing.
Opdracht 2 Oriëntatie Formeel belastingrecht
In de volgende tekst ontbreken enkele woorden. Vul deze in.
1. Op het moment dat ik mijn loon ontvang, ontstaat de belastingschuld.
2. Zodra ik een aanslag van de Belastingdienst ontvang voor de inkomstenbelasting, ontstaat de belastingschuld.
3. De belangrijkste wet die algemene regels bevat over het formele belastingrecht, heet de
4. De afkorting daarvan is
5. De wet die regels geeft over de manier waarop belastingschulden moeten worden geïnd en welke dwangmiddelen toegepast kunnen worden, is de .
6. De afkorting daarvan is .
7. Inkomstenbelasting is een belasting ('aanslag' of 'aangifte').
8. Omzetbelasting is een belasting ('aanslag' of 'aangifte').
Opdracht 3 Stellingen over het formeel belastingrecht
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De inkomstenbelasting is een aangiftebelasting.
b. De inhoud van het belastingrecht met betrekking tot het ontstaan van belastingschuld noemt men het formele belastingrecht.
c. Het incasseren van een belastingschuld noem je invordering.
d. Een aanslag die wordt opgelegd door de belastinginspecteur valt onder het begrip 'beschikking' in het bestuursrecht.
8.3 Aanslagbelastingen
De grootste Nederlandse aanslagbelasting is de inkomstenbelasting. Bij een aanslagbelasting staat natuurlijk de aanslag centraal. De aanslag wordt vastgesteld door de inspecteur der belastingen. Zie art. 5 AWR.
Art. 5 AWR
Door het vaststellen van de aanslag ontstaat de formele belastingschuld. De aanslag is een door de inspecteur genomen besluit (beschikking) waaruit voor de belastingplichtige de verplichting ontstaat tot het betalen van een belastingbedrag.
Aangifte en aanslag
De vraag is hoe de inspecteur tot de vaststelling van de aanslag komt. De inspecteur stelt de aanslag vast op basis van een door de burger ingevulde belastingaangifte. Deze aangifte vormt de belangrijkste bron van informatie bij het vaststellen van de aanslag. Maar de Belastingdienst heeft meer bronnen: financiële instellingen, zoals banken en verzekeringsmaatschappijen, zijn wettelijkverplichtgegevensvanhuncliëntenaandeBelastingdienstterbeschikkingtestellen. Zo wordt bijvoorbeeld het saldo op de bankrekening aan de fiscus doorgegeven.

De Belastingdienst.
Hoe controleert de Belastingdienst de aangifte?
Eerst gaat de Belastingdienst kijken naar de aangifte. Zijn de ingevulde gegevens logisch en kloppen ze met andere gegevens? De Belastingdienst heeft recht op informatie van de banken over saldi van al hun cliënten. Dit recht op informatie heet: renseignement. De fiscus vergelijkt deze informatie met de aangiften van de belastingplichtige. Als de aangifte onjuist blijkt te zijn, volgt correctie door de Belastingdienst, met vaak een stevige boete, soms wel tot 300% van de verschuldigde belasting.
Aangifte en aanslag elektronisch
De burger moet aangifte doen. Dat lees je in art 8 AWR. De Belastingdienst stuurt de belastingplichtige een aangiftebrief toe. De burger wordt door middel van die brief gevraagd om aangifte te doen via de website van de Belastingdienst.

Aangifte doe je het gemakkelijkst met de computer.
Geen aangiftebrief? Toch aangifte doen!
Alseenbelastingplichtigewelinkomstenheeftvoordeinkomstenbelasting,maar geen aangiftebrief krijgt toegestuurd, moet hij er zelf een aanvragen bij de Belastingdienst. Je kunt dus niet zeggen dat je van niets wist omdat je geen brief hebt gekregen!
Vooringevulde aangifte
De Belastingdienst gaat er steeds meer toe over om gegevens die bij de dienst al bekend zijn, vooraf in te vullen. Dat kan zijn je loon, pensioen, uitkering of de WOZ-waarde van je huis, maar ook je spaargeld bij de bank. Dergelijke gegevens heeft de Belastingdienst al van diverse instanties gekregen. De aangifte waarbij de Belastingdienst al van alles heeft ingevuld, heet een ‘vooringevuldeaangifte’ .
Digitale post
Aanslagen en brieven worden steeds meer digitaal verstuurd naar je Berichtenbox bij de overheid. Je meldt je op https://mijn.overheid.nl/ aan met je DigiD-code en je activeert de Berichtenbox.

https://mijn.overheid.nl/.
Stellig, duidelijk en zonder voorbehoud De aangifte moet ‘duidelijk’, ‘stellig’ en ‘zonder voorbehoud’ worden ingevuld. Zie artikel 49 AWR.
Art. 49 AWR
‘Stellig’ betekent 'zeker', dus je mag geen bedragen schatten of verzinnen. ‘Zonder voorbehoud’ betekent dat je er zeker van bent dat je de aangifte volledig naar waarheid hebt ingevuld.
DigiD
Elke aangifte moet door de invuller digitaal worden ondertekend. Het ondertekenen moet nu uiteraard ook digitaal gebeuren. Dat gebeurt met de bekende DigiD-code.

Controle en inlichtingen
Na de indiening van de aangifte wordt deze gecontroleerd. Ook kan de inspecteur de belastingplichtige verzoeken nadere inlichtingen te verschaffen. Je bent volgens art. 47 van de AWR verplicht deze inlichtingen te geven.
Vervolgens stelt de inspecteur de aanslag vast. De inspecteur is niet gebonden aan de aangifte. Hij is vrij ervan af te wijken als hij van oordeel is dat de aangifte niet correct is ingevuld. Het vaststellen van de aanslag moet plaatsvinden binnen drie jaar nadat de belastingschuld is ontstaan. Met het opleggen van de aanslag ontstaat de formele belastingschuld en dus ook de verplichting om deze te betalen.
Formele belastingschuld
Robert heeft een drogisterij in de vorm van een eenmanszaak. Hij is belastingplichtig voor de inkomstenbelasting over de winst. Inhoudelijk is het al een (materiële) belastingschuld, maar formeel pas nadat de inspecteur de aanslag heeft vastgesteld: dan is het een formele belastingschuld.
Termijn voor de aangifte
Er geldt een termijn waarbinnen de aangifte moet worden ingediend. Die datum krijgt de belastingplichtige ruim op tijd en duidelijk te weten.

Belastingaangifte op papier doen.
Niet of niet tijdig de aangifte doen
De belastingplichtige moet de aangifte tijdig indienen. Als hij redenen heeft waarom hij de aangifte niet op tijd kan indienen, kan hij uitstel vragen. Via de hierna gegeven link kom je terecht bij de pagina waar de belastingplichtige informatie kan vinden over het uitstel en waar een formulier staat dat moet worden ingevuld. Dat uitstel moet worden aangevraagd vóór het officiële inlevermoment.
Uitstel aanvragen voor de aangifte inkomstenbelasting
Niet of niet tijdig indienen: boete
Als iemand niet tijdig de aangifte heeft ingediend zonder dat hij uitstel heeft verkregen, krijgt hij eerst een herinnering van de Belastingdienst. Wanneer de belastingplichtige nog steeds niets indient, volgt een aanmaning. Dan moet de aangifte alsnog binnen tien dagen bij de Belastingdienst binnenkomen.
Wanneer de belastingplichtige nog steeds geen aangifte heeft ingediend, krijgt hij te maken met een fiscale boete, de verzuimboete. Over deze boete en over de vergrijpboete lees je in de volgende paragraaf meer.
Niet indienen: ambtshalve aanslag
Alsdebelastingplichtigeooknadeaanmaningnoggeenaangiftedoet,danheeftdatvervelende gevolgen. Naast de genoemde verzuimboete kan de inspecteur in zo’n geval zelf een aanslag vaststellen. Het op deze manier vaststellen van de belastingschuld van de belastingplichtige wordt een ambtshalve aanslag genoemd (‘ambtshalve’ betekent: ‘op grond van zijn functie’).
Zie art. 11 AWR.
Art. 11 AWR
Omdat hij geen gegevens van de belastingplichtige heeft ontvangen, schat hij het inkomen en het vermogen zelf. Het is goed voor te stellen dat de belastinginspecteur bij een ambtshalve aanslag dat inkomen en dat vermogen veel hoger vaststelt dan de feitelijke situatie. En dan heeft de belastingplichtige een stevig probleem. Hij moet dan namelijk zelf bewijzen dat de ambtshalve aanslag te hoog was. We noemen dit: de belastingplichtige krijgt de bewijslast.
Opdracht 4 Aanslagbelastingen
a. Noem twee gevolgen als de belastingplichtige geen aangifte doet.
b. In de volgende tekst ontbreken diverse woorden. Vul deze in.
1. Bij de aanslagbelastingen doet de belastingplichtige eerst .
2. Bij het controleren van de aangifte maakt de Belastingdienst gebruik van informatie van banken en andere instellingen. Door deze informatie kan de Belastingdienst ervoor zorgen dat de meeste gegevens al zijn ingevuld. Daardoor noemen we dit een aangifte.
3. Als de Belastingdienst vermoedt dat de aangifte correct is, volgt een
4. Deze wordt vastgesteld door de der belastingen.
5. Als de belastingplichtige geen aangifte doet, kan de Belastingdienst zelf bepalen met welke gegevens een aanslag wordt opgelegd. Formeel wordt dat een aanslag genoemd.
6. Ook kan een financiële sanctie worden opgelegd. Deze heet de .
Opdracht
5 Stellingen over de aanslagbelastingen
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom. Alseenbelastingplichtigegeenaangiftedoet,kandebelastinginspecteurgeenaanslagopleggen.
8.4 Aanslagbelastingen: soorten aanslagen
De inspecteur der belastingen legt de aanslag op. Er zijn drie soorten aanslagen:
1. definitieve aanslag
2. voorlopige aanslag
3. navorderingsaanslag.
Definitieve aanslag
In eenvoudige situaties kan de inspecteur der belastingen direct een definitieve aanslag opleggen. Dat gebeurt dan na afloop van het tijdvak waarover de belasting geheven wordt.
Voorlopige aanslag
Heel vaak maakt de inspecteur eerst gebruik van de voorlopige aanslag. Met een voorlopige aanslag wordt al een aanslag opgelegd voordat alles bekend is en de controle heeft plaatsgevonden. De voorlopige aanslag wordt gebaseerd op gegevens uit de voorafgaande jaren of op eventuele prognoses die de Belastingdienst in bezit heeft.
Door middel van de voorlopige aanslag ontvangt de Belastingdienst in een vroeg stadium alvast een deel van het later verschuldigde bedrag. Voor de belastingplichtige is het gunstig als hij zijn belastingbetaling kan spreiden en hij niet na afloop van het jaar met een grote aanslag wordt geconfronteerd.
Fatma moet vooraf belasting betalen ...
Elk jaar moet Fatma over de winst van haar bakkerij uiteraard inkomstenbelasting betalen. Over 2024 was de aanslag IB € 50.000. De Belastingdienst verwacht dat ze over 2025 waarschijnlijk ongeveer net zoveel omzet zal hebben en dus ongeveer net zoveel inkomstenbelasting verschuldigd zal zijn. Zij krijgt dan ook in januari 2025 een voorlopige aanslag over 2025, ook van € 50.000. Die moet ze al meteen in 2025 betalen in termijnen vanaf januari.Indeloopvan2026zalzeeendefinitieveaanslag2025ontvangen.Dezewordtnatuurlijk verrekend met de voorlopige aanslag.
De voorlopige aanslag moet spoedig worden betaald, ook al is het uiteindelijke definitief verschuldigde bedrag nog niet bekend. De voorlopige aanslag wordt later verrekend met de definitieve aanslag.
Als de definitieve aanslag hoger uitvalt dan de voorlopige aanslag, moet worden bijbetaald. Denk aan de situatie dat de Belastingdienst vaststelt dat bepaalde inkomsten nog niet waren opgegeven. Of dat bepaalde aftrekposten in de aangifte onjuist waren. Het gebeurt ook vaak dat een ondernemer meer verdiend blijkt te hebben dan de Belastingdienst vooraf had ingeschat.
Soms is de definitieve aanslag juist lager dan de voorlopige aanslag. Dat kan bijvoorbeeld zijn als er sprake is van aftrekposten voor hypotheekrente, giften en dergelijke. Of als de inkomsten achteraf lager bleken uit te komen. De belastingplichtige heeft dan bij de voorlopige aanslag te veel betaald. Dan spreken we bij de definitieve aanslag van een negatieve aanslag. Dat is een aanslag waarbij de belastingplichtige geld terugkrijgt.
Navorderingsaanslag
De term navordering betekent dat er eerder géén of te weinig belasting is betaald. Vaak kan de inspecteur de verschuldigde belasting achteraf bij aanslag vaststellen. Dit wordt navordering genoemd. Dat kan als de inspecteur bij het opleggen van de aanslag iets belangrijks nog niet wist.Bijvoorbeeld:deinspecteurontdektbepaaldebankrekeningeninhetbuitenlanddiedoor de belastingplichtige niet waren meegenomen in zijn aangifte. Zie art. 16 van de AWR.
Art. 16 AWR
Opdracht 6 Aanslagbelastingen: soorten aanslagen
a. Bij de aanslagbelastingen kent de inspecteur drie soorten aanslagen. Welke drie zijn dat?
b. Stel dat je een definitieve aanslag inkomstenbelasting krijgt van € 20.000. Maar je hebt voor deze belasting al een voorlopige aanslag gekregen. Daarvoor heb je € 12.000 betaald aan de Belastingdienst. Welk bedrag moet je betalen na de definitieve aanslag?
c. Vul de ontbrekende begrippen in de volgende tekst in.
1. Een aanslag die tijdens het desbetreffende belastingjaar wordt opgelegd, is een aanslag.
2. Een aanslag die achteraf wordt opgelegd omdat er geen of te weinig belasting is betaald, heet een aanslag.
3. Als de Belastingdienst een aanslag oplegt waarbij de belastingplichtige geld terugkrijgt, dan noemt men dat een aanslag.
8.5 Aangiftebelastingen
Naast de aanslagbelasting bestaat nog de aangiftebelasting. Bij aangiftebelastingen speelt deaangiftedecentralerol.Debelastingplichtigeberekentzelfhoeveelbelastinghijverschuldigd is over het tijdvak waarover de belasting wordt geheven. Hij vult de aangifte in en verstuurt dezenaardeBelastingdienst.Meteendaarnabetaalthijhetaanbelastingverschuldigdebedrag. Bij de aangiftebelasting volgt dus geen aanslag.
Belangrijk verschil met de aanslagbelasting is dus dat bij de aangiftebelasting meteen na de aangifte wordt betaald. De omzetbelasting (btw) is een aangiftebelasting. Dus de ondernemer doet de aangifte en hij betaalt meteen de belasting.
Opdracht 7 Aangiftebelastingen
Wat betekent het begrip 'aangiftebelasting'?
Opdracht 8 Stellingen over de aangiftebelastingen
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De inkomstenbelasting is een aangiftebelasting.
b. De omzetbelasting (btw) is een aangiftebelasting.
8.6 Fiscale boetes
Het niet naleven van fiscale verplichtingen kan ertoe leiden dat aan de belastingplichtige een boete wordt opgelegd. De fiscale boetes kunnen worden ingedeeld in:
• verzuimboete
• vergrijpboete.
Een verzuimboete is een boete die wordt opgelegd als de belastingplichtige niet of niet tijdig aangifte doet. Hij 'verzuimt' aan te geven. Deze boete is dan € 469. Doet hij vaker te laat aangifte, dan kan deze boete zelfs oplopen tot € 6.709.
Zie de artikelen 67a, 67b en 67c van de AWR
Art. 67a, 67b en 67c AWR
Naast de verzuimboete bestaat ook de vergrijpboete. Een vergrijpboete is een boete bij een strafbaar feit op het gebied van belastingrecht. Vergrijpboete is een boete in het geval van een ernstige situatie. Het woord ‘vergrijp’ betekent in het recht ‘strafbaar feit’. Bij een vergrijp is sprake van opzet of grove schuld aan de kant van de belastingplichtige. Hij heeft bijvoorbeeld bepaaldeinkomensofvermogensverzwegen.Ofhijheeftaftrekpostenopgevoerddieopfraude berusten. Deze boete kan zelfs 100% bedragen van het bedrag dat met het vergrijp is gemoeid en in sommige gevallen zelfs 300%.
Zie art. 67d AWR.
Art. 67d AWR
Belastingdienst en fiscale boetes
Niet-verwijtbaarheid (‘onschuld’)
Het opleggen van een fiscale boete gebeurt niet als de belastingplichtige kan aantonen dat hij geen schuld heeft aan de situatie. Het is niet-verwijtbaar Je gebruikt dan de vakterm afwezigheidvanalleschuld. Meestal wordt dat aangeduid met de afkorting avas.
Vrijwillige inkeer (‘spijt’)
De belastingplichtige kan het opleggen van een vergrijpboete voorkomen door tijdig tot inkeer te komen en alsnog een juiste en volledige aangifte te doen. De fiscus legt dan een beperkte boete op. Dit noemt men de inkeerregeling. Zie art. 67n van de AWR.
Art. 67n AWR
Zwartspaarders betaalden door inkeerregeling 2,1 miljard euro belasting
De inkeerregeling waarmee zwartspaarders een lagere boete konden krijgen, heeft voor flink hogere belastingopbrengsten gezorgd. Tussen 2002 en 2018 is voor ongeveer 12 miljard euro aan verborgen vermogen alsnog aangegeven bij de Belastingdienst en dat leverde 2,1 miljard euro aan belastingen op, blijkt uit onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB).
Het ingekeerde vermogen komt vooral uit België, Luxemburg en Zwitserland en is met name afkomstig van mannen van rond de 65 jaar die ondernemer zijn. Ruim 27.000 huishoudens hebben een vermogen van gemiddeld 435.000 euro alsnog aangemeld.
Bron: www.nu.nl.
(Originele tekst is ingekort door P. Bles)
'Tijdig' betekent hier dat de belastingplichtige dit moet doen voordat hij moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid of onvolledigheid van de al ingediende gegevens bekend is. Als bij de inspecteur feiten bekend zijn dat een aangifte niet klopt, dan is het te laat. De vergrijpboete kan dan zonder meer worden opgelegd.
Opnieuw zwartspaarders gevonden via cd-rom
DEN HAAG – De Belastingdienst is zwartspaarders op het spoor gekomen via een cd-rom die door de Franse Belastingdienst is overgedragen aan Nederland. Volgens de minister van Financiën bevat de cd-rom namen, burgerservicenummers (BSN) en bedragen. De ontduiking van belastinggeld zou hebben plaatsgevonden in Zwitserland. Momenteel worden de gegevens onderzocht door de Belastingdienst. Na onderzoek kan de Belastingdienst bij de Zwitserse overheid meer informatie vragen.
De minister meldde woensdag dat dit jaar tot nu toe tussen de 900 en 1000 mensen gebruik hebben gemaakt van de zogenoemde inkeerregeling, voor een bedrag van ruim 250 miljoen euro. Dat betekent dat als mensen zich uit eigen beweging melden met spaargeld, ze hierover alsnog belasting betalen plus een boete van 30 procent. Ze voorkomen hiermee het risico te worden gepakt, wat strafvervolging kan inhouden of een boete van 300 procent.
Bron: www.telegraaf.nl.
(Originele tekst is ingekort door P. Bles)

Zwart geld?
Te laat tot inkeer gekomen
TanteVeroniquehad€100.000staanopeenbankrekeninginZwitserland.Datdeedzenatuurlijk om het geld uit handen van de fiscus te houden. In de krant stonden berichten dat de Belastingdienst daar wel achter zou komen. Een wijze neef gaf haar het dringende advies tijdig aangifte te doen van het zwarte geld. Op die manier zouden de navordering en de boete beperkt blijven. Hij vertelde haar over de zogeheten ‘inkeerregeling’.
Een wat minder wijze buurman gaf het advies geen aangifte te doen en maar te wachten tot de Belastingdienst er zelf achter zou komen. Toen de Belastingdienst er inderdaad achter kwam, deed tante Veronique snel zelf aangifte, met als doel een boete te voorkomen. Helaas was ze echt te laat! Een forse boete was onvermijdelijk. Had ze nu maar naar haar wijze neef geluisterd...
Strafbepalingen
Naast de fiscale boeten zijn er ook strafbare feiten met betrekking tot het belastingrecht. Je kuntdusookgevangenisstrafkrijgenvoorhetovertredenvanbelastingwetten.Jekuntdaarover meer lezen in art. 68, 69 en 69a van de AWR.
Art 68 AWR en volgende
FIOD
De Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) is de de opsporingsdienst van de Belastingdienst die optreedt tegen vele vormen van belastingfraude. Kijk maar eens op de website van de FIOD.
Website FIOD
Volgens art. 83 van de AWR mag de FIOD ook binnentreden in een woning als er verdenkingen zijn van belastingfraude.
Art. 83 AWR
Opdracht 9 Fiscale boetes
a. De fiscale boetes worden onderscheiden in twee soorten. Welke twee? Leg beide soorten goed uit.
b. Hoe heet de regeling die de fiscus hanteert voor mensen die spijt hebben van hun belastingontduiking?
c. Stel, je hebt zwart geld. Je gaat dit melden aan de Belastingdienst omdat jij gehoord hebt dat de inspecteur der belastingen je een controlebezoek komt brengen in verband met zwart geld. Kun je dan gebruikmaken van de regeling die de fiscus hanteert voor mensen die spijt hebben van hun belastingontduiking? Motiveer je antwoord.
d. In de volgende tekst ontbreken wat begrippen. Vul deze in.
1. De boete die je kunt krijgen als je inkomsten hebt verzwegen, heet een
2. Als je per ongeluk te laat bent met een aangifte, krijg je soms een
3. De afkorting avas speelt een rol als de inspecteur der belastingen besluit om je geen fiscale boete te geven. Deze afkorting betekent .
4. Als je zwart geld hebt en dus geen juiste aangifte hebt gedaan, dan kun je dat zelf aan de Belastingdienst melden. Meestal krijg je dan een beperkte boete. De regeling die daarover gaat, heet de .
Opdracht 10 Stellingen over de fiscale boetes
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Stel dat jij per ongeluk te laat bent met een aangifte omdat het te druk is geweest op jouw bedrijf. Krijg je dan een vergrijpboete van de fiscus opgelegd?
b. Een verzuimboete kan worden opgelegd als iemand bewust zwart geld heeft weggehouden voor de belastingen.
c. Welke boete is hoger: de verzuimboete of de vergrijpboete? Motiveer je antwoord.
d. De inkeerregeling betekent dat mensen die zich uit zichzelf melden met achterstallige belastingschulden geen of een beperkte boete betalen.
e. De afkorting avas heeft betrekking op een bijzonder soort belastingtarief.
8.7 Oriëntatie Invordering
Als de inspecteurderbelastingen de belastingschuld door middel van een aanslag heeft vastgesteld, dan moet de belastingplichtige het verschuldigde bedrag ook betalen.
Als de belastingplichtige niet uit zichzelf betaalt, dan wordt de schuld ingevorderd. De belastingplichtige krijgt bij dit alles te maken met de ontvangerderbelastingen.
Leuk of niet, belasting moet je betalen. In het overgrote deel van de gevallen betaalt de belastingplichtige gewoon zijn belasting. Als dat niet gebeurt, zijn er twee situaties mogelijk:
1. betalingsonmacht
De belastingplichtige kan niet betalen terwijl dat niet zijn schuld is. Hij wil het wel betalen, hij is er gewoon niet toe in staat. Er is dan sprake van betalingsonmacht. Het woord ‘onmacht’ betekent ‘niet kunnen’.
2. betalingsonwil
Het kan ook zijn dat de belastingplichtige niet wil betalen. Iemand heeft dan geen echte reden om niet te betalen, maar hij weigert gewoon. Er is dan sprake van betalingsonwil.
De aanpak door de ontvanger der belastingen is in de hiervoor genoemde gevallen natuurlijk wel verschillend. Bij betalingsonmacht is vaak een regeling mogelijk met de ontvanger der belastingen. Je begrijpt dat bij betalingsonwil de ontvanger met invorderingsmaatregelen aan de gang gaat. Denk daarbij vooral aan beslaglegging op bankrekeningen of op goederen.
Betalingsonmachtige Maud
Maud is een gescheiden moeder met drie kinderen. Haar ex-man Tim heeft haar op alle fronten in de steek gelaten: hij betaalt geen alimentatie voor de kinderen en ook niet voor haar. In het verleden heeft hij grote schulden gemaakt. Doordat Maud en Tim getrouwd waren in gemeenschap van goederen, waren de schulden van Tim ook de schulden van Maud. Een van die schulden betreft een belastingschuld. De ontvanger der belastingen spreekt Maud aan voor de betaling omdat Tim onvindbaar is. Maud is goedwillend, maar ze is absoluut niet in staat om de belastingschuld te betalen. Zij is dus een onmachtige belastingplichtige.
Betalingsonwillige Tim
Na enige tijd lukt het de ontvanger der belastingen om Tim uit het vorige voorbeeld op te sporen.Timweigertookmaarietsvanzijnbelastingschuldtebetalen.TochheeftTimvoldoende vermogen op de bank. Natuurlijk staat de ontvanger der belastingen al snel klaar om Tim te dwingen te betalen. De Belastingdienst noemt Tim een onwillige belastingplichtige.
Hardheidsclausule
De invordering van belastingschulden is een vorm van handhaving. Handhaving houdt in dat de overheid ervoor zorgt dat de burger de wettelijke bepalingen naleeft.Burgersmoetenzichaanderegelshouden.Deoverheidmoetnalevingvandewettelijke regels afdwingen. Maar soms is handhaving gewoon niet redelijk. Dan kent de wet een 'escape'.
In de AWR is de zogenoemde hardheidsclausule opgenomen. Hierin staat vermeld dat de minister bevoegd is voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen "(…) tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing van de belastingwet mochten voordoen". Deze clausule betekent dat de wet niet wordt toegepast als sprake is van onevenredige hardheid ten aanzien van een belastingplichtige.
Een hardheidsclausule voor Maud
Maud, uit ons eerdere voorbeeld, is echt niet in staat om de belastingschuld te betalen. Het heeft dan geen enkele zin om de wet te handhaven. Daarnaast betekent handhaving dat Maud zelfs niet eens meer in staat zou zijn om voor haar kinderen te zorgen. Dat zou wel erg hard zijn. De wet zegt dan dat de hardheidsclausule mag worden toegepast. De ontvanger der belastingen kan op die basis besluiten dat Maud niets of slechts een gedeelte hoeft te betalen.
Opdracht 11 Oriëntatie Invordering
a. Stel dat jij door zakelijke tegenslag tijdelijk financieel niet in staat bent om de aanslag inkomstenbelasting te betalen. Op zich heb je geen bezwaar tegen de aanslag. Ben jij nu een onwillige belastingplichtige? Motiveer je antwoord.
b. Bram weet dat er in de AWR een regeling is opgenomen voor duidelijk onredelijke gevallen van belastingheffing. Hoe heet deze regeling?
Opdracht 12 Stellingen over het betalen van belastingen
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De belastingaanslag wordt opgelegd door de ontvanger der belastingen.
b. De ambtenaar die de belastingschuld gaat innen, is de ontvanger der belastingen.
c. Een belastingplichtige die niet bereid is om zijn belastingschuld te betalen, noem je een betalingsonmachtige.
d. Een belastingplichtige die niet in staat is om zijn belastingschuld te betalen, noem je een betalingsonmachtige.
e. Als een belastingplichtige niet wil betalen, kan de Belastingdienst gebruikmaken van de hardheidsclausule.
f. Als een belastingplichtige niet kan betalen, kan de Belastingdienst gebruikmaken van de hardheidsclausule.
8.8 Invordering en dwanginvordering
De ontvanger der belastingen stuurt de aanslag naar de belastingplichtige. Deze heeft zes weken vanaf de aanslag de tijd om de aanslag te betalen.
Betaling en invordering
Betaalt de belastingplichtige de aanslag niet binnen die termijn, dan noemen we dat wanbetaling.Vanafdatmomentwordtdeaanslaginvorderbaar.Datbetekentdatdeontvanger der belastingen de betaling kan gaan afdwingen.
Alsiemandhetnieteensismeteenaanslag,dankanhijbezwaaraantekenen.Maar:hetindienen van bezwaar tegen de aanslag betekent niet dat hij niet hoeft te betalen. Het heft de betalingsverplichting niet op. Dus hij moet toch betalen, ook al maakt hij bezwaar tegen de aanslag.
Wel kan de belastingplichtige uitstel van betaling vragen tot op het bezwaar is beslist. Als hij geen uitstel van betaling krijgt, moet hij dus gewoon meteen betalen. Wanneer zijn bezwaar achteraf wordt geaccepteerd, krijgt hij het te veel betaalde bedrag natuurlijk terug.
Dwanginvordering
Als de belastingplichtige niet heeft betaald binnen de betalingstermijn, maant de ontvanger hem schriftelijk aan om alsnog binnen twee weken te betalen. Dat heet een aanmaning.
Betaalt hij dan nog niet, dan zal dwanginvordering geschieden door het uitvaardigen van een dwangbevel. Je moet dan binnen twee dagen betalen.
Tenuitvoerlegging
Als de belastingplichtige de belastingschuld na het dwangbevel nog steeds niet betaalt, zal de deurwaarder namens de Belastingdienst het dwangbevel ten uitvoer leggen. De vakterm voor tenuitvoerlegging is executie. De deurwaarder kan dan beslag leggen op onroerende zaken (bijvoorbeeld een woning), roerende zaken (bijvoorbeeld inboedel of een auto) of bankrekeningen. Beslag kan ook op zaken die een belastingplichtige bij iemand anders heeft ondergebracht (derdenbeslag) of op loon dat de belastingplichtige van zijn werkgever krijgt. Dat heet dan loonbeslag.

De deurwaarder komt beslag leggen.
Beslag op zaken
In beslag genomen goederen worden openbaar verkocht. Een dergelijke executieverkoop wordt aangekondigd door het plaatsen van een advertentie in een dagblad. Vaak betaalt de belastingplichtige dan alsnog. En anders gaat de verkoop gewoon door. Uit de opbrengst wordt vervolgens de belastingschuld betaald.

Veiling onder leiding van een notaris.
Loonbeslag
Wanneer de Belastingdienst beslag legt op het loon of de uitkering, dan heet dat loonbeslag. De werkgever/uitkeringsinstantie is verplicht daaraan mee te werken en de Belastingdienst het gevraagde deel van het loon of de uitkering uit te betalen. Mag het loonbeslag het hele loon omvatten? Nee, de werknemer/uitkeringsgerechtigde heeft natuurlijk wel geld nodig om van te leven. Daarom blijft een deel van het loon of de uitkering ter beschikking van de belastingplichtige. Dat heet officieel de beslagvrijevoet. De Belastingdienst kan dus alleen beslag leggen op het bedrag boven deze beslagvrije voet.
Invorderingsrente
De belastingplichtige moet ervoor zorgen dat de door hem verschuldigde belasting op tijd wordt betaald. Als dat niet gebeurt, dan moet de belastingplichtige rente betalen. Dit wordt invorderingsrente genoemd. Je leest er over in art. 30f van de AWR.
Art. 30f AWR
Verplichtingen belastingplichtige
Voor het gehele traject van de invordering geldt dat de belastingplichtige verplicht is zijn medewerking te verlenen als het gaat om het verstrekken van gegevens en informatie. Hij moet bijvoorbeeld op verzoek van de ontvanger zijn administratie en andere papieren ter inzage geven. Deze inzageverplichting betreft ook gegevensdragers. Dat zijn onder andere: harde schijven, USB-sticks, cd-roms of netwerkopslag. Deze verplichting tot het geven van inzage geldt niet voor derden die zich kunnen beroepen op een wettelijk geregelde geheimhoudingsplicht, zoals advocaten en notarissen.
Opdracht 13 Invordering en dwanginvordering
a. Welke termijn heb je voor het betalen van de aanslag?
b. Na afloop van de termijn die in de aanslag genoemd staat, is de aanslag ‘invorderbaar’. Wat betekent dat?
c. Stel dat je het niet eens bent met de belastingaanslag en je stuurt een bezwaarschrift. Moet je dan in de tussentijd betalen? Of mag je wachten tot het bezwaarschrift is afgehandeld?
d. Wat betekent het begrip ‘executie’?
e. Hoe vindt executie plaats? Wat kan er bijvoorbeeld gebeuren?
Opdracht 14 Stellingen over de invordering
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De ontvanger der belastingen gaat bij wanbetaling over tot dwanginvordering.
b. Als je gelijk hebt met jouw bezwaar tegen een belastingaanslag, dan hoef je die aanslag pas te betalen als er een uitspraak op jouw bezwaarschrift is gekomen.
c. Bij dwanginvordering via een dwangbevel heeft de belastingplichtige vier weken de tijd om de aanslag te voldoen.
d. Tenuitvoerlegging van een dwangbevel heet ook wel ‘executie’.
e. De belastingplichtige is door de privacywetgeving niet verplicht de Belastingdienst inzage in zijn gegevensdragers, zoals cd-rom, harde schijf, SSD of cloudopslag, te geven.
Opdracht 15 Invordering
In de volgende tekst ontbreken verschillende woorden. Vul deze woorden in.
1. De functionaris die de aanslag stuurt, heet de der belastingen.
2. Degene die daarna zorgt dat de belastingplichtige inderdaad gaat betalen, heet de der belastingen.
3. De belastingplichtige die niet heeft betaald, ontvangt daarna een .
4. Dan krijgt hij een termijn van weken om alsnog te betalen, daarna volgt een .
5. De termijn voor betaling is dan nog , daarna volgt de tenuitvoerlegging. De vakterm daarvoor is .
8.9 Samenvatting
In het materiële belastingrecht gaat het om het ontstaan van de belastingschuld. Het formele belastingrecht houdt zich bezig met de wijze waarop de belastingschuld (formeel) wordt vastgesteld. Ook het proces van inning, de invordering en het stelsel van rechtsbescherming zijn onderdeel van het formele belastingrecht.
Het heffen van belasting kan via verschillende manieren van heffing plaatsvinden. Er is onderscheid tussen aanslagbelastingen en aangiftebelastingen. Als de belastingplichtige zijn fiscale verplichtingen niet nakomt, dan heeft de inspecteur tal van mogelijkheden om die nakoming af te dwingen of de niet-nakoming te bestraffen. Zo kan hij navorderingsaanslagen opleggen die ervoor moeten zorgen dat de werkelijk verschuldigde belasting alsnog wordt betaald. Ook is het mogelijk dat hij een fiscale boete oplegt. De wet kent verzuim- en vergrijpboeten.
Alsdeinspecteurdeaanslagheeftvastgesteld,danmoetdebelastingplichtigedezeookbetalen. De ontvanger is de ambtenaar die de belastingschuld int. Belastingheffing is een gedwongen betaling aan de overheid. De overheid heeft de verplichting de fiscale regels te handhaven en de nakoming ervan zo nodig af te dwingen. Alleen in heel bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.
Voldoet de belastingplichtige niet (tijdig) aan zijn betalingsverplichtingen, dan staat de ontvanger een hele reeks aan dwangmiddelen ter beschikking om de belastingschuld geïnd te krijgen. Dit proces wordt dwanginvordering genoemd.
Na het uitvaardigen van een dwangbevel kan beslag worden gelegd op het inkomen en de bezittingen van de belastingplichtige.
8.10 Kernbegrippen
Aangiftebelasting
Een belasting waarbij de belastingschuld ontstaat door het doen van een aangifte, waarbij ook de belastingschuld wordt betaald.
Aanslagbelasting
Een belasting waarbij de belastingschuld ontstaat door het vaststellen van de aanslag door de Belastingdienst.
Afwezigheidvanalleschuld
Avas. De belastingplichtige valt niets te verwijten.
Ambtshalve
Op grond van een functie (bij belastingaanslagen, dus wanneer er geen aangifte is gedaan).
Avas
Afwezigheid van alle schuld: de belastingplichtige valt niets te verwijten.
Beslagvrijevoet
Het deel van het loon of de uitkering waarop geen loonbeslag kan worden gelegd omdat de belastingplichtige dit voor eigen levensonderhoud nodig heeft.
Betalingsonmacht
Het niet kunnen betalen van een (belasting)schuld.
Betalingsonwil
Het niet willen betalen van een (belasting)schuld.
Bewijslast
De verplichting om iets te kunnen bewijzen.
Bezwaar
Rechtsmiddelomoptekomentegeneenbesluit,bijhetbestuursorgaandathetbesluitgenomen heeft.
Dwangbevel
Een laatste bevel tot betaling van een belastingschuld.
Dwanginvordering
Invordering met behulp van dwangmiddelen, zoals beslaglegging.
Executie
Een ander woord voor tenuitvoerlegging.
Formeelbelastingrecht
Het belastingrecht met betrekking tot de procedure van heffing en inning inzake belastingen.
Formelebelastingschuld
Een belastingschuld die via de formele belastingprocedure is vastgesteld door de Belastingdienst.
Handhaving
De overheid dwingt naleving van wettelijke regels af.
Hardheidsclausule
Een bepaling dat een regeling in een bijzonder geval niet wordt toegepast omdat dit een onredelijke situatie zou creëren voor een burger.
Inkeerregeling
Regeling dat de belastingplichtige die zelf meldt dat hij nog belasting schuldig is, geen of een beperkte boete krijgt (bijvoorbeeld bij zwart geld).
Inspecteurderbelastingen
De belastingambtenaar die de aanslag vaststelt.
Invorderbaar
De Belastingdienst kan de schuld opeisen bij de belastingplichtige.
Invorderingsrente
Rente die de belastingplichtige moet betalen over de belastingschuld, gedurende de termijn dat hij te laat is met betalen.
Inzageverplichting
De verplichting van de belastingplichtige om inzage te geven in zijn administratie.
Loonbeslag
Beslag op het loon of de uitkering van een werknemer/uitkeringsgerechtigde met betrekking tot schulden die de werknemer heeft bij een schuldeiser (bijvoorbeeld de Belastingdienst).
Materieelbelastingrecht
Het belastingrecht met betrekking tot de inhoudelijke regelingen inzake belastingen.
Materiëlebelastingschuld
Een belastingschuld die inhoudelijk reeds ontstaat als het belastbare feit zich voordoet.
Navordering
Vordering achteraf, omdat blijkt dat geen of te weinig belasting is betaald.
Niet-verwijtbaar
De belastingplichtige heeft geen schuld aan verzuim.
Ontvangerderbelastingen
De belastingambtenaar die de belastingschuld invordert.
Renseignement
Inlichtingen die verkregen worden van een ander. Hier: de Belastingdienst krijgt informatie van banken en dergelijke met betrekking tot gegevens van belastingplichtigen, zoals hun banksaldo.
Tenuitvoerlegging
Het uitvoeren van een dwangbevel door middel van bijvoorbeeld beslag.
Vergrijpboete
Boete bij een strafbaar feit op het gebied van fiscaal recht, dus belastingfraude.
Verzuimboete
Boete in verband met het niet (tijdig) doen van een aangifte.
Vooringevuldeaangifte
Een aangifte waarbij de Belastingdienst vooraf al gegevens heeft ingevuld die zijn ontvangen van instellingen en bedrijven.
Wanbetaling
Het niet betalen van een schuld.
Test je kennis
Opdracht 16
Verbind de begrippen in de linkerkolom met de juiste begrippen in de rechterkolom.
Materiële belastingschuld
Aanslagbelasting
Invordering
Formele belastingschuld
Aangiftebelasting
Opdracht 17
Opeisen van de belasting
Alleen aangifte
Aanslag of aangifte
Aangifte plus aanslag
Belastbaar feit
Jehebtinjanuari2024eenvoorlopigeaanslaginkomstenbelastingoverhetjaar2024ontvangen van € 25.000. Deze heb je kort daarna betaald. In november 2025 krijg je de definitieve aanslag ten bedrage van € 30.000. Wat moet je in november 2025 precies overmaken aan de Belastingdienst?
Er zijn twee antwoorden juist.
€ 25.000 + € 30.000 is € 55.000 (positieve aanslag, dus je moet nog € 55.000 betalen)
€ 25.000 -/- € 30.000 is € - 5.000 (negatieve aanslag, dus je ontvangt € 5.000 terug)
€ 30.000 -/- € 25.000 is € 5.000 (positieve aanslag, dus je moet nog € 5.000 betalen)
Omdat de definitieve aanslag hoger is dan de voorlopige aanslag hoef je niets bij te betalen en krijg je ook niet terug.
Omdat de definitieve aanslag hoger is dan de voorlopige aanslag moet je het verschil bijbetalen.
Omdat de definitieve aanslag hoger is dan de voorlopige aanslag moet je beide aanslagen tezamen alsnog betalen.
Opdracht 18
Wanneer kun je verwachten dat de voorlopige aanslag inkomstenbelasting over 2025 ongeveer in de bus zal vallen, als er geen bijzondere omstandigheden zijn? eind 2024 begin 2025 midden 2025 eind 2025 begin 2026
Opdracht 19
Bij een van de soorten belastingen bestaat de beschrijving: “De belastingplichtige berekent zelf hoeveel belasting hij verschuldigd is over het tijdvak waarover de belasting wordt geheven. Hij vult de aangifte in en verstuurt deze naar de Belastingdienst. Kort daarna betaalt hij het aan belasting verschuldigde bedrag.”
Welke soort belasting betreft dit? aangiftebelasting aanslagbelasting
Opdracht 20
Wat is juist met betrekking tot het belastingrecht?
Er zijn twee antwoorden juist.
Het formeel belastingrecht gaat over de inhoud, dus onder andere over de manier waarop een belastingschuld ontstaat.
Het materieel belastingrecht gaat over de procedures volgens welke de belasting moet worden geheven en geïnd.
Het materieel belastingrecht gaat over de inhoud, dus onder andere over de manier waarop een belastingschuld ontstaat.
Hetformeelbelastingrechtgaatoverdeproceduresvolgenswelkedebelastingmoetworden geheven en geïnd.
Opdracht 21
Wat is juist met betrekking tot de belastingschuld?
Er zijn twee antwoorden juist.
De materiële belastingschuld ontstaat op het moment dat de belastbare gebeurtenis plaatsvindt.
De formele belastingschuld ontstaat op het moment dat de belastbare gebeurtenis plaatsvindt.
De formele belastingschuld ontstaat op het moment dat de Belastingdienst de schuld officieel vaststelt.
De materiële belastingschuld ontstaat op het moment dat de Belastingdienst de schuld officieel vaststelt.
Opdracht 22
Bij welke soort belasting wordt aangifte gedaan en bijna meteen de belastingschuld betaald? aangiftebelasting aanslagbelasting
Opdracht 23
Welke stellingen met betrekking tot het belastingrecht zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
De inkomstenbelasting is een aanslagbelasting.
De inkomstenbelasting is een aangiftebelasting.
De omzetbelasting is een aanslagbelasting.
De omzetbelasting is een aangiftebelasting.
Opdracht 24
Wat is juist met betrekking tot de aangiftebrief voor de inkomstenbelasting?
Er zijn twee antwoorden juist.
Als je geen aangiftebrief voor de inkomstenbelasting krijgt, maar wel inkomsten hebt, ben je verplicht zelf een aangiftebrief aan te vragen.
Als je geen aangiftebrief voor de inkomstenbelasting krijgt, maar wel inkomsten hebt, hoef je geen actie te ondernemen om aangifte te gaan doen.
Iedereen krijgt automatisch elk jaar een aangiftebrief voor de inkomstenbelasting.
Niemand krijgt een aangiftebrief voor de inkomstenbelasting.
Degenen van wie de Belastingdienst vermoedt dat zij inkomstenbelasting verschuldigd zullen zijn, krijgen een aangiftebrief.
Opdracht 25
Welke stellingen zijn juist als het gaat om een burger die bewust geen aangifte doet voor de inkomstenbelasting?
Er zijn twee antwoorden juist.
Dan kan de inspecteur der belastingen ambtshalve een aanslag vaststellen.
Dan kan de inspecteur der belastingen een verzuimboete opleggen.
Dan kan de inspecteur der belastingen niets ondernemen.
Dan kan de inspecteur der belastingen de rechter inschakelen om een aanslag op te leggen.
Dan kan de inspecteur der belastingen in beroep gaan bij de rechter.
8.11 Aan de slag
Opdracht 26 Data zoeken
a. Zoek op de site van de Belastingdienst het antwoord op de vraag wat de datum is waarop normaal gesproken de aangifte voor de inkomstenbelasting moet zijn ingeleverd.
b. Zoek ook op de belastingsite wat het voordeel is voor een belastingplichtige als hij de aangifte inkomstenbelasting doet voor 1 april van het volgende jaar.
Opdracht 27 De wet lezen en uitleggen: de AWR
Voor deze casusopdracht ga je wetteksten lezen en het antwoord opzoeken op de volgende gestelde vragen. De link verwijst naar het wetsartikel waar het onderwerp wordt behandeld. Het gaat om de AWR (Algemene wet inzake rijksbelastingen). In deze wet wordt het formeel belastingrecht geregeld.
Art. 5a van de AWR
a. Stel dat jij getrouwd bent. Wat moet je volgens dit wetsartikel doen om fiscaal partner van elkaar te worden?
b. Stel dat jij niet getrouwd bent, maar zojuist bent gaan samenwonen met jouw partner. Wat moet je volgens dit wetsartikel doen om fiscaal partner van elkaar te worden?
c. Stel dat jij en je partner elkaar voor het eerst hebben ontmoet op 1 september 2024. Jullie gaan zonder samenlevingscontract samenwonen op 1 november 2024. Daarna trouwen jullie met elkaar op 27 december 2024. Wat zegt dit wetsartikel over de vraag gedurende welke periode jullie in 2024 fiscale partners van elkaar zijn?
d. Stel dat jij en je partner al enkele jaren ongehuwd samenwonen en bij de gemeente staan ingeschreven. Jullie trouwen met elkaar op 27 december 2024. Wat zegt dit wetsartikel over de vraag gedurende welke periode jullie in 2024 fiscale partners van elkaar zijn?
e. Barend en Molly wonen al vele jaren samen. Op een zeker moment beginnen zij samen een polyamoureuze liefdesrelatie met Trudy. Sinds 1 februari 2024 woont Trudy bij hen. Ook hebben ze een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten. Zij vragen zich af of Trudy nu ook hun fiscale partner kan zijn. Wat zegt dit wetsartikel daarover?
f. Max en Mindy zijn al tien jaar gelukkig samen. Ze zijn nooit getrouwd, maar wonen wel samen op basis van een samenlevingscontract. Op een zeker moment krijgt Max de ziekte van Alzheimer en moet hij worden opgenomen in een verpleeghuis. Ze waren al jaren op basis van de wet fiscaal partner van elkaar. Nu Max niet meer op hetzelfde adres woont als Mindy, vraagt Mindy zich af of Max nog wel fiscaal partner van haar is. Zoek in dit wetsartikel het juiste antwoord.
Opdracht 28 Moeilijke woorden
Art. 8 van de AWR
a. In art. 8 van de AWR staan enkele vreemde begrippen. Zoek uit wat die begrippen betekenen.
1. is gehouden tot
2. bescheiden
3. gegevensdragers
4. desverlangd.
Art. 10a van de AWR
b. In art. 10a van de AWR staan enkele vreemde begrippen. Zoek uit wat die begrippen betekenen.
1. eigener beweging
2. worden aangemerkt als
3. vergrijp
4. ter zake waarvan.
Opdracht 29 Conflict met de Belastingdienst
Op een zekere dag krijg je bezoek van Elly, een tante van je. Zij heeft een groot conflict met de Belastingdienst. En ze weet dat jij belastingrecht als vak hebt tijdens je opleiding. Ze komt dus met veel vragen.
a. Elly geeft aan dat zij in een hele nare financiële positie is gekomen door haar gokschulden en daardoor een echtscheiding. Zij denkt dat zij recht heeft op toepassing van de hardheidsclausule. Wat betekent dat? En wat denk je dat jij haar in dit geval het beste kunt adviseren?
b. Elly weigert alle medewerking aan de Belastingdienst. Op alle verzoeken van de fiscus zegt zij ‘nee!’. Zij weigert dus ook inzage in haar administratie. Welk advies geef jij haar dan?
c. Elly woont in een huurhuis en haar inboedel is nauwelijks iets waard. Zij vertelt je dus met een brede glimlach dat de Belastingdienst toch niets van haar belastingschuld kan opeisen. Wat is daarop jouw wijze opmerking met betrekking tot haar loon bij de firma Plevier? Werk dat kort uit.
d. Elly’s werkgever, meneer Plevier, zegt: ‘Geen probleem, ik heb de pest aan de fiscus, dus ze komen niet aan jouw loon.’ Wat moet daarop je antwoord zijn?
e. Uiteindelijk heeft de Belastingdienst toch de werkgever van Elly zo ver dat hij meewerkt en het geld uitbetaalt aan de Belastingdienst. Vervolgens komt Elly in paniek met de vraag: ‘Kan dit nu zomaar? Ik ga honger lijden.’ Wat is daarop jouw goed onderbouwde antwoord?
8.12 Beroepstaak
Opdracht 30 Chat met FNV-belastingadvies
Je hebt je diploma gehaald en bent werkzaam bij vakbond FNV als belastingadviseur voor de leden. Vandaag start Mathilde de chat met enkele vragen. Ze heeft problemen met de Belastingdienst. Je geeft haar de juiste belastingadviezen.





8.13 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Kennistoets
Opdracht 31
Wat is juist met betrekking tot de belastingschuld?
Er zijn twee antwoorden juist.
Bij de inkomstenbelasting ontstaat de materiële belastingschuld op het moment dat ik in mijn bedrijf winst maak.
Bij de inkomstenbelasting ontstaat de formele belastingschuld op het moment dat ik in mijn bedrijf winst maak.
Bij de inkomstenbelasting ontstaat de materiële belastingschuld op het moment dat de inspecteur der belastingen de aanslag vaststelt.
Bij de inkomstenbelasting ontstaat de formele belastingschuld op het moment dat de inspecteur der belastingen de aanslag vaststelt.
Opdracht 32
Welke stellingen met betrekking tot het belastingrecht zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Een goed voorbeeld van een aangiftebelasting is de inkomstenbelasting.
Een goed voorbeeld van een aanslagbelasting is de inkomstenbelasting.
Een goed voorbeeld van een aangiftebelasting is de omzetbelasting.
Een goed voorbeeld van een aanslagbelasting is de omzetbelasting.
Opdracht 33
Welke stellingen met betrekking tot de aanslagen zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Een navorderingsaanslag volgt als er eerder te weinig belasting is betaald.
Als de inspecteur der belastingen na jaren zwart geld van de belastingplichtige ontdekt, kan hij een navordering opleggen.
Als de inspecteur der belastingen na jaren zwart geld van de belastingplichtige ontdekt, kan hij een voorlopige aanslag opleggen.
Na een voorlopige aanslag volgt altijd een definitieve aanslag.
Een definitieve aanslag wordt altijd voorafgegaan door een voorlopige aanslag.
Opdracht 34
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn vier antwoorden juist.
Als een belastingplichtige niet kan betalen is er sprake van betalingsonwil.
Als een belastingplichtige niet kan betalen is er sprake van betalingsonmacht.
Bij betalingsonwil kan de Belastingdienst gebruikmaken van de hardheidsclausule.
Bij betalingsonmacht kan de Belastingdienst gebruikmaken van de hardheidsclausule.
Bij toepassing van de hardheidsclausule kan de Belastingdienst een belastingschuld laten vervallen.
Bij toepassing van de hardheidsclausule kan de Belastingdienst een belastingschuld gedeeltelijk laten vervallen.
Opdracht 35
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
De belastingaanslag wordt opgelegd door de ontvanger der belastingen.
De belastingaanslag wordt opgelegd door de inspecteur der belastingen.
De belastingschuld wordt geïnd door de inspecteur der belastingen.
De belastingschuld wordt geïnd door de ontvanger der belastingen.
Opdracht 36
Welke stellingen met betrekking tot de invordering zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
De belastingplichtige moet de Belastingdienst inzage geven in zijn papieren, harde schijven, USB-sticks, cd-roms of netwerkopslag.
De belastingplichtige moet de Belastingdienst inzage geven in zijn papieren. Hij hoeft geen harde schijven, USB-sticks of cd-roms ter inzage te geven op grond van de privacywetgeving.
Als een belastingplichtige de aanslag niet kan betalen, kan de ontvanger der belastingen geen beslag leggen op het loon dat hij bij zijn werkgever ontvangt.
Als een belastingplichtige de aanslag niet kan betalen, kan de ontvanger der belastingen beslag leggen op het hele loon dat hij bij zijn werkgever ontvangt.
Als een belastingplichtige de aanslag niet kan betalen, kan de ontvanger der belastingen beslag leggen op een deel van het loon.
Als de Belastingdienst een vordering heeft op de belastingplichtige, dan gaat dat boven andere schuldeisers.
Als de Belastingdienst een vordering heeft op de belastingplichtige, dan heeft de Belastingdienst een gelijke rangorde als de andere schuldeisers.
Opdracht 37 Eindopdracht
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Opdracht
Jij werkt bij de Belastingdienst. Jouw leidinggevende heeft van de minister van Financiën de opdracht gekregen om te zorgen voor een zogeheten FAQ. Die afkorting betekent ʿFrequently Asked Questionsʼ Dat is een overzicht van vragen die vaak gesteld worden aan de helpdesk vandeBelastingdienst.Bijelkevraaghoorteenantwoord.Deministerhooptdoorhettoevoegen van zo’n FAQ de telefonische helpdesk van de Belastingdienst wat te ontlasten.
Je leidinggevende heeft begrepen dat jij zojuist het onderdeel Invordering hebt afgerond tijdens jouw mbo-studie. Hij heeft jou de opdracht gegeven om zo’n FAQ samen te stellen in een Word-document. JemoetdaarbijdecorrectantwoordenformulereninbegrijpelijkNederlands.
HOOFDSTUK9
BELASTINGEN-RECHTSBESCHERMING
9.1 Inleiding
Je weet inmiddels veel over diverse belastingen. Wie moet betalen, hoeveel en waarom. Ook weet je hoe de procedure verloopt om de belastingen te heffen. Dus over de aangifte en de aanslag.
Nu gaan we kijken naar de vraag wat er gebeurt als je het niet eens bent met de Belastingdienst. Stel dat je een aanslag hondenbelasting hebt gekregen terwijl je geen hond hebt. Of je krijgt een aanslag waardoor je veel te veel inkomstenbelasting moet betalen. Wat doe je dan?

We gaan de procedures behandelen die je kunt voeren als je iets wilt doen tegen een belastingaanslag. Je kunt naar de inspecteur der belastingen schrijven. Je kunt ook naar de rechter gaan en daar proberen je gelijk te halen.
Leerdoelen
• Je begrijpt wat er bedoeld wordt met het begrip 'rechtsbescherming'.
• Je kunt de grote lijnen van het fiscale procesrecht beschrijven.
• Je begrijpt de gebruikte terminologie in een fiscaal proces.
• Je kunt de rechtsbescherming verklaren via de procedures van bezwaar, beroep, hoger beroep en cassatie.
• Je kunt de absolute en de relatieve competentie beschrijven.
Opdracht 1 Rechtsbescherming in belastingzaken
Voor deze opdracht zoek je op het internet naar de rechtsbescherming in belastingzaken. Voer deze zoektermen in bij Google:
• rechtsbescherming belasting
• bezwaar Belastingdienst
• beroep Belastingdienst.
Volg enkele links en kijk wat je kunt vinden. Kijk ook eens op deze site:
Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter
Omschrijf zo goed mogelijk wat je hebt kunnen vinden over de rechtsbescherming.
9.2 Oriëntatie Rechtsbescherming
De Belastingdienst kan een belastingschuld met dwangmiddelen invorderen. Maar natuurlijk kan dat alleen wanneer de wet dit toestaat. Dat heet het legaliteitsbeginsel. Het begrip 'legaliteit' komt van het Latijnse woord 'lex' en dat betekent 'wet'.
Een kenmerk van de rechtsstaat is dat er een stelsel van rechtsbescherming voor de burger moet zijn. De burger die het met een beslissing van de overheid niet eens is, moet zich daartegen kunnen verzetten bij de rechter. Die onafhankelijke rechter kan het optreden van de overheid beoordelen. Dat valt onder het fiscaalprocesrecht.
De Algemene wet inzake rijksbelastingen
Het fiscaal procesrecht is grotendeels opgenomen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).VoorzoverdezeAWRgeenspecialeregelsgeeftvoorbelastingzaken,geldendealgemene regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Algemene wet bestuursrecht
De Awb (Algemene wet bestuursrecht) biedt rechtsbescherming voor het hele bestuursrecht. Alle overheidsorganen moeten zich dus aan dit stelsel houden. Ook de Belastingdienst. De mogelijkhedenvoorrechtsbeschermingbinnenhetbelastingrechtzijndaaromookopgenomen in de Awb. Kern daarvan is de mogelijkheid om tegen een besluit beroep in te stellen bij de belastingrechter.
Beschikking
Het gaat bij de rechtsbescherming altijd om een beschikking. Dat betekent: een beslissing van een overheidsorgaan in een concreet geval. Je kunt daarbij denken aan het besluit van de inspecteur der belastingen waarbij hij jou een aanslag inkomstenbelasting oplegt. Als je het daar niet mee eens bent omdat de aanslag onterecht is of te hoog, dan kun je daar iets tegen doen. Oftewel: je kunt een rechtsmiddel gebruiken.
Een rechtsmiddel is een middel dat je kunt gebruiken tegen een overheidsbesluit. Het is dus een middel om je recht te krijgen. Zo’n rechtsmiddel kun je alleen gebruiken tegen een appellabelbesluit. Dat is een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld. Appèl is namelijk een ander woord voor beroep, in de betekenis van ‘beroep aantekenen tegen een overheidsbesluit’
Appèl of appel?
Let goed op hoe je dit woord uitspreekt! Als we het hebben over een appel, de vrucht, dan leggen we de klemtoon op 'ap'. Maar als we het hebben over appèl, in de betekenis van beroep aantekenen tegen een overheidsbesluit, dan leggen we de klemtoon op 'pèl'. Daarom schrijven we hier het woord telkens als 'appèl' en niet als 'appel', ook al is de officiële schrijfwijze niet zo.
Belanghebbende
Als de belastingplichtige het niet met de aanslag eens is, maakt de Awb het mogelijk tegen dat besluit van de Belastingdienst bezwaar en beroep aan te tekenen. Deze twee rechten heeft alleen de belanghebbende. Dit is de burger ‘wiens belang rechtstreeks bij het besluit betrokken is’. Alleen de belastingplichtige aan wie de aanslag is opgelegd kan ‘belanghebbende’ zijn. Het is dus niet mogelijk om bezwaar of beroep tegen een overheidsbesluit aan te tekenen als je niet zelf de belastingplichtige bent. Het bezwaar of beroep kan natuurlijk wel worden ingediend door een gemachtigde, bijvoorbeeld een belastingadviseur.
Kan buurman Janus bezwaar maken?
Aan Bob Hendriksen is een belastingaanslag opgelegd. Hij ziet geen mogelijkheden om de aanslag aan te vechten. Hij maakt dan ook geen bezwaar tegen de aanslag. Buurman Janus Jansma, aan wie Bob Hendriksen nog geld is verschuldigd, is het hier niet mee eens. Hij vindt dat Bob juist wel bezwaar moet indienen omdat de aanslag in zijn ogen te hoog is. Bovendien houdt Bob, als de aanslag na bezwaar opnieuw wordt vastgesteld voor een lager bedrag, meer geld over om Janus terug te betalen. Nu Bob geen bezwaar wil maken, besluit Janus dan maar zelf tegen de aanslag bezwaar te maken.
De rechter verklaart het bezwaar 'niet-ontvankelijk'. Buurman Janus is géén belanghebbende.
Opdracht 2 Oriëntatie Rechtsbescherming
a. Ook in het belastingrecht geldt het ‘legaliteitsbeginsel’. Wat houdt dat beginsel in?
b. Wat houdt het begrip ‘rechtsbescherming’ in?
c. Welke wet regelt de algemene rechtsbescherming voor alle overheidsbeschikkingen? (Dus niet alleen voor belastingzaken.)
d. Welke wet regelt de specifieke rechtsbescherming voor belastingzaken?
e. De rechtsbescherming vindt plaats ten opzichte van een bepaald soort overheidsbesluiten. Welke soort is dat? Leg ook uit wat dat begrip betekent.
f. In de volgende tekst ontbreken bepaalde woorden of begrippen. Vul deze in.
1. Het fiscaal procesrecht staat grotendeels in de
2. Als die wet bepaalde zaken niet heeft geregeld, dan geldt de
3. Als je bezwaar of beroep aantekent tegen een belastingaanslag, dan maak je gebruik van een .
4. Een ander woord voor beroep/hoger beroep is .
5. Degene die in beroep gaat, noemen we de .
6. Beroep tegen een beschikking kan alleen worden gedaan door degene die de aanslag betreft. We zeggen dan ook dat het instellen van beroep alleen kan door de .
9.3 Rechtsbescherming: bezwaar en beroep
Het stelsel van rechtsbescherming maakt het beroep op de onafhankelijke rechter mogelijk. De rechter voert controle uit over het bestuur, in dit geval over de Belastingdienst. Maar je kunt niet meteen naar de rechter stappen met een beroepsprocedure. Je moet eerst de bezwaarprocedure volgen bij de Belastingdienst zelf. Bezwaar betekent dat je eerst protest aantekent bij de instantie die de beschikking heeft gemaakt. Je moet dus eerst bezwaar aantekenen bij de inspecteur der belastingen die de aanslag heeft opgelegd. Bezwaar is een van de rechtsmiddelen.
Waarom moet je eerst bezwaar maken bij de Belastingdienst voordat je in beroep kunt gaan bij de rechter?
1. De bezwaarprocedure is een ‘filter’. IndebezwaarprocedurekunneneventuelefoutenvandeBelastingdiensteenvoudigworden opgelost. Daar hoeft dan geen rechter aan te pas te komen. Het is veel efficiënter.
2. De bezwaarprocedure is een verduidelijking van het geschil. In een bezwaarprocedure worden de standpunten van beide partijen duidelijker. Dus de de rechter krijgt meteen een glashelder beeld van het geschil.

De rechtsmiddelen.
Kenmerken van de bezwaar- en beroepsprocedure
De volgende kenmerken zijn belangrijk:
• Welke termijn geldt voor dit rechtsmiddel?
• Wie mag de indiener zijn?
• Welke formele eisen gelden?
• Wie betaalt de kosten van de procedure?
Welke termijn geldt?
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of van een beroepschrift is zes weken. Deze termijn begint op de dag nadat het besluit (de beschikking) bekend is gemaakt. Bekendmaking geschiedt door toezending van de beschikking aan de belanghebbende.
Wie mag indiener zijn?
Om een bezwaar of beroep in te dienen is vereist dat de indiener belanghebbende is. Dat is de belastingplichtige zelf. Maar het bezwaar of beroep kan ook worden ingediend door een gemachtigde, bijvoorbeeld een belastingadviseur. In veel gevallen is dat ook wel verstandig, om te zorgen dat het bezwaar of beroep zo goed mogelijk wordt ingediend.
Formele eisen (welke vorm moet het hebben?)
Hetbezwaar-ofberoepschriftkentmaarweinigvormvereisten.Meestalmoetheteenschriftelijk stuk betreffen, maar inmiddels is het vaak ook mogelijk digitaal een bezwaar of beroep in te dienen via online formulieren.
Wat betreft de inhoud van het stuk zegt de wet alleen dat het bezwaar- of beroepschrift ten minste het volgende moet bevatten:
• de naam en het adres van de indiener
• de dagtekening (= aanduiding van de datum van indiening)
• de omschrijving van het besluit waar het om gaat
• de gronden (= redenen) van het bezwaar of beroep.
Hoe maak ik bezwaar bij de Belastingdienst?
Wie betaalt de kosten?
De bezwaarprocedure is gratis.
Opdracht 3 Rechtsbescherming: bezwaar en beroep
a. Leg duidelijk het verschil uit tussen bezwaar en beroep.
b. Wat zijn de twee redenen waardoor een belastingplichtige altijd eerst de bezwaarprocedure moet voeren voordat hij een beroepsprocedure mag beginnen?
Opdracht 4 Stellingen over de rechtsbescherming
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift is acht weken.
b. De belastingplichtige moet altijd eerst een bezwaarprocedure beginnen voordat hij een beroepsprocedure mag beginnen.
9.4 Bezwaarprocedure
De Awb vereist dat er voorafgaand aan de gang naar de rechter (in de beroepsprocedure) eerst een bezwaarprocedure wordt gevoerd. De Belastingdienst kan zijn besluit dan opnieuw overwegen. De inspecteur kan eventueel een nieuw besluit nemen op basis van de gronden (redenen) die je in je bezwaar hebt opgenomen. De belastingplichtige wordt in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Hij krijgt dus een uitnodiging van de inspecteur om zijn verhaal te vertellen.
Er zijn vier mogelijkheden na afloop van de bezwaarprocedure:
• De inspecteur verklaart zich onbevoegd (bijvoorbeeld: je moet elders zijn).
• Het bezwaar is niet-ontvankelijk (bijvoorbeeld: de indiener is geen belanghebbende, het bezwaar heeft niet de juiste vorm of is te laat ingediend).
• Het bezwaar wordt ongegrond verklaard (de indiener heeft geen gelijk, de aanslag blijft gewoon bestaan).
• Het bezwaar wordt (gedeeltelijk) gegrond verklaard (de indiener krijgt gelijk).
Alleen als het bezwaar gegrond is, levert de beslissing op het bezwaar een nieuw besluit op. Bijvoorbeeld een lagere belastingaanslag of helemaal geen aanslag.
Opdracht 5 Bezwaarprocedure
a. Bij wie kan de belastingplichtige een bezwaar tegen de aanslag indienen?
b. Wat betekent het als het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard?
c. Wat betekent het als het bezwaar wel ontvankelijk, maar ongegrond wordt verklaard?
d. Wat betekent het als het bezwaar gegrond wordt verklaard?
Opdracht 6 Stellingen over de bezwaarprocedure
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt drie maanden.
b. De bezwaarprocedure is kosteloos voor de belastingplichtige.
c. Een bezwaar of beroep kan alleen worden ingediend door de belanghebbende zelf. Hij kan geen andere persoon machtigen om dat voor hem te doen.
9.5 Beroepsprocedure
Als de inspecteur der belastingen een bezwaar ongegrond verklaart, krijgt de belastingplichtige geen gelijk van de Belastingdienst. De burger kan dan twee dingen doen: hij kan besluiten de uitspraak te accepteren (dat heet officieel: 'hij berust in de beslissing op het bezwaar'). Of hij is het er echt mee oneens. Dan kan hij nog naar de onafhankelijke rechter. Dat gebeurt dan in de beroepsprocedure. De belastingplichtige stelt dan beroep in bij de bevoegde rechtbank.
Art. 26a AWR

Vrouwe Justitia op de rechtbank.
Competentie
Competentie betekent bevoegdheid van een rechter om een zaak te behandelen. Je kunt niet zomaar met een bepaalde kwestie bij elke rechtsinstantie in Nederland aankomen. Voor elke zaak is meestal maar één instantie bevoegd (= competent). De competentie wordt verdeeld in absolute competentie en relatieve competentie.
Allereerst wordt gekeken naar de inhoud van de zaak, waardoor het niveau van de rechter bepaald wordt. Dat is de absolute competentie.
Vervolgens wordt gekeken naar de plaats. Dus: de rechtbank in welke plaats is bevoegd? Dat is de relatieve competentie.

Competentie.
Absolute competentie
Absolutecompetentie betekent: welk niveau (soort) rechter is competent. Dat is bij belastingzaken de sector bestuursrecht (belastingkamer) van de rechtbank.
Arrondissementsrechtbank of rechtbank?
Je ziet vaak de term ‘arrondissementsrechtbank’. Dat betekent hetzelfde als ‘rechtbank’. Het begrip ‘arrondissement’ betekent: ‘rechtsgebied van een rechtbank’.
Relatieve competentie
Nadat je de vraag van de absolute competentie hebt beantwoord, komt nu nog de kwestie welke van de rechtbanken bevoegd is. Relatievecompetentie houdt in: de rechter van welke plaats is bevoegd? Je kunt niet zomaar naar een willekeurige belastingrechter in Nederland stappen.
Hetbeoordelenvanbelastingzakenvereistspecifiekefiscalekennis.Daaromzijnalleenbepaalde rechtbanken bevoegd. Dat zijn voor belastingzaken deze rechtbanken:
• rechtbank Gelderland te Arnhem
• rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda
• rechtbank Den Haag te Den Haag
• rechtbank Noord-Holland te Haarlem
• rechtbank Noord-Nederland te Groningen.
De relatieve competentie bij belastingzaken is: de rechtbank in het gebied waar de belastingplichtige woont, is bevoegd.
Het verloop van de beroepsprocedure
De beroepsprocedure voor de rechtbank loopt anders dan de bezwaarprocedure bij de Belastingdienst. In het beroep staan inspecteur en belastingplichtige tegenover elkaar in een gerechtelijke procedure bij de onafhankelijke rechter.
De belastingplichtige is de appellant, dus degene die het beroep instelt. Eerder zag je al dat appèl het juridische woord is voor ‘in beroep gaan’. De belastingplichtige begint de beroepsprocedure, dus de inspecteur der belastingen is nu de verweerder. De termijn om een beroepsprocedure te starten is zes weken na de datum van die uitspraak in de bezwaarprocedure.
De rechtbank zendt het beroepschrift van de burger aan de inspecteur der belastingen. Deze krijgt dan de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen. In het verweerschrift probeert de inspecteur de aangevoerde beroepsgronden (redenen voor het beroep) te bestrijden met argumenten.
De belastingrechter heeft een actieve rol, hij gaat op zoek naar de waarheid. De rechter wil achterhalen wat zich werkelijk heeft afgespeeld. Hij laat zich daarbij niet zomaar leiden door watdebelastingplichtigeofdeinspecteurbeweert.Derechterkangetuigenhoren,deskundigen om advies vragen en partijen om nadere inlichtingen verzoeken.
Daarna wordt de zaak op zitting behandeld. Tijdens de zitting stelt de rechter vragen en geeft hij partijen de gelegenheid hun standpunt nog eens uiteen te zetten. Als de rechter vindt dat hij voldoende over de zaak geïnformeerd is, sluit hij het onderzoek en deelt hij partijen mee wanneer hij uitspraak doet. De rechtbank doet meestal schriftelijk uitspraak binnen zes weken.
De rechter moet beoordelen of het besluit voldoet aan de wettelijke vereisten. De procedure voor de rechtbank leidt tot een vonnis. Daarbij zijn er vier mogelijkheden:
• De rechtbank verklaart zich onbevoegd (bijvoorbeeld: de rechtbank heeft geen wettelijke bevoegdheid in dit geval).
• Het beroep is niet-ontvankelijk (bijvoorbeeld: de indiener is geen belanghebbende; het beroepschrift heeft niet de juiste vorm of is te laat ingediend).
• Het beroep wordt ongegrond verklaard. (De indiener heeft geen gelijk.)
• Het beroep wordt (gedeeltelijk) gegrond verklaard. (De indiener krijgt gelijk.)
Als het beroep ongegrond verklaard wordt, blijft het besluit gewoon van kracht. De rechtbank verklaart dan dat de inspecteur der belastingen gelijk had en de belastingplichtige geen recht heeft op een ander besluit.
Als de rechtbank het beroep gegrond verklaart, krijgt de belastingplichtige gelijk. De inspecteur der belastingen heeft de aanslag niet correct vastgesteld. De rechter kan bijvoorbeeld bepalen dat de aanslag vervalt.

De rechter wijst vonnis.
Kosten van de beroepsprocedure
Voor de beroepsprocedure bij de rechtbank moet de indiener (de belastingplichtige) betalen. Hij moet een bedrag aan griffierecht voldoen. Als de belastingplichtige gelijk krijgt, wordt het betaalde griffierecht door de Belastingdienst terugbetaald.
Vereenvoudigde behandeling
Als de rechtbank vindt dat beroep tegen een aanslag veel te laat is of dat het een onzinnige inhoud heeft, vindt de vereenvoudigde behandeling plaats: er volgt geen verder onderzoek en de uitspraak volgt meteen.
Voorlopige voorziening
Het instellen van bezwaar of beroep betekent niet dat een opgelegde aanslag wordt uitgesteld. Met een mooie term: bezwaar of beroep ‘schorst de aanslag niet’ De aanslag moet gewoon worden betaald, ook al begint de belastingplichtige burger een bezwaar- of beroepsprocedure.
De Awb biedt de mogelijkheid om tijdens de bezwaar- of beroepsprocedure om een voorlopige voorziening te verzoeken, bijvoorbeeld om de betaalplicht uit te stellen (te schorsen). Dat is een spoedmaatregel die de rechter kan opleggen voor de duur van de procedure.
Opdracht 7 Beroepsprocedure
a. Wat betekent het begrip 'competentie'?
b. Wat betekent het begrip 'absolute competentie'?
c. Wat is van invloed op de bepaling van de absolute competentie?
d. Wat betekent het begrip 'relatieve competentie'?
e. Wat is van invloed op de bepaling van de relatieve competentie?
Opdracht 8 Stellingen over de beroepsprocedure
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. De absolute competentie inzake belastingen gaat over de plaats waar de procedure gevoerd wordt.
b. De relatieve competentie inzake belastingen geeft aan dat belastingzaken in eerste instantie bij het gerechtshof worden gevoerd.
c. ‘Appellant’ is een ander woord voor iemand die in (hoger) beroep gaat.
d. Als het beroep ongegrond verklaard wordt, betekent dat dat de indiener bij de verkeerde rechtsinstantie was.
e. Als het beroep ongegrond verklaard wordt, betekent dat dat de beslissing gehandhaafd blijft omdat er geen redenen zijn de beslissing te vernietigen.
f. Als de rechtbank onmiddellijk ziet dat een beroepschrift overduidelijk ongegrond is, moet deze toch de volledige procedure in acht nemen.
g. De plaats waar een procedure moet worden gehouden, wordt bepaald door de relatieve competentie.
h. Deberoepsprocedurekanwordenbegonnendoordebelastingplichtigeofdoordeinspecteur der belastingen.
Opdracht 9 Beroep
Bij de beroepsprocedure zijn er vier mogelijke uitspraken. Welke vier mogelijke uitspraken zijn dat? Geef bij elk kort aan wat dat betekent.
Opdracht 10 Begrippen
In de volgende tekst ontbreken woorden. Vul deze woorden in.
1. Als de belastingplichtige beroep wil aantekenen tegen een uitspraak in de bezwaarprocedure, dan is de de instantie waar hij moet zijn.
2. Wanneer de rechter in de beroepsprocedure onvoldoende redenen ziet voor het beroep, dan verklaart de rechter het beroep .
3. De juridische naam voor beroep is
4. Het rechtsgebied van een rechtbank heet een
5. De reden waarom men in beroep gaat tegen een beschikking heet met een juridische term: de voor het beroep.
6. De bezwaarprocedure is gratis. Bij de beroepsprocedure zijn er wel kosten voor de belastingplichtige. Deze kosten worden met een juridische term genoemd.
9.6 Hoger beroep en cassatie
De beroepsprocedure (na het bezwaar) noemen we: ‘procedure in eerste aanleg’ of ‘in eerste instantie’ De zaak komt dan dus voor het eerst bij een rechter. Een belastingzaak kan eventueel daarna voor de tweede keer aan een onafhankelijke rechter worden voorgelegd. Soms is de belastingplichtige het nog steeds oneens met de uitspraak in eerste aanleg. Hij kan dan in hogerberoep gaan. Deze procedure heet dan: ‘procedure in tweede aanleg’ of ‘in tweede instantie’. Zowel de inspecteur als de belastingplichtige kan hoger beroep aantekenen. Zie art. 27h AWR.
Art. 27h AWR
De absolute competentie voor hoger beroep
De absolute competentie voor hoger beroep is de vraag omtrent het niveau van de rechter. De instantie die het hoger beroep beoordeelt, is het gerechtshof. Elk gerechtshof heeft een belastingkamer waar belastingzaken in hoger beroep worden berecht.
De relatieve competentie voor hoger beroep
De relatieve competentie voor hoger beroep (vraag omtrent de plaats van de procedure) is natuurlijkdevraagwelkerechtervanwelkeplaatsbevoegdis.Bijbelastingzakengeldt:bevoegd is het gerechtshof van het rechtsgebied (arrondissement) waarbinnen de rechtbank in eerste instantie gelegen is. Overigens: het rechtsgebied van een gerechtshof heet ‘ressort’.
Bezwaar, beroep en hoger beroep
Herman Harmsen woont in Rotterdam. Hij heeft een aanslag inkomstenbelasting opgelegd gekregen van de inspecteur van de Belastingdienst Rotterdam. Herman is het niet eens met de aanslag en dient een bezwaarschrift in. Het bezwaar wordt door de inspecteur ongegrond verklaard. Herman gaat in beroep bij de rechtbank (absolute competentie). De bevoegde rechtbank is de rechtbank te Den Haag (relatieve competentie). Het door Herman ingestelde beroep wordt ongegrond verklaard. Hij kan dan tegen de uitspraak in hoger beroep gaan bij het gerechtshof te Den Haag.
Functies van het hoger beroep
Het hoger beroep bij het gerechtshof heeft twee functies:
1. een herkansingsfunctie
De belanghebbende krijgt een tweede kans om zijn zaak ter beoordeling aan een hogere rechter voor te leggen.
2. een controlefunctie
De rechter in hoger beroep (het gerechtshof) beoordeelt het hoger beroep en controleert daarbij of de rechter in eerste aanleg (de rechtbank) de zaak correct heeft beoordeeld.
De uitspraak op het beroep bij de rechtbank kan voor beide partijen aanleiding zijn de zaak ter beoordeling aan het gerechtshof voor te leggen. Als de belastingplichtige het hoger beroep instelt, dan is de inspecteur de verweerder. Maar als de inspecteur in hoger beroep gaat, dan wordt de belastingplichtige de verweerder.
De zaak in hoger beroep begint met het indienen van een beroepschrift. De verweerder, de wederpartij, kan een verweerschrift indienen waarin de beroepsgronden worden bestreden. De zaak in hoger beroep eindigt met een uitspraak van het gerechtshof.
Beroep en hoger beroep
Meneer Amrani krijgt tot zijn schrik een aanslag inkomstenbelasting omdat de inspecteur der belastingen van mening is dat hij € 200.000 aan zwart geld op een bank in Zwitserland heeft. De aanslag bedraagt € 60.000. Meneer Amrani is woedend. Hij heeft helemaal geen zwart geld. Hij dient dus een bezwaarschrift in. Dat wijst de inspecteur der belastingen af. Dan gaat meneer Amrani in beroep, hij wil immers niets betalen. De rechtbank geeft hem slechts gedeeltelijk gelijk en stelt dat de aanslag € 20.000 moet zijn.
Meneer Amrani gaat natuurlijk in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank omdat hij van mening is dat hij niets hoeft te betalen. De inspecteur gaat zelf ook in hoger beroep omdat hij van mening is dat meneer Amrani wel degelijk de volle € 60.000 moet betalen. Het gerechtshof zal beslissen.
Cassatie
Na het hoger beroep staat er nog één rechtsmiddel open: het beroep in cassatie (vaak ook kortweg cassatie genoemd). Het beroep in cassatie wordt ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad beoordeelt slechts of het gerechtshof het recht goed heeft toegepast. Het beroep in cassatie begint met een cassatieberoepschrift. De wederpartij wordt steeds in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Uiteindelijk doet de Hoge Raad uitspraak in een arrest (vonnis).

Gebouw van de Hoge Raad.
Opdracht 11 Hoger beroep en cassatie
a. Als de belastingplichtige het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank in de beroepsprocedure, dan kan hij in hoger beroep gaan. Bij welke instantie vindt dat hoger beroep plaats?
b. Het hoger beroep heeft twee functies. Welke twee functies zijn dat?
c. Vul in de volgende tekst de ontbrekende begrippen in.
1. Het rechtsgebied van een gerechtshof heet een .
2. Bij beroep in belastingzaken noemen we de rechtbank de rechter in instantie.
3. Het gerechtshof is dan de rechter in instantie.
4. In de vorige zin kun je het woord ‘instantie’ ook vervangen door de juridische term
5. Wanneer een belastingplichtige na hoger beroep nog steeds vindt dat hij ten onrechte tot betaling van een belastingbedrag wordt veroordeeld, kan hij nog het rechtsmiddel aantekenen.
6. Dat rechtsmiddel vindt plaats bij de
Opdracht 12 Stellingen over hoger beroep en cassatie
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Het hoger beroep in belastingzaken vindt plaats bij het gerechtshof.
b. Het hoger beroep wordt genoemd: ‘de procedure in eerste aanleg’.
c. Het rechtsgebied van het gerechtshof heet een ‘arrondissement’.
d. De vraag van de absolute competentie gaat over het niveau van de rechter.
e. De vraag van de relatieve competentie gaat over het niveau van de rechter.
f. Bij de vragen van de absolute en relatieve competentie maakt het niet uit in welke volgorde je deze vragen beantwoordt.
g. Een van de functies van het hoger beroep is de herkansingsfunctie.
h. Een tweede functie van het hoger beroep is de controlefunctie.
9.7 Samenvatting
In Nederland geldt rechtsbescherming bij belastingzaken. Eerst kan de belastingplichtige bezwaar maken bij dezelfde instantie die de beslissing heeft genomen. Dus bij de inspecteur der belastingen.
Na de bezwaarprocedure is beroep bij de rechter mogelijk. De absolute competentie (welk niveau rechter?) ligt bij de sector bestuursrecht (belastingkamer) van de rechtbank. De relatieve competentie (welke plaats?) wijst naar een van de vijf rechtbanken met een belastingkamer. De reden hiervan is de aanwezigheid van gespecialiseerde kennis bij de rechters.
De volgende mogelijkheid is hoger beroep bij de belastingkamer van het gerechtshof. Tot slot is er nog de mogelijkheid een cassatieberoep in te stellen bij de Hoge Raad.
9.8 Kernbegrippen
Absolutecompetentie
De bevoegdheid van een bepaald niveau rechter om een zaak te behandelen.
Appèl
Ander woord voor hoger beroep.
Appellabelbesluit
(Hoger) beroep is mogelijk tegen dit besluit.
Appellant
Degene die in (hoger) beroep gaat.
Belanghebbende
Degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit betrokken is.
Beroep
Rechtsmiddel om op te komen tegen een besluit van een bestuursorgaan, bij de onafhankelijke rechter.
Beschikking
Een beslissing van een overheidsorgaan in een concreet geval.
Cassatie
Een rechtsmiddel om op te komen tegen een uitspraak, bij de Hoge Raad, op grond van de rechtstoepassing.
Competentie
Bevoegdheid van een rechter om een zaak te behandelen.
Dagtekening
Aanduiding van de datum van het bezwaar- of beroepschrift.
Fiscaalprocesrecht
Het recht dat gaat over het procederen van een burger tegen de Belastingdienst met betrekking tot belastingzaken.
Gegrond
De indiener heeft de juiste redenen voor een bezwaar/beroep. Het bezwaar is terecht ingediend.
Griffierecht
De kosten die de belastingplichtige moet betalen voor behandeling door de rechtbank.
Gronden
Redenen van het bezwaar of het beroep.
Hogerberoep
Een rechtsmiddel om op te komen tegen een uitspraak, bij de eerstvolgende hogere rechter.
Legaliteitsbeginsel
Beginsel dat belastingen alleen mogen worden geheven op grond van de wet.
Niet-ontvankelijk
De rechter verklaart dat de indiener geen beroep mocht indienen (als hij te laat is of als hij geen belanghebbende is).
Ongegrond
De indiener heeft niet de juiste redenen voor een bezwaar/beroep.
Rechtsmiddel
Een middel om op te komen tegen een besluit of uitspraak waar men het niet mee eens is.
Relatievecompetentie
De bevoegdheid van de rechter van een bepaalde plaats om een zaak te behandelen.
Termijn
De tijd die de belastingplichtige heeft om een rechtsmiddel te gebruiken.
Test je kennis
Opdracht 13
Wat is de juiste omschrijving van het begrip ʿbeschikkingʼ? een beslissing van een overheidsorgaan waarbij een algemeen geldende gedragsregel wordt vastgesteld een beslissing van een overheidsorgaan in een concreet geval een beslissing van een overheidsorgaan die geldt voor alle burgers
Opdracht 14
Vul de zinnen aan.
1. De rechtsbescherming voor belastingplichtigen is een onderdeel van het bestuursrecht / privaatrecht / staatsrecht / strafrecht.
2. Als je een bezwaarprocedure begint omdat je het niet eens bent met een belastingaanslag enjebentgeenbelanghebbende,danvolgtdeuitspraak:datdeinspecteurzichonbevoegd verklaart / dat het bezwaar gegrond wordt verklaard / dat het bezwaar ongegrond wordt verklaard / dat je niet-ontvankelijk wordt verklaard
Opdracht 15
Verbind de actie door de belastingplichtige in de linkerkolom met de juiste instantie waar je in dat geval moet zijn in de rechterkolom.
Beroep
Hoger beroep
Cassatie (Beroep in cassatie)
Aangifte
Bezwaar
Belastingdienst
Inspecteur der belastingen
Belastingkamer van het gerechtshof
Hoge Raad
Belastingkamer van de rechtbank
Opdracht 16
Welke uitspraken over bezwaar en beroep zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Bezwaar vindt plaats bij dezelfde instantie die de belastingaanslag opgelegd had.
Beroep vindt plaats bij dezelfde instantie die de belastingaanslag opgelegd had.
Bezwaar vindt plaats bij de rechtbank van het arrondissement van de belastingplichtige.
Beroep vindt plaats bij de rechtbank van het arrondissement van de belastingplichtige.
Bezwaar vindt plaats bij de rechtbank van het arrondissement van de Belastingdienst.
Beroep vindt plaats bij de rechtbank van het arrondissement van de Belastingdienst.
Opdracht 17
Wat betekent het begrip ʿgrondenʼ als het gaat om de verplichte onderdelen van een bezwaarschrift? wetsartikelen redenen kosten onroerende zaken
Opdracht
18
Wat is juist met betrekking tot de juiste volgorde van de mogelijke procedures?
Er zijn twee antwoorden juist.
Eerst beroep, daarna bezwaar omdat de beroepsprocedure een filter is.
Eerst bezwaar, daarna beroep omdat de bezwaarprocedure een filter is.
Eerst beroep, daarna bezwaar omdat de beroepsprocedure een verduidelijking van het geschil is.
Eerst bezwaar, daarna beroep omdat de bezwaarprocedure een verduidelijking van het geschil is.
De belastingplichtige mag zelf kiezen in welke volgorde hij de procedures wil voeren.
Opdracht 19
Als je bezwaar wilt maken tegen een belastingaanslag, dan moet je zijn bij: 1. het gerechtshof (Belastingkamer) / de rechtbank (Belastingkamer) / de instantie die de beschikking heeft afgegeven / het Openbaar Ministerie (officier van justitie) / het ministerie van Financiën.
Opdracht 20
Wat is juist als de inspecteur een bezwaar ʿgegrond verklaartʼ?
Er zijn twee antwoorden juist.
De indiener van het bezwaar heeft gelijk.
De inspecteur der belastingen blijft bij zijn standpunt.
De aanslag kan worden aangepast of kan vervallen.
De aanslag blijft gehandhaafd.
De inspecteur verklaart zich onbevoegd.
Het bezwaar is niet-ontvankelijk.
Je bent bij de verkeerde instantie.
Opdracht 21
Wat is juist als de rechtbank een beroep niet-ontvankelijk verklaart?
Er zijn vier antwoorden juist.
Dat kan als de rechtbank vindt dat de inspecteur der belastingen gelijk heeft.
Dat vindt onder andere plaats als de indiener geen belanghebbende is.
Dat kan als de rechtbank vindt dat het bezwaar gegrond is.
Dat vindt onder andere plaats als het beroepschrift niet de juiste vorm heeft.
Dat vindt onder andere plaats als het beroepschrift te laat is ingediend.
De aanslag kan worden aangepast of kan vervallen.
De aanslag blijft gehandhaafd.
Opdracht 22
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Absolute competentie is de bevoegdheid van een bepaald niveau rechter om een zaak te behandelen.
Relatieve competentie is de bevoegdheid van een bepaald niveau rechter om een zaak te behandelen.
Absolute competentie is de bevoegdheid van een rechter van een bepaalde plaats om een zaak te behandelen.
Relatieve competentie is de bevoegdheid van de rechter van een bepaalde plaats om een zaak te behandelen.
9.9 Aan de slag
Opdracht 23 Procedure
a. Verbind de procedure in de linkerkolom met de juiste instantie waar je moet zijn in de rechterkolom.
Beroep
Bezwaar
Cassatie
Hoger beroep
Belastingkamer van het gerechtshof
Hoge Raad
Belastingkamer van de rechtbank
Belastingdienst
b. Bij jou hebben bij de heffing van de inkomstenbelasting het afgelopen jaar alle volgende gebeurtenissen plaatsgevonden. Zet al deze gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
Aanslag
Hoger beroep
Beroep
Aangifte door belastingplichtige
Bezwaar
Cassatie
Aangiftebrief verstuurd door Belastingdienst
Opdracht 24 Belastingproblemen
Mohammed komt bij je met belastingproblemen. Hij is het niet eens met de belastingaanslag over het afgelopen jaar. Hij moet € 17.000 betalen. Hij is van mening dat de aanslag maximaal € 11.000 zou mogen bedragen. Hij komt jou om advies vragen.
a. Mohammed leest over het begrip ‘appellabel besluit’ Wat betekent dat begrip?
b. Mohammed is heel boos over de aanslag en wil protesteren. Maar hij gooit de termen ‘bezwaarprocedure’ en ‘beroepsprocedure’ steeds door elkaar. Wat is het verschil tussen beide?
c. Mohammedvraagtaanjouwaarombijbelastingaanslagensteedseerstdebezwaarprocedure bij de inspecteur der belastingen moet worden gevoerd. Waarom kan hij niet meteen naar de rechter stappen? Motiveer je antwoord.
d. Na ontvangst van de aanslag heeft Mohammed niet onbeperkt de tijd om eens rustig na te denken over bezwaar. Hoelang heeft hij na dagtekening van de aanslag om nog bezwaar te kunnen aantekenen?
e. Mohammed krijgt geen gelijk op zijn bezwaar. Hij wil in beroep. Bij welke instantie moet hij zijn?
f. Hoe noemt men de kosten die Mohammed moet betalen om deze procedure te kunnen starten?
g. Wat houdt de uitspraak van de rechter in als Mohammed geheel gelijk krijgt?
9.10 Beroepstaak
Opdracht 25 Bezwaar inkomstenbelasting
Jij bent Nelly Beugels. Je woont in een studentenhuis in Rotterdam. Je hebt zojuist een definitieve aanslag voor de inkomstenbelasting over 2022 ontvangen. Je bent het niet eens met de aanslag. In de berekening op de achterzijde van de aanslag staat een foutief inkomen vermeld. De Belastingdienst heeft waarschijnlijk een fout gemaakt. Het vermelde inkomen is het inkomen van een medestudent, Nancy Bingels. Zij woont op hetzelfde adres, met hetzelfde huisnummer. Er worden wel vaker fouten gemaakt omdat jullie namen zo op elkaar lijken. Je wilt de foutieve aanslag inkomstenbelasting natuurlijk niet betalen.
Uit je studie voor mbo Belastingrecht heb je wel begrepen dat je dan formeel bezwaar moet aantekenen.
De opdracht is om het benodigde formulier compleet in te vullen. Als bepaalde gegevens niet te vinden zijn, bedenk je zelf die gegevens.
Het bezwaar moet duidelijk aangeven waar het precies om gaat. Wees compleet met je formuleringen.
Voorhetbezwaartegendeaanslaginkomstenbelastingmoetjegebruikmakenvanhetformulier op de site van de Belastingdienst:
Papieren bezwaarformulier
Jouw eigen gegevens zijn:
• Nelly Beugels, Papegaaistraat 45, 7854 BV Rotterdam.
• Jouw burgerservicenummer (BSN) is 336511978.
• Je geboortedatum is 18-05-2004.
• Zelf heb jij geen inkomen.
De aanslag bevat gegevens van:
• Nancy Bingels, Papegaaistraat 45, 7854 BV Rotterdam.
• Haar burgerservicenummer (BSN) is 197833651.
• Haar geboortedatum is 29-11-2004.
• Het bedrag van de aanslag is € 8.754.
• Je wilt uitstel van betaling zolang het bezwaar loopt.
• Je hebt Nancy Bingels verteld dat je deze aanslag hebt ontvangen.
Zij heeft bevestigd dat dit haar inkomen betreft uit een goedbetaalde vakantiebaan.
9.11 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Kennistoets
Opdracht 26
Vul de zinnen aan:
1. Als je een bezwaarprocedure begint omdat je het niet eens bent met een belastingaanslag en je krijgt gelijk met je bezwaar, dan volgt de uitspraak: datdeinspecteurzichonbevoegd verklaart / dat het bezwaar gegrond wordt verklaard / dat het bezwaar ongegrond wordt verklaard / dat je niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt 2 weken / 4 weken / 6 weken / 12 weken.
Opdracht 27
Vul de zinnen aan:
1. Als je in beroep gaat tegen een belastingaanslag, dan moet je zijn bij: de instantie die de beschikking heeft afgegeven / de rechtbank (belastingkamer) / het gerechtshof (belastingkamer) / het ministerie van Financiën / het Openbaar Ministerie (officier van justitie).
2. En als je na deze beroepsprocedure in hoger beroep wilt gaan, dan moet je zijn bij: de Hoge Raad / de rechtbank (belastingkamer) / het gerechtshof (belastingkamer) / het ministerie van Financiën / het Openbaar Ministerie (officier van justitie)
3. Ten slotte kun je eventueel nog cassatie aantekenen bij: de Hoge Raad / de rechtbank (belastingkamer) / het gerechtshof (belastingkamer) / het ministerie van Financiën.
Opdracht 28
Welke uitspraak is juist als de rechtbank een beroep ʿongegrond verklaartʼ.
Er zijn twee antwoorden juist.
De indiener van het beroep heeft gelijk.
De inspecteur der belastingen heeft gelijk.
De aanslag kan worden aangepast of kan vervallen.
De aanslag blijft gehandhaafd.
De inspecteur verklaart zich onbevoegd.
Het bezwaar is niet-ontvankelijk.
Je bent bij de verkeerde instantie.
Opdracht 29
ʿBezwaar of beroep schorst de aanslag nietʼ. Welke uitspraak hierover is juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Als je bezwaar indient, wordt de opgelegde aanslag uitgesteld.
Als je bezwaar indient, moet je de aanslag voorlopig wel betalen.
Als je bezwaar indient, wordt de opgelegde aanslag uitgesteld.
Als je bezwaar indient, wordt de opgelegde aanslag niet uitgesteld.
Als je bezwaar indient, komt de aanslag te vervallen.
Opdracht 30
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
De absolute competentie voor hoger beroep in belastingzaken ligt bij het gerechtshof.
De relatieve competentie voor hoger beroep in belastingzaken ligt bij het gerechtshof.
Het rechtsgebied van een rechtbank heet een arrondissement.
Het rechtsgebied van een rechtbank heet een ressort.
Het rechtsgebied van een gerechtshof heet een arrondissement.
Het rechtsgebied van een gerechtshof heet een ressort.
Opdracht 31
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Cassatie vindt plaats bij het gerechtshof.
Cassatie vindt plaats bij de Hoge Raad.
Cassatie begint met een verweerschrift.
De uitspraak van de Hoge Raad heet een vonnis.
De uitspraak van de Hoge Raad heet een arrest.
Opdracht 32 Eindopdracht
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Opdracht
Jij werkt sinds kort bij de rechtbank Noord-Holland in Haarlem. Op dit moment ben je je nog aan het inwerken. Ik heb begrepen dat de rechter in de belastingzaken achter loopt met de afhandeling van de procedures. Vanwege jouw kennis van het belastingrecht word jij ingeschakeld om de zaken wat vlotter te kunnen afhandelen.
Vandaag krijg je de opdracht om van enkele procedures alvast voor te bereiden wat het besluit van de belastingrechter zou kunnen worden. De rechter zal daarna het door jou voorgestelde besluit bevestigen of je krijgt feedback over hoe je in het vervolg zo’n procedure zou moeten voorbereiden.
Je hebt de notitie voor je liggen waar een beroepschrift formeel aan moet voldoen:
1. het is ondertekend
2. vermelding van de datum waarop het is opgesteld (de dagtekening)
3. bevat de naam en het adres van de indiener
4. vermelding van het besluit waartegen het beroep is gericht (dus de omschrijving van de uitspraak op bezwaar)
5. de argumenten (gronden) voor je beroep
6. met een kopie van het besluit (meestal een uitspraak op bezwaar).
Lees de verschillende casussen goed door en analyseer wat de rechter waarschijnlijk zal willen besluiten.
HOOFDSTUK10
VERZEKERINGEN-INLEIDING
10.1 Inleiding
We lopen allemaal risico's. Veel van die risico's kunnen we gemakkelijk zelf dragen. Je brommer gaat kapot en je laat hem repareren of je doet het zelf. Je iPhone valt kapot en je gaat sparen voor een nieuwe. Maar er zijn risico's in het leven die we niet zelf kunnen dragen. De schade van een brand in onze woning kunnen we niet zelf betalen. En als we een ongeluk veroorzaken kan de schade aan de tegenpartij fors oplopen. Dus verzekeren we ons tegen die schades die we niet zelf willen of kunnen lopen. Zo verzekeren we ons ook tegen ziektekosten en hebben we onder andere een inboedelverzekering, een WA-verzekering en vaak een reisverzekering.

Verzekeren biedt veiligheid.
Sommigen van ons verzekeren onze oude dag met een levensverzekering. Anderen sluiten een verzekering af voor het geval ze arbeidsongeschikt worden. Deze verzekeringen horen tot de groep 'sommenverzekering'.
Verzekeren en risico
Leerdoelen
• Je kunt een omschrijving geven van de verzekeringsovereenkomst.
• Je kunt de verschillende partijen bij de diverse verzekeringsovereenkomsten benoemen en herkennen in voorbeelden.
• Je kunt het verschil tussen schadeverzekering en sommenverzekering omschrijven.
• Je kunt van beide soorten de belangrijkste voorbeelden benoemen.
• Je begrijpt wat een persoonsverzekering inhoudt en je kunt voorbeelden geven.
• Je begrijpt welke persoonsverzekeringen een schadeverzekering zijn en wanneer zij een sommenverzekering zijn.
Opdracht 1 Bekijk alle verzekeringen
a. Ga in jouw omgeving bekijken welke verzekeringen er allemaal bestaan. Bespreek ook welke verzekeringen men heeft en waarom. Misschien is het wel mogelijk om eens in de polissen van de verzekeringen te kijken. Lees zo'n polis gewoon eens even door.
b. Ga samen met een andere student iemand opzoeken die meerdere verzekeringen heeft en die bereid is om in een interview jullie vragen te beantwoorden. Probeer een compleet beeld te krijgen over welke verzekeringen dat zijn. Zorg dat je erachter komt met welk doel hij deze heeft gekozen. En kom er ook achter waarom hij specifiek deze verzekeraar(s) heeft genomen.
• Schrijf eerst samen uit wat jullie in het interview gaan zeggen en vragen.
• Besluit of jullie het interview gaan opnemen en later gaan uitwerken of dat jullie tijdens hetinterviewdeantwoordennoteren.(Opnameplusuitwerkingzalveelprettigerwerken.)
• Maak een taakverdeling tussen jullie twee wie wat doet.
• Bedenk een goede openingszin voor het interview en begin in ieder geval met de geïnterviewde te danken voor zijn medewerking.
• Leg uit wat het doel is van het interview.
• Vertelookdatdegeïnterviewdenooitverplichtisomvragentebeantwoorden.Respecteer dat iemand sommige dingen niet aan jou wil vertellen.
• Stel je vragen aan de geïnterviewde in de juiste en logische volgorde.
• Zorg dat je niet alleen ‘gesloten vragen’ stelt (waarop alleen ja of nee mogelijk is). Stel ook ‘open vragen’, dus vragen waarop meerdere antwoorden mogelijk zijn.
Werk het interview uit en presenteer het aan de groep medestudenten.
Opdracht 2 Woordenpuzzel verzekeringsrecht
Natuurlijk weet je nog niet zoveel over verzekeringsrecht. Toch is het leuk om eens een spel te spelenmetbegrippendiejeinditboekgaattegenkomen.Kijkeersteensnaardit‘woordenbord’ Zet de begrippen op de juiste plaats in de volgende tekst. Succes!

Je auto verzeker je bij een verzekeringsmaatschappij, ofwel een
De autoverzekering dekt de schade, dus is het een Daartegenover staat een levensverzekering die geen schade vergoedt, maar die een bepaald bedrag uitkeert, dat is dan een Een ander woord voor 'verzekering' is .
SommigenkiezenvooralleendeverplichteWA-verzekering.Jijverzekertlieverookcascoschade, die je zelf aan je eigen auto veroorzaakt. WA plus casco heet een -verzekering. Bij het afsluiten ben je verplicht om informatie te geven, zodat het risico kan worden ingeschat. Deze plicht heet de . De akte van de verzekering heet een .
Voor de verzekering betaal je . Daarover betaal je ook belasting: de . Je verzekeraar geeft korting als je een tijd geen schade-uitkering hebt gevraagd. Die periode wordt wel aangeduid als . De korting
heet dan . Je hebt gekozen voor WA plus casco, maar wanneer je zelf schade veroorzaakt aan je eigen auto geldt een bedrag dat je eerst zelf moet betalen: het .
Gisteren is je auto bij een ongeluk onherstelbaar beschadigd geraakt. Dat heet . Je krijgt het bedrag dat de auto waard was ten tijde van het ongeval: de . Als de auto nog geen jaar oud was, krijg je een bedrag waarvoor de auto op dat moment in de showroom staat: de . Bij je ongeval was er schade aan je auto. Deze schade noemen we . Als bij dat ongeval mensen gewond raakten, dan noemen we die schade
Als je moeder een levensverzekering afsluit waarbij aan jou een bedrag (voor je verdere studie) wordt uitgekeerd als je vader overlijdt, dan is je vader de en jij bent de En het bedrag noemt men de
10.2 Plaats van het verzekeringsrecht in het recht
Het Nederlandse recht wordt ingedeeld in twee soorten: privaatrecht en publiekrecht. Het privaatrecht (burgerlijkrecht, of civielrecht) is dat deel van het recht dat de verhouding regelt tussen burgers onderling. Hier heeft de overheid geen directe rol.
Het publiekrecht gaat over de relaties tussen de overheid en de burger en tussen de overheidsorganen onderling. Daarbij kun je denken aan belastingen, het kiesrecht en de manier waarop de Nederlandse overheid is ingericht.
Hetprivaatrecht(burgerlijkrecht)wordtingedeeldindriesoorten:hetpersonen-enfamilierecht, het vermogensrecht en het rechtspersonenrecht.

Indeling van het privaatrecht.
Het personen-enfamilierecht gaat onder andere over familiebetrekkingen en handelingsbekwaamheid. Het rechtspersonenrecht regelt van alles over de rechtspersonen, zoals de nv, bv, stichting en vereniging. Het vermogensrecht is dat deel van het privaatrecht dat de betrekkingen tussen personen regelt met betrekking tot het vermogen. Het vermogensrecht gaat onder andere over alle overeenkomsten, zoals koop, huur en dus ook de verzekeringsovereenkomst.
Een verzekering is een overeenkomst tussen burgers. De ene partij is de verzekeraar en de andere partij is de verzekeringnemer. De verzekeraar biedt financiële zekerheid en de verzekeringnemer betaalt daarvoor een premie. Als zich een verzekerd feit voordoet, moet de verzekeraar de uitkering doen. Bijvoorbeeld schade uitkeren.
De definitie van verzekering is: het is een overeenkomst waarbij de verzekeringnemer zich verplicht premie te betalen en de verzekeraar zich verplicht de financiële risico’s van een onzekere gebeurtenis in de toekomst te dekken.
Verzekering is een overeenkomst
Zoals gezegd is verzekering een overeenkomst tussen de verzekeraar en de verzekeringnemer. Later gaan we dieper in op het begrip overeenkomst, hoe overeenkomsten worden ingedeeld en hoe een overeenkomst tot stand komt. In dit onderdeel gaan we eerst aandacht geven aan het begrip 'risico' en 'verzekeren'.
Opdracht 3 Plaats van het verzekeringsrecht in het recht
a. Tot welke soort recht behoort het verzekeringsrecht? Waarom is dat zo?
b. Wat wordt er geregeld in het privaatrecht?
10.3 Oriëntatie Risico's verzekeren
Het leven zit vol risico’s. Soms zijn het kleine risico’s. Die vormen geen probleem. We kunnen ze gewoon zelf dragen omdat die risico’s niet verzekerd kunnen worden of omdat het niet verstandig is die risico’s te verzekeren. Sommige risico's kunnen we prima zelf dragen.
Een oude Mazda verzekeren tegen cascoschade kan op zich wel, maar dat kost vaak meer premie dan dat een eventuele schade zou kosten. Daarom is het verstandig niet te verzekeren wat je zelf kunt ‘dragen’, dus wat je zelf kunt betalen. Veel mensen verzekeren te veel en betalen dus te veel premie. Kleine risico's zelf dragen is verstandiger dan ze te verzekeren.
Risico's overdragen
Sommige risico’s zijn gewoon te groot om zelf te kunnen dragen. Als je schade veroorzaakt, dan moet je deze schade betalen. Als je in het ziekenhuis terechtkomt en een dure operatie nodig hebt, moet je de rekening van het ziekenhuis betalen. Dit kunnen grote bedragen zijn, die je niet hebt. Deze financiële risico’s willen we graag overdragen aan een ander en daar hebben we geld voor over. Met andere woorden: die risico’s willen we verzekeren.
Daarom verzekeren we onszelf tegen de wettelijke aansprakelijkheid die we als particulier lopen, voor het geval we iemand anders schade toebrengen. En we verzekeren ons tegen ziektekosten. We zijn bereid daarvoor een premie te betalen, zodat we deze risico's kunnen overdragen aan een verzekeringsmaatschappij.
De meeste verzekeringen sluiten we vrijwillig. Soms is een verzekering verplicht. Denk aan de zorgverzekering (basisverzekering), de WA-verzekering voor motorrijtuigen (WAM) en de verplichte sociale verzekeringen (bijvoorbeeld AOW en WW).
Verzekeren is handelen in risico's De essentie van verzekeren is dat het een overeenkomst is. De verzekeringsmaatschappij 'verkoopt' als het ware zekerheid aan de klant. Zijn 'product' is zekerheid voor de klant. De klant weet dat hij eventuele schade vergoed krijgt. Of dat hij op een zeker moment een bepaald bedrag zal ontvangen. Daartegenover betaalt de klant premie. Dat is als het ware de 'koopprijs'
voor de zekerheid. Daarom zeggen we dat verzekeren in feite handelen in risico's is. Immers: bij een verzekeringsovereenkomst draagt de klant een risico over aan de verzekeraar, tegen betaling.
Risico-indeling
Risico's kunnen worden ingedeeld in verschillende soorten. De meest gebruikte indeling van risico's is:
• bezitsrisico's
Dit betreft schade aan bezit, zoals bijvoorbeeld je huis of de inboedel, je e-bike of je laptop.
Dit soort risico's speelt bijvoorbeeld bij de woonhuisverzekering, de fietsverzekering of de kostbaarhedenverzekering.
• vermogensrisico's
Dit gaat over financiële schades die je kunt lijden, zoals aansprakelijkheid, de annulering van een reis of de noodzaak om een advocaat in te schakelen. Deze risico's kom je bijvoorbeeld tegen bij de WA-verzekeringen, de rechtshulpverzekering en de annuleringsverzekering.
• gezondheidsrisico's
Hierbij denk je natuurlijk aan ziekte, arbeidsongeschiktheid of een ongeval. Deze risico's komen voor bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de ongevallenverzekering.
• levensrisico's
Dit risico gaat over het overlijden en de vraag of iemand korter of langer leeft. Dit speelt bij de levensverzekering, de overlijdensrisicoverzekering en de lijfrenteverzekering.
Risico's voor de verzekeraar
We weten nu dat de verzekeringsmaatschappij (verzekeraar) tegen betaling zekerheid biedt door risico's op zich te nemen.
Het risico dat de verzekeraar loopt wordt onderscheiden in twee soorten risico.
• materieel risico
• moreel risico.
Materieel risico
Het materieelrisico is het risico dat de verzekeraar loopt op de schade zoals die in de verzekeringspolis is aangeduid. Een polis is een akte van een verzekeringsovereenkomst. Materieel risico is bijvoorbeeld de brandschade bij een woonhuisverzekering of de schadereparatie bij een autoverzekering. Bij de levensverzekering ligt het risico in het feit dat de verzekeraar een som moet uitkeren, terwijl hij niet zeker is hoelang de verzekerde leeft en dus ook hoelang er premie wordt betaald. Soms betaalt een klant gedurende korte tijd premie, maar moet al snel een fors bedrag aan verzekeringsuitkering worden betaald. Al deze risico's vallen onder het begrip 'materieel risico'.
Moreel risico
Op zich zou je denken dat dit materieel risico het enige risico is dat de verzekeraar loopt. Maar dat is niet zo. De verzekeraar loopt nog een ander risico. Dat noemen we het moreelrisico. Hiermee bedoelen we het risico dat de verzekeraar loopt met betrekking tot het gedrag van de persoon van de verzekeringnemer. Bijvoorbeeld het risico dat de verzekeraar loopt doordat de verzekeringnemer niet de waarheid spreekt bij de aanvraag van de verzekering. Of dat hij onvoorzichtig is met betrekking tot het verzekerdobject (de verzekerde zaak). Of dat de klant fraudeert bij de schade, of misschien zelfs zelf de schade veroorzaakt.
Dit moreel risico heeft dus te maken met de persoon van de verzekeringnemer. Dit risico is voor de verzekeraar lastig in te schatten. Hij zal proberen dat zo klein mogelijk te maken, vooral door verschillende vormen van controle.
Als een verzekerde fraude heeft gepleegd, kan hij in het fraude-indicatiesysteem belanden. De verzekeraar kijkt daarin bij het afsluiten van verzekeringen met een klant. Dat doet hij om het moreel risico zo laag mogelijk te houden.
Waaruit bestaat het materieel risico?
Aan de hand van het risico wordt de premie bepaald. De verzekeraar berekent het risico met behulp van een 'actuaris', een verzekeringswiskundige. Deze berekent op basis van kansberekeningen de hoogte van de premieheffing.
Het risico voor de verzekeraar bestaat uit twee elementen:
• Hoe vaak?
Komt het vaak voor dat ik het risico loop?
• Hoeveel?
Hoe hoog is het bedrag waarvoor ik risico loop?
Hoe vaak?
Als de kans dat het verzekerd feit zich voordoet erg klein is, rekent de verzekeraar uiteraard een relatief lage premie. Als echter de kans dat het verzekerd feit zich voordoet vrij groot is, is de premie natuurlijk hoger.
Hoe vaak is er eventueel schade?
Als je in je omgeving zou navragen hoeveel van je familieleden of bekenden heeft meegemaakt dat hun huis is afgebrand, dan zou je merken dat dit zeer zelden voorkomt. Maar als je iedereen zou vragen hoeveel mensen hebben meegemaakt dat er schade aan hun auto is geweest, dan zie je dat het toch vrij vaak voorkomt. Daarom is de premie voor een verzekering van een huis relatief laag. De premie voor de verzekering van een auto is relatief gezien behoorlijk hoog.
Het gaat hier dus eigenlijk om de frequentie: hoe vaak loopt de verzekeringsmaatschappij het risico dat ze een uitkering moet doen.
Hoeveel?
Aan de andere kant wordt de hoogte van de premie natuurlijk ook bepaald door het bedrag van de mogelijke uitkering. Als de te verwachten mogelijke uitkering een laag bedrag is, dan zal de premie uiteraard ook laag zijn. Maar als de eventuele schade een heel hoog bedrag is, dan heeft dat als gevolg dat de premie hoog is.
Hoeveel is de eventuele schade?
Boudewijn Boetelman heeft een grote villa in het Gooi. Hij heeft deze bij Achmea verzekerd voor € 2.500.000. Zijn premie is natuurlijk een fors bedrag en dat is ook wel nodig om bij brand de schade te kunnen dekken.
Minie Burgerink heeft een caravan in Twente staan. Zij heeft deze caravan bij Nationale Nederlanden verzekerd voor € 8.000. Haar premie blijft uiteraard bescheiden, omdat het risico van de verzekeraar qua bedrag vrij beperkt blijft.
Een deel van de risico-inschatting heeft te maken met de omvang van het risico: het bedrag van de eventuele schade wanneer dat feit zich voordoet.
Verzekeren en de wet van de grote getallen
Verzekeren heeft te maken met de 'wetvandegrotegetallen'. Dat is geen echte wet, maar een statistisch principe. De 'wet' zegt: "Hoe meer je van iets hebt, hoe meer de eigenschappen daarvanophetgemiddeldezullenuitkomen."Alsjebijvoorbeeldtweemaalmeteendobbelsteen gooit en je scoort tweemaal een 6, dan is het gemiddelde uiteraard 6. Gooi je nu 100.000 maal met die dobbelsteen, dan is die score gemiddeld theoretisch 3,5 omdat alle mogelijke scores op de dobbelsteen zullen verschijnen.
Toegepast op verzekeren werkt dat als volgt. Als ik mijn huis niet verzeker, dan heb ik waarschijnlijk vele jaren geen brandschade en dus ook geen kosten. Maar als ik eenmaal wel brand heb, heb ik zeer hoge kosten, die ik waarschijnlijk niet kan betalen. Als 100.000 mensen hun huis verzekeren, is het gemiddelde risico daardoor heel klein. Door een verzekeringsrisico te verdelen over veel mensen kan de premie betaalbaar blijven. Door alle eigenaren van deze woningen premie te laten betalen is de totale premiepot groot genoeg om een uitkering te doen indien een enkele woning totaal verloren gaat.
Verzekeren en het principe van de premiereserve Een verzekeringsmaatschappij ontvangt premie. In principe zou dat voldoende moeten zijn om de eventuele schades uit te keren. Daarnaast moeten natuurlijk het personeel, het gebouw en nog heel veel meer zaken uit de premies worden betaald. Maar als een verzekeraar net voldoende geld in kas heeft om de gemiddelde schade in dat jaar te betalen, dan gaat het natuurlijk helemaal fout als er in een bepaald jaar toevallig wat meer schade is dan het gemiddelde. Daarom moeten verzekeraars premie reserveren voor het geval zich veel schadegevallenzullenvoordoen.Deverzekeraarmoetdusdeverzekerderisico'sgaanspreiden.
Bovenop de noodzakelijke premie moet de verzekeraar dus een 'spaarpot' aanleggen om eventuelebovenmatigerisico'stekunnendekken.Deverzekeraarreserveertdusineenbepaald jaar geld voor de risico's in de toekomst. We noemen dat de 'premiereserve'.
Verzekeren en het principe van de herverzekering
Een verzekeraar legt, zoals hiervoor aangeduid, een reservering aan voor toekomstige risico's. Toch kan die reservering soms wel eens onvoldoende zijn. De verzekeraar kan besluiten om zelf dat risico weer te verzekeren bij een andere verzekeraar. Dat heet een herverzekering.
De verzekeraar bepaalt hoeveel van de risico's van zijn klanten door hemzelf gedragen kunnen worden omdat hij daar zelf voldoende premie voor opzij heeft gelegd. En het risico dat daar bovenuit gaat, herverzekert hij bij de andere verzekeraar.
Verzekeren en het principe van coassurantie
Soms zijn er risico's die te groot zijn voor een verzekeraar. Bij een zeer groot schadebedrag zou de mogelijkheid bestaan dat de verzekeraar het bedrag niet kan betalen. Naast de bovengenoemde herverzekering kennen we ook de coassurantie. Dat is een verzekering door
meerdere verzekeraars samen, waarbij iedere verzekeraar voor een bepaald deel een contract sluit met de verzekeringnemer. Ze bepalen dan dat ze ieder voor een bepaald percentage van de eventuele schade instaan. Uiteraard krijgen ze dan ook naar verhouding een deel van de premie. Bijvoorbeeld verzekeraar A tekent in voor 20%, B voor 70% en C voor 10%.
Alleverzekeraarssluiteneencontractmetdeklant.Maarindepraktijkiseenvandeverzekeraars degene die de leiding neemt en het aanspreekpunt vormt voor de verzekeringnemer of een assurantiemakelaar.
Verzekeren en het principe van de (verzekerings)pool
Naast de coassurantie is er nog een begrip dat speelt bij het verzekeren van grote risico's. Dat is de (verzekerings)pool. Een pool is een groep verzekeraars die samen een bepaald risico dekken, waarbij de leider van die groep, de poolleader, de verzekeringsovereenkomst afsluit met de klant.
Er is dus een klein verschil met coassurantie: bij coassurantie sluiten de verschillende verzekeraars allemaal een verzekeringsovereenkomst met de klant en bij de pool doet de poolleader dat.
Verzekeren en het principe van risicospreiding
Verzekeren is eigenlijk gewoon risicospreiding. Het begrip 'risicospreiding' betekent eigenlijk dat het risico dat je loopt verspreid wordt over meerdere mensen, namelijk alle verzekerden bij elkaar. En door herverzekering en coassurantie wordt het risico dat een verzekeraar loopt verspreid over meer verzekeraars.
Opdracht 4 Oriëntatie Risico's verzekeren
a. Verklaar de uitdrukking: "Verzekeren is handelen in risico's."
b. De hoogte van de premie voor een verzekering wordt onder andere bepaald door de vraag 'Hoe vaak?' Leg dit duidelijk uit. Gebruik ook voorbeelden.
c. De hoogte van de premie voor een verzekering wordt onder andere bepaald door de vraag 'Hoe hoog?' Leg dit duidelijk uit. Gebruik ook voorbeelden.
d. Als meerdere verzekeraars samen een verzekerd risico dekken, dan zijn daarvoor twee verzekeringsvormen mogelijk. Welke twee zijn dat?
e. Wat is het belangrijkste verschil tussen deze twee verzekeringsvormen?
10.4 Risico's en verzekeren
Volgens art. 7:925 BW is een verzekering een overeenkomst die de financiële gevolgen dekt van een onzekere gebeurtenis in de toekomst.
Omschrijving verzekering: art. 7:925 lid 1 BW
Zoals je in de wet kunt zien, heeft de wetgever veel tekst nodig om precies te beschrijven waar het over gaat. We kunnen wetteksten vaak wel vertalen in eenvoudige zinnen. Deze wettelijke omschrijving kun je vertalen in de volgende definitie:
Een overeenkomst waarbij de verzekeringnemer zich verplicht premie te betalen en de verzekeraar zich verplicht de financiële risico’s van een onzekere gebeurtenis in de toekomst te dekken. Verzekering houdt dus enerzijds in de plicht voor de klant om premie te betalen en anderzijds de plicht voor de verzekeringsmaatschappij om een bepaald risico te dekken van iets wat in de toekomst zou kunnen gebeuren.
Onzekere gebeurtenis: risico in de toekomst
Verzekeren betreft een onzekere gebeurtenis in de toekomst. Het verzekerdgevaar, ook wel genoemd het verzekerdfeit, is het onzekere feit in de toekomst waarvan de uitkering in een verzekeringsovereenkomst afhangt. Dat kan bijvoorbeeld brand zijn of inbraak, glasschade, ziekenhuisopname, doktersrekeningen, schade die we toebrengen aan een ander of het overlijden vóór een bepaalde datum. Er zijn talloze feiten (gevaren) waartegen men zich kan verzekeren.
Onzekere gebeurtenis in de toekomst
Een gebeurtenis die al heeft plaatsgevonden, kun je niet verzekeren. Bijvoorbeeld een auto verzekeren die al is verongelukt, kan natuurlijk niet.
Daarnaast moet de geclaimde schade natuurlijk wel echt hebben plaatsgevonden. Voor iets wat niet gebeurd is, krijg je uiteraard geen uitkering. Verzekeraars controleren een verzekeringsclaim meestal zeer zorgvuldig op fraude.
Truc mislukt
Peter Bastiaansen gaat met vrienden op vakantie naar Ibiza en hij sluit voor die periode een reisverzekering. Tijdens de vakantie heeft hij al zijn geld opgemaakt. Thuisgekomen bedenkt hij een truc. Bij de verzekeringsmaatschappij claimt hij vergoeding voor het verlies van een dure zonnebril. De verzekeraar stuurt hem enkele dagen later een e-mail waarin hem wordt meegedeeld dat hij de aankoopnota moet opsturen. Hij gaat naar de winkel, koopt zo'n zonnebril en verkoopt die weer op Marktplaats. Hij stuurt de aankoopfactuur naar de verzekeraar. Daar ziet een oplettende medewerker dat de factuurdatum later is dan de reisperiode... Deze oplichting is mislukt.
Hij krijgt geen verzekeringsuitkering, maar mogelijk wel een strafprocedure wegens verzekeringsfraude plus een aantekening in het frauderegister van de Stichting Centraal Informatie Systeem (CIS). Indien hierin een fraudemelding is gedaan, blijft deze gedurende achtjaarbestaan.HetgevolghiervanisdatPeterBastiaansengedurendeachtjaarwaarschijnlijk bij geen enkele verzekeraar een verzekering kan afsluiten.
Premie
Een ander kenmerk van de verzekeringsovereenkomst is uiteraard het betalen van verzekeringspremie. Dat kan een premie zijn die je per maand of per jaar betaalt, maar soms ook een premie die in één keer wordt betaald.
Verzekeringen zoals een woonhuisverzekering, autoverzekering, levensverzekering of doorlopende reisverzekering kennen meestal een premiebetaling per maand of per jaar. Vaak geeft een verzekeraar korting als je de premie per jaar betaalt in plaats van per maand.
Sommige levensverzekeringen worden afgesloten met een eenmalige premiebetaling. Ook bij de reisverzekering die men voor een bepaalde vakantie afsluit wordt de premie in één keer betaald. We kijken verder naar de premie bij het onderwerp 'verplichtingen van de verzekeringnemer'.
Opdracht 5 Risico's en verzekeren
a. Wat is de definitie van een verzekeringsovereenkomst?
b. In welk Boek van het Burgerlijk Wetboek wordt de verzekeringsovereenkomst geregeld?
c. Waarom staat de verzekeringsovereenkomst juist in dit Boek van het Burgerlijk Wetboek?
d. Wat is bij een verzekering 'het verzekerd feit'?
e. Wat betekent bij een verzekering 'de verzekeraar'?
f. Noem drie typische kenmerken van een verzekeringsovereenkomst.
10.5 Partijen bij een verzekering
Bij een verzekeringsovereenkomst kunnen diverse partijen betrokken zijn. Mogelijke partijen zijn:
• de verzekeraar
• de verzekeringnemer
• de verzekerde/het verzekerd lijf
• de begunstigde.
Niet alle genoemde personen spelen altijd bij alle verzekeringen een rol. Dat hangt af van de soort verzekering en de situatie. Er is altijd een verzekeraar en een verzekeringnemer.
Verzekeraar
Verzekeraar is de verzekeringsmaatschappij die de premie ontvangt en de uitkering doet indien het verzekerde feit zich voordoet.
Een verzekeringsovereenkomst wordt gesloten tussen een verzekeraar, de verzekeringsmaatschappij, en de klant, de verzekeringnemer.
In de meeste gevallen is de verzekeraar een gewoon bedrijf. Denk aan Achmea, Aegon en Nationale Nederlanden. Soms zijn dat ook combinaties van 'merken' verzekeringen. Zo is AchmeahetmoederbedrijfvanonderandereCentraalBeheer,FBTO,ZilverenKruisenInterpolis.
De onderlinge verzekering
Een bijzondere vorm van verzekering is de onderlinge verzekering. Hierbij is de verzekeraar niet een gewoon commercieel bedrijf, maar een onderlinge waarborgmaatschappij (OWM). Ditiseenverenigingdieverzekeringsovereenkomstensluitmethaareigenleden.Jezoueigenlijk kunnenzeggendatdeledenvandezeverenigingsamenelkaarsrisicodragen.Daarvoorbrengen ze wel met periodieke bijdragen het geld bijeen om de verzekeringsuitkeringen te kunnen doen. De winst die dit kan opleveren gaat niet naar aandeelhouders, maar kan door de OWM onder de leden worden verdeeld. De onderlinge verzekering wordt ook wel de coöperatieve verzekering genoemd.
Een voorbeeld van een OWM is ZLM in Goes of SOM in De Meern. Ook de zorgverzekeraars CZ, DSW en ONVZ zijn onderlinge waarborgmaatschappijen.
Coassurantie en pool
Hierboven hebben we al gezien dat soms meerdere verzekeraars samen het risico dragen. Dat kan in de vorm van coassurantie of de (verzekerings)pool.
Verzekeringnemer
De verzekeringnemer is degene die de verzekeringsovereenkomst afsluit en die de premie betaalt.
Verzekeringnemer kan een mens (= natuurlijk persoon) zijn of een rechtspersoon, zoals een bedrijf, een stichting of een vereniging. In principe kan iedere mens en iedere samenwerkingsvorm zich verzekeren. Het is vanzelfsprekend dat bijvoorbeeld een levensverzekering alleen afgesloten kan worden op het leven van een natuurlijk persoon, een mens.
Verzekerde/verzekerd lijf
De verzekerde oftewel het verzekerdlijf is degene wiens lichaam verzekerd is bijvoorbeeld bij een levensverzekering of een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Dus dit betekent dat zijn overlijden of zijn arbeidsongeschiktheid verzekerd is, waarna de verzekeraar de uitkering zal doen.
Dat verzekerde lijf hoeft niet altijd de verzekeringnemer te zijn. Het komt regelmatig voor dat iemand geen uitkering afsluit met betrekking tot zijn eigen overlijden, maar met betrekking tot het overlijden van iemand anders, bijvoorbeeld een partner.
Term 'verzekerde'
Het begrip 'verzekerde' gebruiken we dus bij de sommenverzekering om de persoon aan te duiden op wiens lichaam de verzekering is gesloten. Dat geldt ook voor de ziektekostenverzekering. Bij de meeste schadeverzekeringen gebruiken we die term eigenlijk niet. Dan hebben we het alleen over de verzekeringnemer, dus de persoon die de verzekering afsluit en de premie betaalt.
Begunstigde
Iemandkaneenlevensverzekeringafsluitenwaarbijhijnietzelfdeeventueleuitkeringontvangt, maar waarbij een ander de verzekerdesom oftewel het verzekerdebedrag zal krijgen. Die ander is dan de begunstigde. Het woord 'begunstigde' komt van de uitdrukking 'een gunst krijgen'. Begunstigde is degene die de uitkering ontvangt als het verzekerde feit zich voordoet.
Mike zorgt voor zijn pensioen
Wanneer Mike een pensioenverzekering sluit om bij zijn 67-jarige leeftijd een uitkering te krijgen ter aanvulling op zijn AOW, dan is hij de verzekeringnemer en tevens de verzekerde. Hij ontvangt zelf de uitkering, dus is hij ook de begunstigde.
De woonhuisverzekering van Simon
Simon verzekert zijn huis tegen schade. Simon is dus verzekeringnemer. Hij verzekert het huis tegen schade door brand, inbraak en glasschade. Dat is dus het verzekerd feit. Hij sluit de verzekering bij verzekeringsmaatschappij Interpolis in Tilburg. Dus is Interpolis de verzekeraar.
De autoverzekering van Asmahan
AsmahanverzekerthaarautobijZLMtegendewettelijkeaansprakelijkheid(WA)énvoorschade aan haar eigen auto (casco). Asmahan is verzekeringnemer. De genoemde schades zijn de verzekerde feiten. ZLM is de verzekeraar.
De ziektekostenverzekering van Bernhard
Bernard verzekert zichzelf en zijn gezin tegen ziektekosten bij CZ. Hij neemt de verplichte basisverzekering en enkele aanvullende verzekeringen. Bernard is verzekeringnemer. Hij en zijn gezin zijn de verzekerden. CZ is de verzekeraar.
De overlijdensrisicoverzekering van Beatrijs
Beatrijs sluit een overlijdensrisicoverzekering af bij Centraal Beheer. Bij overlijden van haar echtgenoot Sebastiaan voordat hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, moet er een uitkering van€80.000plaatsvindenaanhundochterMathilde,zodatzijdaarmeehaarstudiekanafmaken. Beatrijs is verzekeringnemer. Centraal Beheer is de verzekeraar. Sebastiaan is het verzekerd lijf ofwel de verzekerde. Mathilde is de begunstigde.
De levensverzekering van Fatima
Fatima sluit een levensverzekering af bij Achmea voor haar pensioen. Zij betaalt daarvoor maandelijks premie. Zodra zij 67 jaar oud is, ontvangt zij een bedrag van € 200.000. Van dit bedrag kan zij dan een lijfrente kopen, waardoor zij een maandelijks inkomen ontvangt als aanvullingophaarAOW.Fatimaisdeverzekeringnemerenhetverzekerdlijfofweldeverzekerde. Achmea is de verzekeraar.
De arbeidsongeschiktheidsverzekering van Maarten
Maarten is klusjesman en hij werkt als zzp’er. Hij sluit bij Centraal Beheer een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) af die een bedrag van € 100 per dag moet uitkeren zolang hij niet kan werken door ziekte of invaliditeit. Dat is dan voor Maarten een vervanging van zijn inkomen. Maarten is de verzekerde. Centraal Beheer is de verzekeraar.
Opdracht 6 Partijen bij een verzekering
a. Wat betekent bij een verzekering 'de verzekeringnemer'?
b. Wat betekent bij een levensverzekering 'de verzekerde'/het 'verzekerd lijf'?
c. Wat betekent bij de levensverzekering 'de begunstigde'?
10.6 Soorten verzekeringen
We hebben al gezien dat verzekeringen dekking bieden voor risico's die we kunnen hebben. Dat zijn vaak gevallen dat we schade hebben en dan willen we die schade graag vergoed hebben. Maar er zijn ook situaties dat we een verzekeringsuitkering nodig hebben terwijl er eigenlijk niet altijd directe materiële schade is, zoals bij het overlijden van iemand. Vandaar de indeling van verzekeringen in art. 7:925 lid 1 BW.
Art. 7:925 lid 1 BW deelt in:
Verzekering is een overeenkomst [...]. Zij is hetzij schadeverzekering, hetzij sommenverzekering.
Sommige verzekeringen keren uit als er schade is geleden. De verzekeraar keert dan het schadebedrag uit. Bijvoorbeeld bij brandschade of na inbraak. De verzekering die alleen bij schade uitkeert, heet de schadeverzekering.
Sommige verzekeringen keren een vast bedrag uit op een bepaald moment, bijvoorbeeld bij pensionering, als aanvulling op de AOW. Dat is de sommenverzekering. Daarbij keert de verzekeraar geen schade uit, maar een bepaalde som op een bepaald tijdstip. Bijvoorbeeld bij overlijden of juist bij het in leven zijn op een bepaald tijdstip.

Indeling van verzekeringen.
Schadeverzekering
De schadeverzekering keert alleen uit bij schade. De schadeverzekeraar keert dus niet uit als er geen schade is. De hoogte van de uitkering is direct afhankelijk van de hoogte van de schade. Denk maar aan een aanrijding. De reparatiekosten worden op grond van de autoverzekering uitgekeerd. Hierna behandelen we deze schadeverzekeringen uitgebreid. Zie art. 7:944 BW.
Begrip schadeverzekering: art. 7:944 BW
Je woonhuisverzekering
Je woont samen met je partner in Hulten. Je verzekert jullie huis tegen schade door brand, inbraak en glasschade bij Achmea. Dit is een schadeverzekering.
Je autoverzekering
Je hebt een tweedehands Toyota Corolla gekocht en die verzeker je voor de wettelijke aansprakelijkheid (WA) én voor beperkt casco bij ZLM in Goes. Dit is een schadeverzekering.
Je ziektekostenverzekering
Je verzekert jezelf en je gezin tegen ziektekosten bij FBTO. Je neemt de verplichte basisverzekering en een tandartsverzekering. Dit is een schadeverzekering.
Je reisverzekering
Je gaat op reis naar Amerika. Je verzekert je tegen de schade die je tijdens die reis kunt lijden doorverliesvanjebagageofonvoorzienemedischekosten.Jeverzekertditrisicobijverzekeraar de Europeesche. Dit is een schadeverzekering.
Sommenverzekering
De verzekeringsuitkering bij een sommenverzekering hangt niet af van eventuele schade. De uitkering is een vaste som, een vast bedrag. Dat bedrag wordt uitgekeerd op een bepaalde datum of op een bepaalde leeftijd. Denk aan de levensverzekering met een spaarverzekering. Of aan een overlijdensrisicoverzekering. Zie art. 7:964 BW.
Begrip sommenverzekering: art. 7:964 BW
Je overlijdensrisicoverzekering
Je sluit een overlijdensrisicoverzekering af bij Centraal Beheer (verzekeraar). Bij overlijden van je partner voor deze de leeftijd van 67 jaar heeft bereikt, moet er een uitkering van € 120.000 plaatsvinden aan jullie dochter Charifa, zodat zij daarmee haar studie Mode en Commercie kan afmaken. Dit is een sommenverzekering.
Je levensverzekering
Je sluit een levensverzekering af bij Nationale Nederlanden als pensioenaanvulling op de AOW. Je betaalt daarvoor premie. Zodra jij 67 jaar oud bent, ontvang jij een bedrag van € 140.000 als verzekeringsuitkering. Daarvan kun jij een lijfrente kopen, die je een maandelijks inkomen oplevert. Dit is een sommenverzekering.
Je
arbeidsongeschiktheidsverzekering
Je bent zzp’er in de verzekeringsbranche. Je sluit bij Achmea een arbeidsongeschiktheidsverzekering af die een uitkering van € 150 per dag moet uitkeren zolang jij arbeidsongeschikt bent wegens ziekte of invaliditeit. Dat is voor jou een vervanging van je inkomen. De uitkering gaat in op de zesde dag na de eerste ziektemelding. De uitkering is een vast bedrag en is niet afhankelijk van eventuele schade. Dit is een sommenverzekering.
Persoonsverzekeringen
Dewetgeverdeeltinart.7:925lid1BWdeverzekeringeninintweesoorten:schadeverzekeringen en sommenverzekeringen. Alle verzekeringen zijn dus ofwel een schadeverzekering, ofwel een sommenverzekering. Daarna vermeldt art. 7:925 lid 2 BW ook nog de persoonsverzekering.
Persoonsverzekering is de verzekering welke het leven of de gezondheid van een mens betreft.
De zorgverzekering, de levensverzekering, de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de ongevallenverzekering zijn persoonsverzekeringen.
Je zorgverzekering
Je sluit een zorgverzekering bij a.s.r. verzekeringen. Je neemt uiteraard de basisverzekering, deze is immers verplicht. Daarnaast neem je nog enkele aanvullende verzekeringen voor fysiotherapie en voor de kosten van de tandarts.
Je levensverzekering
Je sluit bij Reaal een levensverzekering af die € 50.000 zal uitkeren als je op je AOW-leeftijd nog in leven bent. Dat doe je om aanvulling van je AOW en pensioen te verkrijgen.
Je arbeidsongeschiktheidsverzekering
Je bent zzp’er. Je wilt het risico dekken dat je een tijdje geen inkomen hebt door ziekte of invaliditeit. Je sluit een arbeidsongeschiktheidsverzekering af bij Centraal Beheer, waardoor je in dat geval € 200 per dag ontvangt, als vervanging van het inkomen uit je bedrijf.
Je ongevallenverzekering
Je sluit bij OHRA een ongevallenverzekering omdat je kostwinner bent van je gezin. Je nabestaanden ontvangen een bepaald bedrag bij jouw overlijden. Als je bij een ongeval niet komt te overlijden, maar invalide wordt, kun jij zelf een uitkering krijgen. Als je 60% invalide wordt, keert de verzekeraar 60% van de verzekerde som uit. Het is dus een sommenverzekering, omdat de uitkering een afgesproken bedrag is en er geen schade wordt vergoed.
Persoonsverzekering:schadeverzekeringofsommenverzekering?
Sommige mensen denken dat verzekeringen kunnen worden ingedeeld in drie soorten: schadeverzekeringen, sommenverzekeringen en persoonsverzekeringen. Dat is niet juist.
De persoonsverzekering is in feite óf een schadeverzekering óf een sommenverzekering. Persoonsverzekeringen zijn geen aparte soort verzekering naast de schadeverzekering en de sommenverzekering. Een persoonsverzekering is een vorm van verzekering die gaat over het leven en de gezondheid van mensen.
Als je naar de dekking van een persoonsverzekering kijkt, dan weet je of het een vorm van schadeverzekering of van sommenverzekering is.
Enkele persoonsverzekeringen en de indeling
De zorgverzekering is een persoonsverzekering en een schadeverzekering. Deze geeft namelijk een uitkering van medische kosten (= schade).
De levensverzekering keert geen schade uit, maar een vooraf afgesproken vast bedrag. Dus is het een persoonsverzekering en een sommenverzekering.
De arbeidsongeschiktheidsverzekering, die een vast afgesproken bedrag uitkeert zolang de verzekerde arbeidsongeschikt is, is dus een persoonsverzekering.
De ongevallenverzekering keert uit in het geval dat iemand een ongeval heeft gekregen. Het betreft een uitkering bij overlijden en/of een uitkering bij invaliditeit. Bij overlijden wordt het afgesproken verzekerde bedrag uitgekeerd aan de nabestaanden. Bij invaliditeit betaalt de verzekeraareenpercentagevanhetafgesprokenbedrag,afhankelijkvandematevaninvaliditeit (vastgesteld door een keuringsarts). De ongevallenverzekering is dus een persoonsverzekering en een sommenverzekering omdat de uitkering een afgesproken bedrag is. Er wordt geen schade vergoed.
Opdracht 7 Soorten verzekeringen
a. Er zijn twee soorten verzekeringen. Een daarvan is de schadeverzekering. Wat is de definitie van een schadeverzekering?
b. Geef drie voorbeelden van schadeverzekeringen.
c. Welke soort verzekering staat tegenover de schadeverzekering?
d. Noem van die soort verzekering drie voorbeelden.
e. Wat is het fundamentele verschil tussen de twee soorten verzekeringen?
f. Wat is een persoonsverzekering?
g. Geef drie voorbeelden van persoonsverzekeringen.
h. Is de persoonsverzekering een aparte soort verzekering naast de schadeverzekering en de sommenverzekering? Motiveer je antwoord.
Opdracht 8 Wat voor soort verzekering?
Kies bij de volgende items steeds wat voor soort verzekering het is.
De WA-verzekering voor mijn brommer is een schadeverzekering / sommenverzekering.
Het is geen / wel een persoonsverzekering.
De allriskverzekering voor de auto van mijn vader is een schadeverzekering / sommenverzekering
Het is geen / wel een persoonsverzekering.
Mijn ziektekostenverzekering bij Ditzo is een schadeverzekering / sommenverzekering.
Het is geen / wel een persoonsverzekering.
De verzekering die een bepaald bedrag uitkeert wanneer mijn vader vroegtijdig overlijdt, is een schadeverzekering / sommenverzekering. Het is geen / wel een persoonsverzekering.
10.7 Samenvatting
Het verzekeringsrecht behoort tot het vermogensrecht. Dit is weer een onderdeel van het privaatrecht.
Verzekeren is het overdragen van risico's aan een verzekeraar, tegen betaling van een premie. Deze risico's zijn te onderscheiden in materieel en moreel risico. Verzekering is een uitdrukking van de 'wet van de grote getallen'. Een verzekerd risico ligt altijd in de toekomst en is onzeker.
Verzekering is een wederkerige en een vormvrije overeenkomst. De partijen zijn: verzekeraar, verzekeringnemer, de verzekerde/het verzekerd lijf en de begunstigde. Er zijn twee soorten verzekeringen: de schadeverzekering, die alleen uitkeert indien er schade is, en de sommenverzekering, die een bepaald bedrag uitkeert op een onzeker moment in de toekomst. De persoonsverzekering is de verzekering die gaat over het leven of de gezondheid van een mens. De persoonsverzekering kan een schadeverzekering zijn of een sommenverzekering.
10.8
Kernbegrippen
Begunstigde
Specifiek bij een levensverzekering: degene die de uitkering ontvangt als zich het verzekerde feit voordoet.
Burgerlijkrecht
Dat deel van het recht dat de verhouding regelt tussen burgers onderling. Ook wel: civiel recht of privaatrecht.
Civielrecht
Dat deel van het recht dat de verhouding regelt tussen burgers onderling. Ook wel: burgerlijk recht of privaatrecht.
Coassurantie
Verzekering door meerdere verzekeraars samen, waarbij iedere verzekeraar voor een bepaald deel een contract sluit met de klant.
Herverzekering
Herverzekering is een vorm van verzekering waarbij een verzekeraar een deel van door hem geaccepteerde risico's zelf weer verzekert bij een andere verzekeraar.
Materieelrisico
Het risico dat de verzekeraar loopt op de schade zoals die in de verzekeringspolis is aangeduid.
Moreelrisico
Het risico dat de verzekeraar loopt met betrekking tot het gedrag van de persoon van de verzekeringnemer.
Personen-enfamilierecht
Dat deel van het privaatrecht dat de hoedanigheid, de handelingsbekwaamheid en de familiebetrekkingen van personen regelt.
Persoonsverzekering
De verzekering die het leven of de gezondheid van een mens betreft.
Polis
De akte van een verzekeringsovereenkomst.
Pool
Een groep verzekeraars die samen een bepaald risico dekken, waarbij de leider van die groep, de poolleader, de verzekeringsovereenkomst afsluit met de klant.
Premie
De vergoeding die de verzekeringnemer moet betalen aan de verzekeraar.
Privaatrecht
Dat deel van het recht dat de verhoudingen regelt tussen de burgers onderling. Ook wel: burgerlijk recht of civiel recht.
Publiekrecht
Dat deel van het recht dat de verhoudingen regelt tussen de overheidsorganen onderling en tussen de overheid en de burgers.
Rechtspersonenrecht
Datdeelvanhetprivaatrechtdatregelingengeeftmetbetrekkingtotorganisatiesdiezelfstandig aan het rechtsverkeer kunnen deelnemen.
Schadeverzekering
Een verzekering die bedoeld is voor vergoeding van vermogensschade die de verzekeringnemer zou kunnen lijden.
Sommenverzekering
Een verzekering waarbij een bepaald bedrag wordt uitgekeerd, ongeacht de eventuele schade die de verzekeringnemer heeft geleden.
Vermogensrecht
Dat deel van het privaatrecht dat de betrekkingen tussen personen regelt met betrekking tot het vermogen.
Verzekeraar
Deverzekeringsmaatschappijdiedepremieontvangtendeuitkeringdoetindienhetverzekerde feit zich voordoet.
Verzekerdbedrag
Het bedrag waarvoor het verzekerde object is verzekerd. Ook wel: verzekerde som.
Verzekerdfeit
Het risico waartegen het verzekerde object verzekerd is. Ook wel: verzekerd gevaar.
Verzekerdgevaar
Het risico waartegen het verzekerde object verzekerd is. Ook wel: verzekerd feit.
Verzekerdlijf
Degene wiens lichaam verzekerd is. Ook wel: verzekerde.
Verzekerdobject
De zaak die verzekerd is.
Verzekerde
Degene wiens lichaam verzekerd is. Ook wel: verzekerd lijf.
Verzekerdesom
Het bedrag waarvoor het verzekerde object is verzekerd. Ook wel: verzekerd bedrag.
Verzekering
Een overeenkomst waarbij de verzekeringnemer zich verplicht premie te betalen en de verzekeraar zich verplicht de financiële risico’s van een onzekere gebeurtenis in de toekomst te dekken.
Verzekeringnemer
Degene die de verzekeringsovereenkomst afsluit en die de premie betaalt.
Vormvrijeovereenkomst
Een overeenkomst die reeds rechtsgeldig is bij wilsovereenstemming en waarvoor geen akte vereist is voor de rechtsgeldigheid.
Wederkerigeovereenkomst
Een overeenkomst waaruit voor beide partijen verplichtingen voortvloeien.
Wetvandegrotegetallen
Het statistisch principe dat zegt: "Hoe meer je van iets hebt, hoe meer de eigenschappen daarvan op het gemiddelde zullen uitkomen."
Test je kennis
Opdracht 9
Een verzekeraar loopt het risico dat de verzekerde zaak tenietgaat, dus dat hij een schade-uitkering moet doen. Dat risico noemen we een: materieel risico moreel risico
Opdracht 10
Brand is bijvoorbeeld een risico dat een brandverzekeraar loopt. Hoe noemt men dit risico in het verzekeringsrecht?
Er zijn twee antwoorden juist. verzekerd gevaar verzekerd feit verzekerd object verzekerde verzekeringnemer
Opdracht 11
De verzekeringsovereenkomst is: een eenzijdige overeenkomst en tevens een vormvrije overeenkomst een wederkerige overeenkomst en tevens een formele overeenkomst een wederkerige overeenkomst en tevens een vormvrije overeenkomst een eenzijdige overeenkomst en tevens een formele overeenkomst
Opdracht 12
In het gezin Jansen sluit moeder Marianne bij Interpolis een levensverzekering af waarbij dochter Christelle een geldbedrag zal ontvangen wanneer vader Jan is overleden.
Christelle is: de verzekeraar de verzekeringnemer het verzekerd lijf de begunstigde
Opdracht 13
In het gezin Jansen sluit moeder Marianne bij Interpolis een levensverzekering af waarbij dochter Christelle een geldbedrag zal ontvangen wanneer vader Jan is overleden.
In het gezin Jansen sluit moeder Marianne bij Interpolis een levensverzekering af waarbij dochter Christelle een geldbedrag zal ontvangen wanneer vader Jan is overleden.
Marianne is: de verzekeraar de verzekeringnemer het verzekerd lijf de begunstigde
Opdracht 14
In het gezin Jansen sluit moeder Marianne bij Interpolis een levensverzekering af waarbij dochter Christelle een geldbedrag zal ontvangen wanneer vader Jan is overleden.
In het gezin Jansen sluit moeder Marianne bij Interpolis een levensverzekering af waarbij dochter Christelle een geldbedrag zal ontvangen wanneer vader Jan is overleden.
Jan is: de verzekeraar de verzekeringnemer het verzekerd lijf de begunstigde
Opdracht 15
De vraag wat de maximale boete is die een burger kan krijgen bij een bepaald misdrijf wordt geregeld in het: burgerlijk recht staatsrecht strafrecht administratief recht bestuursrecht internationaal recht
Opdracht 16
Welke uitspraak is juist met betrekking tot de Onderlinge Waarborgmaatschappij (OWM)?
Er zijn vier antwoorden juist.
Het is een vereniging die verzekeringsovereenkomsten sluit met haar eigen leden.
Het is een commerciële verzekeraar die verzekeringsovereenkomsten sluit met zijn klanten.
De leden dragen samen elkaars risico.
Nadat een van hen schade heeft geleden, worden de andere leden aangesproken om hun deel daarvan bij te dragen. Daarmee wordt deze schade vergoed.
De leden brengen met periodieke bijdragen het geld bijeen om verzekeringsuitkeringen te kunnen doen.
De OWM wordt ook wel coöperatieve verzekering genoemd.
Opdracht 17
Wat voor soort verzekering is een brandverzekering voor een huis? een schadeverzekering een sommenverzekering een persoonsverzekering
Opdracht 18
Jij hebt een verzekering voor een aanvullend pensioen wanneer je de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Om wat voor verzekering gaat het hier?
Er zijn twee antwoorden juist. een schadeverzekering een sommenverzekering een persoonsverzekering
10.9 Aan de slag
Opdracht 19 Vergelijking verzekeringen
Deze keer ga je aan de slag met het ontdekken van de verzekeringen waarvan je een vergelijking kunt doen met Independer.
Independer
a. Kijk bij het onderdeel ʿVerzekeringenʼ. Noteer elke soort verzekering die zij in hun vergelijkingen meenemen.
b. Bij een van de verzekeringen in de lijst die je hiervoor gemaakt hebt, kun je ontdekken dat dieverzekeringeencombinatieisvantweeandereverzekeringenindelijst.Welkeverzekering is dat en van welke andere verzekeringen is het een combinatie?
10.10 Beroepstaak
Opdracht 20 Polis controleren
Jij bent medewerker bij verzekeringsmaatschappij ZLM in Goes. Vandaag hoorde je van je leidinggevende dat er een technische fout is geweest in het verwerken van de polisbladen. Een van de printers liet opeens bepaalde stukjes van de tekst weg. Helaas moeten een voor een alle polissen worden gecontroleerd op volledigheid voordat ze naar de klant worden gestuurd.
Het is jouw taak om nu het polisblad van Ali El Bougardi en zijn vrouw Ilhem El Bougardi-Moubirak te controleren. Ali is de verzekeringnemer en hij heeft zichzelf en zijn vrouw Ilhem verzekerd, inclusief hun huis, de inboedel, de wettelijke aansprakelijkheid en een doorlopende reisverzekering
Polis controleren Bijlage
Geef aan waar er tekst ontbreekt en wat waarschijnlijk die tekst zou moeten zijn.
10.11 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Kennistoets
Opdracht 21
Wat is een wederkerige overeenkomst? een overeenkomst waaruit voor een van beide partijen een verplichting voortvloeit een overeenkomst waaruit voor beide partijen een verplichting voortvloeit een overeenkomst waarvoor, naast wilsovereenstemming, een akte vereist is een overeenkomst die reeds rechtsgeldig is bij wilsovereenstemming
Opdracht 22
Verbind de naam van de partij in de linkerkolom met de juiste betekenis in de rechterkolom.
Verzekeraar
Verzekeringnemer
Degenediedeverzekeringsovereenkomst afsluit en de premie betaalt
Degenewiensoverlijdenzalleidentoteen uitkering in een sommenverzekering
Degene die de premie ontvangt en de uitkering doet Begunstigde
Verzekerd lijf
Opdracht 23
Degene die de verzekeringsuitkering bij een sommenverzekering ontvangt
De Nederlandse regeling omtrent de verzekeringsovereenkomst kun je vinden in het: privaatrecht staatsrecht strafrecht administratief recht bestuursrecht internationaal recht
Opdracht 24
Een verzekeraar loopt het risico dat de verzekeringnemer niet de waarheid spreekt of dat hij fraude pleegt. Dat risico noemen we een: materieel risico moreel risico verzekerd risico
Opdracht 25
Ik heb nog geen polis ontvangen, toch heeft mijn verzekeraar mij gemeld dat ik verzekerd ben. Welke uitspraken zijn in dit verband juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Juridisch gezien ben ik nog niet verzekerd.
Juridisch gezien ben ik wel verzekerd.
Dit noemt men ʿvoorlopige dekkingʼ.
Eventuele schade in de periode tot ontvangst van de polis wordt niet uitgekeerd.
Eventuele schade in de periode tot ontvangst van de polis wordt wel uitgekeerd.
Zonder polis is er geen verzekeringsovereenkomst.
Opdracht 26
Jij hebt als zzpʼer een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Deze keert een bedrag per week uit bij arbeidsongeschiktheid. Er wordt niet nagegaan hoeveel inkomen je overhoudt.
Om wat voor verzekering gaat het hier?
Er zijn twee antwoorden juist. een schadeverzekering een sommenverzekering een persoonsverzekering
Opdracht 27 Eindopdracht
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Opdracht
Jij bent de directeur van een groot verzekeringskantoor. Vandaag zijn enkele nieuwe medewerkers begonnen met hun werk voor jouw kantoor. Je vindt het belangrijk om hun vandaag met een PowerPointpresentatie een korte introductie te geven in het werk van jouw verzekeringskantoor. Deze PowerPointpresentatie ga je nu maken.
HOOFDSTUK11
VERZEKERINGEN-TOTSTANDKOMINGENBEËINDIGING
11.1 Inleiding
De verzekeraar biedt bepaalde verzekeringen aan en vraagt daar een bepaalde premie voor. De klant, de verzekeringnemer, geeft aan welke risico's hij wil verzekeren. Op een zeker moment zijn de verzekeraar en de verzekeringnemer het met elkaar eens en dan is de verzekering tot stand gekomen.

Vaak is er sprake van een tussenpersoon die bemiddelt tussen de verzekeringnemer en de verzekeraar. Hij begeleidt de klant en moet dus erg deskundig zijn op het gebied van verzekeringen. En we kijken ook hoe een verzekeringsovereenkomst eindigt.
Leerdoelen
• Je kunt vaststellen wat de procedure is van de totstandkoming van een verzekeringsovereenkomst.
• Je begrijpt wat 'wil' en 'wilsuiting' betekenen.
• Je begrijpt de begrippen 'aanbod' en 'aanvaarding'.
• Je begrijpt de polis en wat er in de polis kan staan.
• Je weet waar de 'Wet op het financieel toezicht' over gaat.
• Je begrijpt de functie van de tussenpersoon en je weet wat een 'direct writer' is.
• Ook begrijp je de manieren waarop een verzekeringsovereenkomst kan worden beëindigd.
Opdracht 1 Verzekeringsovereenkomst
Bedenk een formulering voor een zoekopdracht in Google. Het is de bedoeling dat je met die zoekopdracht de meest complete informatie kunt vinden over de vraag hoe een verzekeringsovereenkomst tot stand komt.
11.2 Oriëntatie Verzekeringsovereenkomst
Zoals gezegd is een verzekering een overeenkomst tussen de verzekeraar en de verzekeringnemer. We gaan eerst kijken naar het algemene begrip 'overeenkomst' en hoe die meestal tot stand komt. Ook kijken we naar de begrippen 'wil' en 'wilsuiting'.
Later gaan we dan dieper in op de specifieke manier waarop de verzekeringsovereenkomst tot stand komt.
Een overeenkomst (in het algemeen)
Een overeenkomst is een wilsovereenstemming tussen twee partijen, met de bedoeling dat daaruit verbintenissen ontstaan. Dus er moet sprake zijn van:
• twee partijen (soms meer)
• zij hebben wilsovereenstemming
• zij hebben de bedoeling dat er verbintenissen uit ontstaan (of tenietgaan, of wijzigen).
Erzijnveelsoortenovereenkomsten.Denkaandekoopovereenkomst,dearbeidsovereenkomst, huur, lease, schenking, gift, vervoersovereenkomst, overeenkomst van aanneming van werk enzovoort. Iedereen sluit in zijn leven talloze overeenkomsten af.
Het kernbegrip van de overeenkomst is dus: wilsovereenstemming. In de meeste gevallen komt een overeenkomst tot stand op het moment van wilsovereenstemming. De partijen zijn het met elkaar eens. De wil van de ene partij stemt overeen met de wil van de andere partij.
Totstandkoming van een overeenkomst door aanbod en aanvaarding
Overeenkomsten komen meestal tot stand door het aanbod van de ene partij en daarna aanvaarding van dat aanbod door een andere partij. De ene partij biedt iets aan door middel van een advertentie, een offerte of een webpagina. De klant reageert op dat aanbod en hij aanvaardt het. Soms aanvaardt hij het aanbod meteen, soms doet hij een tegenbod en worden de partijen het later alsnog eens met elkaar.
Totstandkoming van een overeenkomst
Bij de meeste overeenkomsten geldt dat de overeenkomst tot stand komt op het moment van het aanvaarden van het aanbod. Dus als er wilsovereenstemming is.
Dat is bijvoorbeeld het geval bij een koopovereenkomst van roerende zaken, zoals een e-bike.
Je koopt meteen die e-bike
De fietsenmaker zet een e-bike in de etalage met het prijskaartje € 2.700 erop. Het prijskaartje in de etalage is het aanbod van de fietsenmaker. Jij komt binnen en na een informerend gesprek zeg je: "Dat is goed, ik koop hem." Die zin is jouw aanvaarding (acceptatie) van dat aanbod. Daarmeeisdekoopgesloten.Dezemondelingewilsovereenstemmingmaaktheteendefinitieve overeenkomst.
Je onderhandelt over een e-bike
De fietsenmaker zet een e-bike in de etalage met het prijskaartje € 2.700 erop. Weer is het prijskaartje in de etalage het aanbod van de fietsenmaker. Jij komt binnen en na een informerend gesprek zeg je: "Dat is me te veel. Dat heb ik er niet voor over. Ik zou hem wel willen kopen voor € 2.500." Dat is nu jouw aanbod aan de fietsenmaker. De verkoper zegt dan: "Dat is goed." Daarmee heeft hij dan jouw aanbod geaccepteerd. Daarmee is de koop alsnog gesloten. Deze mondelinge wilsovereenstemming maakt het een definitieve overeenkomst.
Wil en wilsuiting
In het recht maken we onderscheid tussen de wil en de wilsuiting. Met het begrip 'wil' bedoelen we in het recht de 'innerlijke wil', dus wat een partij graag zou willen bereiken. En de term 'wilsuiting' betekent in het recht de manier waarop de wil tot uitdrukking wordt gebracht. Het is de 'verklaring' van de wil volgens art. 3:33 BW: "Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. "
Denk bij die verklaring, die wilsuiting aan een advertentie, het prijskaartje aan een product in de winkel, een aanduiding op een webshop of een offerte.
Meestal is de wilsuiting hetzelfde als de innerlijke wil. Bijvoorbeeld: het prijskaartje (de wilsuiting) bij een televisie geeft aan: € 1.500 en de verkoper wil inderdaad € 1.500 voor de tv ontvangen (innerlijke wil).
Als de wil anders is dan de wilsuiting
Soms is de wilsuiting echter niet in overeenstemming met de innerlijke wil. Denk aan een vergissing van de verkoper. Bijvoorbeeld als hij bij bovengenoemde televisie een foutief prijskaartje hangt van € 1.300. Of denk aan het geval dat er per ongeluk een prijskaartje van € 15 aan hangt!
Als de wilsuiting afwijkt van de innerlijke wil geldt in het recht normaal gesproken de wilsuiting (het prijskaartje). Dus komt er een overeenkomst tot stand op basis van de wilsuiting. Als de verkoper een vergissing gemaakt heeft met het prijskaartje, komt er toch een geldige overeenkomst tot stand op basis van het prijskaartje (de wilsuiting). Dat houdt ook in dat de verkoper de televisie met het foutieve kaartje van € 1.300 toch voor dat bedrag moet leveren.
Alleen als de wederpartij had moeten begrijpen dat de wilsuiting niet juist was, dan mag de wederpartijdeaanbiederdaarnietaanhouden.Dekoperhadkunnenwetendathetprijskaartje van € 15 een vergissing moest zijn. Er is dan geen overeenkomst tot stand gekomen. Dus de verkoper hoeft die televisie niet voor € 15 te leveren.
Als de wilsuiting afwijkt van de wil
Als de wilsuiting afwijkt van de innerlijke wil, geldt de wilsuiting, behalve als de wederpartij had moeten begrijpen dat de wilsuiting niet juist was.
Vormvrije of formele overeenkomst
Als beide partijen hun wil hebben geuit en de wilsuitingen zijn gelijk, dan is er op dat moment meestal meteen een overeenkomst tot stand gekomen. In het recht noemen we zo'n overeenkomst een vormvrijeovereenkomst. Er is geen bepaalde vorm vereist, de wilsovereenstemming is reeds voldoende voor een geldige overeenkomst.
Daarnaast zijn er ook overeenkomsten die pas rechtsgeldig zijn op het moment dat er, naast de wilsovereenstemming, ook nog een akte is ondertekend. Dan noemen we dat een formele overeenkomst Het woord 'formeel' komt van het begrip 'vorm'. In dit geval: een akte. Het kan dan gaan om een notariële akte, maar soms ook om een onderhandse akte, een akte die door de partijen onderling is opgemaakt, zonder een notaris.
Verzekering: polis verplicht, toch een vormvrije overeenkomst
Bij een verzekeringsovereenkomst is een polis (akte van de verzekering) verplicht. Dus zou je denken dat de verzekeringsovereenkomst daarom een formele overeenkomst is. Maar dat is niet het geval.
Dat zit zo: een akte (de polis) is wettelijk verplicht. Maar een mondeling afgesloten verzekeringsovereenkomst is in de tussentijd wel geldig! Dus daarom is de verzekeringsovereenkomst officieel toch een vormvrije overeenkomst.
Zoals gezegd: een mondeling afgesloten verzekeringsovereenkomst is geldig, ook al is er nog geen polis opgemaakt. We zeggen dan: er is al wel een 'voorlopige dekking'. De verzekeraar dekt het verzekerd gevaar alvast door de mondelinge toezegging van een medewerker of een bevoegde tussenpersoon. De polis komt dan wat later, maar je bent in de tussentijd al wel verzekerd.
Opdracht 2 Oriëntatie Totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst
a. Wat is de definitie van een overeenkomst?
b. Op welke wijze komen de meeste overeenkomsten tot stand?
c. Wat bedoelt men in het recht met 'wilsuiting'?
d. In het geval dat de wilsuiting afwijkt van de innerlijke wil, wat geldt dan? Geef een volledig antwoord.
e. Ik ben op zoek naar een nieuwe iPad. Meestal kost het type dat ik wil € 900. Wanneer ik in een winkel een prijskaartje zie met "ACTIE: Deze iPad vandaag voor € 700 !" stap ik op de verkoper af en geef aan dat ik deze voor € 700 wil kopen. De verkoper zegt dan dat de reclameafdeling een fout heeft gemaakt bij het kaartje. Heb ik nu recht op het kopen van deze iPad voor € 700 of niet? Motiveer je antwoord
f. Ik ben op zoek naar een nieuwe iPad. Meestal kost het type dat ik wil € 900. Wanneer ik in een winkel een prijskaartje zie met "ACTIE: Deze iPad vandaag voor € 90 !" stap ik op de verkoper af en geef aan dat ik deze voor € 90 wil kopen. De verkoper zegt dan dat de reclameafdeling een fout heeft gemaakt bij het kaartje. Heb ik nu recht op het kopen van deze iPad voor € 90 of niet? Motiveer je antwoord
g. Is de verzekeringsovereenkomst een formele of een vormvrije overeenkomst? Motiveer je antwoord.
h. Geef in korte stappen aan hoe de verzekeringsovereenkomst tot stand komt. Geef aan bij welke stap de verzekering echt tot stand komt.
i. Stel dat ik mondeling mijn auto verzeker bij verzekeringsmaatschappij ZLM. De polis zal over drie dagen met de post worden opgestuurd. Is mijn auto in de tussentijd verzekerd nu ik nog geen akte van de verzekering heb?
11.3 Totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst
Hiervoorzagenwedatverzekeringeenovereenkomstisendatovereenkomsteninhetalgemeen tot stand komen doordat de ene partij een aanbod doet en de andere partij dat aanbod aanvaardt. Bij de verzekering gaat er nog een extra stap vooraf aan de normale gang van zaken.
Een verzekeringsovereenkomst komt tot stand via vier stappen, die we hier eerst noemen en daarna uitgebreid uitwerken.
Stappen bij een verzekeringsovereenkomst
• Stap 1: Uitnodiging tot het doen van een aanbod
De verzekeraar nodigt klanten uit via vele vormen van publicaties.
• Stap 2: Aanbod door de verzekeringnemer
De verzekeringnemer biedt de verzekeraar aan dat hij hem mag verzekeren.
• Stap 3: Aanvaarding van het aanbod door de verzekeraar
De verzekeraar geeft aan dat hij het aanbod van de verzekeringnemer accepteert.
• Stap 4: Polis afgeven
De verzekeraar geeft de polis af, de akte van de verzekeringsovereenkomst.
Eenverzekeringsovereenkomstkanalleenwordengeslotenalsdezevierfasencompleetworden doorlopen. Per fase volgt nu een uitleg wat een en ander inhoudt.
Stap 1: Uitnodiging tot het doen van een aanbod
Allereerst wordt de klant uitgenodigd tot het doen van een aanbod. De klant wordt op het idee gebracht om een bepaalde verzekering af te sluiten door een website, een advertentie, een brief of een bezoekje van een vertegenwoordiger van de verzekeringsmaatschappij. Juridisch gezien is dit nog geen aanbod vanuit de verzekeraar! Het is alleen maar een uitnodiging van de verzekeraar aan de verzekeringnemer om een aanbod te doen.
Verzekeringskaart
Voor verreweg de meeste mensen zijn verzekeringen vrij lastige zaken. Een advertentie kan dan wel duidelijk zijn geformuleerd, maar bevat vaak niet de complete informatie die de klant nodig heeft om zijn besluit te nemen. Ook bij het doorlezen van de websites van verschillende verzekeraars is het lastig de juiste informatie te vergelijken. Vandaar dat de overheid de verzekeringskaartverplichtstelde.Deverzekeringskaartiseenschematischoverzichtwaarmee verzekeraars heel duidelijk en schematisch aangeven wat wel en niet verzekerd is.
Bij elke verzekeraar is de verzekeringskaart precies hetzelfde qua indeling en begrippen. De kaart gebruikt weinig tekst, maar wel duidelijke symbolen. Je ziet in één oogopslag welke risico's verzekerd zijn. En je snapt meteen welke risico's juist uitgesloten zijn. En ook weet je waar je zelf op moet letten, want ook de plichten die de verzekeringnemer krijgt staan duidelijk aangegeven.
Je hoeft niet de hele polis door te lezen om de dekking en de uitsluitingen te begrijpen. Kijk maar even naar deze video, waar meer wordt verteld over de verzekeringskaart.
Verzekeringskaart
Een voorbeeld van zo'n kaart met de verschillende rubrieken zie je in de afbeelding hierna.

Verzekeringskaart bromfietsverzekering van ZLM.
Insurance Product Information Document
De Europese Unie heeft in een richtlijn met betrekking tot verzekeringen voorgeschreven dat de informatie naar de consument in heel Europa moet worden gestandaardiseerd. Dat is het InsuranceProductInformationDocument (IPID). Je kunt dit zien als de Europese versie van de Nederlandse verzekeringskaart. Het doel is duidelijk te maken wat de polisvoorwaarden zijn en ook om meerdere verzekeringsproducten met elkaar te kunnen vergelijken. De Nederlandse verzekeringskaarten worden allemaal omgezet in het Europese IPID. Veel verzekeraars hebben dat inmiddels al gedaan.
De verplichte onderdelen van een IPID-verzekeringskaart zijn:
• een duidelijke omschrijving van de dekking
• de belangrijkste uitsluitingen
• het gebied waar de verzekering geldt
• de verplichtingen voor de beide partijen
• de premies
• de looptijd en de wijze van beëindiging.
Website vanatotzekerheid.nl
Op de site vanatotzekerheid.nl vind je zeer veel informatie voor de consument omtrent verzekeringen. Deze website is opgezet door het Verbond van Verzekeraars, de overkoepelende organisatie van de verzekeraars in Nederland.
Vanatotzekerheid.nl
Stap 2: Aanbod door de verzekeringnemer
Deverzekeringnemervultmeestalviaeenaanvraagformuliereenvragenlijstvandeverzekeraar in aan de hand waarvan de verzekeraar de risico’s inschat. Zo moet de verzekeringnemer bij een inboedelverzekering bijvoorbeeld de waarde van zijn inboedel aangeven en verschillende omstandigheden van het huis. Een ziektekostenverzekeraar zal op zijn vragenformulier voor bijvoorbeeld een tandartsverzekering vragen stellen over de gezondheid van het gebit van de verzekerde.
De vragen op een aanvraagformulier worden wel 'acceptatievragen' genoemd. Dus de vragen die de verzekeraar stelt om te bepalen of hij de nieuwe klant wel gaat accepteren. De verzekeringnemer moet deze vragen natuurlijk naar waarheid beantwoorden.
Het volledig ingevulde en ondertekende formulier is juridisch gezien het aanbod van de verzekeringnemer aan de verzekeringsmaatschappij om een verzekeringsovereenkomst te sluiten.
Stap 3: Aanvaarding van het aanbod door de verzekeraar De verzekeraar bestudeert het aanbod en laat de verzekeringnemer weten of hij bereid is hem te verzekeren. De verzekeraar zal dus kijken naar de risico's die hij loopt. En natuurlijk ook naar de premie die hij voor die verzekering in rekening zal brengen. Als de verzekeringnemer vervolgens aangeeft dat hij zich wil laten verzekeren, is dit de aanvaarding van het aanbod. Je kuntoverigensooktelefonischeengeldigeverzekeringsovereenkomstafsluiten.Ophetmoment van aanvaarding door de verzekeraar van het aanbod van de verzekeringnemer komt de verzekeringsovereenkomst tot stand.
Stap 4: Polis afgeven
De verzekeraar is verplicht om de verzekeringnemer zo snel mogelijk na de aanvaarding van het aanbod een polis te geven of toe te sturen (art. 7:932 BW). Deze polis (de akte van de verzekeringsovereenkomst) is het bewijs van het bestaan van de overeenkomst. Bovendien ontleent de verzekeringnemer aan de inhoud van de polis zijn rechten op een uitkering. De polis bevat ook de rechten en plichten van de verzekeraar en de verzekeringnemer en beschrijft nauwkeurig welke gebeurtenissen wel en niet onder de dekking van de verzekering vallen.
Polisafgifte: art. 7:932 BW
Nog geen polis. Ben ik nu toch verzekerd?
Als de verzekeraar bevestigt dat de verzekering is gesloten, maar de polis nog niet is afgegeven, is de verzekeringsovereenkomst toch geldig tot stand gekomen. Let op: zorg er wel voor dat je er bewijs van hebt, bijvoorbeeld een bevestigingsmail van de verzekeraar. Stel dat je schade krijgt, dan wil je wel bewijs hebben van de dekking.
Voorlopige dekking
Als een feit verzekerd is, dan noemen we dat dekking. Het mogelijke feit is gedekt door de verzekeraar. Dit wordt bewezen door de polis. De afwerking van de polis duurt natuurlijk even. In de tussentijd geeft de verzekeraar al dekking. Dat noemen we dan voorlopigedekking.
Peer en de voorlopige dekking
Peer heeft een nieuwe auto op het oog. De wagen kan morgen worden afgeleverd. Peer levert dan meteen zijn oude auto in. Hij belt naar verzekeringsmaatschappij ZLM, waar hij al jaren verzekerd is. Hij geeft de gegevens van de nieuwe auto door, zoals bouwjaar, merk en type, chassisnummer, kenteken en de zogeheten meldcode. De verzekeraar geeft daarop telefonisch de hoogte van de premie door. Peer besluit inderdaad de nieuwe auto ook weer bij ZLM te verzekeren. De medewerker van de verzekeraar bevestigt dat de auto de volgende dag vanaf 8.00 uur 's morgens allrisk verzekerd is. De medewerker noemt dat: 'voorlopige dekking'. De polis zal enkele dagen later worden thuisgestuurd. De verzekering gaat wel op genoemd tijdstip in, ook al is de polis nog niet afgegeven. Peer vraagt de medewerker van de verzekeraar wel om een bevestigingsmailtje.
Natuurlijk is er nog veel meer dat we moeten weten over de polis. We behandelen de polis uitgebreider als we het hebben over de plichten van de verzekeraar.
Opdracht
3 Totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst
a. Bij de verzekeringsovereenkomst verloopt het tot stand komen iets anders dan bij andere overeenkomsten. Welke vier stappen zijn daarbij nodig?
b. Wat is het verplichte Insurance Product Information Document (IPID)
c. Onder welke naam is het IPID in Nederland veel beter bekend?
d. Welke verplichte onderdelen moet een IPID-verzekeringskaart hebben?
e. Geef zo nauwkeurig mogelijk aan op welk moment een verzekeringsovereenkomst tot stand komt.
Opdracht 4 Verzekeringskaart
Ga naar de volgende site en bekijk de verzekeringskaart die je daar ziet afgebeeld.
Verzekeringskaart
a. Waarvoor ben ik precies verzekerd als ik deze verzekering afsluit, zonder extra verzekeringen die hierop als keuzemogelijkheden worden aangegeven?
b. Wat betekent de verhaalsbijstand die hier gratis bij hoort?
c. Als ik met mijn brommer in Italië op vakantie ga, ben ik daar dan ook verzekerd met deze verzekering?
d. Wat zegt de verzekeringskaart over de situatie dat ik niet op tijd mijn premie betaal?
e. Hoelang is de opzegtermijn voor deze verzekering, dus hoelang moet ik wachten om de verzekering te kunnen opzeggen?
f. Als ik mijn brommer verhuur, welk gevolg heeft dat dan voor mijn verzekering?
g. Ik besluit op deze polis als extra ook diefstal van mijn brommer te verzekeren. Wat moet ik altijd doen om bij diefstal inderdaad de schade vergoed te krijgen?
h. Ik wil mijn brommer verzekeren tegen alle schade, zelfs als het mijn eigen schuld is. Kan dat en zo ja, wat moet ik dan doen?
11.4 Functies van het aanvraagformulier
Het aanvraagformulier heeft drie verschillende functies:
1. verzekeringswens
De verzekeringnemer geeft aan dat hij de verzekering wenst af te sluiten (het aanbod van de verzekeringnemer).
2. risico-informatie
De verzekeringnemer geeft informatie over het risico dat hij wil verzekeren.
3. verklaring van nakoming
De verzekeringnemer verklaart dat hij de verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst zal nakomen.
Verzekeringswens
De verzekeringnemer vult het formulier in met als doel dat de verzekeraar op de hoogte is van zijn wens om de verzekering af te sluiten. Let op dat door het invullen van het aanvraagformulier nog geen verzekering tot stand komt. Het is nog steeds maar een eenzijdige wilsverklaring.
Risico-informatie
De verzekeringnemer moet aan de verzekeraar informatie geven over welk risico hij wil overdragen. De verzekeraar moet kunnen beoordelen of hij dat risico wil overnemen en voor welke premie. Hij moet daarvoor gedetailleerd op de hoogte zijn van de exacte omvang van het risico. Enerzijds wil hij goed inzicht hebben in het materiële risico: wat zijn de risico's met betrekking tot de verzekerde zaak zelf? Bijvoorbeeld: hoe brandgevaarlijk is het object?
Daarnaast wil de verzekeraar ook het morele risico kunnen inschatten. Daarmee wordt bedoeld dat hij inzicht heeft in hoeverre de persoon van de verzekeringnemer met zijn gedrag wel of niet een risico vormt. Denk daarbij aan mogelijke verzekeringsfraude.
Vragenlijst
De verzekeringnemer heeft de mededelingsplicht (informatieplicht). Het is natuurlijk de vraag in hoeverre een verzekeringnemer overziet wat hij dan precies moet mededelen aan de verzekeraar. Een verzekeraar maakt daarom vaak gebruik van de mogelijkheid om aan het
aanvraagformulier een vragenlijst toe te voegen. Daarin stelt hij vragen die te maken hebben met het materiële risico, dus vragen die betrekking hebben op het verzekerd object. Daarnaast stelt hij ook vragen om inzicht te krijgen in de persoon van de verzekeringnemer, hoe betrouwbaar is hij. Dit om het morele risico duidelijk te krijgen.
Het is de taak van de verzekeraar om in de vragenlijst de juiste vragen te stellen. Als de verzekeraar bepaalde vragen niet stelt, kan hij niet achteraf de verzekeringnemer verwijten dat hij daarover geen informatie heeft verstrekt.
Voorbeelden van vragen
Hier zijn wat voorbeelden van vragen die een verzekeraar in de vragenlijst zou kunnen stellen, uiteraard afhankelijk van de soort verzekering:
• Welke specifieke risico's heeft het verzekerd object? Dakbedekking, soort bouw enzovoort. Deze vraag speelt bij een woonhuisverzekering.
• Heeft een verzekeraar in de afgelopen vijf jaar een schadeverzekering van u opgezegd, deze geweigerd of onder beperkende voorwaarden geaccepteerd? Deze vraag zie je bij alle verzekeringen.
• Heeft u in het verleden klachten gehad aan uw rug? Dit is een vraag die je tegenkomt bij een arbeidsongeschiktheidsverzekering.
• Bentuofzijnuwgezinsledenofpersonendieonderdezeverzekeringvallenvooreenstrafbaar feit in aanraking geweest met politie of justitie? Deze vraag zie je bij alle verzekeringen
• Is u in de laatste acht jaar de rijbevoegdheid (voorwaardelijk) ontzegd? Deze vraag zie je bij autoverzekeringen.
• Heeft u geestelijke of lichamelijke beperkingen óf gebruikt u medicijnen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden? Bij autoverzekeringen wordt dit vaak gevraagd.
• Bent u in de laatste vijf jaar failliet verklaard of in een schuldsanering betrokken geweest, of is de rechter akkoord gegaan met een surseance (uitstel) van betaling of heeft een deurwaarder momenteel beslag gelegd op uw inkomsten of bezittingen? Dit komt voor bij veel verzekeringen in verband met het risico van wanbetaling
Dirk en zijn dakbedekking
Dirk Wouters wil zijn huis verzekeren tegen brand, stormschade en inbraak. Hij vraagt zich af waarom er vragen gesteld worden over de soort dakbedekking van zijn huis. De helpdeskmedewerker van de verzekeraar legt hem de reden van die vragen op het vragenformulier uit. Een dak met dakpannen levert bij brand veel minder risico op dan een rieten dak. De premie bij een brandverzekering van een huis met een rieten dak is daarom veel duurder dan bij een huis met dakpannen.
Gerrie en haar gezondheid
Gerrie wil een levensverzekering afsluiten. Zij baalt van de lange vragenlijst die zij moet invullen. Waarom wil de verzekeraar allerlei ziektes van haar weten? Dat is toch zeker privé? De medewerker van de verzekeraar legt het haar uit. Bij een levensverzekering zijn de leeftijd en de gezondheidstoestand van het verzekerd lijf van groot belang voor het bepalen van het risico. Gerrie zal dus alle vragen volledig moeten beantwoorden.
Max en zijn jeugdzonden
Max vult het aanvraagformulier in voor een autoverzekering. Bij de vraag of hij in aanraking is geweestmetpolitieofjustitieaarzeltMax.Hijvoeltwelaandatdeverzekeraarhemkanweigeren als hij aangeeft dat hij jaren geleden gearresteerd is wegens drugshandel en geweldpleging. Via een zoekopdracht komt hij erachter dat de grens ligt bij acht jaar. In zijn geval was dat vijf jaar geleden. Toch vult hij op het formulier bij deze vraag 'Nee' in omdat hij anders vast niet wordt geaccepteerd als verzekeringnemer. Max neemt hier wel een heel erg groot risico. Als de verzekeraar erachter komt, bijvoorbeeld na een flinke schade, kan de verzekeraar uitkering weigeren...
In het onderdeel over de plichten van de verzekeringnemer gaan we dieper in op de gevolgen van het niet voldoen aan de mededelingsplicht.
Verklaring van nakoming
Door ondertekening van het aanvraagformulier geeft de verzekeringnemer aan dat hij zich zal houden aan de verplichtingen die uit de polis en uit de wet voortvloeien. Denk daarbij aan de verplichting om alles te doen teneinde schade te vermijden. Ook de plicht om schade tijdig te melden valt daaronder.
Opdracht 5 Functies van het aanvraagformulier
Welke drie functies heeft het aanvraagformulier voor verzekeringen?
Opdracht 6 Vragenlijst
a. Geef drie voorbeelden van vragen die zouden kunnen staan in een vragenlijst met betrekking tot een autoverzekering.
b. Wat is het gevolg als de verzekeringnemer een vraag niet beantwoordt in de vragenlijst en de verzekeraar de verzekeringsaanvraag toch accepteert?
c. Wat is het gevolg als de verzekeringnemer een vraag foutief beantwoordt in de vragenlijst, maar de onjuiste mededeling niet van belang is voor het risico voor de verzekeraar?
d. Wat is het gevolg als de verzekeringnemer een vraag foutief beantwoordt in de vragenlijst en de verzekeraar de premie zou hebben verviervoudigd als hij de waarheid had geweten?
e. Wat is het gevolg als de verzekeringnemer een vraag foutief beantwoordt in de vragenlijst en de verzekeraar slechts de helft van de verzekerde som zou hebben afgesproken als hij de waarheid had geweten?
f. Wat is het gevolg als de verzekeringnemer een vraag foutief beantwoordt in de vragenlijst en de verzekeraar wel de verzekering zou hebben gesloten als hij de waarheid had geweten, maar dan wel op andere voorwaarden?
g. Wat is het gevolg als de verzekeringnemer echt heeft gefraudeerd, en de verzekeraar de verzekering helemaal niet zou hebben gesloten als hij de waarheid had geweten?
h. Wat doet een verzekeraar na ontdekking van verzekeringsfraude om collega-verzekeraars op de hoogte te stellen? Wat het gevolg daarvan?
11.5 Tussenpersonen en de direct writer
In veel gevallen onderhandelt de klant die verzekerd wil worden niet met de verzekeraar zelf, maar met een tussenpersoon, ook wel intermediair genoemd. Soms werkt een verzekeringsmaatschappij zonder tussenpersonen. Die worden tegenwoordig aangeduid als direct writer.
Direct writer
Er zijn verzekeringsmaatschappijen die anders werken dan gewoonlijk. De 'gewone' verzekeringsmaatschappij werkt via tussenpersonen. Tegenwoordig zie je steeds vaker verzekeraars die rechtstreeks de klant benaderen. We noemen dat de directwriter. Letterlijk vertaald betekent dat 'directe schrijver'. Zij werken dus zonder tussenpersonen.
De klant verzekert zich hierbij rechtstreeks bij de verzekeraar. Enkele voorbeelden van een direct writer zijn InShared, OHRA, FBTO, Centraal Beheer Achmea en Ditzo. Veel van deze bedrijven werken voornamelijk of uitsluitend het internet.

Startpunt voor de verzekeringnemer op de site van OHRA-verzekering.
Voordeel van een direct writer
De tarieven bij deze verzekeraars zijn gemiddeld lager doordat zij geen provisie hoeven uit te betalenaantussenpersonen.Enookomdatzijalleklantcontactenviahunwebsitelatenlopen.
De klant voert dus digitaal al zijn gegevens in. Ook claims worden door de klant via de website digitaal aangeleverd, inclusief de rekeningen die hij wil indienen.
Nadeel van een direct writer
De direct writer zal geen adviezen geven zoals een onafhankelijke tussenpersoon dat doet. Zij werken uiteraard uitsluitend met de verzekeringen die zijzelf aanbieden. Zij zullen de klant dus nooit wijzen op een goedkopere of betere mogelijkheid bij een andere verzekeringsmaatschappij. Dit betekent dat degene die op zoek gaat naar een verzekering grondig zelf onderzoek moet doen. Een goed hulpmiddel voor de klant kan daarbij een vergelijkingssite zijn.
Vergelijkingssites
Zoals gezegd kun je rechtstreeks zelf verzekeringen afsluiten. Als je van jezelf vindt dat je kundig genoeg bent op dit gebied, dan is dat wellicht een prima besluit. Veel informatie is op het internet te vinden. En er zijn veel vergelijkingssites die je kunnen helpen met je keuze. Sommige sites vergelijken alle denkbare verzekeringen. Andere sites vergelijken specifiek de zorgverzekeringen.
Voorbeelden van vergelijkingssites
Enkele van de vele vergelijkingssites zijn:
zorgwijzer.nl verzekering.nl independer.nl zorgkiezer.nl
Hoe ga je vergelijken?
Voordat je gaat vergelijken via een van de mogelijke vergelijkingssites, ga je eerst voor jezelf bepalen wat je precies wilt verzekeren. Welke dekking wil je hebben? Welke dienstverlening van de verzekeraar wil je? Wat is voor jou van belang: meer service of juist een lagere premie?
Over het algemeen zijn die vragen relatief eenvoudig te beantwoorden als het gaat om een woonhuisverzekering. Meestal weet je ongeveer wel welke dekking je wilt.
Voor een nieuwe zorgpolis valt er ook veel te vergelijken. Natuurlijk heeft iedereen de verplichte basisverzekering. In de groep aanvullende verzekeringen zijn allerlei dekkingen mogelijk, van fysiotherapie en tandarts tot alternatieve geneeswijzen.
Tussenpersonen
De tussenpersoon adviseert de verzekeringnemer met betrekking tot wat deze wil verzekeren. Hij regelt het afsluiten van de verzekering. En bij schade zal hij deze regelen met de verzekeringsmaatschappij. Er zijn verschillende soorten tussenpersonen.
Vertegenwoordiger
Een vertegenwoordiger heeft van de verzekeringsmaatschappij de bevoegdheid om in naam van deze maatschappij overeenkomsten te sluiten. Hij sluit een verzekeringsovereenkomst rechtstreeks tussen de verzekeraar en de klant. Vaak is een vertegenwoordiger als werknemer in dienst van de verzekeringsmaatschappij.
Verzekeringsagent
Eenverzekeringsagentlijktwelopeenbemiddelaar,maarhijwerktvoormeerdereverzekeraars. De agent kiest uit zijn ‘pakket’ aan verzekeringen de verzekering die het beste past bij de wensen van de klant. Ook een agent krijgt provisie voor de gesloten verzekeringsovereenkomsten.
Zelfstandige tussenpersoon
De zelfstandige tussenpersoon is onafhankelijk en heeft een eigen bedrijf. Hij kan voor een klantverzekeringenafsluitenbijverschillendeverzekeraars.Hijbemiddelttussendeverzekeraar en de verzekeringnemer. Hij adviseert hoe het risico het beste kan worden afgedekt. En hij zoekt daarvoor de verzekeraar die de beste prijs rekent.
Makelaars in assurantiën
Vroeger was de titel 'makelaar in assurantiën' een beschermde titel. Dat is sinds 2001 niet meer het geval. Een onafhankelijke tussenpersoon kan zich dus makelaar in assurantiën noemen. Het woord 'assurantiën' betekent overigens 'verzekeringen'.
Registermakelaar in assurantiën
Ter vervanging van de beschermde titel 'makelaar in assurantiën' is de titel 'registermakelaar in assurantiën' in het leven geroepen. Grote risico's brengt hij onder bij meerdere verzekeraars, die ieder voor een bepaald percentage op de polis intekenen. De makelaar stelt de polis op en int de premie.
Taak van de tussenpersoon
De tussenpersoon is de bemiddelaar tussen de verzekeringnemer en de verzekeringsmaatschappij. Daarbij heeft hij tot taak voor de verzekeringnemer de beste verzekering te vinden. Dus de verzekering die het meest aansluit bij de behoeften van de verzekeringnemer.
Deze taak met betrekking tot de dienstverlening aan de klant zou je kunnen onderscheiden in de volgende drie deeltaken:
1. Hij bezit grondige kennis van de verzekeringsproducten.
2. Hij verstrekt volledige en juiste informatie.
3. Hij heeft de vereiste Wft-diploma's voor de gebieden waarop hij werkzaam is.
Kennis van het product
De tussenpersoon moet goed op de hoogte zijn van de details van de verschillende verzekeringen, zoals:
• nauwkeurige kennis van de dekking van de verzekering
• de kosten, zoals de premie en de assurantiebelasting
• de plichten van de verzekeringnemer en de verzekerde
• de uitsluitingen die van toepassing zijn op deze verzekering
• kennis over de situatie van de verzekeringnemer met betrekking tot: – dekking – plichten – uitsluitingen.
Meer over de verplichte grondige kennis van verzekering en andere financiële producten beschrijven we hierna in de Wet op het financieel toezicht (Wft).
Informatieverstrekking: kennis + communicatie + integriteit
Het is vanzelfsprekend dat de tussenpersoon alle benodigde informatie verstrekt aan de klant. Naast grondige vakkennis is daartoe ook een goede communicatievaardigheid vereist. En tevens een grote mate van integriteit. Dat betekent: hij moet eerlijk informeren, zonder zijn eigen belang op de voorgrond te zetten.
Doorverwijzen
Doordat een tussenpersoon verplicht het Wft-modulecertificaat Basis heeft behaald, heeft hij voldoende inzicht om klanten eventueel naar de juiste persoon door te verwijzen. Denk aan een tussenpersoon die gespecialiseerd is op het gebied van een bepaalde verzekering. Hij moet bijvoorbeeld ook een klant voor specifieke vragen met betrekking tot hypothecaire kredieten doorverwijzen naar een deskundige die beschikt over de Wft-module Hypothecair Krediet.
Provisie
Van oudsher betaalde de verzekeraar een provisie aan de tussenpersoon voor de afgesloten verzekeringen en de verzekeringen waarvoor hij bemiddelde. Deze provisie is het inkomen van de tussenpersoon. Het nadeel daarvan was dat een tussenpersoon vaak een verzekering niet onderbracht bij de gunstigste verzekeraar, maar bij de verzekeraar waar hij de meeste provisie kon ontvangen. Het belang van de klant stond daarin dus niet altijd voorop.
Gedeeltelijk provisieverbod
Sinds 2013 geldt een provisieverbod voor bepaalde financiële producten, zoals hypotheken, pensioenverzekeringen, levensverzekeringen, arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en uitvaartverzekeringen. Voor deze verzekeringen mag dus geen provisie meer worden betaald aan de tussenpersoon. Bij deze financiële producten moet de klant zelf een vergoeding betalen aan de tussenpersoon voor zijn advieswerk. Hierdoor mag men ervan uitgaan dat het advies objectief is en de tussenpersoon het belang van de klant zal dienen.
Voor de overige financiële producten, zoals een autoverzekering of een woonhuisverzekering, is het provisieverbod niet ingesteld en ontvangt de tussenpersoon provisie van de verzekeraar.
Hoogte van de provisie
De tussenpersoon ontvangt globaal tussen de 15 en 27% van de premie als provisie. Deze provisie ontvangt hij elke maand, zolang de verzekering loopt, ook al heb je verder geen contact met de tussenpersoon.
Opdracht 7 Tussenpersonen en de direct writer
a. Ontvangt een vertegenwoordiger een provisie van de verzekeringsmaatschappij?
b. Ontvangt een tussenpersoon een provisie van de verzekeringsmaatschappij voor een afgesloten woonhuisverzekering? Waarvan hangt die af?
c. Hoe noemt men een verzekeraar die niet via een tussenpersoon werkt, maar die rechtstreeks de klant benadert, bijvoorbeeld via internet?
11.6 Wet op het financieel toezicht
De Wetophetfinancieeltoezicht (Wft) is een wet die consumenten probeert te beschermen tegen de risico's rondom financieel advies. Uiteindelijk is de consument altijd de zwakkere partij ten opzichte van personen en bedrijven met veel financiële kennis. De consument moet beschermd worden tegen onder andere machtsmisbruik en fraude.
De Wft beschrijft het toezicht op de financiële sector, onder andere het bankwezen en het verzekeringswezen. De Wft kent veel regels waar de financiële sector zich aan moet houden.
Wft en de verzekeringsovereenkomst
Assurantie is voor veel mensen een lastig onderwerp. Mensen hebben daar dan ook meestal deskundig advies bij nodig. Daartoe zagen we al de tussenpersoon in verzekeringen, de agent, de verzekeringsmakelaar en de direct writer. Iedereen die advies geeft op het gebied van verzekeringen valt als adviseur van financiële diensten onder de Wft. Deze wet gaat vooral over het bevorderen van deskundige en zorgvuldige adviezen. Daarvoor dient een systeem van deskundigheid: het Wft-vakbekwaamheidsbouwwerk. Een van de middelen voor een goed advies is het klantprofiel.
Wft-Vakbekwaamheidsbouwwerk
Sinds2014bestaathetWft-vakbekwaamheidsbouwwerk.Hierinwordennegensoortenadviseurs aangegeven, met diverse beroepskwalificaties. Het modulecertificaat Basis is vereist om een van de beroepskwalificaties te behalen.
En financieel adviseur moet zijn bevoegdheid voor een beroepskwalificatie aantonen met een vakbekwaamheidsdiploma dat hij ontvangt als hij een Wft-examen heeft gehaald. We geven hieronder de acht kwalificaties met de bijbehorende modules. Naast de module Basis zijn één of twee specifieke modules vereist. Voor elk van de onderdelen moet hij het Wft-examen behalen. Op het moment dat hij alle drie de examens heeft gehaald, ontvangt hij het desbetreffende vakbekwaamheidsdiploma.
Om de beroepskwalificaties geldig te houden, leggen kandidaten één keer per drie jaar een periodiek examen af (PE-examen). Dit betref de actualiteiten uit die periode. Men spreekt dan ook over de wettelijke plicht om permanent actueel vakbekwaam te zijn. Dit laatste wordt geregeld door de PE-examens. Denk hierbij aan nieuwe wet- en regelgeving, nieuwe productvoorwaarden en aanwijzingen vanuit de toezichthouders.
De deskundigheidsnormen gelden voor alle medewerkers met klantcontact. Daarom zullen veelondernemingenmetmeerderemedewerkerseeninternofexternkennissysteemopzetten of medewerkers laten deelnemen aan cursussen op het betreffende gebied.
In art. 7 van het het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen staat: "Werknemers en anderenatuurlijkepersonendiezichonderverantwoordelijkheidvaneenfinanciëledienstverlener bezighouden met advisering [...], beschikken daartoe over het ingevolge die tabel vereiste diploma".
Art. 7 Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen
Hierna volgt de complete lijst van de verschillende Wft-examens.
1. Adviseur Consumptief Krediet Module:
• Basis
• Consumptief Krediet
2. Adviseur Inkomen Module:
• Basis
• Inkomen
3. Adviseur Schade Particulier Module:
• Basis
• Schade Particulier
4. Adviseur Schade Zakelijk Module:
• Basis
• Schade Zakelijk
• Schade Particulier
5. Adviseur Vermogen Module:
• Basis
• Vermogen
6. Adviseur Hypothecair Krediet Module:
• Basis
• Hypothecair Krediet
• Vermogen
7. Adviseur Pensioen Module:
• Basis
• Pensioen
• Vermogen
8. Adviseur Zorg
Module:
• Zorg
Module Basis en andere modules
Module Basis
Vaak zie je naast de bovengenoemde acht modules ook de module Basis staan als negende module. Dit is echter geen aparte module. De module Basis is een verplicht onderdeel bij andere modules (met uitzondering van de module Zorg).
Andere modules
Opleidingsinstituten bieden bovenstaande modules aan. Soms bieden zij ook modules aan met andere namen. Dat is dan een erkende module uit bovenstaande lijst die wordt gecombineerd met verdergaande kennis op een specifiek terrein. Zo kom je wel de Module Leven tegen.

Voorbeeld van een Wft-diploma.
Klantprofiel
Voor advisering in financiële diensten moet, met uitzondering van eenvoudige bank- en schadeverzekeringsproducten, de adviseur altijd voorafgaand aan het advies een klantprofiel opstellen. Bij diverse verzekeringen, zoals de overlijdensrisico-, arbeidsongeschiktheids- en de werkloosheidsverzekering die worden gecombineerd met een krediet, is een klantprofiel volgens de Wft vereist.
De adviseur dient een goed passend klantadvies te geven. Daarvan is alleen sprake wanneer het geadviseerde product aansluit bij de wensen en behoeften van de klant. Dat is dan ook de reden dat hij verplicht is om bij complexe producten een klantprofiel op te stellen.
Een klantprofiel bevat onder andere een beschrijving van:
• de kennis en ervaring van de klant
• de doelstelling van de klant, dus wat hij ermee wil bereiken
• de financiële situatie van de klant
• de risico’s die de klant kan en wil dragen.
Standaarddocumenten
Alle adviseurs, dus ook die op het gebied van financiën en verzekeringen, dienen aan hun klanten tijdige en relevante informatie te geven over de producten. Deze moet zo toegankelijk mogelijk zijn. Daarom is standaardisatie van belang. De beschikbaarheid van standaarddocumenten is een eerste stap om consumenten beter in staat te stellen om producten en diensten te vergelijken en zo een goede keuze te maken. Voorbeelden van een standaarddocument zijn de hierboven genoemde verzekeringskaart en het IPID-document (Insurance Product Information Document)
Vergunningen
Er zijn twee instanties die in de Wft zijn aangewezen om het toezicht uit te voeren. De toezichthouders zijn De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Zij geven vergunningen af voor werkzaamheden in de financiële dienstverlening. Als een financiële instelling aan de eisen voldoet, krijgt deze een vergunning. De consumenten kunnen daardoor meer vertrouwen hebben in de financiële dienstverleners. Als een instelling zich niet aan de regels van de Wft houdt, dan kan de toezichthouder de vergunning intrekken.
Wet op het financieel toezicht
Autoriteit Financiële Markten
In het kader van de Wft heeft de AutoriteitFinanciëleMarkten (AFM) als taak 'gedragstoezicht' op de financiële sector. De AFM houdt toezicht op:
• de manier waarop financiële instellingen met hun klanten omgaan
• de manier waarop partijen met elkaar omgaan.
Het doel van de AFM is het vertrouwen van consumenten en bedrijven in de financiële markten te versterken. Klachten kun je melden bij de AFM. Die kan dan eventueel ook andere consumenten daarover informeren.
De Nederlandsche Bank
De andere toezichthouder is DeNederlandscheBank (DNB). Deze controleert of partijen op de financiële markten aan hun verplichtingen kunnen voldoen en of zij zich houden aan de regelgeving. De DNB controleert hoe gezond financiële instellingen zijn om te voorkomen dat consumenten de dupe zijn van faillissementen.
Klachtenregeling
Als een klant een klacht heeft met betrekking tot een verzekering, dan moeten beide partijen proberen eerst de kwestie onderling te regelen. Daarvoor dienen instellingen die zich bezighouden met verzekeringen een interne klachtenregeling te hebben. Het Kifid (zie verder) beschikt over een model voor zo'n interne regeling. In het algemeen is het natuurlijk in het belang van zowel de klant als de verzekeraar of zijn tussenpersoon om de klacht onderling af te werken.
Mocht het niet lukken om de klacht intern geregeld te krijgen, dan kan de klant twee dingen doen: de klacht voorleggen aan het Kifid, of naar de rechter stappen. De gang naar de rechter is voor een consument altijd mogelijk, de procedure via het Kifid is niet verplicht.
Klachteninstituut Financiële Dienstverlening
Consumenten en ondernemers kunnen bij het KlachteninstituutFinanciëleDienstverlening (Kifid) terecht met een klacht over een financieel product of over een financiële dienstverlening. Denk aan een verzekering of een hypothecaire lening. Het Kifid probeert problemen tussen de klant en de verzekeraar of zijn tussenpersoon op te lossen. Via de volgende link kun je de website van dit instituut bezoeken:
Kifid
Het Kifid is deskundig en toegankelijk. Het is een klachtenloket voor mensen met een probleem over een financieel product of een dienst van de bank, verzekeraar of andere financiële dienstverlener. Je kunt hier overigens alleen een klacht indienen tegen die financiële dienstverleners die zijn aangesloten bij het Kifid.
Het Kifid zegt het zelf zo: "Wij creëren een gelijk speelveld voor consumenten, ondernemers en financiële dienstverleners en houden rekening met het kennisverschil tussen consumenten en ondernemers en financiële dienstverleners".
Bemiddeling
In eerste instantie probeert het Kifid een probleem tussen een consument en een financieel dienstverleneroptelossendoormiddelvanbemiddeling.DedeskundigenvanhetKifidnemen contact op met de dienstverlener en proberen het probleem van de consument op te lossen zonder dat de consument een procedure moet starten. Vaak heeft een vergelijkbaar probleem al eerder gespeeld en ligt er al een uitspraak van de Geschillencommissie of van een rechter. Aan de hand van deze informatie kan een medewerker van het Kifid vaak met bemiddeling het probleem uit de wereld helpen.
Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het Kifid Soms werkt bemiddeling niet. Soms wil de financieel dienstverlener niet luisteren naar de medewerker van het Kifid. Soms is de consument niet tevreden met het bemiddelingsresultaat. In zo'n geval kan de consument zijn zaak voorleggen bij de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het Kifid. Je kunt dit misschien het beste vergelijken met een soort rechtbank, bestaande uit mensen die zeer kundig zijn op het financiële terrein. Het zijn geen 'echte' rechters omdat ze niet tot de rechterlijke macht behoren. Maar ze kunnen heel goed uitspraken doen in deze geschillen omdat ze specifieke deskundigheid hebben op de gebieden waarover de kwesties bij het Kifid gaan.
Kosten
Als een consument een klacht indient hoeft hij daarvoor geen kosten te betalen. Ook de behandeling van een klacht van een consument bij de Geschillencommissie is gratis. Als de consument vervolgens nog in beroep gaat tegen deze uitspraak, moet de consument € 500 betalen voor behandeling door de Commissie van Beroep.
Rechter
Zoals hierboven aangegeven is de procedure via het Kifid niet de enige route voor een consument met een klacht over een financieel product zoals verzekering. Hij kan uiteraard ook degewonerechterinschakelen.Datgebeurtdanviaeencivieleprocedure.Indemeestegevallen is de procedure via de sector Kanton van de arrondissementsrechtbank daarvoor de juiste. In grote kwesties kan de meervoudige kamer van de arrondissementsrechtbank de bevoegde rechter zijn.
Als de rechter een uitspraak heeft gedaan, is het natuurlijk niet meer mogelijk de kwestie alsnog voor te leggen aan het Kifid. Het oordeel van de rechter is definitief.
Tuchtraad Verzekeraars
Het Kifid houdt zich voornamelijk bezig met geschillenbeslechting. Daarnaast is er nog een Tuchtraad Verzekeraars, die is opgericht voor het waarborgen van een behoorlijk niveau van beroepsuitoefening. De Tuchtraad houdt toezicht op het gedrag van de verzekeraars. Zo nodig legt de Tuchtraad sancties op aan een verzekeringsmaatschappij die zich niet aan de regels houdt.
Website van de Tuchtraad Verzekeraars
Opdracht 8 Wet op het financieel toezicht
a. In het kader van de Wft houdt onder andere De Nederlandsche Bank (DNB) toezicht op onder andere het verzekeringswezen. Wat zijn daarbij de specifieke taken van DNB?
b. In het kader van de Wft houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht op onder andere het verzekeringswezen. Wat zijn daarbij de specifieke taken van de AFM?
c. Wat betekent de afkorting Kifid?
d. Wat is de functie van het Kifid? Hoe doet het Kifid dat?
11.7 Beëindiging van de verzekering
Uiteraard kan een verzekeringsovereenkomst ook eindigen. Denk aan de situatie dat de verzekerde auto of het verzekerde huis verkocht wordt. Of aan een verzekering die iemand wil beëindigen omdat hij een andere verzekering wil, bijvoorbeeld in verband met prijs of dekking. Ook zijn er situaties dat de verzekeraar zelf de verzekering wil beëindigen. En soms eindigt de verzekering door de dood van de verzekeringnemer.
Stilzwijgende verlenging is verboden
Verzekeraars mogen de contracten niet stilzwijgend verlengen. Zij moeten de klant melden wanneer de huidige periode van de verzekering afloopt. Hierdoor heeft de klant de gelegenheid de verzekering op te zeggen en over te stappen naar een andere verzekeraar.
Beëindigen door de verzekeringnemer
Er kunnen diverse situaties zijn waarbij de verzekeringnemer de verzekering wil beëindigen. Afhankelijk van de polis geldt er soms wel en soms geen opzegtermijn.
Dood van de verzekeringnemer
Persoonsverzekeringen eindigen door het overlijden van de verzekeringnemer. Denk aan de zorgverzekering en de levensverzekeringen. Bij levensverzekeringen zal het overlijden meestal ook het recht doen ontstaan op een uitkering van de verzekering.
Andere verzekeringen eindigen meestal niet door de dood van de verzekeringnemer. Denk aan de verzekering van het huis of de auto. Die moeten natuurlijk ook na het overlijden doorgaan. Deze verzekeringen zullen door de erfgenamen worden overgenomen of opgezegd, afhankelijk van de situatie.
Opzegging met opzegtermijn
Bij een opzegging in verband met de keuze voor een andere verzekering gelden bij bepaalde verzekeraars opzegtermijnen, bij andere verzekeraars is dat niet het geval.
Opzegtermijnen voor de verzekeringnemer
Sommige verzekeringen worden gesloten voor vaste perioden. Denk aan een autoverzekering, waarbij de verzekeraar heeft bepaald dat deze minimaal één jaar moet duren. In dat geval kun je pas na dat eerste jaar opzeggen. Daarna is de verzekering bij veel maatschappijen met een opzegtermijn van één maand te beëindigen. De wet geeft aan dat de opzegtermijn niet meer mag zijn dan twee maanden. Zie art. 7:940 lid 1 BW. Er zijn ook verzekeraars die voor veel verzekeringen geen opzegtermijn hanteren en waarbij je die verzekeringen dus dagelijks kunt opzeggen.
Opzegging zonder opzegtermijn
In bepaalde gevallen kan de verzekeringnemer de verzekering altijd opzeggen, zonder dat hij rekening moet houden met een opzegtermijn:
• bij verkoop van de verzekerde zaak
• op de contractvervaldatum (deze staat op de polis)
• bij verslechtering van de polisvoorwaarden
• bij verhoging van de premie.
En-bloc bepaling
De en-blocbepaling, ook wel de en-blocclausule genoemd, in een verzekeringspolis houdt indatdeverzekeraareenzijdigwijzigingenkanaanbrengeninbestaandepolissen,maaralleen als deze wijzigingen gelden voor alle klanten met dezelfde polis. De term 'en-bloc' komt uit hetFransenbetekent:'allesinéénkeer'.Devoorwaardenwordennamelijkinéénkeergewijzigd voor alle verzekeringnemers bij dat type verzekering. Wanneer de verzekeraar daarmee de premieen/ofdevoorwaardenvandeverzekeringwijzigtinhetnadeelvandeverzekeringnemer, mag de verzekeringnemer de verzekering opzeggen.
De opzegging door de verzekeringnemer moet geschieden binnen dertig dagen nadat hij de brief heeft ontvangen waarin de verzekeraar meldt dat de voorwaarden in zijn nadeel zijn aangepast.
Opzegging zorgverzekering
Deze opzegging kent een bijzondere regeling. De zorgverzekering start altijd op 1 januari en eindigt op 31 december, behalve als de verzekering verlengd wordt. Tussentijdse opzegging is niet mogelijk omdat een basisverzekering verplicht is. Tussen half november en 31 december kan men de zorgverzekering opzeggen per 1 januari daaropvolgend. Let wel, het nemen van een nieuwe basispolis voor de zorgverzekering per 1 januari is weer verplicht.
Vorm van opzegging door de verzekeringnemer
Vroeger was het verplicht de verzekering op te zeggen door middel van een brief. Tegenwoordig is dat niet absoluut vereist. Bij de meeste verzekeraars kun je de opzegging schriftelijk of telefonisch doen, of online via een optie op de website van de verzekeraar. Als je dus wilt weten hoe je een verzekering kunt opzeggen: kijk dan op de website. Je hebt altijd wel bepaalde gegevens nodig, zoals de exacte aanduiding welke verzekering en je polisnummer.
Beëindigen door de verzekeraar
De verzekeraar kan om diverse wettelijke redenen een verzekering beëindigen:
• bij verzwijging
• bij fraude
• bij wanbetaling.
Verzwijging
Serieuze verzwijging betekent dat de verzekeringnemer zich niet gehouden heeft aan zijn plicht alle informatie te verstrekken die de verzekeraar nodig heeft voor het inschatten van zijn risico. We zien dat bij de plichten van de verzekeringnemer onder de aanduiding 'mededelingsplicht'.
Fraude
Als een verzekeringnemer fraude pleegt, kan de verzekeraar de uitkering natuurlijk weigeren. Daarnaast kan de verzekeraar ook de verzekering beëindigen. Een frauderende verzekeringnemer krijgt niet alleen geen verzekeringsuitkering, maar wellicht ook nog een strafprocedure wegens verzekeringsfraude.
Tevens zorgt de verzekeraar voor een aantekening in het frauderegister van de Stichting Centraal Informatie Systeem (CIS). Indien hierin een fraudemelding is gedaan, blijft deze gedurende vijf jaar bestaan. Het gevolg hiervan is dat de verzekeringnemer gedurende vijf jaar geen verzekeringen kan afsluiten.
Wanbetaling
Zoals we dat kunnen zien bij de plichten van de verzekeringnemer kan de verzekeraar de uitkering opschorten en eventueel de verzekering beëindigen.
Andere regeling bij zorgverzekering
De regelingen met betrekking tot de gevolgen van wanbetaling en fraude liggen bij de zorgverzekering iets anders dan je hiervoor zag.
• Bij fraude kan de verzekeraar de basisverzekering beëindigen, maar je kunt je daarna wel weer elders verzekeren. De zorgverzekeraars hebben immers voor de basisverzekering een acceptatieplicht.
• Bij wanbetaling mag de zorgverzekeraar de basisverzekering toch niet stopzetten. Je blijft bij de huidige verzekeraar verzekerd. De aanvullende polis mag wel worden beëindigd.
De opzegbare en de onopzegbare polis
In principe kan een verzekeraar zelf een polis opzeggen, ook tegen de wil van de verzekeringnemer. Daarmee beëindigt hij dan uiteraard de verzekering. Veel polissen zijn dus opzegbaar.
Er zijn ook verzekeringen met een onopzegbare polis. Dat betekent dat de verzekeraar niet het recht heeft om de verzekering eenzijdig op te zeggen. Hij moet de verzekering dus laten doorlopen en hij kan deze niet beëindigen, bijvoorbeeld omdat de verzekering te veel risico oplevert. Een polis die volgens de wet onopzegbaar is, kan uitsluitend worden opgezegd:
• als de verzekeringnemer dit zelf ook wil
• als de verzekeringnemer niet voldoet aan bepaalde polisvoorwaarden
• als de verzekeringnemer niet voldoet aan de mededelingsplicht, dus als hij verkeerde informatie geeft
• bij wanbetaling.
Onopzegbare verzekering: art. 7:940 lid 5 BW
In dit artikel staat: "De verzekeraar kan een persoonsverzekering niet beëindigen of wijzigen op grond van verzwaring van het gezondheidsrisico, voor zover dat is gelegen in de persoon van degeen, die de verzekering betreft."
De zorgverzekering is het duidelijkste voorbeeld van een verzekering met een onopzegbare polis. De zorgverzekeraar mag de polis niet opzeggen, bijvoorbeeld op grond van het feit dat deverzekeraarteveelziektekostenmoetvergoeden.Voordebasisverzekeringhebbentrouwens alle zorgverzekeraars in Nederland ook nog de acceptatieplicht. Dat betekent dat zij iedereen die zich aanmeldt voor een basisverzekering moeten accepteren. Zij mogen iemand die een aanvraag doet dus niet weigeren.
Opdracht 9 Beëindiging van de verzekering
a. Erzijnviergevallenwaarindeverzekeringnemerdeverzekeringaltijdmagopzeggenzonder opzegtermijn. Noem drie van die gevallen.
b. Wat betekent een 'en-bloc bepaling' ('en-bloc clausule')?
c. Wat wordt bedoeld met de onopzegbare polis?
d. Geef een goed voorbeeld van een verzekering met een onopzegbare polis.
11.8 Samenvatting
Een overeenkomst is een wilsovereenstemming tussen twee partijen, met de bedoeling dat daaruit verbintenissen ontstaan. Een overeenkomst komt tot stand door aanvaarding van een aanbod. Er is onderscheid tussen wil en wilsuiting, de verklaring van de wil, bijvoorbeeld het prijskaartje. Meestal komen wil en wilsuiting overeen. Als dat niet het geval is geldt de wilsuiting (het prijskaartje), behalve als de wederpartij had moeten begrijpen dat de wilsuiting niet juist was.
De verzekeringsovereenkomst komt tot stand via verschillende stappen: stap 1: uitnodiging tot het doen van een aanbod; stap 2: aanbod door de verzekeringnemer; stap 3: aanvaarding van het aanbod door de verzekeraar; stap 4: afgifte van de polis (akte van de verzekeringsovereenkomst).Zonderdepolisisdeverzekeringtochgeldig.Daaromisverzekering geen formele overeenkomst, maar een vormvrije overeenkomst.
De verzekeringen zijn onderling vergelijkbaar door de verzekeringskaart, internationaal ook IPID genoemd. Hierin zijn dekkingen, uitsluitingen en verplichtingen logisch terug te vinden. Het aanvraagformulier dient om de verzekeringswens van de verzekeringnemer aan te geven, het te verzekeren risico aan te duiden en als verklaring van nakoming.
Foutieve invulling van de vragenlijst kan leiden tot weigering om de schade uit te keren, een gedeeltelijke uitkering van de schade of een ontbinding van de verzekeringsovereenkomst. Ook wordt meestal melding gedaan in het register van de Stichting CIS.
In principe zijn er verschillende tussenpersonen: de vertegenwoordiger (agent in loondienst), de verzekeringsagent, de zelfstandige tussenpersoon, de makelaar en de registermakelaar. De tussenpersoon zorgt dat er een verzekeringsovereenkomst tot stand komt tussen de verzekeraar en de verzekeringnemer. Vergelijkingssites kunnen de burger helpen om verzekeringen te vergelijken qua dekking en qua prijs.
De Wet op het financieel toezicht (Wft) regelt het toezicht ter bescherming van de consument. Hierin wordt het toezicht door de AFM en DNB geregeld.
Verzekeringen kunnen onder andere eindigen door opzegging, met of zonder opzegtermijn.
11.9 Kernbegrippen
AFM
Autoriteit Financiële Markten. Verantwoordelijk voor het gedragstoezicht en maakt zich sterk voor eerlijke en transparante financiële markten.
AutoriteitFinanciëleMarkten
AFM. Verantwoordelijk voor het gedragstoezicht en maakt zich sterk voor eerlijke en transparante financiële markten.
Dekking
Het geheel van verzekerde risico's op een verzekeringspolis.
DeNederlandscheBank
DNB. Toezichthouder die zich richt op solide en integere financiële ondernemingen die hun verplichtingen nakomen.
Directwriter
Een verzekeringsmaatschappij die niet werkt via tussenpersonen, maar rechtstreeks communiceert met de klant.
DNB
De Nederlandsche Bank. Toezichthouder die zich richt op solide en integere financiële ondernemingen die hun verplichtingen nakomen.
En-blocbepaling
Een bepaling in een verzekeringspolis dat de verzekeraar eenzijdig wijzigingen kan aanbrengen in bestaande polissen, voor zover dat geldt voor alle klanten met dezelfde polis.
En-blocclausule
Een bepaling in een verzekeringspolis dat de verzekeraar eenzijdig wijzigingen kan aanbrengen in bestaande polissen, voor zover dat geldt voor alle klanten met dezelfde polis.
Formeleovereenkomst
Een overeenkomst die pas rechtsgeldig is als er, naast wilsovereenstemming, ook nog een akte is ondertekend.
Geschillencommissie
Groep van ervaren personen in een bepaalde branche die beslist bij problemen, zonder dat de rechter erbij komt.
Informatieplicht
De plicht van de verzekeringnemer om aan de verzekeraar informatie te geven over het risico dat hij wil overdragen. Ook wel: mededelingsplicht.
InsuranceProductInformationDocument
IPID. De Europese versie van de verzekeringskaart. Een schematisch overzicht waarmee verzekeraars aangeven wat wel en niet verzekerd is.
IPID
Insurance Product Information Document. De Europese versie van de verzekeringskaart. Een schematisch overzicht waarmee verzekeraars aangeven wat wel en niet verzekerd is.
Kifid
Klachteninstituut Financiële Dienstverlening. Financieel klachteninstituut voor consumenten en kleine ondernemers en zzp'ers.
KlachteninstituutFinanciëleDienstverlening
Kifid. Financieel klachteninstituut voor consumenten en kleine ondernemers en zzp'ers.
Mededelingsplicht
De plicht van de verzekeringnemer om aan de verzekeraar informatie te geven over het risico dat hij wil overdragen. Ook wel: informatieplicht.
Provisie
De vergoeding die de tussenpersoon ontvangt van de verzekeraar waarvoor hij de producten verkoopt of waarvoor hij bemiddelt.
Tussenpersoon
Degene die bemiddelt tussen de consument en de verzekeraar.
Verzekeringskaart
Een schematisch overzicht waarmee verzekeraars aangeven wat wel en niet verzekerd is.
Voorlopigedekking
De dekking die de verzekeraar afgeeft vanaf het moment van aanvragen van de verzekering tot het moment van het afgeven van de polis.
Vormvrijeovereenkomst
Een overeenkomst die reeds rechtsgeldig is bij wilsovereenstemming.
Wetophetfinancieeltoezicht
Wft. Wet die het toezicht op de financiële sector in Nederland regelt.
Wft
Wet op het financieel toezicht. Wet die het toezicht op de financiële sector in Nederland regelt.
Test je kennis
Opdracht 10
Verbind de gebeurtenis in de linkerkolom met de juiste benaming in de rechterkolom.
De verzekeraar doet de mededeling dat de verzekering kan ingaan
Deverzekeraarstuurtdeofficiëleaktevan de verzekering
Advertentie van een verzekeraar
De verzekeringnemer vult het aanvraagformulier in
Uitnodiging tot het doen van een aanbod
Aanvaarding van het aanbod
Aanbod
Polis
Opdracht 11
Zowel in Nederland als in de Europese Unie bestaan voorschriften over de manier waarop verzekeraars informatie moeten geven over de verzekeringen. Welke benamingen bestaan daarvoor?
Er zijn twee antwoorden juist. verzekeringskaart vragenlijst verzekeringsaanvraag
Kifid
IPID
Vanatotzekerheid.nl
Opdracht 12
Op welk moment komt een verzekeringsovereenkomst tot stand? fase 1: uitnodiging tot het doen van een aanbod fase 2: aanbod door de verzekeringnemer fase 3: aanvaarding van het aanbod door de verzekeraar fase 4: polis afgeven
Opdracht 13
Als de verzekeringnemer liegt bij het invullen van de vragenlijst, kan dat als gevolg hebben: De verzekeringsovereenkomst kan worden vernietigd.
De verzekeringnemer krijgt een gevangenisstraf.
De verzekeringnemer krijgt een geldboete.
Opdracht 14
Welke uitspraken met betrekking tot de provisie bij verzekeringen zijn juist?
Er zijn twee antwoorden goed.
Door het bestaan van provisie zouden sommige tussenpersonen niet objectief kunnen zijn bij hun advies.
Provisie wordt uitsluitend betaald bij het afsluiten van de verzekering.
Provisie wordt betaald zolang de verzekering loopt.
Provisie wordt betaald zolang de verzekeringnemer jaarlijks contact heeft met de tussenpersoon.
Opdracht 15
Hoelang is een opzegtermijn bij een verzekeringsovereenkomst?
De termijn die in de polis staat, ongeacht hoelang die termijn is.
De termijn die in de polis staat, met een maximum van één maand.
De termijn die in de polis staat, met een maximum van twee maanden.
De termijn die in de polis staat, met een maximum van een jaar.
De wet zegt niets over de maximale opzegtermijn.
Opdracht 16
Welke uitspraken met betrekking tot de Geschillencommissie van het Kifid zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Deze vormt een onderdeel van de arrondissementsrechtbank.
Deze vormt een onderdeel van het gerechtshof.
Deze bestaat uit mensen die geen rechter zijn.
Deze bestaat uit deskundigen op het vakgebied.
Deze rekent de consument € 500 voor een behandeling van een geschil.
Deze rekent de consument niets voor de behandeling van een geschil.
Opdracht 17
Welke uitspraken met betrekking tot de beëindiging van de verzekering zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Stilzwijgende verlenging is verboden.
Stilzwijgende verlenging is toegestaan.
De verzekeringnemer mag zonder opzegtermijn de verzekering beëindigen binnen 30 dagen nadat de polisvoorwaarden verslechterd zijn.
De verzekeringnemer mag zonder opzegtermijn de verzekering beëindigen binnen 60 dagen nadat de polisvoorwaarden verslechterd zijn.
Opdracht 18
Welke instantie bemiddelt bij een conflict tussen een consument en een financieel dienstverlener?
Kifid
AFM
DNB
Wft
Opdracht 19
Welke instantie houdt toezicht op de manier waarop financiële instellingen met hun klanten omgaan?
Kifid
AFM
DNB
Wft
11.10 Aan de slag
Opdracht 20 Zoek het zelf eens uit
De titel van deze opdracht zegt het al: ga zelf maar eens uitzoeken wat een verstandige keuze is met betrekking tot een ziektekostenverzekering voor 2025.
Je gaat de premies vergelijken op basis van de volgende gegevens:
• Je bent geboren op 3 mei 2001.
• Je bent geen student. Je bent ongehuwd en woont op kamers.
• Jewiltdebasisverzekeringziektekosten.Jejehebtgeenvoorkeurvoorvrijeziekenhuiskeuze.
• Je kiest voor het standaard eigen risico. Je betaalt de premie per maand.
• Daarnaast wil je een aanvullende verzekering voor tandartskosten. Het verzekerd bedrag voor tandartskosten wil je vastleggen op 100% vergoeding tot maximaal € 500 per jaar.
• Ook wil je fysiotherapie verzekeren voor negen behandelingen per jaar.
• Verder wil je geen aanvullende verzekeringen.
Een van de bekendere vergelijkingssites is Independer. Ga naar www.independer.nl en vul de hiervoorvermeldegegevensin.Alserbepaaldegegevensgevraagdwordendiehiernietvermeld zijn, verzin dan zelf iets.
Vergelijkingssite Independer
a. Doegewooneersteenseengokhoeveeljepermaandzoumoetenbetalenvooreendergelijke ziektekostenverzekering.
b. Ga naar Independer via de link hiervoor. Vul alle gegevens uit deze opdracht in en bekijk de verschillende mogelijkheden en de bijbehorende premies die je per maand zou moeten betalen. Zoek de laagste en de hoogste premie door te kiezen voor het sorteren op de goedkoopste.
c. Waarom is het zeker niet altijd de verstandigste keuze om de goedkoopste ziektekostenverzekering te nemen? Bedenk daarvoor enkele redenen.
11.11 Beroepstaak
Opdracht 21 Maggy heeft vragen over de verzekeringskaart
Je werkt sinds kort bij ZLM, een verzekeringsmaatschappij. Daar heb je een baan gekregen bij de afdeling die gaat over de woonverzekering. Je weet dat deze verzekeraar duidelijke verzekeringskaarten heeft gemaakt.
Vandaag heb je Maggy Jansen aan de telefoon. Zij is cliënt van jullie. Zij heeft gisteren van jou de verzekeringskaart ontvangen.
Verzekeringskaart
Maggy is erg onzeker, mede doordat ze moeite heeft met lezen en begrijpen. Het is jouw taak om haar telefonisch antwoord te geven op een aantal vragen.
• Je geeft rustig en duidelijk antwoord.
• Je verwijst steeds naar de plek op de verzekeringskaart, waardoor zij het nog eens duidelijk na kan kijken.
De vragen die Maggy stelt tijdens het telefoongesprek zijn hierna aangegeven. Schrijf het telefoongesprek uit in een gespreksverslag met de antwoorden die jij op de vragen van Maggy gegeven hebt.
1. Als mijn woonhuis door brand wordt getroffen, is dat dan hier verzekerd?
2. Stel dat ik een keer schade heb. En stel dat ik het met de expert niet eens ben over de vaststelling van de schade. Wat kan ik dan doen? Hoe heet dat dan officieel?
3. Het gebeurt nogal eens dat er vervelende pubers door de straat komen lopen. Stel dat die de struiken uit mijn voortuin trekken, valt dat dan ook onder deze verzekering?
4. Hoe kan ik de verzekering opzeggen?
5. Als door stormschade mijn dak moet worden gerepareerd, moet ik dan ook zelf een deel van de schade dragen?
6. Eigenlijk weet ik al lang dat ik mijn zolderraam moet vervangen omdat het verrot is. Stel dat het raam uit het kozijn valt. Wordt deze schade dan ook vergoed?
11.12 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Kennistoets
Opdracht 22
Welke uitspraken met betrekking tot de provisie bij verzekeringen zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Provisie is de vergoeding die de tussenpersoon ontvangt van de verzekeraar.
Het geven van provisie voor hypotheken is verboden.
Het geven van provisie voor hypotheken is toegestaan.
Het geven van provisie voor een schadeverzekering is verboden.
Het geven van provisie voor een schadeverzekering is toegestaan.
Opdracht 23
Welke uitspraken met betrekking tot direct writers zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Het voordeel is dat gemiddeld de premies lager zijn dan bij andere verzekeraars.
Het nadeel is dat gemiddeld de premies hoger zijn dan bij andere verzekeraars.
Het voordeel is dat de klant meer directe en persoonlijke adviezen krijgt.
Het nadeel is dat de klant geen directe en persoonlijke adviezen krijgt.
Het nadeel is dat de klant zelf alle gegevens via een website moet invoeren.
Opdracht 24
Welke instantie controleert of partijen op de financiële markten aan hun verplichtingen kunnen voldoen?
Kifid
AFM
DNB
Wft
Opdracht 25
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Het toezicht op de financiële dienstverlening is geregeld in de Wft.
Het toezicht op de financiële dienstverlening is geregeld in het Burgerlijk Wetboek.
De Nederlandsche Bank is toezichthouder op de financiële dienstverlening.
De Autoriteit Financiële Markten is toezichthouder op de financiële dienstverlening.
Het Kifid is toezichthouder op de financiële dienstverlening.
De Geschillencommissie is toezichthouder op de financiële dienstverlening.
Opdracht 26
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Persoonsverzekeringen eindigen altijd door de dood van de verzekeringnemer.
Schadeverzekeringen eindigen altijd door de dood van de verzekeringnemer.
Persoonsverzekeringen worden (meestal) overgenomen door de erfgenamen van de verzekeringnemer.
Schadeverzekeringen worden (meestal) overgenomen door de erfgenamen van de verzekeringnemer.
Opdracht 27
Wanneer mag een verzekeringnemer opzeggen zonder opzegtermijn?
Er zijn vier antwoorden juist. binnen 30 dagen nadat de premie verhoogd wordt binnen 60 dagen nadat de premie verhoogd wordt bij verkoop van de verzekerde zaak op de contractvervaldatum als hij kan bewijzen dat een andere verzekeraar goedkoper is bij de zorgverzekering: voor 1 januari van het volgende jaar
Opdracht 28 Eindopdracht
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Opdracht
Jij werkt bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid).
Jouw leidinggevende geeft je de opdracht om te zorgen voor een zogeheten FAQ. Die afkorting betekent ʿFrequently Asked Questionsʼ. Dat is een overzicht van vragen die vaak gesteld worden aan de helpdesk van het Kifid. Bij elke vraag hoort uiteraard een antwoord.
Je chef wil op de website zo’n FAQ plaatsen. Hij hoopt door het toevoegen van zo’n FAQ te bereiken dat mensen die iets van het Kifid willen weten hun antwoorden daar gaan opzoeken. Daarmee hoopt hij de telefonische helpdesk van het Kifid wat te ontlasten.
Deze leidinggevende heeft begrepen dat jij zojuist een onderdeel over de verzekering hebt afgerond tijdens jouw mbo-studie. Hij heeft jou de opdracht gegeven om zo’n FAQ samen te stellen in een Word-document.
HOOFDSTUK12
VERZEKERINGEN-PLICHTENVANDEPARTIJEN
12.1 Inleiding
Bij alle overeenkomsten ontstaan verplichtingen, ofwel verbintenissen. Zo moet een koper betaleneneenverkopermoetleveren.Bijdeverzekeringsovereenkomstishetprecieshetzelfde. Bij de verzekeringsovereenkomst ontstaan uiteraard ook verplichtingen.
In dit onderdeel bestuderen we de verplichtingen van de verzekeringnemer, de klant. Die moet namelijk niet alleen een premie betalen, hij heeft veel meer verplichtingen. En dat geldt ook voor de verzekeraar. Hij moet onder andere de verzekeringsuitkering doen.

De auto moet worden verzekerd.
Kijk eens naar dit filmpje over verzekeren
Leerdoelen
• Je kunt de verplichtingen van de verzekeringnemer benoemen.
• Je kunt de gevolgen omschrijven wanneer de verzekeringnemer de verplichtingen niet nakomt.
• Je kunt de verplichtingen van de verzekeraar benoemen en omschrijven.
• Je kunt omschrijven wanneer de verzekeraar de verzekeringsuitkering mag weigeren.
• Je begrijpt wat het gevolg is als de verzekeringnemer niet de juiste informatie geeft.
Opdracht 1 Verplichtingen
uit telefoonabonnement en uit verzekering
a. Ga samen met een medestudent puzzelen op de volgende vraag:
Jullie kopen een nieuwe smartphone. Tevens nemen jullie daarbij een abonnement voor gesprekken, sms'jes en een databundel. Daarvoor zullen jullie een overeenkomst sluiten met KPN. Beschrijf samen de verplichtingen die jullie hebben ten opzichte van KPN. Beschrijf vervolgens de verplichtingen die KPN heeft ten opzichte van jullie als klant.
b. Vervolgens ga je samen met een medestudent antwoorden bedenken op deze vraag:
Stel dat je samenwoont met een partner in een eigen woning. Een van de verzekeringen die je sluit is een verzekering tegen onder andere brand en inbraak.
Beschrijf de verplichtingen die je als verzekeringnemer hebt. Beschrijf tevens de verplichtingen die de verzekeraar heeft.
12.2 Oriëntatie Plichten van partijen
Zoals we eerder gezien hebben, is verzekeren eigenlijk een handel in risico's. Je kunt ook zeggen: het is een handel in zekerheid. De verzekeraar levert zekerheid en de verzekeringnemer betaalt daarvoor de premie.
Daarbij geldt uiteraard dat de verzekeraar erop moet vertrouwen dat de verzekeringnemer juist handelt, anders kan hij zijn risico niet goed inschatten. En de verzekeraar moet erop vertrouwen dat de premie betaald wordt voor zijn prestatie: het leveren van zekerheid.
Daartegenover moet de verzekeringnemer er ook op kunnen vertrouwen dat de verzekeraar de uitkering doet die volgens de polis is afgesproken.
Zoals bij de meeste overeenkomsten hebben ook bij de verzekeringsovereenkomst beide partijen verplichtingen. En het niet nakomen van die verplichtingen heeft gevolgen. Met name bijdeverzekeringsovereenkomstkanhetnietnakomenvandeverplichtingenernstigegevolgen hebben voor de verzekeringnemer.
In dit onderdeel gaan we kijken naar de plichten die de partijen bij een verzekeringsovereenkomst hebben.
De plichten van de verzekeringnemer
Het is logisch dat de verzekeringnemer verplicht is tot zijn tegenprestatie: het betalen van de premie. Maar de verzekeringnemer heeft ook nog plichten als het gaat over het risico dat de verzekeraar loopt. Enerzijds moet hij zorgen dat de verzekeraar het risico goed kan inschatten, dus hij moet de verzekeraar datgene vertellen wat daarvoor van belang is. En anderzijds moet hij zorgen dat de eventuele schade zo klein mogelijk is. Dat wordt uitgewerkt in de volgende vier plichten van de verzekeringnemer.
Mededelingsplicht
De verzekeringnemer moet bij het tot stand komen van de verzekering alles meedelen wat de verzekeraar nodig heeft om zijn risico te kunnen bepalen.
Premiebetaling
Tegenover de prestatie van de verzekeraar, het leveren van zekerheid, staat natuurlijk de plicht van de verzekeringnemer om de premie te betalen.
Meldplicht en medewerkingsplicht
De verzekeringnemer heeft de plicht om op zeer korte termijn melding te doen van de gebeurtenis die verzekerd is en om aan de schadebepaling mee te werken.
Schadebeperking
Bij de schadeverzekering heeft de verzekeringnemer de plicht tot schadebeperking. Hij moet de juiste maatregelen nemen om te zorgen dat de schade zo klein mogelijk is.
De plichten van de verzekeraar
De verzekeraar krijgt uit de verzekeringsovereenkomst natuurlijk ook verplichtingen. De eerste plicht speelt al onmiddellijk na het afsluiten van de verzekeringsovereenkomst. Hij moet de polis verstrekken. En hij heeft natuurlijk de plicht om de verzekeringsuitkering te doen.
Polis verstrekken
De verzekeraar heeft de wettelijke plicht om de polis af te geven. Dat is de akte van de verzekeringsovereenkomst.
Uitkering doen
Het belangrijkste kenmerk van de verzekeringsovereenkomst is dat de verzekeraar de verzekeringsuitkering doet. Bij een schadeverzekering is de plicht van de verzekeraar het uitbetalen van een vergoeding voor geleden schade. Als het gaat om een sommenverzekering dan betreft het de uitbetaling van de afgesproken som op het moment dat in de polis is bepaald.
Opdracht 2 Oriëntatie Plichten van partijen
a. Geef een korte aanduiding van de plichten van de verzekeringnemer.
b. Geef een korte aanduiding van de plichten van de verzekeraar.
12.3 Plicht verzekeringnemer - Mededeling
De verzekeraar moet in staat zijn het risico goed in te schatten. Hij moet kunnen nagaan of het verzekerd risico zich vaak of niet vaak zal kunnen voordoen. En hij moet kunnen inschatten hoe hoog de schade in zo'n geval zou kunnen zijn. Het maakt voor de verzekeraar natuurlijk een groot verschil uit of de schade een paar duizend euro zal zijn of misschien wel honderdduizenden euro's.
Dat betekent dat de verzekeringnemer alles moet vertellen wat de verzekeraar wil weten om eengoederisico-inschattingtekunnendoen.Deverzekeringnemerheefteenmededelingsplicht ofwel informatieplicht. Zie art. 7:928 lid 1 BW.
De mededelingsplicht in de wet
In art. 7:928 BW staat uitgebreid aangegeven wat de mededelingsplicht inhoudt en wat de gevolgen van verzwijging zijn.
Art. 7:928 BW
De verzekeringnemer is verplicht vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen.
De verzekeringnemer moet ook melden als er sprake is van een 'strafrechtelijk verleden'. Dat betekent dat hij het moet melden als hij veroordeeld is wegens een strafbaar feit. Hiervoor geldt dat alleen mededeling hoeft te worden gedaan over feiten die plaatsgevonden hebben binnen de laatste acht jaar. Eerdere feiten hoeft de verzekeringnemer niet te vermelden. Zie art. 7:928 lid 5 BW.
Vragenlijst
Vaak geeft de verzekeraar bij het aanvraagformulier een vragenlijst die de klant naar waarheid en volledig moet invullen. Bijvoorbeeld bij een huis: dakbedekking, brandgevaarlijke objecten in de buurt; bij een arbeidsongeschiktheidsverzekering of een levensverzekering: ziektegeschiedenis; bij een reisverzekering: bestemming, eventueel gevaarlijke sporten.
De verzekeraar is verantwoordelijk voor de volledigheid van de lijst. Als een verzekeraar bepaalde vragen niet stelt, dan kan hij later ook niet aan de verzekeringnemer verwijten dat deze daar geen mededelingen over heeft gedaan. Met andere woorden: de verzekeraar moet zelf dan maar zorgen dat de vragenlijst compleet is. Zie art. 7:928 lid 6 BW.
Vragenlijst verzekering: art. 7:928 BW
Marianne en justitie
Marianne is op het aanvraagformulier geen vraag tegengekomen over strafrechtelijk verleden. Zij heeft dan ook niet gemeld dat zij drie jaar geleden een veroordeling heeft gekregen wegens oplichting. De verzekeraar komt erachter en wil de verzekering beëindigen. Dat kan niet omdat de verzekeraar dan deze vraag in de vragenlijst had moeten opnemen.
Mededelingsplicht en verzwijging
De verzekeringnemer moet datgene melden wat de verzekeraar zou moeten weten over het risico. Het niet voldoen aan de mededelingsplicht (informatieplicht) heeft natuurlijk wel gevolgen. Als de verzekeringnemer niet alles vertelt of bewust onwaarheden meedeelt, dan spreekt men van verzwijging. De verzekeraar kan in veel gevallen de overeenkomst stopzetten en/of de verzekeringsuitkering weigeren.
Serieuze verzwijging
Het gaat bij de mededelingsplicht en de verzwijging niet om kleinigheidjes of een vergissing. De verzekeraar kan alleen actie ondernemen als er sprake is van serieuze verzwijging. Wanneer de verzekeringnemer een feit niet weet, kan hij het natuurlijk ook niet verzwijgen.
De verzekeringnemer kan alleen beticht worden van verzwijging als hij snapte dat het feit van belang is voor de verzekeraar. Als de verzekeraar een vragenlijst heeft, dan is dat in ieder geval automatisch het geval.
Op tijd in actie
De verzekeraar moet op tijd in actie komen. Binnen twee maanden na ontdekking dat de verzekeringnemernietvoldaanheeftaandemededelingsplicht,moethijdeverzekeringnemer hierop wijzen. En hij moet hem de gevolgen meedelen. Zie art. 929 lid 1 BW.
Tijdige actie verzekeraar: art. 7:929 lid 1 BW
Gevolgen niet voldoen aan de mededelingsplicht Als een verzekeringnemer belangrijke feiten niet of niet juist meedeelt, heeft dat natuurlijk gevolgen. De verzekeraar zou immers de verzekering niet (of niet op dezelfde wijze) gesloten hebben als hij de waarheid wel zou hebben geweten.
Deverzekeraarheeftdriemogelijkhedenalsdeverzekeringnemernietaandemededelingsplicht voldoet. De verzekeraar kan onder andere de verzekering beëindigen, de verzekeringsuitkering (deels) weigeren of de verzekeringsuitkering verminderen. Wat de verzekeraar kan doen hangt af van de wijze waarop niet is voldaan aan de mededelingsplicht.
De verzekeraar hoeft de schade niet of niet geheel te vergoeden bij:
• opzet tot misleiding
• onopzettelijke fout die van belang is voor de verzekering.
De verzekeraar mag de uitkering verminderen als:
• eigenlijk een hogere premie zou gelden
• eigenlijk een lagere verzekerde som zou gelden.
De verzekeraar mag de overeenkomst beëindigen als:
• de verzekeraar dan helemaal niet zou hebben verzekerd.
Opzet tot misleiding
Als de verzekeringnemer een onjuist antwoord geeft met de opzet om de verzekeraar te misleiden, hoeft de verzekeraar een schade niet of niet geheel uit te keren en kan hij de verzekering opzeggen.
Onopzettelijke fout is wel of niet van belang
Soms heeft de verzekeringnemer bij het foutief invullen van de vragenlijst helemaal geen opzet om de verzekeraar te misleiden. Dan nog kan de schade-uitkering in gevaar komen. Bij de vraag of de verzekeraar wel of niet moet uitkeren, gaat de regeling van art. 7:930 lid 1 en lid 4 BW een rol spelen.
Als de onjuiste mededelingen niet van belang zijn voor de beoordeling van het risico door de verzekeraar, moet hij gewoon uitkeren. Er is dan niet voldaan aan de relevantie-eis van art. 7:930 lid 2 BW. Maar als de verzwijging wel van belang was voor het risico van de verzekeraar, dan hoeft hij niet uit te keren.
Het gaat dus om de vraag in hoeverre de verzwijging van belang was voor de schade. Dit noemt men de relevantie-eis, omdat het woord 'relevant' aangeeft dat iets van belang is. Zie art. 7:930 lid 1 en lid 4 BW.
Schade-uitkering weigeren: art. 7:930 lid 1 en lid 4 BW.
Bedrijf in brand
Wouter heeft een bedrijfje en hij heeft de zaak verzekerd tegen brand. Bij het invullen van het vragenformulier heeft hij niet aangegeven dat zijn buurman een bedrijf heeft in gevaarlijke stoffen. Na enkele jaren is er een lekkage in zijn eigen meterkast, waardoor brand ontstaat. De verzekeraar weigert uitkering omdat Wouter niets heeft vermeld over de gevaarlijke stoffen in het bedrijf van zijn buurman. Dat is niet terecht omdat het verzwegen feit (gevaar bij de
buurman)nietvanbelangisvoorhetontstaanvandebrandinzijnwerkplaats(doordelekkage). De verzekeraar moet nu wel uitkeren omdat er niet voldaan is aan de relevantie-eis. Zie art. 7:930 lid 2 BW.
Brand door de brandgevaarlijke buurman
Benny Bulkmans meldt onbewust niet dat er naast zijn huis een brandgevaarlijke opslag staat. Op een zekere dag brandt de opslag van de buurman tot de grond toe af. Daarbij komt een vonkenregen in de lucht, met als gevolg dat het huis van Benny flinke brandschade oploopt. Hij doet een beroep op zijn brandverzekering. De verzekeraar weigert uitkering van de schade omdat Benny het brandgevaar van het bedrijf naast zijn huis niet had medegedeeld aan zijn verzekeraar. Hij heeft geen recht op een uitkering, want de verzwegen informatie (het brandgevaarlijkebedrijfvanzijnbuurman)isvanbelangvoordegebeurtenisdietotdeuitkering leidt (de brand). Dus hier is wel voldaan aan de relevantie-eis van art. 7:930 lid 2 BW.
Hogere premie zou gelden
In het geval dat de verzekeraar bij een juiste invulling van de vragenlijst een hoger bedrag aan premie zou hebben gevraagd, dan moet hij wel uitkeren. Hij mag echter besluiten om slechts een deel van de verzekeringsuitkering te doen. De uitkering wordt dan naar evenredigheid verminderd. (Als de premie eigenlijk tweemaal zo hoog zou moeten zijn, is de uitkering dan dus de helft). Zie art. 7:930 lid 3 BW.
Schade-uitkering weigeren: art. 7:930 lid 1 en lid 4 BW.
Boerderij in brand
Fatima verzekert haar boerderij met rieten dak tegen brand. Op de vragenlijst geeft zij aan dat het dak bestaat uit dakpannen. Als na enkele jaren brand uitbreekt, komt de verzekeraar natuurlijk achter de feiten. De premie voor een boerderij met rieten dak zou bij deze verzekeraar drie maal zo hoog zijn als die van een pannendak. Je zou kunnen zeggen dat er maar 33,3% van de premie is betaald. De verzekeraar hoeft nu op grond van het proportionaliteitsbeginsel slechts 33,3% van de schade uit te keren. Zie art. 7:930 lid 3 BW.
Darmproblemen
Baruch Voermans heeft bij het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering verzwegen dat hij al lange tijd behandeld wordt voor darmproblemen. Als hij dit feit wel had vermeld, dan zou dat bijvoorbeeld hebben geleid tot 10% meer premie. Nu doet Baruch een beroep op zijn verzekering. Hij krijgt dan wel een uitkering, maar deze wordt verminderd. In dit geval zou hij op grond van het proportionaliteitsbeginsel circa 90% van de afgesproken uitkering ontvangen. Zie art. 7:930 lid 3 BW.
Lagere verzekerde som zou gelden
Bij veel verzekeringen is sprake van een verzekerde som, het bedrag waarvoor de verzekering isafgesloten.Denkaaneenbepaaldverzekerdbedragbijdelevensverzekering.Ofdeverzekerde som bij aansprakelijkheidsverzekeringen
In het geval dat de verzekeraar bij een juiste invulling een lagere verzekerde som zou hebben bepaald, dan moet hij wel uitkeren, maar wordt het uitkeringsbedrag verminderd naar evenredigheid van de lagere verzekerde som. (Als de verzekerde som 75% zou zijn geweest van wat nu is afgesproken, zou de uitkering ook 75% van de schade bedragen.)
Andere voorwaarden zouden gelden
Wanneer de verzekeraar bij correcte invulling van het formulier andere voorwaarden zou hebben gehanteerd dan nu het geval is, hoeft hij alleen uit te keren op basis van die andere voorwaarden.
Verzekeraar zou niet hebben verzekerd
Als een verzekeraar de verzekering niet zou hebben gesloten als hij de waarheid had geweten, dan hoeft hij helemaal niet uit te keren. De verzekeringsovereenkomst kan dan ook worden vernietigd. De verzekeraar kan de verzekering alleen binnen twee maanden na ontdekking met onmiddellijke ('dadelijke') ingang beëindigen. Zie art. 7:929 lid 2 BW.
Veroordeeld
Sulky Karremans is vier jaar geleden veroordeeld wegens oplichting. Bij het afsluiten van een levensverzekering op het lijf van zijn vrouw Dolly vult hij het aanvraagformulier in en hij ziet de vraag ‘Bent u in de afgelopen 8 jaar in aanraking gekomen met politie en/of justitie?’ . Sulky wil dat de verzekering doorgaat, dus vult hij ‘Nee’ in. Als de verzekeraar later achter zijn strafrechtelijk verleden komt, kan deze de verzekering beëindigen. Zie art. 7:929 lid 2 BW.
Fraudemelding CIS
Na ontdekking van fraude zal de verzekeraar een melding zetten in het systeem van de Stichting CIS. Alle verzekeraars hebben hier toegang toe en zij kunnen dan zien dat er een waarschuwing bij je naam staat. Deze waarschuwing blijft vaak acht jaar staan. In die tijd kun je geen nieuwe schadeverzekeringen afsluiten omdat een eventuele nieuwe verzekeraar in het systeem kijkt en je de verzekering zal weigeren.
Veroordeeld en op de CIS-lijst
Sulky uit het vorige voorbeeld heeft zijn strafrechtelijk verleden verzwegen. Hij komt op de CIS-fraudelijst. Bij aanmelding bij een andere verzekeraar gaat deze zeker op die lijst kijken. Sulky krijgt dus te horen dat ook die andere verzekeraar hem niet zal verzekeren.
Niet volledig ingevulde vragenlijst
Als de verzekeringnemer vragen helemaal niet beantwoordt en de verzekeraar toch de verzekeringsaanvraag accepteert, dan kan de verzekeraar achteraf geen beroep doen op het ontbreken van die antwoorden.
Opdracht 3 Plicht verzekeringnemer - Mededeling
a. Leg uit wat bedoeld wordt met de mededelingsplicht van de verzekeringnemer.
b. Leg uit waarom de mededelingsplicht van de verzekeringnemer in de wet staat.
c. Geef drie voorbeelden van feiten die een verzekeringnemer moet meedelen bij de verschillende soorten verzekering.
d. Wat zouden de gevolgen kunnen zijn als een verzekeringnemer belangrijke feiten niet meedeelt?
12.4 Plicht verzekeringnemer - Premie betalen
De verzekeringnemer moet natuurlijk de premie betalen. De premie kan periodiek zijn, soms per maand, soms per jaar. Ook kan een premie eenmalig zijn. Bij een autoverzekering betaal je de premie vaak per maand, maar kun je korting krijgen als je die per jaar betaalt. Datzelfde geldt ook bij de meeste woonhuisverzekeringen. Bij een doorlopende reisverzekering krijg je meestal jaarlijks een factuur voor de premie. Sommige verzekeraars kennen een premiekorting als je meerdere verzekeringen bij hen afsluit. Vaak noemen zij dat: 'pakketkorting'.
Gevolgen van niet-betaling
In de meeste polissen legt de verzekeraar vast dat bij het niet tijdig betalen van de premie de verzekering wordt beëindigd of opgeschort. Dat heeft natuurlijk grote gevolgen voor de verzekeringnemer. Een verzekeringnemer kan zich ook wel eens vergissen en even vergeten de premie te betalen. Daarom is in de wet bepaald dat deze gevolgen alleen kunnen gelden als de verzekeraar een aanmaning tot betaling heeft gestuurd. Dus als hij de verzekeringnemer eerst gewaarschuwd heeft dat hij alsnog moet betalen. Zie art. 7:934 BW.
Bij wanbetaling kan de verzekeraar op grond van de wet de overeenkomst ontbinden door een schriftelijke verklaring. Hij kan ook ontbinding door de rechter vorderen. Indien na wanbetaling eenverzekerdegebeurtenisplaatsvindt,kanhijdebetalingvandeschadevergoedingopschorten (uitstellen). Zodra de premie betaald is, moet hij alsnog de schade-uitkering doen.
Het bovenstaande is het aanvullend recht in de wet. In polissen staat echter vaak opgenomen dat indien de premie dertig dagen na de vervaldag niet is betaald, de verzekering niet meer van kracht is.
Aanmaningsplicht verzekeraar: art. 7:934 BW
Assurantiebelasting
Over de premie voor een verzekering wordt assurantiebelasting geheven. Assurantie is een ander woord voor verzekering. Assurantiebelasting is verschuldigd als de verzekeringnemer een Nederlander is of als het verzekerd object in Nederland staat.
Assurantiebelasting
• Een Nederlander koopt een auto en moet deze verplicht verzekeren tegen wettelijke aansprakelijkheid. Over de premie moet hij assurantiebelasting betalen.
• Een Engelsman koopt in Nederland een villa. Hij wil deze verzekeren tegen brand. Omdat de villa in Nederland staat, moet hij over de premie assurantiebelasting betalen.
Belastingsubject en belastingobject
Het belastingsubject van de assurantiebelasting is de tussenpersoon of de verzekeraar. Hij is dusdebelastingplichtigeenhijmoetdedoordeverzekeringnemerbetaaldeassurantiebelasting afdragen aan de Belastingdienst. De belasting wordt geheven over premies van verzekeringen. De verzekeringspremie is dus het belastingobject bij de assurantiebelasting.
Tarief
De verschuldigde assurantiebelasting bedraagt 21% over de premie (peiljaar 2025). Het tarief is een vast percentage, dus is het een proportioneel tarief.
Vrijstellingen
De assurantiebelasting geldt met name voor de meeste schadeverzekeringen. Van de assurantiebelasting zijn onder andere vrijgesteld:
• levensverzekering
• ongevallenverzekering
• arbeidsongeschiktheidsverzekering
• ziektekostenverzekering
• werkloosheidsverzekering.
Opdracht 4 Plicht verzekeringnemer - Premie betalen
a. Wat zouden de gevolgen kunnen zijn als een verzekeringnemer de premie niet betaalt?
b. Over welk bedrag wordt de assurantiebelasting met betrekking tot een woning berekend? Wat is daarbij het tarief?
c. Welke van de volgende verzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting?
Er zijn vijf antwoorden juist. levensverzekering brand- en inbraakverzekering ongevallenverzekering arbeidsongeschiktheidsverzekering reisbagageverzekering ziektekostenverzekering werkloosheidsverzekering motorrijtuigenverzekering
Opdracht 5 Stellingen over de assurantiebelasting
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Het belastingtarief van de assurantiebelasting is een progressief tarief.
b. De verzekeringnemer is het belastingsubject bij de assurantiebelasting.
12.5 Plicht verzekeringnemer - Melden
Deverzekeringnemerisverplichteenverzekerdegebeurtenistijdigtemeldenaandeverzekeraar en hij moet meewerken aan de afhandeling.
De verzekeraar moet natuurlijk in staat zijn om te controleren of de gebeurtenis inderdaad heeft plaatsgevonden en of deze valt onder de afgesloten verzekering. Vaak staat in de polisvoorwaarden een termijn waarbinnen de verzekeringnemer de schade moet melden.
We noemen dat de meldplicht. Je komt vaak de termijn van drie dagen tegen. De reden van deze korte termijn is dat het anders voor de verzekeraar onmogelijk is om de werkelijke gang van zaken te controleren. Bijvoorbeeld bij een brand is het vanzelfsprekend dat de verzekeraar snel de oorzaak wil achterhalen. Na langere tijd zijn bewijssporen vaak verdwenen.
De verzekeringnemer is niet alleen verplicht het feit te melden, maar ook om mee te werken door onder andere alle inlichtingen en papieren te geven die voor de verzekeraar nodig zijn om de schade te beoordelen.
Gevolgen van geen melding doen
De verzekeraar kan uitkering van de schade weigeren als de verzekeringnemer geen tijdige melding doet van de schade. Of als hij niet meewerkt bij de goede afhandeling van de schade.
Opdracht 6 Plicht verzekeringnemer - Melden
a. Wat is de gebruikelijke termijn waarbinnen de verzekeringnemer eventuele schade moet melden aan de verzekeraar?
b. Wat is de belangrijkste reden dat de verzekeringnemer verplicht is schade binnen zeer korte termijn te melden?
c. Wat is het gevolg als een verzekeringnemer geen tijdige melding doet van de schade of niet meewerkt bij de juiste afhandeling?
De verzekeraar kan de verzekeringnemer aangeven bij de politie.
De verzekeraar heeft daarbij geen mogelijkheden.
De verzekeraar kan de schade-uitkering weigeren.
12.6 Plicht verzekeringnemer - Schadebeperking
Wanneer een verzekeringnemer schade lijdt, heeft hij de plicht de schade zo veel mogelijk te beperken, voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden verwacht. De verzekeringnemer mag natuurlijk niet zelf de schade bewust veroorzaken, dat spreekt vanzelf. Maar ook geldt dat als er schade is, hij alles moet doen om te zorgen dat de schade zo klein mogelijk is.
Deze plicht tot schadebeperking wordt ook wel de bereddingsplicht genoemd. De verzekeringnemer moet alle maatregelen nemen ter voorkoming of vermindering van de schade.
Bereddingsplicht/plicht tot schadebeperking: art. 7:957 lid 1 BW
Denk aan een bakpan die op het fornuis staat en in brand vliegt. Bijna iedereen weet dat je dan snel een deksel op de pan moet doen om de brand te blussen. En een snelle melding aan alarmnummer 112 is natuurlijk ook verplicht.
Gevolgen van geen schadebeperking
Als de verzekeringnemer niet het juiste doet om de schade te beperken, kan de verzekeraar de schadevergoeding verminderen. Dit vloeit voort uit art. 6:101 BW, waar de algemene plicht wordt beschreven voor alle slachtoffers van schade.
Vervangende auto: Fiat of Mercedes?
Esmeralda heeft een Fiat 500. Op zekere dag raakt haar auto buiten haar schuld betrokken bij een verkeersongeval. Zij heeft recht op vervangend vervoer gedurende de week dat haar auto voor reparatie bij het schadebedrijf wordt afgeleverd. Esmeralda besluit dan een luxe Mercedes te huren. De keuze van de Mercedes klopt natuurlijk helemaal niet met haar verplichting om de schade te beperken. De verzekering zal de huur van de Mercedes niet geheel betalen. De verzekeraar is slechts verplicht tot het betalen van een vergelijkbare auto.
Geen tijd voor fysio
Bram heeft een vervelend fietsongeluk gehad. Zijn huisarts verwijst hem met spoed door naar de fysiotherapeut om erger te voorkomen. Bram heeft echter kaartjes voor het wereldkampioenschap voetballen in Qatar en hij besluit daar toch naartoe te gaan, ondanks de noodzaak van een behandeling. Later blijkt dat hij aan dit uitstel ernstige bewegingsproblemenheeftovergehouden.Erzijndaardoornuopeensduremedischeingrepen nodig. De verzekeraar die op grond van het fietsongeval uitkering moet doen, weigert de kosten daarvan te vergoeden. De verzekeraar voert aan dat Bram onvoldoende heeft gedaan om de schade te beperken.
Opdracht 7 Plicht verzekeringnemer - Schadebeperking
a. Geef aan wat het begrip 'plicht tot schadebeperking' betekent. b. Wat is de vakterm waarmee in de verzekeringsbranche de plicht tot schadebeperking ook wel aangeduid wordt?
12.7 Plicht verzekeraar - Polis verstrekken
Een verzekeringsovereenkomst is een overeenkomst met veel informatie over de verzekeraar, de verzekeringnemer, het verzekerd object en de risico's die worden verzekerd. Al deze informatie, de dekking en de uitsluitingen moeten in een akte worden vastgelegd. Alleen dan is er duidelijkheid over de exacte inhoud van de afgesloten verzekering. Daarom moet de verzekeraar de polis verstrekken. De polis is de akte van de verzekeringsovereenkomst. Deze bestaat uit een polisblad, de polisvoorwaarden en/of clausule(s).
Op het polisblad staan de gebruikelijke persoonsgegevens. In de polisvoorwaarden staat wat precies tot de dekking van de verzekering hoort, dus welke schades worden vergoed. Andere schades zijn dus niet gedekt.
Dekking of geen dekking
Ibtahil heeft een woonhuisverzekering afgesloten bij Achmea. Zij wil nalopen welke schades onder de dekking vallen. Zij ziet dat onder andere brand, stormschade en inbraak zijn vermeld bij de dekking. Omdat glasschade bij deze polis niet in de dekking is opgenomen, concludeert zij terecht dat bij deze verzekering glasschade niet verzekerd is. Zij besluit Achmea op te bellen en alsnog een aanvullende dekking aan te vragen voor alle ruitschade.
Daarnaast wordt in de clausules vermeld welke bijzondere voorwaarden gelden en welke specifieke schades uitdrukkelijk zijn uitgesloten. Denk aan een arbeidsongeschiktheidsverzekeringwaarbijindepolisspecifiekrugklachtenwordenuitgesloten als iemand al een verleden had van serieuze rugproblemen.
Vaak zijn polisvoorwaarden erg ingewikkeld geformuleerd. Je moet soms bijna een jurist zijn om de tekst te begrijpen. Tegenwoordig doen verzekeringsmaatschappijen wel vaak hun best om een en ander duidelijk te formuleren.
Duidelijke polisvoorwaarden
Bij sommige verzekeraars worden de polisvoorwaarden heel duidelijk geformuleerd. Een voorbeeld:
Welke schade is verzekerd?
Schade aan zaken van een ander.
• Schade aan andere motorrijtuigen.
• Schade aan losse spullen van een ander.
• Schade aan onroerend goed van een ander.
• Schade aan dieren van een ander.
Schade aan andere personen.
• Schade door verwonding (lichamelijk of geestelijk).
• Schade door overlijden.
Digitale polis
Tegenwoordig is het gebruikelijk om verzekeringen af te sluiten via internet. Bij deze digitale proceduregebruiktmensteedsminderpapieren.Alsdeverzekeringviahetinternetisafgesloten, mag de correspondentie, waaronder de polis en de polisvoorwaarden, digitaal worden verzonden als de klant daarvoor toestemming heeft gegeven.
Opdracht 8 Plicht verzekeraar - Polis verstrekken
a. Wat is een polis?
b. Uit welke twee essentiële onderdelen bestaat een polis en wat houden zij in?
12.8
Plicht verzekeraar - Uitkering
doen
De verzekeringsmaatschappij is verplicht de uitkering te doen volgens de polis. Er zijn twee vormen van verzekering, dus ook twee vormen van uitkering:
1. de schadevergoeding uitkeren, bij een schadeverzekering 2. een afgesproken bedrag uitkeren, bij een sommenverzekering.
Bij de schadeverzekering hangt de uitkering af van de geleden schade en van het verzekerd bedrag. Denk maar aan de verzekering van een woning, een auto of een scooter. Je krijgt niet meer dan het bedrag van de schade, maar ook niet meer dan het verzekerd bedrag.
Bij de sommenverzekering is de uitkering een in de polis duidelijk omschreven bedrag. Deze uitkering is niet afhankelijk van eventuele schade. Zelfs als er helemaal geen schade is, wordt het afgesproken bedrag uitgekeerd. Denk hierbij maar aan de levensverzekering of de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Wel of geen verzekeringsuitkering?
In principe moet de verzekeraar uitkeren als het verzekerd feit zich heeft voorgedaan. Denk aan brand, inbraak, een ongeval, overlijden of arbeidsongeschiktheid. Maar soms speelt er iets waardoor de verzekeraar niet uitkeert. Of slechts een deel.
Wanneer hoeft de verzekeraar niet (of niet alles) uit te keren?
• Verzekeringnemer heeft de premie niet betaald.
• Verzekeringnemer heeft zich niet gehouden aan de mededelingsplicht.
• De gebeurtenis valt niet onder de dekking.
• De schade is veroorzaakt door opzet of roekeloosheid van de verzekeringnemer.
• De schade is veroorzaakt door een eigen gebrek.
Verzekeringnemer heeft de premie niet betaald
Als de verzekeringnemer de premie niet betaald heeft en de verzekeraar hem wel heeft aangemaand, kan de verzekeraar de verzekeringsuitkering weigeren. Zonder aanmaning moet de verzekeraar toch uitbetalen, ook al is de premie niet betaald.
Niet betaald, dus geen uitbetaling
Maurits en Mieke hebben een doorlopende reisverzekering. Enkele maanden geleden kregen zij een nieuwe premienota. Deze hebben zij laten liggen op een flinke stapel onbetaalde rekeningen. Daar liggen overigens ook de twee aanmaningen van de verzekeraar bij! Op hun reis naar Nepal krijgen zij veel schade aan hun bagage. Thuisgekomen claimen zij de schade. De verzekeraar weigert de uitkering wegens wanbetaling van de premie.
Verzekeringnemer houdt zich niet aan de mededelingsplicht
Als (in bepaalde gevallen) de verzekeringnemer zich niet gehouden heeft aan zijn mededelingsplicht en de verzekeraar zelf wel binnen twee maanden actie heeft ondernomen, kan hij uitkering (deels) weigeren.
Verzwijging is een probleem
Khalid is begonnen met een eigen timmerwerkplaats. Omdat hij nu zzp'er is, heeft hij een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten, zodat hij inkomen heeft als hij invalide zou raken. Het is echter niet zo verstandig dat hij daarbij niet heeft medegedeeld dat hij al diverse operaties moest ondergaan aan zijn rug. Na enkele jaren wordt Khalid invalide door hevige rugproblemen. Hij claimt een uitkering op basis van de afgesloten verzekering. De verzekeraar komt dan achter zijn medisch verleden. De verzekeraar weigert uitkering op grond van de verzwijging. Khalid heeft niet voldaan aan de mededelingsplicht.
De gebeurtenis valt niet onder de dekking
In de polis staat exact omschreven welke feiten verzekerd zijn en welke niet. We noemen dat de 'dekking'. Dus bij een brandverzekering is brand 'gedekt' voor een verzekerd bedrag.
Als een gebeurtenis niet onder de dekking valt, komt dat omdat de gebeurtenis niet genoemd wordt bij de verzekerde feiten in de polis. En dus hoeft de verzekeraar ook niet uit te keren bij een gebeurtenis die niet onder de dekking valt. En hij hoeft niet alles uit te keren als niet de hele waarde van het object verzekerd is (onderverzekering).
Schade was niet gedekt
Martijn sluit een opstalverzekering voor zijn huis. Een opstalverzekering dekt bijvoorbeeld brandschade, stormschade en dergelijke aan een opstal (een ander woord voor 'gebouw'). Hij sluitgeeninboedelverzekering.Eeninboedelverzekeringdektschadeaanbijvoorbeeldmeubels en apparatuur die in het huis aanwezig zijn.
Op een zekere dag brandt het huis van Martijn helemaal af. Martijn wil dat niet alleen de schade aan het huis wordt vergoed, hij verwacht ook dat de brandschade aan zijn meubels wordt vergoed. Natuurlijk is de inboedelschade niet gedekt door de opstalverzekering. Met andere woorden: die gebeurtenis met betrekking tot zijn inboedel valt niet onder de dekking van de verzekering met betrekking tot zijn huis.
Geen dekking van fysio
Penny sluit een ziektekostenverzekering af bij CZ, met alleen een basisverzekering. Zij heeft eenrekeningingediendvoorfysiotherapie.CZlaathaarwetendatfysiotherapienietvaltonder de dekking van de basisverzekering. Het wordt alleen vergoed als Penny de juiste aanvullende verzekering zou hebben afgesloten.
Causaal verband
De schade wordt alleen vergoed als die is veroorzaakt door een gebeurtenis die gedekt is. Dat is duidelijk. Dus er moet een causaalverband zijn, met andere woorden: een direct oorzakelijk verband (causa = oorzaak).
Brand en beschadigde keuken: causaal verband
Bea heeft haar huis verzekerd tegen onder andere brand. Haar keuken brandt uit. De schade aan de verbrande keukenmeubelen zijn direct veroorzaakt door de gedekte gebeurtenis: brand. Er is een direct causaal verband tussen gebeurtenis (brand) en schade (verbrande keukenmeubelen).
Brand en het gemiste festival: geen causaal verband.
Maaike heeft haar huis verzekerd tegen onder andere brand. Haar woonkamer brandt uit. Door deze gebeurtenis is ze helemaal ontredderd en kan ze het niet opbrengen om naar het festival Best Kept Secret in Hilvarenbeek te gaan. De schade van het gemiste festival is niet een direct gevolg van de brand. Er is geen causaal verband tussen gebeurtenis en schade, dus geen verzekeringsuitkering.
Schade door opzet of roekeloosheid van de verzekeringnemer
Als de schade veroorzaakt is door opzet of roekeloosheid van de verzekeringnemer, keert de verzekeraar niet uit. Zie art. 7:952 BW.
Opzet is niet verzekerd
Winkelier Frederik heeft een gereedschapswinkel die goed verzekerd is tegen brand, storm en inbraak. Helaas gaan de zaken de laatste tijd erg slecht. Mensen kopen steeds meer via webshops. Frederik ziet het niet meer zitten. Opeens bedenkt hij dat hij die prima verzekering heeft lopen. Hij steekt zijn eigen winkel in brand en rent weg. De inspecteur van de verzekering is al snel argwanend over de oorzaak. Er hangen op diverse plaatsen in de buurt webcams en de politie heeft Frederik daarop als brandstichter herkend. Naast een stevige gevangenisstraf wegens brandstichting en verzekeringsfraude krijgt hij ook het bericht dat de verzekeraar de schade-uitkering weigert wegens opzet.
Lachgas achter het stuur
Michael is een groot liefhebber van lachgas. Terwijl hij duidelijk onder invloed is van het spul, kruipt hij toch achter het stuur van zijn Toyota Aygo. Zwalkend rijdt hij tegen de geparkeerde Maserati van buurman Pim. Michael had zijn auto WA-casco (= allrisk) verzekerd. De schade aan zijn Toyota, die total loss is geraakt, bedraagt € 15.000. De Maserati van Pim loopt een schade op van € 110.000. De verzekeraar weigert de cascoschade aan de Toyota van Michael te vergoeden op grond van zijn roekeloze gedrag.
De schade aan de Maserati moet de verzekeraar wel vergoeden aan buurman Pim. Dat is hij verplicht op grond van de wettelijke aansprakelijkheid voor motorrijtuigen (WAM). Vervolgens zal echter de verzekeraar van Michael deze uitbetaalde schade toch weer op hem verhalen! Dit hele grapje kost Michael dus € 125.000.
Eigen gebrek
Volgens de wet wordt schade alleen gedekt indien deze afkomstig is van 'een van buiten komende oorzaak'. Bijvoorbeeld een huis raakt beschadigd door een storm. Deze oorzaak komt van buiten.
Een schade wordt niet gedekt indien deze door een eigengebrek, dus een gebrek van de verzekerde zaak zelf, is veroorzaakt. Zie art. 7:951 BW. Deze regel is van aanvullendrecht (regelend recht). Dat betekent dus dat verzekeraars in de polis een bepaling kunnen opnemen dat zij in hun verzekering de schade door een eigen gebrek toch vergoeden.
Verrotte caravan
Maud koopt in al haar onschuld een zes jaar oude caravan. Zij verzekert deze caravan tegen cascoschade. Na een half jaar breekt tijdens een rit de as van de caravan. Er blijkt een constructiefout aanwezig te zijn, maar de garantietermijn is reeds lang voorbij. Zij claimt de schade nu bij de verzekering. De verzekeraar weigert deze schade te vergoeden omdat er sprake is van een eigen gebrek aan de caravan.
Salvage als deel van de schade-uitkering
Na een woningbrand is er veel werk aan de winkel. Als eerste moeten de gedupeerden worden geholpen met advies. Andere noodzakelijke werkzaamheden zijn: bluswater wegzuigen, ventileren, stankverdrijvers neerzetten, kostbaarheden in veiligheid brengen en brandresten opruimen.Ditallesnoemtmensalvage Ditwoordbetekentletterlijk:redding.Salvagebedrijven doen dit werk namens de brandverzekeraars, die de kosten daarvan betalen.
Dekostenvansalvagevallendusonderdeplichtvandeverzekeraaromdeverzekeringsuitkering te doen.
Verjaring van het recht op een uitkering
Vorderingen kunnen verjaren. Voor vorderingen uit een verzekering gelden bijzondere regels. Een vordering van een verzekeringnemer met betrekking tot een uitkering uit een schadeverzekering verjaart na drie jaar, art. 7:942 lid 1 BW. Een rechtsvordering met betrekking tot een levensverzekering verjaart na vijf jaar, art. 7:985 BW.
Subrogatie en regres: verzekeraar haalt de betaalde uitkering terug
Bij een schadeverzekering wordt vaak schade vergoed die iemand anders heeft veroorzaakt bij de verzekeringnemer. Denk aan de allrisk verzekerde auto. Iemand anders rijdt tegen jouw auto en veroorzaakt daarbij schade. Jij bent het slachtoffer en je zou de veroorzaker kunnen aanspreken en schadevergoeding kunnen eisen. Maar dat doe je niet omdat je casco verzekerd bent.'Casco'isdevergoedingvanschadeaanheteigenvoertuig.Jespreektjeeigenverzekeraar aan en deze betaalt jou de schade uit.
Jij hebt door het ongeluk een vordering gekregen op de veroorzaker. Nu de verzekeraar die schade aan jou vergoed heeft, krijgt de verzekeraar dus jouw rechten ten opzichte van de veroorzaker.Metanderewoorden:jouwverzekeraarneemtautomatischjouwvorderingsrecht over. De verzekeraar zal de veroorzaker of zijn verzekeraar aanspreken en de schadevergoeding terugeisen.
Doordeschade-uitkeringverkrijgtdeverzekeraarjouwrechtentenopzichtevandeveroorzaker. Dat heet subrogatie Dit woord betekent: indeplaatsstelling De verzekeraar wordt immers 'in de plaats gesteld' van het slachtoffer, de verzekeringnemer. Daardoor krijgt de verzekeraar het regresrecht (verhaalsrecht), dus het vorderingsrecht ten opzichte van de dader of zijn verzekeraar.
Opdracht 9 Plicht verzekeraar - Uitkering
doen
a. Noem vier gevallen waarin de verzekeraar niet (of niet alles) hoeft uit te keren.
b. Wat betekent 'Er moet een causaal verband zijn tussen verzekerde gebeurtenis en schade'?
c. Wat betekent bij verzekering het 'eigen gebrek'?
Als A met zijn auto schade heeft veroorzaakt aan de auto van B, zal B deze schade claimen bij zijn verzekeraar. Vervolgens treedt de verzekeraar in de rechten van verzekeringnemer B ten opzichte van veroorzaker A.
d. Welke vakterm wordt daarvoor gebruikt?
e. Welke vakterm gebruikt men voor het recht van deze verzekeraar ten opzichte van veroorzaker A?
12.9 Samenvatting
Deverzekeringnemerheeftdeplichtdemededelingentedoendienodigzijnvoordeverzekeraar, hij heeft de plicht de premie te betalen, eventuele schades te melden en de schade te beperken. Bij liegen of verzwijging kan de verzekering worden beëindigd.
De schade-uitkering kan worden geweigerd of beperkt indien de situatie van invloed is op het risico van de verzekeraar (relevantie-eis). Daarbij geldt ook het proportionaliteitsbeginsel: de schade-uitkering mag soms naar verhouding worden verminderd.
De verzekeraar heeft de plicht om de polis te verstrekken. Ook heeft de verzekeraar de plicht om de toegezegde verzekeringsuitkering te doen indien deze onder de dekking van de verzekering valt. Indien de verzekeringnemer niet aan zijn plichten voldoet, kan de uitkeringsplicht(deels)vervallen.Schadedooropzetofroekeloosheidvandeverzekeringnemer wordt niet uitgekeerd.
12.10 Kernbegrippen
Aanvullendrecht
Wettelijk recht waarvan partijen samen mogen afwijken via een overeenkomst.
Acceptatieplicht
De plicht van een zorgverzekeraar om elke aanvraag voor een zorgverzekering te accepteren.
Assurantiebelasting
Belasting die wordt geheven over de premie van bepaalde verzekeringen.
Bereddingsplicht
De plicht van de verzekeringnemer om de juiste maatregelen te nemen om te zorgen dat de schade zo klein mogelijk is. Ook wel: schadebeperking.
Causaalverband
De schade moet direct veroorzaakt zijn door de verzekerde gebeurtenis.
Eigengebrek
Schade die veroorzaakt is door een gebrek in de verzekerde zaak zelf.
Indeplaatsstelling
De verzekeraar treedt in de rechten die het verzekerde slachtoffer heeft ten opzichte van de veroorzaker van de schade. Ook wel: subrogatie.
Meldplicht
De plicht van de verzekeringnemer om op korte termijn melding te doen van de gebeurtenis die verzekerd is en om aan de schadebepaling mee te werken.
Proportionaliteitsbeginsel
Een principe op basis waarvan de verzekeraar de afgesproken schade-uitkering mag verlagen in verhouding tot de rol die verzwijging heeft gespeeld bij het ontstaan van het verzekerd risico.
Regresrecht
Het recht tot terugvordering van betaalde schadevergoeding dat de verzekeraar heeft ten opzichte van de veroorzaker van de schade. Ook wel: verhaalsrecht.
Relevantie-eis
De voorwaarde dat verzwijging van belang is voor de schade bij het weigeren van een schade-uitkering door de verzekeraar.
Salvage
Maatregelen, gericht op het verlenen van hulp aan de verzekeringnemer in geval van schade en het beperken van schade door snel en kundig ingrijpen.
Schadebeperking
De plicht van de verzekeringnemer om de juiste maatregelen te nemen om te zorgen dat de schade zo klein mogelijk is. Ook wel: bereddingsplicht.
Subrogatie
De verzekeraar treedt in de rechten die het verzekerd slachtoffer heeft ten opzichte van de veroorzaker van de schade. Ook wel: indeplaatsstelling.
Verhaalsrecht
Het recht tot terugvordering van betaalde schadevergoeding dat de verzekeraar heeft ten opzichte van de veroorzaker van de schade. Ook wel: regresrecht.
Verzwijging
De verzekeringnemer vertelt niet de volledige waarheid omtrent het verzekerde risico.
Test je kennis
Opdracht 10
Wat kunnen de gevolgen zijn als een verzekeringnemer belangrijke feiten niet meedeelt aan de verzekeraar?
Er zijn drie antwoorden juist.
De verzekeraar kan de verzekering opzeggen.
De verzekeraar kan de verzekeringnemer laten vervolgen via het Openbaar Ministerie.
De verzekeraar kan de schade-uitkering verminderen.
De verzekeraar kan de schade-uitkering weigeren.
De verzekeraar kan de verzekering met terugwerkende kracht beëindigen.
Opdracht 11
Stel dat Bram er niet van op de hoogte is dat zijn buurman Karel een brandgevaarlijke wietkwekerij in zijn huis heeft. Door toedoen van Karel ontstaat brand, waardoor beide huizen afbranden. De verzekeraar van Bram weigert uitkering wegens verzwijging.
Welke uitspraken zijn juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
Weigering van de uitkering is terecht wegens verzwijging door Bram.
Hier is geen sprake van serieuze verzwijging. Verzekeraar moet uitkeren.
Het is alleen maar klantvriendelijkheid als de verzekeraar uitkeert. Hij is daartoe niet verplicht.
Wanneer de verzekeringnemer een feit niet weet, kan hij het ook niet verzwijgen.
Bram krijgt geen uitkering van de verzekering, maar hij kan Karel wel aanspreken tot betaling van de schade.
De wet zegt hier niets over, de rechter zal beslissen.
Opdracht 12
Verbind de verzekeringsterm in de linkerkolom met het juiste woord of omschrijving in de rechterkolom.
Verzwijging
Regresrecht
Mededelingsplicht
Meldplicht
Schadebeperking
Opdracht 13
Verhaalsrecht
Het niet voldoen aan de mededelingsplicht
Bereddingsplicht
Plicht van de verzekeringnemer om informatie te verstrekken over het risico
Plicht van de verzekeringnemer om de verzekeraarteinformerendatzichschade heeft voorgedaan
Welke uitspraken met betrekking tot de assurantiebelasting zijn juist?
Er zijn drie antwoorden juist.
Assurantiebelasting is verschuldigd over de premie van de meeste verzekeringen.
Bij de assurantiebelasting is de verzekeringnemer het belastingsubject.
Het belastingobject van de assurantiebelasting is de premie.
Het tarief voor de assurantiebelasting is een proportioneel tarief.
Het tarief voor de assurantiebelasting is een progressief tarief.
De levensverzekering is vrijgesteld van de assurantiebelasting.
Opdracht 14
De verzekeringnemer heeft de plicht om bij een verzekeringsaanvraag melding te doen van een ʿstrafrechtelijk verledenʼ tijdens de laatste x jaren. Hoeveel jaren is dat?
7 3
8 4
9 5
10 6
Opdracht 15
Als een verzekeraar in de vragenlijst voor zijn verzekering bepaalde vragen niet stelt, wat is dan juist?
Dan kan hij dat achteraf niet meer verwijten aan de verzekeringnemer. Deze hoeft dat niet zelf mede te delen.
Dan kan hij dat achteraf wel verwijten aan de verzekeringnemer. Deze had dat zelfstandig moeten mededelen.
Dan is de verzekering geheel ongeldig.
Opdracht 16
Een verzekeraar ontdekt dat een verzekeringnemer zich niet heeft gehouden aan de mededelingsplicht. Hij wenst de verzekering te beëindigen. Wat is daarover de juiste uitspraak?
Dat kan met terugwerkende kracht.
Dat kan alleen vanaf dat moment.
Dat kan de verzekeraar nooit.
Opdracht 17
Een verzekeringnemer heeft niet gemeld dat zijn buurman een vuurwerkopslag heeft, terwijl hijdatwelweet.Eenbrandinhetvuurwerkisovergeslagenophethuisvandeverzekeringnemer.
Welke uitspraak is hier juist?
De verzekeringnemer krijgt geen schade-uitkering op grond van verzwijging omdat hier voldaan is aan de relevantie-eis.
De verzekeringnemer krijgt een schade-uitkering ondanks de verzwijging omdat hier niet voldaan is aan de relevantie-eis.
De verzekeringnemer krijgt een schade-uitkering ondanks de verzwijging omdat hier niet voldaan is aan het proportionaliteitsbeginsel.
Opdracht 18
Als de verzekeringnemer de premie niet betaalt, dan: vervalt de verzekering automatisch met ingang van de datum dat de premie zou moeten zijn betaald moet de verzekeraar eerst de verzekeringnemer aanmanen kan de verzekeraar de verzekering laten vervallen met ingang van de datum dat de premie zou moeten zijn betaald
Opdracht 19
In welke gevallen hoeft de verzekeraar niets (of niet alles) van een schade uit te keren?
Er zijn vijf antwoorden juist.
De verzekeringnemer heeft de premie niet betaald.
De verzekeringnemer heeft feiten verzwegen.
De gebeurtenis valt onder de dekking.
De gebeurtenis valt niet onder de dekking.
De schade is veroorzaakt door een vergissing van de verzekeringnemer.
De schade is veroorzaakt door roekeloosheid van de verzekeringnemer.
De schade is veroorzaakt door een gedekte, van buiten komende oorzaak.
De schade is veroorzaakt door een eigen gebrek.
12.11 Aan de slag
Opdracht 20 Leg de wet uit
Bij deze opdracht ga je zelf aan de slag met de wet. Ook al zijn het lastige teksten, ga proberen de teksten uit te leggen.
Ga via de volgende link naar art. 7:928 BW over de mededelingsplicht van de verzekeringnemer. Beantwoord dan de volgende vragen.
a. Lees lid 1 van het artikel. Leg de betekenis van dit lid uit.
b. Lees lid 5 van het artikel. Leg de betekenis van dit lid uit.
c. Lees lid 6 van het artikel. Leg de betekenis van dit lid uit.
12.12 Beroepstaak
Opdracht 21 Chat met Interpolis
Je werkt bij Interpolis, een verzekeringsmaatschappij. Daar ben jij accountmanager van veel verzekerden en adviseur voor onder andere Carlinda Maertens. Zij heeft enkele vragen en die stelt zij aan jou in het chatprogramma van Interpolis.




a.
b.
c. d.
e.

12.13 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Kennistoets
Opdracht 22
Een verzekeringnemer heeft niet gemeld dat zijn buurman een vuurwerkopslag heeft, terwijl hij dat wel weet. Er ontstaat bij de verzekeringnemer een brand doordat bij het koken de vlam in de pan is geslagen. Welke uitspraak is hier juist?
De verzekeringnemer krijgt geen schade-uitkering op grond van verzwijging omdat hier voldaan is aan de relevantie-eis.
De verzekeringnemer krijgt een schade-uitkering ondanks de verzwijging omdat hier niet voldaan is aan de relevantie-eis.
De verzekeringnemer krijgt geen schade-uitkering op grond van verzwijging omdat hier voldaan is aan het proportionaliteitsbeginsel.
Opdracht 23
Soms wordt bij een schadeverzekering de schade veroorzaakt door een eigen gebrek van de verzekerde zaak. Welke uitspraken zijn hier juist?
Er zijn twee antwoorden juist.
De wettelijke regel dat schade door eigen gebrek niet wordt vergoed, is van aanvullend recht.Deverzekeraarmagindepolisopnemendathijschadedooreigengebrekwelvergoedt.
De wettelijke regel dat schade door eigen gebrek niet wordt vergoed, is van dwingend recht. Deverzekeraarmagnietindepolisopnemendathijschadedooreigengebrekwelvergoedt.
Een eigen gebrek is een gebrek van de verzekerde zaak zelf.
Een eigen gebrek is veroorzaakt door een van buiten komende oorzaak.
Opdracht 24
Verbind de term in de linkerkolom met de juiste omschrijving in de rechterkolom.
Dekking
Causaal verband
Salvage
Subrogatie
Polisvoorwaarden
Relevantie-eis
Opdracht 25
De verzekeraar kan de uitkering weigeren indiendeverzwijgingvanbelangwasvoor de schade
Indeplaatsstelling
Aanduiding van wat verzekerd is
Overzicht van dekking en uitsluitingen
Oorzakelijke relatie
Activiteiten om mensen en zaken te helpen nadat zich een schade heeft voorgedaan
In welke gevallen mag een verzekeraar een schade-uitkering wegens brand weigeren?
Er zijn twee antwoorden juist.
De verzekeringnemer verzweeg dat hij zes jaar geleden in de gevangenis heeft gezeten.
Deverzekeringnemerverzweegdathijnegenjaargeledeneenforsegeldboeteheeftgekregen wegens oplichting.
De verzekeringnemer verzweeg dat zijn buurman zwart geld verdient met zijn fiscaal adviesbureau.
De verzekeringnemer verzweeg dat zijn buurman een legale opslagplaats heeft voor vuurwerk.
Opdracht 26
Een verzekeringnemer geeft verkeerde informatie aan de verzekeraar. Daardoor betaalt hij al jaren slechts de helft van wat de normale premie zou zijn geweest als hij de juiste informatie gegeven zou hebben.
Welke uitspraak is hier juist?
De verzekeringnemer krijgt geen schade-uitkering op grond van de relevantie-eis.
De verzekeringnemer krijgt geen schade-uitkering op grond van het proportionaliteitsbeginsel.
De verzekeringnemer krijgt een schade-uitkering van de helft op grond van het proportionaliteitsbeginsel.
Opdracht 27
In welke gevallen hoeft de verzekeraar niets (of niet alles) van de schade uit te keren?
Er zijn twee antwoorden juist.
De schade is veroorzaakt door opzet van de verzekeringnemer.
De schade is veroorzaakt door een van buiten komende oorzaak.
De schade is veroorzaakt door een eigen gebrek.
De gebeurtenis valt onder de dekking.
De schade is veroorzaakt door een vergissing van de verzekeringnemer.
Opdracht 28 Eindopdracht
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Opdracht
Je bent medewerker bij verzekeraar Achmea, op de afdeling Schade. Je direct leidinggevende is Victoria Balemans, die jou bepaalde zaken laat uitzoeken en afwerken. Vandaag geeft Victoria jou de taak om een brief te schrijven namens Achmea waarin je het verzoek van een verzekeringnemer behandelt met betrekking tot een schade-uitkering.
SchrijfnamensAchmeaeenbriefaandeverzekeringnemer.Vermelddaarininlogischevolgorde hoe de situatie is. Begin met de verwijzing naar de verzekering, de schademelding, de conclusies van de expert met betrekking tot de schade en met betrekking tot het bedrijf van de buurman. Vervolgens verwijs je naar de verzekeringsvoorwaarde waar het hier om gaat en naar de wettelijke bepaling die van toepassing is. Ten slotte kom je tot de conclusie dat Achmea niet zal overgaan tot schade-uitkering.
HOOFDSTUK13
VERZEKERINGEN-SCHADEVERZEKERINGEN
13.1 Inleiding
De wet deelt verzekeringen in twee soorten in: de schadeverzekeringen en de sommenverzekeringen. We gaan nu dieper in op schadeverzekeringen. Denk daarbij aan een zorgverzekering, een brandverzekering of de WA-verzekering bij je brommer.

Hopelijk goed verzekerd...
Bij de schadeverzekeringen gaan we kijken wat er verzekerd is en onder welke voorwaarden de verzekeraar zal uitkeren. We zullen een flink aantal schadeverzekeringen bekijken, waarvan jij er zeker verschillende zult afsluiten of misschien al hebt afgesloten.
Leerdoelen
• Je kunt de kenmerken van de schadeverzekering benoemen en uitleggen.
• Je kunt van de schadeverzekeringen de belangrijkste voorbeelden benoemen.
• Je kunt uitleg geven over correcte verzekering, oververzekering en onderverzekering.
• Je kunt de onderverzekeringsbreuk formuleren en toepassen op praktijkgevallen.
• Je kunt het indemniteitsbeginsel en de premier risque verzekering uitleggen en toepassen in praktijkgevallen.
Opdracht 1 Verzekerde brommers
Voor deze opdracht ga je samen met twee medestudenten brainstormen over de volgende situatie. Daarbij gaan we er nu van uit dat jullie allemaal een brommer hebben. Dan hebben jullie daarvoor ook een verzekering lopen. Vanuit deze veronderstelling ga je de volgende vragen beantwoorden.
a. Waarvoor denk je dat de verplichte WA-verzekering dient?
b. Ga naar een vergelijkingssite en zoek daar een nieuwe brommerverzekering. Vul op die site de verschillende vragen in. Je mag daarbij kiezen voor de werkelijke gegevens, maar je mag ook gegevens bedenken. Wat kom je daarbij tegen als mogelijkheden?
13.2 Oriëntatie Schadeverzekeringen
De schadeverzekering keert alleen uit bij schade. De verzekeringsuitkering is direct afhankelijk van de hoogte van de schade. Denk maar aan een brand of inbraak. De kosten van reparatie of vervanging worden op grond van de woonhuisverzekering uitgekeerd. Zie art. 7:944 BW.
Begrip schadeverzekering: art. 7:944 BW
Je verzekeringspakket met schadeverzekeringen
Je woont alleen in een eigen huis in Breda. Je verzekert je huis tegen schade door storm, brand en inbraak bij ZLM en je neemt zowel de opstalverzekering als de inboedelverzekering. Je motor, een oude Yamaha Classic, verzeker je voor de wettelijke aansprakelijkheid (WA). Verder sluit je ook nog een doorlopende reis- en annuleringsverzekering af. Je verzekert je tegen ziektekosten bij CZ. Je neemt daar naast de verplichte basisverzekering ook enkele aanvullende verzekeringen.
Schade
Er zijn veel definities van schade. Ze komen er allemaal op neer dat je door de gebeurtenis armer bent geworden. Er zijn spullen van je weg (diefstal), of ze zijn minder waard geworden (brand of storm). Of je hebt een schuld gekregen doordat je aansprakelijk bent voor een fout die je gemaakt hebt (WA-motorrijtuig of WA-particulier of WA voor je beroep of je bedrijf). Of je moet de rekening voor fysiotherapie betalen.
De wet geeft geen goed leesbare omschrijving van het begrip 'schade'. Dit is duidelijker: schade is het nadelige gevolg, zowel materieel als immaterieel, van een gebeurtenis.
Hoe groot is de schade?
De omvang van de schade kun je als volgt eenvoudig berekenen:
De waarde als de gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden -/-
De waarde nadat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden
Schade
Soorten schade
Er zijn twee soorten schade, materiële schade en immateriële schade. De betekenis van beide woorden zijn af te leiden uit het woord 'materie'. Hier betekent 'materie' alles wat geld waard is, dus materiëleschade is schade die direct in geld is uit te drukken. De rekening van de autoreparatie heeft een bepaald bedrag, dus is het materiële schade. Dat geldt ook voor de
rekening van de dokter of het ziekenhuis. Ook als een zaak tenietgegaan is en er een nieuwe zaak moet worden gekocht, spreekt men van materiële schade. Een laatste voorbeeld is het derven van inkomen, dus schade doordat men een bepaald verwacht inkomen niet meer kan krijgen.
Daartegenover staat immateriëleschade. Het woord 'immateriële' betekent letterlijk: 'niet-materieel'. Dus: immateriële schade is schade die veroorzaakt is door pijn, verdriet, smart of geestelijk gemis. Immateriële schade is niet direct in geld uit te drukken. Het is altijd een subjectieve ervaring, die dus afhankelijk is van de persoon. Bijvoorbeeld pijn na een ongeluk, of een angststoornis die men door een aanval heeft opgelopen. Of als iemand met een beroep of een hobby moet stoppen ten gevolge van een ongeluk.

Twee soorten schade.
Bewijs van de schade
Als ik schade heb geleden doordat iemand mijn auto heeft beschadigd, moet ik bewijzen dat ik schade heb geleden en wie het gedaan heeft. De hoofdregel van het bewijsrecht is: 'Wie eist, bewijst!' Dus degene die schadevergoeding eist (het slachtoffer) moet het bewijs leveren. Dat geldt ook bij verzekeringen. Als de verzekeraar stelt dat een schade niet onder de verzekering valt, bijvoorbeeld door een uitsluiting, dan moet de verzekeraar zelf bewijzen dat dit het geval is. Denk bijvoorbeeld aan een verzekeraar die uitkering weigert omdat de bestuurder dronken was. De verzekeraar moet de dronkenschap bewijzen, bijvoorbeeld door een proces-verbaal van de politie. De bestuurder hoeft niet te bewijzen dat hij niet dronken was.
Zaakschade en vermogensschade
Materiële schade wordt zelf ook weer onderverdeeld in:
• zaakschade
• vermogensschade.
Zaakschade is schade aan materieel bezit, dus aan stoffelijke zaken. Denk dus aan schade aan een auto, een sieraad of een fiets. Diverse verzekeringen vergoeden zaakschade, zoals de cascoverzekering voor een auto, een reisbagageverzekering of de brandverzekering van een huis.
Vermogensschade is aantasting van het vermogen, zonder dat het gaat om een stoffelijke zaak. Het vermogen van de verzekeringnemer is bijvoorbeeld aangetast door een schuld die hij gekregen heeft. Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat je de wettelijke plicht krijgt om schade aan iemand anders te vergoeden als je aansprakelijk bent voor een ongeluk. De WA-verzekering voor een auto vergoedt vermogensschade.
Belangrijke bedragen bij de schadeverzekeringen
Bij de schadeverzekeringen spelen bepaalde bedragen een essentiële rol, te weten:
• de gezonde waarde van het verzekerd voorwerp
– de nieuwwaarde
– de dagwaarde
• het verzekerd bedrag of de verzekerde som
• de geleden schade
• de schade-uitkering.
Gezondewaarde is de waarde van het verzekerde voorwerp voordat de verzekerde gebeurtenis plaatsvond. We noemen het ook wel de verzekerbarewaarde. In de verzekeringsbranche noemt men het ook vaak de 'reële waarde'.
Nieuwwaarde is het bedrag dat je zou moeten betalen om een soortgelijke zaak van dezelfde soort en kwaliteit nieuw te kopen. Als bijvoorbeeld een auto bij een schade geheel verloren is geraakt, krijg je bij een verzekering tegen nieuwwaarde dus het bedrag dat dezelfde soort auto op dat moment bij de autodealer zou moeten kosten.
Dagwaarde of vervangingswaarde is het bedrag dat de zaak waard was net voordat het verzekerde risico zich heeft voorgedaan. Het is dus bijvoorbeeld eigenlijk de 'tweedehandswaarde' van de auto. Als bij een verzekering tegen dagwaarde een auto verloren is gegaan, krijg je het bedrag dat je zou moeten betalen als je deze auto tweedehands zou kopen.
Het verzekerde bedrag, de verzekerde som, is het bedrag waarvoor het object is verzekerd. Bijvoorbeeld kan iemand zijn huis verzekeren tegen schade aan de opstal (het huis zelf) voor een bedrag van € 300.000.
De auto van Willem
Willem heeft twee jaar geleden een nieuwe auto gekocht voor € 30.000 (= nieuwwaarde). Hij heeft er enkele dure accessoires in laten zetten, dus hij verzekert hem WA-casco (= allrisk) voor € 32.000 (= verzekerd bedrag/som). De huidige waarde is € 23.000 (= dagwaarde). De auto heeft bij een ongeval schade opgelopen. Schadeherstel kostte € 1.400 (= schadebedrag). De verzekeraar betaalt Willem een bedrag van € 1.400 (schade-uitkering).
Opdracht 2 Oriëntatie Schadeverzekeringen
a. Wat is de omschrijving van de schadeverzekering?
b. Geef een duidelijke omschrijving van het begrip 'schade'.
c. Welke twee soorten schade zijn er in het algemeen? Geef van beide een voorbeeld.
d. Wat wordt bedoeld met de gezonde waarde?
13.3 De verhouding tussen de waarde en het verzekerd bedrag
Bij een schadeverzekering stel je eerst vast wat het verzekerde object is. Een verzekerd object is de zaak die verzekerd is. Dan wordt in de polis vastgesteld voor welk bedrag het verzekerde object in de verzekering wordt opgenomen. Dat wordt de verzekerde som of het verzekerd bedrag genoemd.
En natuurlijk wordt ook vastgesteld waartegen het object verzekerd wordt, bijvoorbeeld brand of diefstal. Verzekerd gevaar is het risico waartegen het verzekerde object verzekerd is.
In principe is het de bedoeling dat iemand een object verzekert bij een bepaalde verzekeraar, met een verzekerde som die gelijk is aan de waarde.
Correcte verzekering
Normaal gesproken is een object verzekerd met een verzekerd bedrag dat gelijk is aan de gezondewaarde van het object. Het begrip 'gezonde waarde' betekent: de waarde van het object voordat het schade opliep. In de verzekeringsbranche spreekt men ook wel over de 'reële waarde'.
Correcteverzekering betekent dat het verzekerd bedrag gelijk is aan de gezonde waarde.
De correcte verzekering van het huis van Fatima
Fatima heeft een huis ter waarde van € 400.000. Dat huis heeft zij bij Centraal Beheer verzekerd tegen onder andere brand, storm en inbraak, met een verzekerde som van € 400.000. Zij heeft de juiste verzekering afgesloten. Als zij bij brand een schade heeft van € 100.000, dan ontvangt zij als schadevergoeding ook € 100.000.
Bij een correcte verzekering is de volle waarde van het object dus verzekerd. Bij schade zal de gehele schade worden vergoed door de verzekeraar.
Dubbele verzekering
Er is soms ook wel sprake van een dubbeleverzekering. Dat betekent dat hetzelfde object tweemaalisverzekerdtegenhetzelfdegevaarvoordegehelewaardevanhetverzekerdeobject. Je zou theoretisch je huis kunnen verzekeren bij twee verschillende verzekeraars. Dan is er sprake van een dubbele verzekering.
Stel dat je schade krijgt aan het verzekerd object en je claimt de schade bij beide verzekeraars. Je krijgt uiteraard niet van beide verzekeraars de schade uitgekeerd. Anders zou je er beter van worden en dat is verboden in het verzekeringsrecht. In het recht heet dat het indemniteitsbeginsel. In de volgende paragraaf leggen we dat verder uit.
De dubbele verzekering van het huis van Ilham
Ilham heeft een huis ter waarde van € 400.000. Dat huis heeft zij bij Centraal Beheer verzekerd tegen onder andere brand, storm en inbraak, met een verzekerde som van € 400.000. Daarnaast sluit zij exact dezelfde verzekering af bij Interpolis. Zij heeft dus een dubbele verzekering afgesloten. Als zij bij brand een schade heeft van € 100.000, dan ontvangt zij als schadevergoeding van slechts één verzekeraar € 100.000. De andere verzekeraar keert haar niets uit.
Het is duidelijk dat een dubbele verzekering geen enkel nut heeft. Het is zonde van de dubbele premie.
Oververzekering
Het is denkbaar dat iemand een verzekering afsluit voor een hoger bedrag dan dat de zaak waard is. We spreken dan over oververzekering Oververzekering betekent dat het verzekerd bedrag meer is dan de gezonde waarde.
De schade wordt gewoon geheel vergoed, net als bij een correcte verzekering. Bij een oververzekering wordt toch nooit meer uitgekeerd dan de werkelijk geleden schade.
De oververzekering van het huis van Saskia
Saskia heeft een huis ter waarde van € 400.000. Dat huis heeft zij bij Centraal Beheer verzekerd tegen onder andere brand, storm en inbraak, met een verzekerde som van € 600.000. Hier is dus sprake van oververzekering. Als zij bij brand een schade heeft van € 100.000, dan ontvangt zij als schadevergoeding € 100.000.
Oververzekering heeft geen enkel nut. Je ontvangt toch nooit meer dan de werkelijk geleden schade.
Onderverzekering
Soms sluit iemand een verzekering af voor minder dan dat de zaak waard is. We spreken dan over een onderverzekering. Dat is een verzekering waarbij het verzekerd bedrag minder is dan degezondewaarde.Depremieisdannatuurlijkwellagerdanwanneerdezaakcorrectverzekerd zou zijn.
Eigenlijk houdt onderverzekering in dat je niet de gehele waarde van het object hebt verzekerd. Dat heeft wel gevolgen. In dat geval wordt de eventuele schade niet geheel vergoed, maar slechts gedeeltelijk, naar de verhouding tussen het verzekerd bedrag en de gezonde waarde.
Er vindt een berekening plaats met behulp van de onderverzekeringsbreuk. Deze werkt als volgt:
verzekerd bedrag gezonde waarde x schadebedrag = schade-uitkering bij onderverzekering
De onderverzekering van het huis van Maxima
Maxima heeft een huis ter waarde van € 400.000. Dat huis heeft zij bij Centraal Beheer verzekerd tegen onder andere brand, storm en inbraak, met een verzekerde som van € 250.000. Hier is dus sprake van onderverzekering. Als zij bij brand een schade heeft van € 100.000, dan ontvangt zij als schadevergoeding slechts een deel daarvan. Dat bereken je met de onderverzekeringsbreuk:
€ 250.000
€ 400.000 x €100.000 = € 62.500
Hieruit blijkt dat zij van de schade van € 100.000 slechts € 62.500 vergoed krijgt. De overige € 37.500 zal ze zelf moeten betalen.
Waardemeters met garantie tegen onderverzekering
Uit het hiervoor genoemde blijkt dat het erg belangrijk is om de verzekerde som in de gaten te houden en tijdig te verhogen als de waarde van het verzekerd object stijgt. Nu kun je dat natuurlijk zelf jaarlijks controleren, maar dat vergeten veel mensen. Vandaar dat diverse verzekeraars een service bieden in de vorm van twee 'waardemeters'.
Inboedelwaardemeter
De inboedelwaardemeter is een vragenlijst om de hoogte van de verzekerde som te berekenen aan de hand van kenmerken van de verzekerde zaak.
Je geeft antwoord op bepaalde vragen van de verzekeraar, waarbij bijvoorbeeld gekeken wordt naar je inkomen, je leeftijd, de gezinssituatie en de grootte van de woning. Op basis daarvan maakt de verzekeraar een schatting van de verzekerde som. En de verzekeraar geeft een garantie tegen onderverzekering, hij neemt zelf het risico van een te lage inschatting. Dus als de waarde in een bepaald geval toch hoger is dan de berekende verzekerde som, dan keert de verzekeraar toch de volledige schade uit. Met andere woorden: hij geeft een garantie tegen onderverzekering. Hij zal dan bij de schade-uitkering geen gebruik maken van de onderverzekeringsbreuk.
Na verloop van enkele jaren of na een verbouwing zal de verzekeraar kunnen vragen om de inboedelwaardemeter opnieuw in te vullen. Zo voorkom je dat de garantie tegen onderverzekering vervalt.
Herbouwwaardemeter
Bij de opstalverzekering kennen we iets vergelijkbaars: de herbouwwaardemeter. Het is een vragenlijst om de hoogte van de verzekerde som voor een opstalverzekering te berekenen aan dehandvankenmerkenvandeverzekerdezaak.Hetgaaterdandusomdekostenteberekenen indien deze zaak zou worden herbouwd.
Aan de hand van het type van de woning, de kwaliteit en de inhoud wordt de herbouwwaarde vastgesteld. Ook deze geeft een garantie tegen onderverzekering van het huis, tenminste, als alles correct was opgegeven. Verbouwingen en dergelijke moet je natuurlijk wel doorgeven aan de verzekeraar. Jaarlijks wordt het verzekerd bedrag wel aangepast aan de gestegen bouwkosten.
Premier risque verzekering
In sommige gevallen is de kans niet zo groot dat het hele verzekerde object schade lijdt. Denk aan een groot bedrijf met heel veel materialen; niet alles zal in één keer tenietgaan. De verzekeraar en de verzekeringnemer kunnen er dan voor kiezen slechts een gedeelte van de gezondewaardeteverzekeren.Datdoenzedanindevormvaneenpremierrisqueverzekering. Dit is een schadeverzekering waarbij de regels van de onderverzekering niet gelden en de verzekeraar uitkeert tot maximaal het verzekerd bedrag. De verzekerde som is dan lager dan degezondewaarde,maarzesprekendaarbijafdatvoordatgedeeltedeonderverzekeringsbreuk niet zal gelden. Met andere woorden: ook al is het verzekerd bedrag lager dan de gezonde waarde, de verzekeraar keert toch de schade geheel uit zolang die lager is dan de verzekerde som.
Voor het gedeelte van de gezonde waarde dat hoger is dan de verzekerde som is het duidelijk dat deze niet meer gedekt zal zijn. Het wordt duidelijk in de volgende voorbeelden.
Quinten en de 30 gestolen kachels
Quinten heeft een kachelfabriek in Molenschot, bij Breda. In het magazijn staan gemiddeld 1000 gietijzeren kachels, met een waarde van € 1.000 per stuk. De totale waarde van de voorraden is dus € 1.000.000. De kans dat al die loodzware kachels gestolen worden is uitermate
klein. Maar een diefstal van 80 kachels is voor Quinten toch wel een probleem. Hij sluit daarom een premier risque verzekering af tegen diefstal, met een verzekerde som van € 100.000, de waarde van 100 kachels.
Als bij een diefstal 30 kachels worden gestolen, is de schade € 30.000. Bij een premier risque verzekering met de verzekerde som van € 100.000 wordt deze schade volledig vergoed. De onderverzekeringsbreuk wordt niet toegepast omdat er sprake is van een premier risque verzekering. De schade-uitkering is € 30.000. Dus de volledige schade wordt vergoed.
Bij een normale diefstalverzekering zou de onderverzekeringsbreuk wel gelden:
€ 100.000
€ 1.000.000 x €30.000 = €3.000
Hij zou dan slechts € 3.000 ontvangen en € 27.000 van de schade zelf moeten dragen.
Quinten en de 150 gestolen kachels
Als bij Quinten uit het vorige voorbeeld geen 30 kachels worden gestolen, maar 150 kachels, dan is de schade € 150.000. Bij een premier risque verzekering met de verzekerde som van € 100.000 wordt de hele schade vergoed tot aan het bedrag van de verzekerde som. In dit geval is de schade-uitkering € 100.000. Hij zal dus na deze diefstal € 50.000 van de schade zelf moeten dragen.
Opdracht 3 De verhouding tussen de waarde en het verzekerd bedrag
a. Wat betekent het begrip 'dubbele verzekering'? En wat is het gevolg daarvan?
b. Wat is oververzekering? Waarom is oververzekering geen goed idee?
c. Wat is onderverzekering? Waarom is onderverzekering geen goed idee?
d. Mieke heeft een huis ter waarde van € 400.000. Zij verzekert het tegen brand en stormschade voor € 300.000. Op zekere dag brandt haar keuken geheel uit. De schade bedraagt € 32.000. Pas de onderverzekeringsbreuk toe. Wat is het bedrag van de schade-uitkering?
13.4 De verhouding tussen de schade en de schade-uitkering
Het woord 'schadeverzekering' zegt het al: een schadeverzekering dekt schade. Op zich is dat heel logisch. Je hebt brand in de garage gehad. De schade bedraagt € 5.000. De verzekeraar keert € 5.000 uit. Het saldo voor je vermogen is € 0. Dus per saldo ben je er niet op achteruit gegaan. Je bent niet armer geworden. Dat is ook de bedoeling van je schadeverzekering. Je bent er ook niet rijker van geworden.
Indemniteitsbeginsel
De wet bepaalt dat de verzekeringnemer door de combinatie schade en verzekeringsuitkering niet rijker wordt. Dat verbod noemt men het indemniteitsbeginsel. Zie art. 7:960 BW.
De verhouding tussen de schade en de schade-uitkering is deze: de schade-uitkering mag niet meer zijn dan de werkelijk geleden schade.
Indemniteitsbeginsel: art. 7:960 BW
Het indemniteitsbeginsel betekent dus dat je alleen maar schade vergoed mag krijgen, niet meer. Het indemniteitsbeginsel geldt uiteraard alleen bij de schadeverzekering. Het geldt niet bij de sommenverzekering, omdat daar de uitkering niet afhankelijk is van de vraag of iemand schade heeft geleden of niet.
Bea en het indemniteitsbeginsel
Bea heeft een huis ter waarde van € 400.000. Dat huis heeft zij bij Centraal Beheer verzekerd tegen onder andere brand, storm en inbraak, met een verzekerde som van € 500.000. Hier is dus sprake van oververzekering. Als zij bij brand een schade heeft van € 100.000, dan ontvangt zij op grond van het indemniteitsbeginsel als schadevergoeding nooit meer dan € 100.000.
Reden voor het indemniteitsbeginsel
Als je goed nadenkt, is het logisch dat dit indemniteitsbeginsel geldt. Immers, als de verzekeringnemerbeterzoukunnenwordenvandecombinatievanschadeenschade-uitkering, dan zou hij natuurlijk sterk in de verleiding komen om de schade zelf te veroorzaken, bijvoorbeeld door brandstichting.
Nieuwwaardeverzekering
Veel autoverzekeringen kennen een nieuwwaardeverzekering. Als de auto binnen één of twee jaar tenietgaat door een ongeluk, dan krijgt de verzekeringnemer de nieuwwaarde vergoed. Je zou eigenlijk zeggen dat de verzekeringnemer bij schade na tien maanden er beter van wordt doordat hij een nieuwe auto krijgt. De Hoge Raad heeft echter besloten dat een nieuwwaardeverzekering niet in strijd is met het indemniteitsbeginsel als het ontvangen geld inderdaadbesteedwordtaanhetverkrijgenvandenieuwezaaktervervangingvandeverloren gegane zaak.
Opdracht 4 De verhouding tussen de schade en de schade-uitkering
a. Leg het indemniteitsbeginsel uit.
b. Wat zou het risico zijn als het indemniteitsbeginsel niet zou bestaan?
13.5 Opstal en inboedel
Vrijwelelkehuiseigenaarverzekertzijnwoningtegendiverseschades.Eenondernemerverzekert natuurlijk zijn bedrijfsgebouw. De schade die er zou kunnen ontstaan, is meestal niet te dragen uit eigen vermogen. De verzekering van een woning of een bedrijf valt uiteen in:
• verzekering van de woning of het bedrijf zelf: de opstalverzekering
• verzekering van de spullen in het huis of het bedrijf: de inboedelverzekering of een inventarisverzekering.
Simon is huiseigenaar
Simon verzekert zijn huis en inboedel tegen schade. Simon is dus verzekeringnemer. Hij verzekert het huis tegen schade door brand, storm, inbraak en glasbreuk. Dat is dus het verzekerd gevaar. Hij sluit de verzekering bij verzekeringsmaatschappij Interpolis in Tilburg. Dus is Interpolis de verzekeraar.
Opstalverzekering
De opstalverzekering is een verzekering van een gebouw. Dat kan zijn een vrijstaande woning, eenappartement,eenwinkelofeenfabrieksgebouw.Hetwoord‘opstal’betekent‘bouwwerk’.
Opstalverzekeringen zijn er in vele soorten. Ze dekken bijvoorbeeld schade wegens brand, inbraak, insluiping, storm, waterschade en glasschade. Er zijn diverse varianten die meer of minder dekken. Kijk verderop even naar enkele verschillende mogelijkheden qua dekking.
Kiezen van een opstalverzekering
Een eigenaar van een woning of de eigenaar van een bedrijfsgebouw sluit nagenoeg altijd een opstalverzekering (plus een inboedelverzekering). Een huurder zal natuurlijk geen opstalverzekering sluiten, dat doet de eigenaar van dat huis. De risico’s voor schade aan het gebouw liggen immers bij de eigenaar/verhuurder.
Bij het sluiten van een opstalverzekering is het belangrijk te kijken naar:
• Wat is de dekking: welke risico’s zijn precies wel en niet verzekerd?
• Welke vergoeding wordt er betaald? De vervangingswaarde of de nieuwwaarde?
• Is er een garantie tegen onderverzekering?
• Wat is de premie? Vergelijking van de premie kan zeer lonend zijn.
Inboedelverzekering
De inboedelverzekering is een verzekering van alle roerende goederen die zich in een woning bevinden. Dat omvat onder andere meubels, apparatuur, kleding, sieraden enzovoort. Inboedelverzekeringendekkenschadewegensbrand,inbraak,insluiping,stormenwaterschade. Ook een bedrijfsinventaris en de voorraad goederen vallen onder de inboedel van een bedrijfsgebouw.
In de praktijk zal vrijwel iedereen een inboedelverzekering hebben. Eigenaren van een gebouw kiezen bijna altijd voor een combinatie van en opstal- en inboedelverzekering. Huurders nemen alleen een inboedelverzekering.
Omvang van de dekking
Een opstalverzekering en een inboedelverzekering dekken in het algemeen 'van buiten komend onheil'. Denk aan inbraak, storm en brand. Vroeger sloot men vooral een brandverzekering. Later zijn daar veel uitgebreidere pakketten voor in de plaats gekomen, pakketten waar veel meer schadeoorzaken gedekt zijn. De meest gebruikelijke zijn de extra uitgebreide verzekering en de allriskverzekering.
De extra uitgebreide verzekering
De vaak gekozen verzekering is de extra uitgebreide verzekering. Daarbij wordt beschreven welke schadeoorzaken gedekt zijn. Meestal gaat het om schade door:
• brand, blikseminslag en storm
• diefstal, inbraak, vandalisme
• waterschade
• omvallen van bomen
• schade door binnenstromende neerslag
• schade aan de inhoud van koelkasten en diepvriezer door het uitvallen van de stroom.
Per verzekeraar kunnen deze dekkingen verschillen.
Eigen gebrek is vaak niet verzekerd
Eigen gebrek is niet een van buiten komende oorzaak, maar een fout in de verzekerde zaak zelf. Denk bijvoorbeeld aan een verzakkende fundering of doorgeroeste stalen balken. De meeste schade door eigen gebrek wordt uitgesloten van de verzekering. Zie art. 7:951 BW.
Art. 7:951 BW
Toch kan een verzekeraar ervoor kiezen een eigen gebrek wel te verzekeren. Dan wordt dat uitdrukkelijk in de polisvoorwaarden opgenomen.
De allrisk woonhuisverzekering
Een allrisk woonhuisverzekering verzekert alles wat onder de extra uitgebreid dekking valt.
Maar daarnaast ben je ook verzekerd voor schade die is ontstaan door je eigen schuld. Denk aan het geval dat je een vaas omstoot, of als je de vloer beschadigt doordat je er iets op laat vallen. Let op: het gaat hier alleen om schade door je schuld. Opzettelijke schades zijn natuurlijk niet verzekerd!
Opdracht 5 Opstal en inboedel
a. Wat is het verschil tussen een opstalverzekering en een inboedelverzekering?
b. Wat valt onder de dekking van een opstalverzekering?
c. Zal een huurder een opstalverzekering afsluiten? Motiveer je antwoord.
d. Wat wordt bij de opstalverzekering bedoeld met de dekking?
e. Wat is de functie van een inboedelwaardemeter?
13.6 Aansprakelijkheid en casco
We lopen voortdurend het risico dat we bij iemand anders schade aanbrengen. Ook al doen we dat zeker niet bewust, we kunnen iets beschadigen en we zijn dus verplicht om die schade te vergoeden. Laten we eerst kijken naar wat voorbeelden.
De Bougainville-rampweek
De familie Bougainville heeft werkelijk een rampweek achter de rug. Je houdt het niet voor mogelijk hoeveel schade deze familie veroorzaakt heeft.
Maandag stoot dochter Mieke van 12 op bezoek bij haar tante een kostbare vaas om. Schade € 250.
Dinsdag valt de grote eik in de tuin om, waarbij de camper van buurman Mehmet beschadigd wordt. Schade € 6.000.
Op woensdag springt hond Sierra tegen de buurvrouw op, waarbij haar jas een scheur oploopt. Schade € 280.
Donderdag is zoon Joop tijdens een straatrace met zijn Harley Davidson onderuit gegaan en heeft daarbij een politieauto flink beschadigd. Schade € 12.700.
Vrijdag ging het weer mis. Moeder Saskia heeft in haar praktijk voor pedicurebehandeling een infectie veroorzaakt aan de voet van een cliënte. Schade aan medische kosten: € 944. Alsof het nog niet genoeg is rijdt zoon Maarten (8) op zaterdag met zijn fiets tegen de auto van
de buurman. Schade € 1.400.
Op zondag gaat vader Boudewijn naar de voetbalwedstrijd in het dorp. Hij let niet op bij het inparkeren. Zijn Toyota Corolla raakt flink beschadigd. De rekening van het schadebedrijf bedraagt € 3.900. Wat een week...
In dit voorbeeld zie je wat voorbeelden van schades die kunnen ontstaan door ons handelen. Het is hier zeker wat overdreven dat dat allemaal zou plaatsvinden, maar dergelijke situaties komen voor. De wet stelt regels op over situaties waarin we aansprakelijk zijn voor onze handelingen. We spreken dan over wettelijkeaansprakelijkheid (WA).
We kunnen ons verzekeren tegen diverse vormen van aansprakelijkheid. En ook tegen schade die we aan onze eigen bezittingen toebrengen. De meeste verzekeringen die we hier bespreken, zijn vrijwillig. Daarnaast geldt dat we voor sommige aansprakelijkheden wel wettelijk verplicht zijn om deze te verzekeren.
Wettelijke aansprakelijkheid
Als iemand opzettelijk iets beschadigt, is hij natuurlijk aansprakelijk voor de schade. Maar ook als je per ongeluk op de fiets een verkeersfout maakt, ben je aansprakelijk en moet je de schade vergoeden.
De wet, de aansprakelijkheid en de WA-verzekeringen
De wet kent diverse artikelen waar de aansprakelijkheid is vastgelegd. We bespreken nu de belangrijkste artikelen uit het BW die gaan over aansprakelijkheid. Veel van deze vormen van aansprakelijkheidwordenverzekerdmeteenvandeWA-verzekeringendiewedaarnabespreken.
Aansprakelijkheid voor een onrechtmatige daad (art 6:162 BW)
In dit wetsartikel wordt de basis gelegd voor de aansprakelijkheid die iemand heeft voor zijn handelen, of het handelen van iemand waarvoor hij de verantwoordelijkheid draagt. Als het een aansprakelijkheid betreft voor een eigen daad, gaat het om schuldaansprakelijkheid.
Let op: je kunt ook aansprakelijk zijn voor de daad van anderen, zoals kinderen of werknemers.
Art 6:162 BW
Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
Maarten bekrast de auto van de buurman
Maarten heeft al jaren ruzie met de buurman omdat deze zijn auto soms op de openbare parkeerplaats vlak voor de woning van Maarten neerzet als er bij zijn eigen huis geen plaats is. Maarten rent naar buiten en krast met zijn sleutel op de motorkap van de buurman.
Schuldaansprakelijkheid en risicoaansprakelijkheid
De wet kent twee verschillende soorten aansprakelijkheid: schuldaansprakelijkheid en risicoaansprakelijkheid. Het verschil komt op het volgende neer: ben je aansprakelijk omdat je zelf iets verkeerds doet of ben je aansprakelijk omdat het gaat om een handeling door iemand voor wie jij aansprakelijk bent?

Twee soorten aansprakelijkheid.
Schuldaansprakelijkheid
Schuldaansprakelijkheid is wettelijke aansprakelijkheid voor de schade die door iemands eigen handeling is veroorzaakt. Als jij zelf iets bewust of per ongeluk beschadigt, is dat jouw schuld. Dus ben je aansprakelijk. We spreken meestal over drie mogelijkheden, in de volgorde van erg naar minder erg:
• Opzet: bewust een handeling verrichten, met de bedoeling de schade te laten ontstaan.
• Voorwaardelijkeopzet: bewust een handeling verrichten, waarbij men het risico neemt dat er schade zal ontstaan.
• Roekeloosheid: niet bewust een handeling verrichten, maar daarbij wel het risico nemen dat er schade zal ontstaan. Roekeloosheid wordt ook wel groveschuld genoemd.
Opzet van Berrie
Berrie is boos op zijn collega Maarten. Zo boos, dat hij in zijn auto springt en vol gas op Maarten af rijdt. Dit is duidelijk een geval van opzet.
Voorwaardelijke opzet van Beatrijs
Beatrijs heeft haast om op haar werk te komen. Zij rijdt met haar auto circa 110 kilometer per uur door de bebouwde kom van Doetinchem. In een bocht verliest zij de controle over het stuur en rijdt een voetganger aan. Het was geen echte opzet, maar zij creëerde wel bewust de omstandigheden (voorwaarden) waarbij het ongeluk zou kunnen plaatsvinden. Dit noemt men 'voorwaardelijke opzet'.
Roekeloosheid van Barend
Barend is op zijn gemak aan het toeren met zijn auto. Hij ziet een vriend en hij krijgt een ballonnetje lachgas. Vervolgens rijdt Barend verder. Hij kan de auto niet in bedwang houden en rijdt een andere auto aan.
De schade van een ongeval dat iemand veroorzaakt door opzet of roekeloosheid is niet verzekerd! De dader zal de schade dus helemaal zelf moeten betalen.
Risicoaansprakelijkheid
Risicoaansprakelijkheid is wettelijke aansprakelijkheid voor schade op grond van iemands hoedanigheid, niet op grond van schuld. Anders gezegd: iemand is aansprakelijk omdat een andere persoon tot zijn verantwoordelijkheid behoort. Dit speelt onder anderen bij ouders en werkgevers.
Ouders van een kind van 0 tot en met 13 jaar zijn wettelijk risicoaansprakelijk voor de schade die dat kind veroorzaakt. De ouders verrichten niet zelf de handeling, maar ze kunnen wel worden aangesproken voor de schade.
Een werkgever is risicoaansprakelijk voor de schade die een werknemer binnen de opgedragen werkzaamheden verricht.
De aansprakelijkheid voor de daden van anderen
De wet kent ook aansprakelijkheid voor de daden van anderen. Ook deze wettelijke aansprakelijkheid kun je verzekeren.
Hoofdelijke aansprakelijkheid bij een groep (art 6:166 lid 1 BW)
Dit wetsartikel gaat over de hoofdelijke aansprakelijkheid van mensen die een groepsverband een onrechtmatige daad plegen. Hier speelt de schuldaansprakelijkheid. Het slachtoffer moet dus wel bewijzen dat de dader schuld had.
Art 6:166 lid 1 BW
Mieke van carnavalsclub Zottekop
Mieke is lid van een carnavalsclub, Zottekop genaamd. Op de elfde van de elfde hebben zij met zeven meiden een stevig feest gevierd. Op weg naar huis vernielen verschillende clubleden hier en daar dure struiken en bomen. De enige die op de bewakingscamera's herkenbaar in beeld is, is Mieke. Zij wordt dan ook aangesproken voor de schade van € 2.000. De hoofdelijke aansprakelijkheid betekent dat zij de schade geheel zelf moet betalen en dat ze zelf maar moet proberen om een deel van haar clubgenoten terug te krijgen.
Kind jonger dan 14: aansprakelijkheid van ouders (art 6:169 lid 1 BW)
Als een kind dat jonger is dan 14 jaar een onrechtmatige daad pleegt en daarmee schade veroorzaakt, zijn de ouders of voogd wettelijk aansprakelijk. Deze aansprakelijkheid betreft risicoaansprakelijkheid. De ouders of voogd kunnen dus niet van de aansprakelijkheid af door te bewijzen dat zij geen schuld hadden omdat zij de daad niet hadden kunnen voorkomen.
Art 6:169 lid 1 BW
Bouchra gooit een ruit in
De tienjarige Bouchra is een spelletje aan het spelen met haar vriendinnen en gooit daarbij de ruit van de buren in. Haar ouders zijn aansprakelijk voor de reparatie. Dit is risicoaansprakelijkheid.
Kind 14 of 15 jaar: aansprakelijkheid van ouders (art 6:169 lid 2 BW)
Als een kind van 14 of 15 jaar een onrechtmatige daad pleegt en daarmee schade veroorzaakt, zijn de ouders of voogd wettelijk aansprakelijk. Hier geldt geen risicoaansprakelijkheid (zoals bij kinderen van jonger dan 14), maar schuldaansprakelijkheid met omgekeerde bewijslast. De ouders of voogd kunnen bewijzen dat zij de daad van het kind niet hebben kunnen beletten.
Art 6:169 lid 2BW
Fred is op slooptocht
Fred is de veertienjarige zoon van Cor en Diny. Uit ergernis over het zakken voor een examen is hij opeens de disselbak van de caravan van een buurman gaan slopen.
Deoudershebbeneenschuldaansprakelijkheidmetomgekeerdebewijslast.Alszijhunonschuld kunnen bewijzen zijn ze niet aansprakelijk meer.
Let op: Fred is nog wel zelf aansprakelijk.
Ouders zijn niet aansprakelijk voor de onrechtmatige daad van hun kinderen van 16 jaar en ouder. Deze kinderen zijn geheel zelf aansprakelijk. Zij dienen dus zelf een AVP afsluiten of zij kunnen vaak op de AVP van hun ouders worden meeverzekerd.
Kind 16 jaar of ouder: geen aansprakelijkheid bij ouders
Als een kind van 16 jaar of ouder een onrechtmatige daad pleegt en daarmee schade veroorzaakt, zijn de ouders of voogd niet aansprakelijk. Het kind is alleen zelf aansprakelijk. Zij dienen dus zelf een AVP afsluiten of zij kunnen vaak op de AVP van hun ouders worden meeverzekerd.
De werkgever (art 6:170 lid 1 BW)
Een werkgever is aansprakelijk voor de onrechtmatige daad van een ondergeschikte, meestal de werknemer. Deze aansprakelijkheid geldt indien de onrechtmatige daad verband hield met het opgedragen werk. Maar niet als er opzet of roekeloosheid bij de werknemer speelt.
De werkgever heeft een risicoaansprakelijkheid, dus geen schuldaansprakelijkheid. Hij kan zich daardoor niet aan de aansprakelijkheid onttrekken door te bewijzen dat hij geen schuld had aan de daad van de werknemer. Het slachtoffer hoeft dus ook niet de schuld van de werkgever te bewijzen.
Art 6:170 lid 1 BW
Mike danst op de steiger
Metselaar Mike werkt bij aannemer Victor Kneutelaar. Hij is blij dat vandaag de vakantie begint. Hij danst op de steiger en zonder dat hij het in de gaten heeft, gaat een stapeltje stenen wankelen. Een van de stenen valt van de steiger op de auto van de buurman.
Victorisalswerkgeverrisicoaansprakelijkomdatdeschadeverbandhoudtmethetopgedragen werk.
Sam heeft er genoeg van
Sam is ook metselaar bij aannemer Victor Kneutelaar. Hij heeft zo genoeg van het saaie metselwerk dat hij stenen van de steiger gooit, op de strook gras tussen het autoverkeer en het fietspad. Dat ging opeens helemaal fout en een van de stenen raakt een auto.
Victor is als werkgever niet aansprakelijk voor de schade, ook al houdt deze verband met het opgedragen werk, omdat de schade veroorzaakt is door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
Let op: Sam is natuurlijk wel zelf aansprakelijk voor de door hem veroorzaakte schade.
Boris is boos
Boris Bulkmans is een collega van Mike bij aannemer Victor Kneutelaar. Hij is boos over het feit dat zijn vrouw hun relatie wil beëindigen. Hij ziet vanaf de plaats waar hij aan het metselen is de vermoedelijke minnaar van zijn vrouw: Peter. Boris rent achter Peter aan en vernielt diens fiets.
Victor is als werkgever van Boris niet aansprakelijk voor de schade omdat de onrechtmatige daad geen enkel verband heeft met de opgedragen werkzaamheden.
Let op: Boris is natuurlijk wel zelf aansprakelijk voor de door hem veroorzaakte schade.
De bezitter van een roerende zaak of opstal (art 6:173 en 174 BW)
Een bezitter van een roerende zaak, maar ook de bezitter van een gebouw (een 'opstal') is aansprakelijk voor schade, die door die zaak wordt veroorzaakt. Denk aan een paraplu die opeens open schiet en iemand verwondt. Of bij een gebouw aan rondvliegende dakpannen of een goot die op een voorbijganger valt.
Let op dat hier wordt gesproken over 'bezitter', dat is in de meeste gevallen de eigenaar. Maar ook een dief is bezitter. Een lener of huurder is geen bezitter.
Debezittervaneenroerendezaakofeenopstalheeftrisicoaansprakelijkheid.Dushetslachtoffer hoeft de schuld van de bezitter niet te bewijzen.
Art 6:173 en 174 BW
De bezitter van een dier (art 6:179 BW)
De bezitter van een losgebroken dier, bijvoorbeeld een hond of een paard, is aansprakelijk voor de schade die door het dier wordt toegebracht aan anderen.
Let op dat hier wordt gesproken over 'bezitter', dat is in de meeste gevallen de eigenaar. Maar ook een dief is bezitter. Een lener of huurder is geen bezitter.
De bezitter van een dier heeft risicoaansprakelijkheid. Dus het slachtoffer hoeft schuld van de bezitter niet te bewijzen.
Art 6:179 BW
Verzekeren tegen aansprakelijkheid
Er zijn diverse verzekeringen mogelijk tegen wettelijke aansprakelijkheid. Denk aan de aansprakelijkheid in het verkeer en die binnen je beroep of je bedrijf. Maar ook de aansprakelijkheid die je kunt hebben als gewone burger (particulier). In dit onderdeel van verzekeringenbesprekenwedebelangrijksteverzekeringenophetgebiedvanaansprakelijkheid naar anderen toe. Daarnaast bespreken we ook de cascoschade, dat is de schade die je aan je eigen voertuig veroorzaakt.
Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren
Wanneer je als gewone burger (particulier) schade toebrengt aan iemand anders, dan ben je daarvoor aansprakelijk. Denk aan het omgooien van een dure vaas als je bij de buurman op bezoek bent. Je bent bijvoorbeeld ook aansprakelijk als je hond bij het uitlaten de jas van een voorbijganger kapot bijt, of als je kind met de fiets de auto van de buurman beschadigt.
In al deze gevallen ben je aansprakelijk voor je eigen fouten of die van je kinderen. Ouders zijn vaak aansprakelijk voor de schade die hun jonge kinderen veroorzaken.
De aansprakelijkheidsverzekeringvoorparticulieren (AVP) dekt deze schade. Het is een verzekering tegen de financiële gevolgen van schade aan anderen waarvoor iemand als particulier wettelijk aansprakelijk is.
Wettelijke en contractuele aansprakelijkheid
Een particulier kan aansprakelijk zijn op basis van de wet. Hij maakt een fout, bijvoorbeeld hij beschadigt iets van een ander, en de wet zegt dat hij dan aansprakelijk is. Hetzelfde geldt als je huisdier of je kind schade aanbrengt bij een ander. Ook in die gevallen geeft de wet je de aansprakelijkheid.
Als je echter een overeenkomst sluit, ontstaat er ook een aansprakelijkheid. Dit is echter geen wettelijke aansprakelijkheid maar contractuele aansprakelijkheid: aansprakelijkheid op grond van een contract (overeenkomst). De aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP) dektgeencontractueleaansprakelijkheid.Schadeaaneengehuurdezaakisdaaromuitgesloten van de particuliere aansprakelijkheidsverzekering van de huurder.
Een AVP dekt zowel materiële schade als immateriële schade. Je kunt je gezin en huisdieren meeverzekeren. De dekking van deze aansprakelijkheid loopt van 1,5 tot 2,5 miljoen euro. Een AVP kost rond de 5 euro per maand. Vrijwel iedereen heeft een AVP omdat de premie bijzonder laag is. Deze aansprakelijkheidsverzekering is niet verplicht, maar eigenlijk wel onmisbaar, gezien de risico's die tegen een lage premie gedekt worden.
De AVP werd vroeger ook wel WAP genoemd: wettelijke aansprakelijkheidsverzekering particulieren. Daarom kom je de afkorting WAP soms nog wel eens tegen.
Mohammed verzekert zijn gezin
Mohammed heeft een vrouw en drie jonge kinderen. Hij weet dat elk lid van het gezin wel eens schade zou kunnen veroorzaken. Hij weet dat ouders aansprakelijk zijn voor de kinderen. Hij sluit een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP) die hem per jaar € 60 kost.
AlszijnzoonFouadvan13dehonduitlaatendaarbijschadeveroorzaaktaaneenvoorbijganger, is die schade gedekt op de AVP.
Aansprakelijkheidsverzekeringen voor je beroep of je bedrijf
Als je een beroep uiteoefent of een bedrijf hebt, kunnen zich daardoor ook situaties voordoen datjewettelijkaansprakelijkbentvoorbepaaldeschades.Daarvoorbestaantweeverschillende verzekeringen:
1. Beroepsaansprakelijkheidsverzekering (BAV)
2. Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijf (AVB)
Deze twee verzekeringen worden vaak door elkaar gehaald. Let op de verschillen.
Beroepsaansprakelijkheidverzekering (BAV)
De Beroepsaansprakelijkheidsverzekering, afgekort de BAV, is een verzekering tegen de financiële gevolgen van schade aan anderen door een beroepsfout waarvoor iemand wettelijk aansprakelijk is. Deze aansprakelijkheid speelt vaak bij beroepen waar adviezen worden gegeven. Als deze adviezen of andere werkzaamheden schade opleveren voor de klant, kan de klant deze schade claimen bij de adviseur. Denk aan een ict'er die een programmeerfout maakt waardoor een bedrijf enkele dagen niet met de software kan werken. Of een reclamebureau dat een blunder maakt bij het opzetten van een reclame, waardoor het bedrijf schade oploopt aan zijn imago.
Bij de Beroepsaansprakelijkheidsverzekering zal er sprake zijn van financiële schade (vermogensschade).
De polonaise van de bouwvakkers voor Jumbo
In de aanloop naar het wereldkampioenschap voetbal zijn in Qatar veel buitenlandse bouwvakkers om het leven gekomen bij de bouw van de stadions. Daar is erg veel over te doen geweest. Een reclamebureau maakte rondom dat WK voor supermarktketen Jumbo een televisiereclame met uitbundig hossende bouwvakkers. Een storm van protest stak op. Het reclamebureau zal van Jumbo vast een schadeclaim krijgen voor de imagoschade die Jumbo opliep. Deze valt dan onder de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van het reclamebureau.
Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijf
DeAansprakelijkheidsverzekeringBedrijf(AVB)iseenverzekeringtegendefinanciëlegevolgen van schade aan anderen door bedrijf, medewerkers, producten of diensten waarvoor het bedrijf wettelijk aansprakelijk is.
Het betreft dan schade aan de spullen van anderen (materiële schade) of aan personen (letselschade).
Geen moer
De monteur van garagebedrijf Bulthuis heeft de moeren van een voorwiel niet goed vastgedraaid. De klant rijdt weg en krijgt een ongeluk doordat het wiel losraakt. De schadeclaim wordt verhaald op de ABV van de garage.
Glad
In de plaatselijke vesting van de HEMA heeft de schoonmaker een verkeerd middel gebruikt. Daardoor glijdt mevrouw Pulskens uit en komt ten val. Haar advocaat spreekt de HEMA aan voor deze schade. De AVB van de HEMA moet de schade uitkeren.
Een werkgever heeft risicoaansprakelijkheid voor zijn werknemers. Als zij een fout maken, is de werkgever daarvoor aansprakelijk, ook al kon hij die handeling van zijn werknemer zelf niet voorkomen.
Bij de Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijf zal er meestal sprake zijn van zaakschade of letselschade. Denk aan beschadigde eigendommen van anderen of aan verwondingen.
Bouwbedrijf Makaoui is verzekerd
Mohammed Makaoui heeft een aannemersbedrijf. Hij is gespecialiseerd in het bouwen van villa's. Hij heeft diverse werknemers in dienst. Zijn metselaars kunnen fouten maken, bijvoorbeeld als zij per ongeluk een baksteen van de steiger laten vallen. De schades die hieruit voortvloeien vallen onder zijn AVB, de aansprakelijkheidsverzekering die hij voor zijn bedrijf heeft afgesloten.
WA-verzekering motorrijtuigen
Motorrijtuigen zijn in Nederland verplicht verzekerd voor schade door aansprakelijkheid. Daar is veel over te melden.
Eerst kijken we nu naar wat een motorrijtuig is. De korte omschrijving is: 'een voertuig dat met behulp van mechanische of elektrische kracht wordt voortbewogen'. Maar in artikel 1 van de WetaansprakelijkheidsverzekeringMotorrijtuigen (WAM) staat de officiële omschrijving van wat onder 'motorvoertuigen' valt.
Art. 1 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen
"Motorrijtuigen:
alle rij- of voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven over de grond te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het rij- of voertuig zelf aanwezig dan wel door electrische tractie met stroomtoevoer van elders; als een deel daarvan wordt aangemerkt al hetgeen aan het rij- of voertuig is gekoppeld of na koppeling daarvan is losgemaakt of losgeraakt, zolang het nog niet buiten het verkeer tot stilstand is gekomen"
Art. 1 WAM
Welke voertuigen vallen onder de WAM?
De WAM geeft in artikel 1 aan wat een motorrijtuig is. Het gaat dan bijvoorbeeld om:
• auto
• motor
• scooter
• brommer
• snorfiets
• speed pedelec
• tractor
• elektrische handpallettruck
• vorkheftruck
• shovel
• (mini)graafmachine
• nobiele kraan.
Een trein of tram valt niet onder de WAM
Uit de bovenstaande tekst van artikel 1 van de WAM kunnen we dus concluderen dat een trein of tram niet onder de WAM valt ("anders dan langs spoorstaven").
E-bikes en fatbikes met trapondersteuning
In principe zou een e-bike of fatbike ook onder de omschrijving van de WAM vallen. Kijk maar naar de tekst van art. 1 van de WAM. Een e bike wordt immers "door electrische tractie met stroomtoevoer van elders" aangedreven. En dan zou de verplichting bestaan om een WA-verzekering voor motorrijtuigen (WAM-verzekering) af te sluiten.
Door het 'Besluit implementatie zesde richtlijn motorrijtuigenverzekering' zijn fietsen met trapondersteuning uitgezonderd van de WAM. En dus hoeft er ook geen WAM-verzekering te worden afgesloten. De vraag is nu: wat zijn fietsen met trapondersteuning precies?
In art. 1, lid 1, onderdeel ea, van de Wegenverkeerswet 1994 (WvW) staat wat fietsen met trapondersteuning zijn: fietsen die zijn voorzien van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW en waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/h bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen.
Dus de uitzondering op de WAM geldt alleen bij deze voorwaarden:
• er is alleen ondersteuning als er ook gefietst wordt
• en als de ondersteuning niet werkt boven 25 km/u.
Trapondersteuning is voorwaarde voor de uitzondering
Let op: de uitzondering met betrekking tot de WAM geldt dus alleen voor een fiets met trapondersteuning. Dus zonder te trappen mag hij niet vooruit gaan. En hij mag niet harder kunnen dan 25 km/u. Een fatbike dus ook niet.
De bestuurder van een gewone e-bike of fatbike hoeft dus geen WAM-verzekering af te sluiten. De bestuurder van een e-bike of fatbike die een ongeluk veroorzaakt, moet zich dus wenden tot zijn aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP) als hij aansprakelijk wordt gesteld.
Wanneer een e-bike of fatbike geen trapondersteuning heeft, dan valt deze niet onder de vrijstelling en moet de bestuurder wel de verplichte WAM-verzekering afsluiten. Hetzelfde geldt als hij meer dan 25 km/u kan rijden. Op dat moment moet hij worden gekeurd door de RDW en valt hij onder de categorie speed pedelec. Daardoor verandert er veel.
De berijder van dit voertuig:
1. heeft de plicht een WAM-verzekering af te sluiten
2. heeft ook de verplichting een kenteken aan te vragen omdat de WAM van toepassing is 3. heeft ook een helmplicht.
Dit is verplicht, maar de praktijk is anders en dat kan goed fout gaan.
De opgevoerde e-bike of fatbike: de verzekering dekt niet
Een opgevoerde e-bike of fatbike of een fatbike die kan rijden zonder trapondersteuning valt dus niet onder de WAM-vrijstelling. Dus dan geldt bij een ongeval niet de dekking van de particuliere aansprakelijkheidsverzekering (AVP).
Als de eigenaar geen WAM-verzekering heeft afgesloten, dan is er dus geen dekking van de schade aan andere weggebruikers! Dat betekent dat de berijder van zo'n vervoermiddel de schade aan anderen zelf moet betalen. Als het letselschade is kan dat bedrag erg hoog worden.
Vanaf welk moment is een WAM-verzekering verplicht?
Lees art. 2 lid 1 van de WAM:
Art. 2 lid 1 WAM
Daar staat: De bezitter van een motorrijtuig en degene op wiens naam dit in het kentekenregister is ingeschreven, zijn verplicht voor het motorrijtuig een verzekering te sluiten [...].
Dus op het moment dat je een gekocht motorrijtuig geleverd hebt gekregen en het kenteken op je naam hebt laten zetten, ben je verplicht een WAM-verzekering te hebben.
Guido moet de gekochte auto verzekeren
Op donderdag koopt Guido de auto van Ilhem. Hij betaalt de afgesproken prijs en hij krijgt de sleutels. Het kenteken laten ze diezelfde dag overschrijven. Guido zal de auto maandag erna pas kunnen ophalen. Wanneer moet Guido de verzekering laten ingaan? Dat is volgens de wet op donderdag, toen hij de auto op zijn naam liet zetten in het kentekenregister.
Dekking van de WAM
Zo dekt de WAM de schade die de bestuurder van het motorrijtuig veroorzaakt aan anderen. Dus aan andere motorrijtuigen, maar ook aan bijvoorbeeld fietsers, voetgangers, kinderwagens en lantaarnpalen. De schade die je met je auto of brommer veroorzaakt bij iemand anders, kan fors oplopen. Als het bijvoorbeeld gaat om een aanrijding waarbij iemand invalide raakt of overlijdt, kan de schade oplopen tot honderdduizenden euro's. De meeste mensen kunnen een dergelijke schade nooit zelf aan het slachtoffer betalen.
Volgens de WAM is de bezitter van het motorrijtuig verplicht dit te verzekeren. Als je geen WA-motorrijtuigenverzekering hebt, dan heb je een flinke kans op een hele grote boete. Let op: de bestuurder kan iemand anders zijn dan de bezitter. Als ik mijn auto uitleen aan mijn partner, dan ben ik de bezitter (en eigenaar) en is mijn partner de bestuurder. Als bezitter ben ik degene die de auto moet verzekeren, niet de bestuurder. Een autoverhuurbedrijf moet dus ook de auto WA verzekeren, niet de huurder.
Ook de aanhanger
Als een motorvoertuig een aanhanger heeft, is de aanhanger niet apart verzekerd voor de WAM. De aanhanger valt onder de verzekering van het trekkende voertuig. Bijvoorbeeld een caravan, een bagagewagen, een boottrailer, een oplegger of de maaier achter een tractor. Als de schade wordt veroorzaakt door een losgebroken aanhanger, is deze nog wel verzekerd tot het moment dat de aanhanger tot stilstand is gekomen.
Wanneer een aanhanger geparkeerd staat, valt hij niet meer onder de WAM-verzekering. In het geval dat er dan toch nog schade ontstaat, kan wellicht de AVP of de aansprakelijkheidsverzekering van het bedrijf (AVB) worden ingeschakeld.
Ook de passagiers
In het geval dat een passagier van een auto schade toebrengt, bijvoorbeeld bij het uitstappen, valt die schade ook onder de WAM-verzekering van de auto.
WAM-uitsluitingen
Welke schades vallen niet onder de WAM? Ofwel: wat zijn de mogelijke WAM-uitsluitingen?
• schade veroorzaakt met een gestolen auto
• schade aan met de auto vervoerde zaken
• eigen schade van de bestuurder (zie ook cascoverzekering)
• schade bij snelheids- of behendigheidswedstrijden
• het verhalen van een schade op een aansprakelijke derde (zie ook cascoverzekering).
WAM-eisen aan dekking persoonsschade en zaakschade Er zijn minimale eisen waaraan een autoverzekering moet voldoen. Deze eisen zijn vastgelegd in het Besluit bedragen aansprakelijkheidsvezkering motorrijtuigen.
• De verzekerde som bij persoonsschade/letselschade moet minimaal € 6.450.000 per gebeurtenis zijn (peiljaar 2025) Dat is dus bij schade die een persoon lijdt, bijvoorbeeld medische kosten, pijn, emotionele schade.
• De verzekerde som bij zaakschade/materiële schade moet minimaal € 1.300.000 per gebeurtenis zijn (peiljaar 2025). Dit betreft schade aan voorwerpen, zoals reparatiekosten of vervangingskosten.
Als de auto zich in een land bevindt waar een hoger minimum geldt dan in Nederland, moet de verzekering voor dat hogere bedrag dekking bieden. Voor vervoer van gevaarlijke stoffen en voor motorrijtuigen die meer dan acht personen vervoeren gelden afwijkende bedragen.
Besluit bedragen aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen
Overigensmogenverzekeraarsuiteraardwelhogerebedragenindedekkingvanhunverzekering opnemen.
Vermogensschade wordt niet gedekt
Alleen persoonsschade en zaakschade vallen onder de verplichte WAM-verzekering. Vermogensschade niet. Denk aan het voorbeeld dat mijn auto kapotgaat bij de ingang van de Coentunnel, waardoor veel auto's in de file moeten wachten. Iemand die daardoor zijn vlucht mist, heeft vermogensschade. Hij kan deze niet verhalen op de WAM-verzekering van de gestrande auto. Ook een bedrijf dat schade lijdt omdat bepaalde producten niet tijdig zijn geleverd, kan deze vermogensschade niet verhalen op de WAM-verzekering.
WAM en het rechtstreeks vorderingsrecht
Op grond van de WAM is bepaald dat een slachtoffer van een aanrijding een zogenaamd rechtstreeks vorderingsrecht heeft. Dat wil zeggen dat het slachtoffer zich rechtstreeks tot de verzekeraar van het betreffende motorvoertuig kan wenden met zijn claim. Hij hoeft dus niet per se de bestuurder zelf aan te spreken om de claim in te dienen, maar hij kan zich rechtstreeks tot diens verzekeraar wenden. Dat vorderingsrecht heeft hij gedurende drie jaar, daarna vervalt deze mogelijkheid.
Als het slachtoffer de claim indient bij die verzekeraar, kan het een lange tijd duren voor de procedure is afgehandeld. Hij hoeft in de tussentijd niet bang te zijn dat er sprake is van verjaring. De termijn van drie jaar geldt alleen voor het moment van indienen. De WAM geeft aan dat de (tijdig ingediende) vordering niet verjaart zolang het slachtoffer en de verzekeraar van de tegenpartij met elkaar in onderhandeling zijn.
Cascoverzekering motorrijtuigen
De cascoverzekering dekt de schade aan het eigen motorrijtuig. Denk daarbij aan iemand die bij het inparkeren tegen een betonnen rand rijdt. Of die door te hard rijden in een slip raakt en vervolgenstegeneenboombelandt.Ennatuurlijkdeschadeaandeeigenautobijeenaanrijding met een andere weggebruiker.
De schade aan de eigen auto kan worden vergoed op grond van de cascoverzekering. Het betreft hierbij dus schade door je eigen schuld. Maar onder de cascodekking valt nog meer: ook storm, inbraak, diefstal en dergelijke. Per maatschappij kan de dekking iets verschillen.
Verder zijn er verschillen tussen de verzekeraars voor wat betreft de vergoeding. De vergoeding betreft meestal de dagwaarde: de waarde van de auto op het moment van het ongeluk. Verschillende cascoverzekeringen betalen echter de hele nieuwwaarde uit als de auto in het eerste jaar tenietgaat.
De cascoverzekering voor motorrijtuigen is niet verplicht. Veel mensen die een wat oudere auto hebben, sluiten alleen een WA-verzekering af en dragen dus zelf het risico van schade aan het eigen voertuig.
WA-casco motorrijtuigen
WA-casco is een combinatie van de WA-verzekering en de cascoverzekering. In de volksmond wordt het allrisk of allrisks genoemd. Dus deze dekt de schade aan de andere weggebruiker (WAM) en die aan het eigen motorrijtuig. Allrisk is een begrijpelijke aanduiding, maar het is zeker niet zo dat ook echt alle risico’s met betrekking tot het motorrijtuig gedekt zijn. Denk aan schade aan de eigen auto als de bestuurder dronken was of geen rijbewijs had.
Beperkte cascodekking
Er zijn veel verzekeraars die de WA-verzekering combineren met een beperkte cascodekking, dus niet met de volledige cascodekking. Vaak heten die zoiets als WA-Plus, WA-Extra of WA-Beperkt Casco. Daarbij dekt de verzekering, naast de WA, ook bijvoorbeeld diefstal, ruit-, hagel- en/of brandschade. Per verzekeraar kan deze dekking verschillend zijn. Deze verzekering dekt in ieder geval niet de cascoschade die de verzekeringnemer zelf aan zijn eigen auto veroorzaakt.
De premie van een WA-Beperkt casco verzekering is uiteraard lager dan een verzekering voor WA-verzekering plus volledig Casco.
Asmahan verzekert haar auto
Asmahanverzekerthaarnieuweautotegendewettelijkeaansprakelijkheid(WA)énvoorschade aan haar eigen auto (casco). Samen noemt zij deze WA-casco verzekering: allrisk. Zij is nu in principegedektvoornagenoegalleschadedieaanhaarautokanplaatsvinden.Dezeverzekering kost haar € 1.100 per jaar, gezien haar leeftijd en schadevrije jaren.
Bouke verzekert zijn auto
Bouke verzekert zijn zes jaar oude auto tegen de wettelijke aansprakelijkheid (WA). Hij neemt er een beperkte cascodekking bij. Hij is nu in principe gedekt voor een deel van de schade die aan zijn auto kan plaatsvinden, zoals brand of inbraak. Rekening houdend met zijn leeftijd en zijn schadeverleden betaalt hij € 580 per jaar.
Faima verzekert haar auto
Faima verzekert bij haar achttien jaar oude auto alleen de wettelijke aansprakelijkheid (WA). Alle schade aan haar eigen auto wordt dus niet gedekt. Zij betaalt € 260 per jaar.
Welke autoverzekering moet ik kiezen? | ANWB Verzekeren
No-claimkorting en bonus-malus
Als een verzekeringnemer geen schade heeft veroorzaakt en er dus geen uitkering uit de verzekeringwordtgeclaimd,geeftdeautoverzekeraarkortingopdepremie:deno-claimkorting. Dezekortingisafhankelijkvanhetaantalschadevrijejaren.Deverzekeraarsgebruikendaarvoor de zogeheten bonus-malusladder. Dat is een tabel waar het aantal schadevrije jaren gekoppeld wordt aan percentages korting (bonus) of toeslag (malus) op de premie. Het woord ‘bonus’ betekent ‘goed’ en ‘malus’ betekent ‘slecht’
De verzekeringnemer die in een jaar geen schade claimt, stijgt dan met 1 trede op de bonus-malusladder. Hij krijgt daardoor meer korting op de premie. Als hij wel schade claimt, daalt hij meerdere treden op de ladder. Hij krijgt dan dus minder korting op de premie. Als de verzekeringnemerveelschadeclaimsindient,kanhijzelfszoveeldalendathijeenmalus-toeslag op de premie moet betalen.
Ben en de bonus-malusladder
Ben heeft zijn auto WA-casco verzekerd. Hij heeft 10 schadevrije jaren. Van zijn verzekeraar krijgt hij 70% korting op de premie.
Na diverse schades daalt Ben op de ladder: de korting wordt minder en wordt dan 0%.
Na nog een schade komt Ben in het malus-gedeelte: de toeslag op de premie wordt voor hem 20%.
Let op: de bonus-malusladders zijn per verzekeraar verschillend.
De terugval in schadevrije jaren geldt niet als de schade de schuld is van iemand anders en ook niet als je een (kleine) schade zelf betaalt. Dat kan voordelig zijn omdat een kleine schade betalen je vaak minder kost dan de premieverhoging.
Wanneer je van verzekeraar wisselt, kun je in veel gevallen de schadevrije jaren meenemen naar de nieuwe verzekeraar door een verklaring van de oude verzekeraar te overhandigen.
Verhaalsdekking
Als je auto casco verzekerd is, dan verhaalt de verzekeraar de cascoschade aan je auto op de tegenpartij. Maar de letselschade valt daar niet onder. Bij veel cascoverzekeringen is wel een module opgenomen voor het verhalen van letselschade. Als dat niet het geval is, kun je vaak voor weinig geld een verhaalsrechtsbijstandsverzekering afsluiten. Dat is een heel verstandige keuze.
Ook bij een losse WA-verzekering kan zo'n aanvullende verzekering worden gesloten.
Waarborgfonds Motorverkeer
Het zal je maar gebeuren. Je hebt je auto netjes geparkeerd en na terugkomst zie je dat er schade is toegebracht door een ander motorvoertuig. Helaas is de bestuurder doorgereden. Of hij was niet verzekerd. Wat nu? In het geval van een cascoverzekering dien je de claim in bij je eigen verzekeraar. Helaas heb je dan nog wel te maken met een flink bedrag aan eigen risico. Als je echter alleen WA verzekerd bent, dan heb je een groter probleem. Er is immers niemand bij wie je de schade kunt verhalen.
HetWaarborgfondsMotorverkeerisopgerichtomindergelijkegevallendeschadetevergoeden. Let op: het Waarborgfonds geeft alleen een vergoeding als de schade is veroorzaakt door een ander motorvoertuig. Dus niet bij schade door een fietser of voetganger. In deze gevallen is er geen verhaal mogelijk.
Enkele van de vereisten om een claim in te kunnen dienen bij het Waarborgfonds zijn:
• verschillende getuigen verklaren dat het voertuig onbeschadigd op deze plaats stond
• bewijs dat er schade is
• bewijs dat de schade in Nederland is ontstaan
• bewijs dat de schade veroorzaakt is door een motorvoertuig
• het motorvoertuig was onverzekerd, doorgereden of gestolen
• aangifte doen bij de politie.
Een claim bij het Waarborgfonds kent bij materiële schade wel een eigen risico van € 250.
Opdracht 6 Aansprakelijkheid en casco
a. Welke vormen van een WA-verzekering ken je?
b. Wat is de bonus-malusladder? Bij welke verzekering speelt die een rol?
c. Waarom heeft vrijwel elke particulier een AVP?
d. Geef een voorbeeld waarom een beroepsbeoefenaar meestal wel een Beroepsaansprakelijkheidsverzekering (BAV) zal hebben.
e. Geef een voorbeeld waarom een bedrijf meestal wel een Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijf (AVB) zal hebben.
f. Wat dekt de WA- verzekering voor een motorrijtuig?
g. Dekt de WA-verzekering voor een brommer ook de schade die jij als bestuurder daarvan veroorzaakt aan je eigen brommer? Motiveer je antwoord.
h. Wat is de verzekering die aangeduid wordt als WA-Plus, WA-Extra of Wa-Beperkt Casco?
i. Vink in deze lijst alle voertuigen aan die NIET onder de WAM vallen. vrachtauto elektrische handpallettruck scooter-brommer tram e-bike kinderwagen auto bouwhijskraan trein handpallettruck
13.7 Zorgverzekering
Je kent de zorgverzekering (ziektekostenverzekering), de verzekering tegen medische kosten. De kosten van huisarts, medicijnen en ziekenhuishulp kunnen eventueel erg hoog oplopen. Deze kosten zou je 'schade' kunnen noemen. Daarom is de zorgverzekering een schadeverzekering.
De zorgverzekering is een persoonsverzekering
In art. 7:925 lid 2 BW staat: "Persoonsverzekering is de verzekering welke het leven of de gezondheid van een mens betreft."
De zorgverzekering is een schadeverzekering, geen sommenverzekering
De zorgverzekering is geen sommenverzekering. Het is een voorbeeld van een persoonsverzekering die tevens een schadeverzekering is.
De zorgverzekering bestaat uit twee onderdelen: de verplichte basisverzekering en de vrijwillige aanvullende verzekering.

Twee soorten zorgverzekeringen.
Basisverzekering
Debasisverzekeringisvooriedereenverplicht.Dezeverzekeringdektdebelangrijkstemedische kosten. Daaronder vallen onder andere de zorg door huisarts, specialist, ziekenhuis en wijkverpleging. Ook worden in de basisverzekering geneesmiddelen en verloskundige zorg en kraamzorg vergoed. De inhoud van de basisverzekering is bij alle verzekeraars hetzelfde. Deze is namelijk wettelijk bepaald. De complete inhoud van de basisverzekering kun je vinden bij het Zorginstituut Nederland.
Zorginstituut Nederland - Overzicht vergoedingen in het basispakket
Je zou zeggen dat de premie voor de basisverzekering overal hetzelfde zou zijn omdat de dekking bij alle verzekeraars hetzelfde is. Dat is niet het geval. Premies zijn per verzekeraar verschillend. Verzekeraars bieden diverse basisverzekeringen aan met verschillende premies. Dat varieert van circa € 160 tot € 200 per persoon per maand (peiljaar 2025). De dekking van de basisverzekering is gelijk. Maar het verschil in premies is te verklaren.
Service
Sommige verzekeraars bieden verschillende polissen aan met meer of minder service. Bij de goedkopere pakketten moet je alle correspondentie online doen. Veel mensen hebben daar geen enkele moeite mee, anderen wel.
De duurdere pakketten bieden een meer persoonlijke service. Soms zijn er bijkantoren in de regio waar je persoonlijk wordt geholpen. De klant kiest wat hij prettiger vindt en betaalt daarvoor met een hogere premie.
Naturapolis
De tegenwoordig gebruikte polisvorm is de naturapolis Het woord 'natura' betekent dat de verzekeraar geen geld uitbetaalt, maar zorgt voor de benodigde zorg. De verzekeraar heeft daartoe contracten gesloten met veel zorgverleners, zoals huisartsen, specialisten, apotheken en ziekenhuizen. Daarin hebben zij afspraken gemaakt over de hoogte van de tarieven en ze stellen bijvoorbeeld bepaalde voorwaarden aan de werkwijze van de zorgverlener.
In de praktijk betekent een naturapolis dat je vaak alleen een volledige vergoeding van de kosten krijgt als je kiest voor een zorgverlener waarmee jouw verzekeraar een contract heeft gesloten. Ga je naar een andere zorgverlener, dan moet je een behoorlijk deel van de rekening zelf betalen. Je hebt dan dus eigenlijk geen vrije keuze welke arts je wilt bezoeken. De naturapolis is een zorgverzekering waarbij de zorgverzekeraar direct de zorgkosten betaalt aan zorgverleners waarmee hij een contract heeft, vandaar het woord 'natura'.
Tot 2025 bestond ook nog de restitutiepolis. Deze werkte anders dan de naturapolis. Het woord 'restitutie' betekent: 'terugbetaling van het betaalde geld'. Deze polis hield in dat de verzekeringnemer zelf kon kiezen welke zorgverlener hij wilde bezoeken. Hij betaalde in veel gevallen de rekening aan de zorgverlener en de zorgverzekeraar betaalde hem het geld terug. Vandaar het woord 'restitutie'. Lange tijd bestond deze duurdere polis naast de restitutiepolis. Per 1 januari 2025 biedt geen enkele zorgverzekeraar de restitutiepolis meer aan.
Tegenwoordig is er ook een combinatiepolis. Dat is een tussenvorm tussen de naturapolis en de vroegere restitutiepolis. Je hebt dan meestal een vrije artsenkeuze. Maar je moet dan nog wel opletten of de zorgverlener een contract heeft met jouw zorgverzekeraar. Ga je naar een gecontracteerde zorgverlener, dan krijg je je hele rekening vergoed. Maar als je naar een niet-gecontracteerde zorgverlener gaat wordt je rekening alleen tot het 'normale' bedrag vergoed. In veel gevallen krijg je de rekening wel helemaal vergoed, behalve als je naar een zorgverlener gaat die een hoger tarief heeft. Denk aan een dure gespecialiseerde kliniek. In dat geval zul je het verschil tussen het normale contracttarief en de duurdere rekening zelf moeten bijbetalen.
Bij deze polis mag je dus zelf kiezen welke arts je wilt bezoeken, ook als deze geen contract heeft met je verzekeraar.
Eigen risico
Een ander aspect waardoor de ene zorgverzekering goedkoper is dan de andere, is de hoogte van het eigen risico. Het eigenrisico is het bedrag aan ziektekosten dat de verzekeringnemer zelf moet betalen voor hij recht heeft op vergoeding vanuit de zorgverzekering. Het eigen risico geldt niet voor kinderen onder de 18 jaar.
Het eigen risico geldt niet voor de hulp van een huisarts. Dit is zo geregeld om te zorgen dat mensen niet de hulp van een huisarts mijden in verband met het te betalen eigen risico. Ook geldt het niet voor verloskundige hulp en kraamzorg.
De overheid stelt jaarlijks vast welk bedrag geldt voor het eigen risico. Dit jaar is het wettelijk eigen risico € 385 per persoon per jaar (peiljaar 2025).
De wetgever kan het eigen risico elk jaar aanpassen. Een vermindering van het eigen risico zal echter natuurlijk betekenen dat de premie van de zorgverzekering omhoog gaat omdat er meer moet worden vergoed. Het zal nog maar zeer de vraag zijn of de burger er daarmee wel op vooruit gaat.
Valérie krijgt een ongeluk
Tijdens een rit met haar fatbike rijdt Valérie onvoorzichtig door buurt waar zij woont. Zij komt ten val en bezeert haar been. Ze gaat naar de huisarts, die foto's laat maken. Uiteindelijk blijkt haar scheenbeen gebroken, dat ze in het ziekenhuis in het gips moet laten zetten. De kosten van de behandeling door de huisarts waren € 100. De medicijnen die hij voorschreef kostten € 70. En de kosten van het ziekenhuis waren € 400. Hoe zit dat met het eigen risico?
De kosten van huisartsenhulp vallen niet onder het eigen risico. Die hoeft Valérie dus niet te betalen.
De kosten van de medicijnen vallen er wel onder, net zoals de kosten van het ziekenhuis. Dat betekent dat de eerste € 385 door Valerie zelf moet worden betaald, die krijgt ze dus niet door de zorgverzekeraar vergoed. Meestal betaalt de zorgverzekeraar de rekeningen en vordert deze het bedrag van het eigen risico terug van de verzekerde.
De kosten die wel onder het eigen risico vallen waren € 70 + € 400 = € 470. De verzekeraar vergoedt dus € 470 -/- € 385 = € 185. (Peiljaar 2025)
Eigen risico maximaal € 150 per behandeling
Het kabinet heeft besloten het eigen risico voor de zorgverzekering aan te passen. Het wordt maximaal € 150 per behandeling. Het totaalbedrag blijft € 385 per jaar.
Het huidige kabinet overweegt het eigen risico te beperken in 2027. De details zijn nu nog niet bekend.
Filmpje: hoe werkt het eigen risico?
De verzekeringnemer kan ervoor kiezen een hoger eigen risico te nemen dan het wettelijk eigen risico. Als hij dat doet, berekent de zorgverzekeraar een lagere premie. De maandpremie bij een eigen risico van € 885 per jaar wordt dan een stuk lager. Dat kan gunstig uitpakken of ongunstig, afhankelijk van de ziektekosten die je in dat jaar maakt. Kijk maar naar de volgende voorbeelden.
Meike neemt geen extra risico
Meike heeft op haar ziektekostenverzekering een eigen risico van € 385. Zij betaalt dus de volle premie voor het basispakket. Zodra de ziektekosten boven de € 385 uitkomen, worden die geheel vergoed door de zorgverzekeraar. Meike heeft dit jaar € 350 ziektekosten die onder het eigen risico vallen. Deze kosten vallen geheel binnen het eigen risico van € 385. Dus moet zij de € 350 zelf betalen.
Bonnie neemt risico en voordeel
Bonnie neemt een ziektekostenverzekering met een eigen risico van € 885. Daardoor krijgt ze een korting van € 30 op de maandpremie. Bonnie zal dus pas een vergoeding krijgen voor ziektekosten wanneer die meer zijn dan € 885. Het voordeel in premie is: 12 x € 30 is € 360.
Bonnie heeft dit jaar € 485 ziektekosten die onder het eigen risico vallen. Die moet zij zelf betalen omdat deze vallen binnen het verhoogd eigen risico van € 885. Zij betaalt dus € 100 meer aan eigen risico, maar ze heeft een premievoordeel van € 360 gekregen. Per saldo is Bonnie dus € 260 voordeliger uit.
Filmpje: waarom je tóch even naar je zorgpremie moet kijken
Eigen bijdrage
Bij sommige vergoedingen voor de basisverzekering geldt dat je een eigenbijdrage moet betalen. Die wettelijke eigen bijdrage is voor iedereen hetzelfde. Dus dit veroorzaakt geen premieverschil tussen zorgverzekeraars.
Deeigenbijdrageisbijvoorbeeld25%ophoortoestellen.Verschillendebedragenofpercentages gelden op orthopedische schoenen, ziekenvervoer en brillenglazen. Ook op medicijnen geldt een eigen bijdrage van maximaal € 250 per jaar (peiljaar 2025).
De wettelijke eigen bijdrage die we hier beschrijven geldt voor de basisverzekering. Bij de aanvullende verzekering kan de verzekeraar ervoor kiezen om ook een eigen bijdrage in de polis op te nemen.
Aanvullende verzekering
Naast de wettelijk geregelde basisverzekering bieden de zorgverzekeraars ook aanvullende verzekeringen. Dat is een ziektekostenverzekering voor zorg die niet via de basisverzekering vergoed wordt. De aanvullende pakketten verschillen sterk qua dekking. Verzekeraars mogen zelf bepalen wat zij aanbieden en onder welke voorwaarden. De zorgverzekeraar mag ook zelf bepalen of iemand wel of niet wordt geaccepteerd. Bij de basisverzekering is er een acceptatieplicht.
Enkele voorbeelden van aanvullende verzekeringen:
• fysiotherapie
• tandarts en orthodontist
• alternatieve geneeswijzen
• brillen en lenzen.
Wel of niet de aanvullende verzekering
Het nemen van een aanvullende verzekering is niet verplicht. Iedereen mag zelf bepalen of hij die neemt en in welke vorm. Bij de vraag in hoeverre een aanvullende zorgverzekering nodig is, speelt vooral een rol welke zorgkosten men verwacht te krijgen. Iemand die geen bril of lenzen draagt, kiest waarschijnlijk niet voor de aanvullende verzekering voor brillen en lenzen.
Paul doet het simpel
Paul ziet de grote hoeveelheid aanvullende pakketten en de bijbehorende prijzen. Hij heeft de filosofie dat je uiteindelijk toch alles moet betalen. Hij kiest voor de goedkoopste basisverzekering en neemt geen enkel aanvullend pakket. Hij betaalt door deze keuze weinig premie, maar loopt natuurlijk wel het risico dat hij verschillende medische kosten zelf zal moeten betalen.
Naast de al dan niet verwachte zorgkosten speelt er nog iets mee. Je kunt ook besluiten het risico van die zorgkosten voor eigen rekening te nemen. Bijvoorbeeld: iemand met een goed gebit, waarvoor geen speciale behandelingen te verwachten zijn, kan ervoor kiezen geen aanvullende tandartsverzekering te nemen. De paar controles per jaar zijn per saldo goedkoper dan de premie voor de tandartsverzekering. Op die manier kun je ook redeneren dat je 'geld spaart' voor het geval er ooit een keer wel een speciale behandeling nodig is. Iemand met een wat zwakker gebit kiest vaak wel een aanvullende tandartsverzekering.
Mike wil mooie tanden
Mike hecht er zeer aan dat zijn tanden perfect zijn. In zijn verzekering kiest hij voor de aanvullende tandartsverzekering. Hij kiest voor het aanvullende pakket voor tandzorg dat alle behandelingen vergoed tot maximaal 3.000 euro per jaar. De premie daarvan is erg hoog, maar Mike heeft het er wel voor over.
Omvang van de aanvullende verzekering
Ook binnen de aanvullende verzekeringen kun je meestal kiezen wat betreft de omvang. Denk daarbij aan de aanvullende verzekering voor fysiotherapie. Verzekeraars bieden bijvoorbeeld pakketten aan met diverse aantallen behandelingen. Uiteraard is de premie hoger naarmate er meer behandelingen verzekerd zijn.
Isfahan wil veel fysio
Bij het kiezen van haar aanvullende zorgverzekering kiest Isfahan specifiek een pakket waarin veel behandelingen voor fysiotherapie vergoed worden. Zij heeft namelijk vaak rugklachten. Zij kiest voor 21 behandelingen fysiotherapie. Uiteraard kost zo'n pakket flink wat extra premie.
Ziektegeschiedenis melden
De zorgverzekeraar zal zeker vragen naar de ziektegeschiedenis van de verzekeringnemer. Deze moet dan naar waarheid vertellen of hij bepaalde ziekten heeft gehad. Ook hier geldt natuurlijk de mededelingsplicht van de verzekeringnemer. Doet hij dat niet, dan zou de zorgverzekeraar een vergoeding kunnen weigeren.
Op basis van de mededelingen van degene die zich aanmeldt voor een aanvullende verzekering kan de zorgverzekeraar iemand accepteren of weigeren. De verzekeraar is daar vrij in. Ook kan een verzekeraar kiezen voor een medische selectie. Bij de tandartsverzekering wordt vaak gevraagd om een 'saneringsverklaring' van de tandarts voordat je wordt toegelaten tot de verzekering.
Eigen bijdrage
Ook bij de aanvullende verzekeringen kunnen eigen bijdragen gelden. Deze zijn verschillend per verzekeraar en per aanvullende verzekering. Bijvoorbeeld voor een hoortoestel moet de verzekerde altijd 25% zelf betalen. Of voor kraamhulp een eigen bijdrage van ruim € 5 per uur.
Eigen risico en eigen bijdrage zijn verschillend!
Het verplicht eigen risico betekent dat van de meeste ziektekosten de eerste € 385 zelf moet worden betaald. Bijvoorbeeld huisartskosten vallen hier buiten.
De eigen bijdrage is een bepaald bedrag of percentage dat bij specifieke medische kosten door de verzekerde zelf moet worden betaald. Bijvoorbeeld bij een hoortoestel.
Dekking
Op de vraag in hoeverre een claim is gedekt bij de zorgverzekering kijk je natuurlijk naar de polis. In de polis staat exact vermeld welke zorg vergoed wordt en welke niet. Bij de basisverzekering is de dekking wettelijk bepaald. Kijk ook eens via de eerder gegeven link naar het overzicht van Zorginstituut Nederland.
Bij de aanvullende verzekering wordt de dekking volledig bepaald door de polis. De zorgverzekeraar kan zelf bepalen wat er onder de dekking valt. En dat kan elk jaar gewijzigd worden.
Alternatieven
Carolien besluit te kiezen voor een aanvullende verzekering voor alternatieve geneeswijzen. Zij ziet bij de verschillende polissen allerlei mogelijke therapieën, variërend van ayurveda, acupunctuur en chiropraxie tot homeopathie en orthomoleculaire geneeskunde. Zij kiest zeer bewust voor acupunctuur en homeopathie. De dekking voor alternatieve geneeswijzen van de eerste verzekeraar die ze tegenkomt omvat wel acupunctuur, maar geen homeopathie. Ze zoekt totdat zij een combinatie van haar gewenste alternatieve geneeswijzen kan vinden.
Polisvoorwaarden
Dezorgverzekeraarstelteenlijstmetpolisvoorwaardenvastwaaruitjededekkingkuntafleiden. Meestal worden de polisvoorwaarden gemaild naar de verzekeringnemer, maar ook kun je ze altijd wel op de website van de zorgverzekeraar vinden. Hieronder vind je de polisvoorwaarden van ASR.
Voorwaarden zorgverzekering 2025 - ASR Goede Keuze
Opdracht 7 Zorgverzekering
a. De zorgverzekering valt in het algemeen uiteen in twee soorten. Welke twee soorten zijn dat?
b. Voor wat betreft de inhoud van de dekking is er een groot verschil tussen de twee hiervoor genoemde verzekeringen. Wat is dat verschil?
c. Bepaalde kosten vallen niet onder het eigen risico bij de basisverzekering. Wat is de belangrijkste kostensoort die daar niet onder valt?
d. De zorgverzekering kent onder andere de naturapolis. Wat betekent dat? e. De zorgverzekering kent ook de combinatiepolis. Wat betekent dat? f. Wat is het verschil tussen het eigen risico en de eigen bijdrage bij de zorgverzekering?
13.8 Arbeidsongeschiktheid - schadeverzekering
Iemand die niet in loondienst is, maar als zelfstandige werkt, kan geen gebruik maken van de sociale wetgeving met betrekking tot arbeidsongeschiktheid, zoals de werknemer dat wel kan. Denk aan iemand met een eenmanszaak, of iemand met een zogeheten 'vrij beroep', zoals een huisarts, een loodgieter, een advocaat of een accountant. Als zo iemand arbeidsongeschikt wordt, heeft hij geen inkomen. Hij kan niet terugvallen op de Ziektewet. Hij kan een verzekering sluiten als vervanging van het inkomen omdat hij arbeidsongeschikt is.
Deze personen sluiten vaak een arbeidsongeschiktheidsverzekering, vaak afgekort tot AOV. Dit is een verzekering waarbij de verzekeraar een bedrag uitkeert voor de dagen dat hij arbeidsongeschikt is. Het is bedoeld als vervanging van het inkomen. Een werknemer in loondienst valt onder de Ziektewet. Deze wet zorgt voor inkomen op het moment dat hij arbeidsongeschikt is. Deze werknemer zal dus niet snel een arbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten.
Bij een arbeidsongeschiktheidsverzekering worden vaak wachtdagen afgesproken. Dat zijn de eerste dagen van de arbeidsongeschiktheid waarover nog geen uitkering plaatsvindt. Hoe meer wachtdagen worden afgesproken, hoe lager uiteraard de premie.
Maarten en zijn arbeidsongeschiktheid
Maarten is klusjesman en hij werkt als zzp’er. Hij valt niet onder de normale Ziektewet, zoals gewone werknemers. Hij sluit bij Centraal Beheer een arbeidsongeschiktheidsverzekering af die een uitkering van € 100 per dag moet uitkeren zolang hij arbeidsongeschikt is door ziekte of invaliditeit.
AOV als schadeverzekering of als sommenverzekering De arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) kan of een schadeverzekering zijn, of een sommenverzekering. Dat ligt aan de inhoud van de polisvoorwaarden. In alle arbeidsongeschiktheidsverzekeringen staat dat de verzekeraar een bepaald bedrag betaalt per dag dat de verzekeringnemer arbeidsongeschikt is. Dat is bedoeld als vervanging van zijn inkomen. Om te weten of een AOV een schadeverzekering is of een sommenverzekering, moet goed gekeken worden naar de voorwaarden voor de uitkering van het afgesproken bedrag.

Twee soorten arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
Arbeidsongeschiktheidsverzekering als schadeverzekering
In andere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen staat er in de polis dat de uitkering van het afgesproken bedrag afhankelijk is van de mate waarin de verzekeringnemer geen inkomen meer heeft. In dat geval wordt er dus bij deze verzekering wel gekeken naar de vraag of er schade is. Die schade noemen we hier dan inkomensschade. De Hoge Raad heeft in een arrest vastgestelddatindatgevaldearbeidsongeschiktheidsverzekeringduseenschadeverzekering is en geen sommenverzekering.
DeverzekeringnemerdieuitdezeAOV-schadeverzekeringeenuitkeringontvangt,moetperiodiek zijn resterende inkomen verantwoorden. Dus moet hij aangeven wat zijn inkomensschade is.
Arbeidsongeschiktheidsverzekering als sommenverzekering
Er zijn arbeidsongeschiktheidsverzekeringen waar de verzekeraar zonder meer de uitkering doet als er sprake is van arbeidsongeschiktheid. De verzekeraar heeft dan geen bepalingen opgenomen dat er gekeken moet worden naar de vraag in hoeverre er nog wel resterend inkomen is. In dat geval is er duidelijk sprake van een sommenverzekering. Dat is logisch omdat er een vast bedrag wordt uitgekeerd zonder dat gekeken wordt naar de vraag of er schade is.
De verzekeringnemer die uit deze AOV-sommenverzekering een uitkering ontvangt, krijgt dus geen verplichting om het resterende inkomen tijdens zijn arbeidsongeschiktheid te verantwoorden.
Opdracht 8 Arbeidsongeschiktheid - schadeverzekering
a. Wat is een arbeidsongeschiktheidsverzekering?
b. In welk geval is de arbeidsongeschiktheidsverzekering een schadeverzekering?
13.9 Andere schadeverzekeringen
Schadeverzekeringen zijn er in talloze vormen. Particulieren kunnen meer risico's afdekken. Maar vooral ook in het bedrijfsleven wordt veelvuldig gebruikgemaakt van verzekeringen om bedrijfsrisico's af te dekken. In het kader van dit boek gaat het te ver om al deze verzekeringen uitgebreid te behandelen. Daarom beschrijven we hier enkele van de belangrijkste overige verzekeringen.
Inventarisverzekering
Deze verzekering kun je goed vergelijken met de inboedelverzekering van particulieren. De inventarisverzekering(eenschadeverzekering)dektdeschadedieeenbedrijfkanlijdendoordat goederen in het bedrijf worden gestolen of tenietgaan door brand.
Rechtsbijstandverzekering
Particulieren, maar ook bedrijven, lopen natuurlijk het risico dat zij soms een procedure moeten starten tegen iemand. Of zij lopen het risico dat een procedure tegen hen begonnen wordt. De rechtsbijstandverzekering dekt de schade in dergelijke gevallen. Denk aan de kosten van een advocaat. Of aan de proceskosten waartoe een procespartij kan worden veroordeeld. Omdat dit een verzekering is die schade (kosten) vergoedt, is dit een schadeverzekering.
Geldverzekering
Een bedrijf kan het geldverkeer tegen betaling van een premie verzekeren, bijvoorbeeld tegen diefstal of tegen vals geld.
Kredietverzekering
Een bedrijf heeft vaak geld tegoed van zijn klanten. Daarmee loopt het bedrijf risico dat de klant die schuld niet betaalt. Dat risico kan het bedrijf afdekken door middel van een kredietverzekering. Dit kost natuurlijk premie. Als een klant dan niet betaalt, wordt de factuur door de verzekeraar betaald op grond van deze schadeverzekering.
Ziekengeldverzekering
De meeste bedrijven hebben personeel. Een werkgever moet ziek personeel gedurende twee jaar doorbetalen. Dat kost natuurlijk veel geld. Deze ziekengeldverzekering dekt de kosten die het bedrijf daardoor maakt. Het is dus een schadeverzekering.
Goederentransportverzekering
Deze schadeverzekering geeft een dekking van de risico's die een bedrijf loopt bij het goederentransport. Denk aan goederen die verloren gaan door een schipbreuk, of door een verkeersongeval met een van de vrachtwagens van het bedrijf.
Bedrijfsschadeverzekering
Deze verzekering dekt de schade die een bedrijf loopt bij een tijdelijke bedrijfssluiting. Denk aan een sluiting in verband met brand, overstroming, instorting of andere oorzaken. Het bedrijf heeft geen omzet, terwijl de kosten gewoon doorgaan. Het personeel en de huur moeten worden doorbetaald, net als veel andere kosten. Soms moet tijdelijk een ander bedrijfsgebouw worden gehuurd. De bedrijfsschadeverzekering vergoedt de schade, uiteraard afhankelijk van de inhoud van de polis.
Opdracht 9 Andere schadeverzekeringen
a. Geef aan wat gedekt wordt door de rechtsbijstandverzekering.
b. Wat wordt gedekt door de kredietverzekering?
c. Bedrijven sluiten vaak een ziekengeldverzekering af. Wat houdt deze verzekering in?
13.10 Samenvatting
Er zijn schadeverzekeringen en sommenverzekeringen. Bij schadeverzekeringen hangt de uitkering af van de geleden schade. Er bestaan twee soorten schade: materiële schade en immateriële schade. Materiële schade wordt weer ingedeeld in zaakschade en vermogensschade. Een schade-uitkering kan bestaan uit de dagwaarde of de nieuwwaarde.
Bij een schadeverzekering is het belangrijk het object te verzekeren tegen de gehele gezonde waarde. Oververzekering helpt niet, omdat nooit meer dan de schade wordt uitgekeerd. Onderverzekering is nadelig omdat de schade dan slechts gedeeltelijk wordt vergoed via de onderverzekeringsbreuk.Bijdepremierrisqueverzekeringiserwelsprakevanonderverzekering, maar wordt toch de gehele schade betaald tot maximaal het verzekerd bedrag.
Het indemniteitsbeginsel bij schadeverzekeringen houdt in dat nooit meer dan de geleden schade mag worden vergoed omdat de verzekeringnemer niet beter mag worden van de schade-uitkering. Een nieuwwaardeverzekering is niet in strijd met het indemniteitsbeginsel.
Enkele schadeverzekeringen zijn de verzekeringen van een opstal of de inboedel. Daarnaast zijn er veel WA-verzekeringen en verzekering van cascoschade. WA-verzekeringen dekken de schade van bijvoorbeeld de onrechtmatige daad. Daarbij bestaat schuldaansprakelijkheid en risicoaansprakelijkheid. Er is aansprakelijkheid voor het eigen handelen, maar ook aansprakelijkheid voor anderen.
De WAM kent een verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen. Ook wordt daarin bepaald welke rijtuigen daaronder vallen. E-bikes en fastbikes worden daarvan uitgezonderd als zij aan de wettelijke vereisten voldoen. De WAM kent minimale dekkingen voor de WAM-verzekering. Cascoverzekering dekt schade aan het eigen motorrijtuig. Autoverzekeringen kennen een no-claimkorting (bonus-malusladder).
De zorgverzekering is een voorbeeld van een persoonsverzekering die tevens een schadeverzekeringis.Debasisverzekering(metwettelijkvoorgeschrevendekking)isverplicht, de aanvullende verzekering (met dekking naar keuze) is niet verplicht.
Eigen risico wijst op het bedrag van de ziektekosten die de verzekerde zelf moet betalen. Eigen bijdrage is het bedrag of het percentage dat de verzekerde bij specifieke zorgkosten zelf moet betalen.
13.11 Kernbegrippen
AansprakelijkheidsverzekeringBedrijf
AVB. Een verzekering tegen de financiële gevolgen van schade aan anderen door een bedrijf, medewerkers, producten of diensten waarvoor het bedrijf wettelijk aansprakelijk is.
Aansprakelijkheidsverzekeringvoorparticulieren
AVP. Een verzekering tegen de financiële gevolgen van schade aan anderen waarvoor iemand als particulier wettelijk aansprakelijk is.
Aanvullendeverzekering
Een ziektekostenverzekering voor zorg die niet via de basisverzekering vergoed wordt.
Allrisk
Verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid plus tegen schade aan het eigen voertuig. Ook wel: WA-casco.
AOV
Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Verzekering tegen arbeidsongeschiktheid door ziekte of invaliditeit.
Arbeidsongeschiktheidsverzekering
AOV. Verzekering tegen arbeidsongeschiktheid door ziekte of invaliditeit. Afkorting: AOV
AVB
AansprakelijkheidsverzekeringBedrijf:Eenverzekeringtegendefinanciëlegevolgenvanschade aan anderen door een bedrijf, medewerkers, producten of diensten waarvoor het bedrijf wettelijk aansprakelijk is.
AVP
Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren: Een verzekering tegen de financiële gevolgen van schade aan anderen waarvoor iemand als particulier wettelijk aansprakelijk is.
Basisverzekering
De verplichte zorgverzekering met een wettelijk voorgeschreven pakket aan dekking.
BAV
Beroepsaansprakelijkheidsverzekering: Een verzekering tegen de financiële gevolgen van schade aan anderen door een beroepsfout waarvoor iemand wettelijk aansprakelijk is.
Beroepsaansprakelijkheidsverzekering
BAV.Eenverzekeringtegendefinanciëlegevolgenvanschadeaananderendooreenberoepsfout waarvoor iemand wettelijk aansprakelijk is.
Bonus-malusladder
Een tabel waar het aantal schadevrije jaren gekoppeld wordt aan percentages korting (‘bonus’) of toeslag (‘malus’) op de premie.
Cascoverzekering
Verzekering die de schade dekt aan het eigen motorrijtuig.
Combinatiepolis
Zorgpolis die een combinatie is van de restitutiepolis en de naturapolis met een vrije zorgkeuze, waarbij je moet bijbetalen voor een duurdere niet-gecontracteerde zorgverlener.
Correcteverzekering
Verzekering waarbij het verzekerd bedrag gelijk is aan de gezonde waarde van het object.
Dagwaarde
Het bedrag dat de verzekerde zaak waard was vlak voor het ongeluk of de diefstal. Ook wel: vervangingswaarde.
Dubbeleverzekering
Tweemaal verzekeren van hetzelfde object tegen hetzelfde gevaar.
Eigenbijdrage
Het bedrag dat de verzekerde zelf moet bijdragen bij de vergoeding van specifieke ziektekosten.
Eigenrisico
Het wettelijk vastgestelde jaarlijkse bedrag aan ziektekosten dat de verzekerde zelf moet betalen.
Groveschuld
Niet opzettelijk een handeling verrichten, maar daarbij wel het risico nemen dat er schade zal ontstaan. Ook wel: roekeloosheid.
Herbouwwaardemeter
Een vragenlijst om de hoogte van de verzekerde som voor een opstalverzekering te berekenen aan de hand van kenmerken van de verzekerde zaak.
Inboedelverzekering
Een verzekering die de schade dekt aan alle roerende goederen in een gebouw.
Inboedelwaardemeter
Eenvragenlijstomdehoogtevandeverzekerdesomvooreeninboedelverzekeringteberekenen aan de hand van kenmerken van de verzekerde zaak.
Indemniteitsbeginsel
Het beginsel uit het verzekeringsrecht dat een verzekeringnemer er bij een schade-uitkering niet financieel op vooruit mag gaan.
Immateriëleschade
Schade die veroorzaakt is door pijn, verdriet, smart of geestelijk gemis. Ook wel: schade die niet direct in geld is uit te drukken.
Kredietverzekering
Een verzekering tegen het risico dat een afnemer geleverde goederen en diensten niet kan betalen.
Materiëleschade
Schade die direct in geld is uit te drukken.
Motorrijtuig
Een voertuig dat met behulp van mechanische of elektrische kracht wordt voortbewogen.
Naturapolis
Een zorgverzekering waarbij de zorgverzekeraar direct de zorgkosten betaalt aan zorgverleners waarmee hij een contract heeft.
Nieuwwaarde
De prijs die na een schade betaald moet worden om soortgelijke spullen van dezelfde soort en kwaliteit te kopen.
No-claimkorting
Een premiekorting die de verzekeraar kan geven als de verzekeringnemer in een bepaalde periode geen schade-uitkering claimt.
Onderverzekering
Verzekering waarbij het verzekerd bedrag lager is dan de gezonde waarde.
Onderverzekeringsbreuk
Debreukdiewordttoegepastomdeschade-uitkeringteberekenenindienhetverzekerdbedrag lager is dan de gezonde waarde:
verzekerd bedrag gezonde waarde x schadebedrag = schade-uitkering bij onderverzekering
Opstalverzekering
Een verzekering die de schade aan gebouwen dekt.
Oververzekering
Verzekering waarbij het verzekerd bedrag hoger is dan de gezonde waarde.
Opzet
Bewust een handeling verrichten, met de bedoeling de schade te laten ontstaan.
Premierrisqueverzekering
Eenschadeverzekeringwaarbijderegelsvandeonderverzekeringnietgeldenendeverzekeraar uitkeert tot maximaal het verzekerde bedrag.
Rechtsbijstandverzekering
Verzekering tegen de kosten van hulp en advies bij juridische problemen.
Restitutiepolis
Een zorgverzekering waarbij de zorgverzekeraar de gemaakte zorgkosten terugbetaalt aan de verzekerde, waarbij de verzekerde de vrije keuze heeft uit de zorgverleners. [NB: Deze polis wordt sinds 2025 niet meer aangeboden].
Risicoaansprakelijkheid
Wettelijke aansprakelijkheid op grond van iemands hoedanigheid, niet op grond van schuld.
Roekeloosheid
Niet opzettelijk een handeling verrichten, maar daarbij wel het risico nemen dat er schade zal ontstaan. Ook wel: grove schuld.
Schade
Het nadelige gevolg, zowel materieel als immaterieel, van een gebeurtenis.
Schadeverzekering
Een verzekering die bedoeld is voor vergoeding van vermogensschade die de verzekeringnemer zou kunnen lijden.
Schuldaansprakelijkheid
Wettelijke aansprakelijkheid voor de schade die door iemands eigen handeling is veroorzaakt.
Vermogensschade
Schade doordat het vermogen wordt aangetast door geleden verlies of gederfde winst.
Vervangingswaarde
Het bedrag dat de verzekerde zaak waard was vlak voor het ongeluk of de diefstal. Ook wel: dagwaarde.
Verzekerbarewaarde
Dewaardevanhetverzekerdeobjectvoordatdeschadeisontstaan.Ookwel:gezondewaarde.
Voorwaardelijkeopzet
Bewust een handeling verrichten, waarbij men het risico neemt dat er schade zal ontstaan.
WA
Wettelijke aansprakelijkheid. Aansprakelijkheid op grond van een wettelijke bepaling.
WA-casco
Verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid plus tegen schade aan het eigen voertuig. Ook: allrisk.
Wachtdagen
De eerste dagen van de arbeidsongeschiktheid waarover nog geen uitkering plaatsvindt.
Wettelijkeaansprakelijkheid
WA. Aansprakelijkheid op grond van een wettelijke bepaling.
Wettelijkeaansprakelijkheidsverzekeringmotorrijtuigen
WAM.Deverplichteverzekeringvoordeaansprakelijkheiddiedebestuurdervaneenmotorrijtuig heeft ten opzichte van anderen.
WAM
Wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De verplichte verzekering voor de aansprakelijkheid die de bestuurder van een motorrijtuig heeft ten opzichte van anderen.
Wettelijkeaansprakelijkheid
WA. Aansprakelijkheid op grond van een wettelijke bepaling.
Zaakschade
Schade die bestaat uit de kosten die men moet maken om een eigendom te repareren of te vervangen.
Ziektekostenverzekering
Een verzekering tegen medische kosten. Ook wel: zorgverzekering.
Zorgverzekering
Een verzekering tegen medische kosten. Ook wel: ziektekostenverzekering.
Test je kennis
Opdracht 10
Wat is juist met betrekking tot de schadeverzekering?
Er zijn drie antwoorden juist.
Een doktersrekening valt onder materiële schade.
Alsikerveelmoeitemeehebdatikmetmijnwerkmoetstoppen,danvaltdatondermateriële schade.
Gemist inkomen omdat ik met mijn werk moet stoppen valt onder materiële schade. Pijn valt onder immateriële schade.
Opdracht 11
Kies bij de volgende vragen de juiste optie.
1. Als ik mijn huis van € 200.000 verzeker voor € 150.000 en ik krijg een schade van € 20.000, dan bedraagt de schade-uitkering: € 15.000 / € 20.000 / € 35.000 / Ik krijg geen schade-uitkering..
2. Als ik door de schuld van een ander toekomstige inkomsten verlies, dan is dat immateriële schade en tevens vermogensschade / immateriële schade en tevens zaakschade / materiëleschadeentevensvermogensschade/materiëleschadeentevenszaakschade
Opdracht 12
Wat is juist met betrekking tot de zorgverzekering?
Er zijn vier antwoorden juist.
Bij een naturapolis mag je zelf kiezen bij welke arts je wilt zijn.
Bij een naturapolis moet je kiezen voor een zorgverlener die een contract heeft met jouw zorgverzekeraar.
Bij een combinatiepolis mag je zelf kiezen bij welke arts je wilt zijn.
Bij een combinatiepolis moet je kiezen voor een zorgverlener die een contract heeft met jouw zorgverzekeraar.
Een naturapolis is goedkoper dan een combinatiepolis.
De volledig ʿvrije artsenkeuzeʼ heb je alleen bij een combinatiepolis.
Opdracht 13
Verbind de term in de linkerkolom met de juiste omschrijving in de rechterkolom.
Dubbele verzekering
Oververzekering
Onderverzekering
Premier risque verzekering
Indemniteitsbeginsel
Opdracht 14
Wat is juist met betrekking tot de zorgverzekering?
Er zijn twee antwoorden juist.
De verzekeringnemer mag geen voordeel halen uit de combinatie schade en schade-uitkering
Het verzekerd bedrag is hoger dan de gezonde waarde
Tweede verzekering van hetzelfde object tegen hetzelfde gevaar
Vorm van onderverzekering waarbij toch de hele schade uitbetaald wordt
Het verzekerd bedrag is lager dan de gezonde waarde
Het eigen risico bij een zorgverzekering is wettelijk bepaald op minimaal € 385. (peildatum 2025)
Het eigen risico bij een zorgverzekering is wettelijk bepaald op minimaal € 885.
(peildatum 2025)
Ik zou met mijn zorgverzekeraar een eigen risico kunnen afspreken van € 100. (peildatum 2025)
Als ik mijn eigen risico vrijwillig verhoog, wordt mijn premie lager.
Opdracht 15
Wat is juist met betrekking tot de zorgverzekering?
Er zijn twee antwoorden juist.
ʿEigen risicoʼ is hetzelfde als ʿeigen bijdrageʼ.
ʿEigen risicoʼ heeft betrekking op (bijna) alle zorgkosten. ʿEigen bijdrageʼ heeft betrekking op specifieke zorgkosten.
ʿEigen bijdrageʼ heeft betrekking op (bijna) alle zorgkosten. ʿEigen risicoʼ heeft betrekking op specifieke zorgkosten.
De kosten van huisartsenzorg vallen wel onder het verplichte eigen risico.
De kosten van huisartsenzorg vallen niet onder het verplichte eigen risico.
Opdracht 16
Verbind de term in de linkerkolom met de juiste omschrijving in de rechterkolom.
Casco
Verzekering van een gebouw
Omschrijving van datgene wat verzekerd is WAM
Verzekering van zaken die zich in een gebouw bevinden AVP
Dekking
Opstalverzekering
Dekking voor schade aan het eigen motorrijtuig
Wettelijkeaansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen
Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren
Opdracht 17
Wat is juist met betrekking tot de verschillende aansprakelijkheidsverzekeringen?
Er zijn twee antwoorden juist.
De AVP is wettelijk verplicht.
De WAM is wettelijk verplicht.
Als mijn losgebroken hond de jas van mijn buurman beschadigt, valt dat onder de dekking van mijn AVP.
Als ik opzettelijk mijn hond op mijn buurman afstuur om hem aan te vallen, valt dat onder de dekking van mijn AVP.
Opdracht 18
Wat is juist als ik mijn brommer alleen WA verzeker?
Er zijn twee antwoorden juist.
De schade die ik aan een andere brommer veroorzaak is daarmee gedekt.
De schade die ik aan mijn eigen brommer veroorzaak is daarmee gedekt.
De schade die ik aan een fiets veroorzaak is daarmee gedekt.
Deschadedieikonderinvloedvanlachgasaaneenanderebrommerveroorzaakisdaarmee gedekt.
De schade die ik opzettelijk aan een andere brommer veroorzaak is daarmee gedekt.
Opdracht
19
Verbind de term in de linkerkolom met de juiste omschrijving in de rechterkolom.
Subrogatie
Regresrecht
Verhaalsrecht
Indeplaatsstelling
Ander woord voor verhaalsrecht
Ander woord voor subrogatie
Schade aan het eigen voertuig
De verzekeraar krijgt de rechten van het verzekerde slachtoffer t.o.v. de veroorzaker
Verzekeraarheeftrechttotterugvordering vanbetaaldeschadet.o.v.deveroorzaker Casco
13.12 Aan de slag
Opdracht 20 Huis verzekeren
Michel Muts heeft een huis ter waarde van € 400.000. Hij wil liever niet te veel premie betalen en hij verzekert het voor € 300.000.
a. Hoe heet een verzekering tegen een lager verzekerd bedrag dan de waarde?
b. Waarom is het onverstandig dat Michel het pand verzekert tegen een lager bedrag dan de waarde?
c. Stel dat bij een flinke brand een schade ontstaat van € 200.000. Welk bedrag zal Michel Muts in dit geval van de verzekering uitgekeerd krijgen? Geef de exacte berekening met de juiste formule.
d. SamanthaSnoerenheeftvanhetverhaalvanMichelgehoord.Zijvindtdateenonverstandige werkwijze van Michel. Zelf besluit zij haar huis ter waarde van € 400.000 maar heel goed te verzekeren. Naast een verzekering bij verzekeringsmaatschappij ZLM voor een bedrag van €400.000sluitzijenkelewekenlaterooknogeenverzekeringafbijverzekeringsmaatschappij Aegon, ook voor € 400.000. Is dit een verstandige aanpak? Motiveer je antwoord.
e. Jacinda Anders kent de verhalen van Michel en Samantha. Zij doet het anders. Zij heeft haar huis van € 400.000 verzekerd bij Nationale Nederlanden, voor een bedrag van € 500.000. Dat is zeker genoeg, denkt ze. Is dit een verstandige aanpak? Motiveer je antwoord.
f. Hoe heet een verzekering tegen een hoger verzekerd bedrag dan de waarde?
g. Als je naar deze drie verhalen kijkt, wat is dan de verstandigste aanpak met betrekking tot de bepaling van het verzekerde bedrag?

Voorwaarden zorgverzekering 2025 ASR - Goede Keuze Polis
Voor de volgende vragen moet je kijken in de polisvoorwaarden van de ASR-zorgverzekering die je in de bijlage kunt vinden. Je hebt een basisverzekering en een aanvullende verzekering bij deze verzekeraar.
Tip: met de toetscombinatie "CONTROL - F" (= find / zoeken) kun je heel snel bepaalde onderdelen opzoeken.
De pagina wordt in dit document aangeduid met (bijvoorbeeld) 20/60. Dat betekent: pagina 20 van in totaal 60 pagina's.
a. Je hebt geen andere regeling met betrekking tot het eigen risico genomen dan de wettelijke regeling.
1. Wat is dan het eigen risico?
2. Geef de juiste pagina.
b. Valt de rekening van de huisarts onder het eigen risico?
ja
nee
c. Valt de rekening van het laboratoriumonderzoek dat de huisarts wil laten doen onder het eigen risico?
ja
nee
d. Vallen de kosten voor kraamzorg onder het eigen risico? ja
nee
e. Je bent 19 jaar. Je wilt weten vanaf welke behandeling fysiotherapie je verzekerd bent volgens de basisverzekering.
1. Wat staat daarover in deze voorwaarden?
2. Geef de juiste pagina.
f. Je bent 55 jaar. Je hebt gehoorproblemen.
1. Wordt in de basisverzekering de zorg door een audiologisch centrum vergoed?
2. Geef de juiste pagina.
3. Wat doet dat centrum?
g. Iemand heeft kanker en heeft daarvoor chemotherapie nodig bij een oncologische behandeling.
1. Wordt het ziekenvervoer met eigen auto vergoed als je een chemotherapie bij een oncologische behandeling nodig hebt?
2. Geef de juiste pagina.
1.
h. Wat is bij de vorige vraag de kilometervergoeding bij gebruik van de eigen auto die deze verzekering biedt?
2. Geef de juiste pagina.
i. Je overweegt een alternatieve geneeswijze, namelijk een acupunctuur-behandeling.
1. Wordt deze door de basisverzekering vergoed?
2. Geef de juiste pagina.
j. Je wilt stoppen met roken via een 'stoppen-met-rokenprogramma' via een verslavingsarts.
1. Wordt dit vergoed?
2. Valt het onder het eigen risico?
3. Geef de juiste pagina.
13.13 Beroepstaak
Opdracht 22 Chat met AssuStaal
Jij werkt al jaren bij assurantiekantoor AssuStaal. Sinds kort werkt het kantoor ook met een WhatsApp-chat om cliënten snel antwoord te geven. Vandaag ben jij degene die advies geeft aan Sandra Snobbink, een ondernemer met een metaalbedrijf in Appingedam. Sandra vertelt je dat ze meestal een voorraad stalen balken en platen in voorraad heeft ter waarde van rond de € 10.000.000. Zij wil de voorraad verzekeren tegen brand en diefstal, maar ze schrikt van de premie.
Sandra begint de chat met jou als medewerker van AssuStaal:




13.14 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Kennistoets
Opdracht 23
Verbind de term in de linkerkolom met de juiste omschrijving in de rechterkolom.
Basisverzekering
AVB
Verzekering die het leven of de gezondheid van een mens betreft
Wettelijk verplichte zorgverzekering
Dekking voor schade aan het eigen motorrijtuig Uitsluiting
Inboedelwaardemeter
Persoonsverzekering
Aansprakelijkheidsverzekering beroep of bedrijf
Vragenlijst voor de vaststelling van de verzekerde som
Omschrijving van datgene wat niet verzekerd is Casco
Opdracht 24
Wat is juist met betrekking tot de zorgverzekering?
Er zijn drie antwoorden juist.
Bij een naturapolis moet je kiezen voor een zorgverlener die een contract heeft met jouw zorgverzekeraar.
Bij een combinatiepolis mag je zelf kiezen bij welke arts je wilt zijn.
Bij een combinatiepolis moet je kiezen voor een zorgverlener die een contract heeft met jouw zorgverzekeraar.
De ʿvrije artsenkeuzeʼ heb je alleen bij een naturapolis.
Bij een combinatiepolis moet je bijbetalen als de arts duurder is dan 'normaal'.
Opdracht 25
Wat is juist met betrekking tot de verschillende aansprakelijkheidsverzekeringen?
Er zijn twee antwoorden juist.
Als mijn hond de jas van mijn buurman beschadigt, valt dat onder de dekking van mijn AVP.
Als ik opzettelijk mijn hond op mijn buurman afstuur om hem aan te vallen, valt dat onder de dekking van mijn AVP.
De AVP is niet wettelijk verplicht.
De WAM is niet wettelijk verplicht.
Opdracht 26
Kies bij de volgende vragen de juiste optie.
1. De zorgverzekering is een schadeverzekering en tevens een persoonsverzekering / schadeverzekering, maar geen persoonsverzekering / sommenverzekering en tevens een persoonsverzekering / sommenverzekering, maar geen persoonsverzekering..
2. Als mijn auto beschadigd wordt bij een aanrijding, dan is dat immateriële schade en tevens vermogensschade / immateriële schade en tevens zaakschade / materiële schade en tevens vermogensschade / materiële schade en tevens zaakschade.
Opdracht 27
Felix wordt aangereden als hij met zijn auto op weg is naar zijn werk. Hij meldt het ongeval bij zijn allriskverzekering. Wat is juist met betrekking tot het bewijs van de schade bij een schadeverzekering?
Er zijn drie antwoorden juist.
Het slachtoffer moet bewijzen dat hij schade heeft geleden.
Het slachtoffer moet bewijzen wie de schade heeft veroorzaakt.
Degene die als veroorzaker wordt aangewezen, moet bewijzen dat hij de schade niet heeft veroorzaakt.
De verzekeraar die beweert dat er sprake is van een uitsluiting in de polis, moet dat bewijzen.
De verzekeringnemer die beweert dat er geen sprake is van die uitsluiting in de polis, moet dat bewijzen.
Opdracht 28
Mijn huis van € 800.000 heb ik verzekerd voor € 600.000. Er ontstaat brand op mijn zolder. De schade bedraagt € 40.000. Welke uitspraak is hier juist?
Hier is sprake van oververzekering. De schade-uitkering is € 40.000.
Hier is sprake van onderverzekering. De schade-uitkering is € 40.000.
Hier is sprake van oververzekering. De schade-uitkering is € 30.000.
Hier is sprake van onderverzekering. De schade-uitkering is € 30.000.
Hier is sprake van oververzekering. De schade-uitkering is € 0.
Hier is sprake van onderverzekering. De schade-uitkering is € 0.
Opdracht 29 Eindopdracht
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Opdracht
Je bent in loondienst bij Manden Assurantiën. Je werkgever heeft je gevraagd vandaag alle verzekeringen van Ali El Bougardi en Ilhem El Bougardi-Moubirak te analyseren. Deze cliënten zijn vandaag op kantoor gekomen voor een gesprek over hun verzekeringen. Zij willen jouw advies op diverse onderdelen van hun verzekeringspakket. Tijdens het gesprek heb je de belangrijkste onderwerpen genoteerd. Hierna staan de notities die je hebt gemaakt tijdens het gesprek. Voor het gemak heb je elke alinea genummerd.
Lees deze notities eerst goed door. Vervolgens kijk je naar het polisblad van hun verzekering die ze via jouw kantoor hebben afgesloten.
Bij elk van de volgende vijf items moet je een deskundig advies geven aan de hand van wat je op het polisblad hebt gezien. Leg steeds uit waarom je dat advies hebt gegeven.
Notities met betrekking tot de vragen van Ali en Ilhem:
1. Ali en Ilhem vertellen je over hun huis in Goes. Jaren geleden waren de huizenprijzen een stuk lager. Ze hebben het huis toen gekocht voor € 200.000 en ook voor dat bedrag verzekerd. Met een brede glimlach vertellen ze dat hun buren een soortgelijk huis verkocht hebben voor € 350.000.
2. Onder andere is er daarbij overal mooi dubbelglas in gekomen voor de nodige isolatie. Wel jammer dat Ali kortgeleden bij het klussen een ruit heeft beschadigd doordat een hamer uitschoot. Dat kostte Ali en Ilhem weer extra geld om de ruit te laten vervangen.
3. Wat betreft de inboedelverzekering vragen ze zich af of die wel voldoende is. Ze zijn bang dat door de aankopen die ze het laatste half jaar hebben gedaan de verzekering misschien niet meer voldoende is.
4. Bij de aansprakelijkheid zien ze tot hun genoegen dat verhaalsbijstand gratis verzekerd is. Dat klinkt wel leuk, maar wat betekent dat eigenlijk?
5. Zij zien een doorlopende reisverzekering op hun overzicht staan. Dat lijkt hen onzin. Ze gaanhooguitdriekeerperjaaropreis.Misschienbeterschrappenensteedseenverzekering per reis nemen?
HOOFDSTUK14
VERZEKERINGEN-SOMMENVERZEKERINGEN
14.1 Inleiding
In dit onderdeel kijken we naar de sommenverzekering. Dat is geen verzekering die schade vergoedt, maar een verzekering die op een bepaald moment een bepaald bedrag uitkeert. De meest bekende sommenverzekering is de levensverzekering. Vaak wordt die gebruikt voor een aanvulling van het pensioen. Maar ook om te zorgen dat de nabestaanden geld hebben om het verlies van het inkomen van de kostwinner op te vangen.

Levensverzekering is zorgen voor elkaar.
Je kunt verder ook denken aan een uitvaartverzekering. Bekend zijn de verzekeringen van Dela en Monuta, waarbij de verzekeraar zorgt voor de gehele uitvoering van de uitvaart. Je leert in dit onderdeel de belangrijkste sommenverzekeringen kennen.
Leerdoelen
• Je kunt uitleggen wat de sommenverzekering inhoudt.
• Je kunt de belangrijkste voorbeelden van de sommenverzekering benoemen.
• Je kunt de verschillende partijen bij de sommenverzekeringen benoemen en herkennen in voorbeelden.
• Je kunt aangeven welke persoonsverzekeringen sommenverzekering zijn.
Opdracht 1 Bekijk alle verzekeringen
Gabijjouthuisofbijfamiliesamenbekijkenwelkesommenverzekeringenerallemaalbestaan. Bespreek ook welke sommenverzekeringen iedereen heeft en waarom. Misschien is het wel mogelijk om eens in de polissen van de sommenverzekeringen te kijken. Lees zo'n polis gewoon eens even door.
14.2 Oriëntatie Sommenverzekering
In dit onderdeel gaan we kijken naar de kenmerken van de sommenverzekering en de meest bekende voorbeelden. Verder behandelen we ook de persoonsverzekeringen die tevens sommenverzekering zijn.
Desommenverzekeringiseenverzekeringdieeenbepaaldbedraguitkeertalszicheenbepaalde gebeurtenis voordoet. Deze verzekeringsuitkering is niet afhankelijk van een eventuele schade. De uitkering vindt bijvoorbeeld plaats bij het bereiken van een bepaalde leeftijd, bij overlijden of als iemand arbeidsongeschikt is geworden.
De hoogte van de verzekeringsuitkering wordt bepaald door de afspraken tussen verzekeringnemer en verzekeraar, zoals die zijn vastgelegd in de polis. Het kan dus een bedrag zijn van € 100.000, maar ook van € 1.000.000. Het zal duidelijk zijn dat de premie bij deze verzekering vooral afhankelijk is van het verzekerd bedrag.
Begrip sommenverzekering: art. 7:964 BW
Je verzekeringspakket met sommenverzekeringen
Je sluit een overlijdensrisicoverzekering af bij je verzekeraar. Jij bent dus de verzekeringnemer. De verzekering houdt het volgende in: bij overlijden van je partner (verzekerd lijf/verzekerde) voor deze de leeftijd van 67 jaar heeft bereikt, moet er een uitkering van € 120.000 plaatsvinden. Deze gaat naar jullie dochter, zodat zij daarmee haar studie kan afmaken. We noemen jullie dochter dan de begunstigde.
Tevens sluit jij een levensverzekering af als pensioenaanvulling op je AOW. Zodra dat zover is, ontvang jij een bedrag van € 140.000. Daarmee kun je dan een 'buffer' hebben voor je pensioen.
Ten slotte heb je als zzp’er een arbeidsongeschiktheidsverzekering die een uitkering van € 150 per dag moet uitkeren zolang je eventueel arbeidsongeschikt bent. Dat is voor jou een vervanging van je inkomen. De afgesproken uitkering is een vast bedrag, ze is niet afhankelijk van eventuele schade. Daardoor is het een sommenverzekering.
Geen dubbele verzekering
Bij de sommenverzekering geldt niet het principe dat een dubbele verzekering nietig is. Je mag zoveel levensverzekeringen afsluiten als je wilt.
Geen oververzekering, geen onderverzekering
Omdat er bij de sommenverzekering geen sprake is van een bepaalde waarde van het verzekerd object, is er dus ook geen sprake van oververzekering of onderverzekering, zoals we dat bij de schadeverzekering wel zagen.
Geen indemniteitsbeginsel
Bij de sommenverzekering speelt het indemniteitsbeginsel geen rol. Dat beginsel hebben we wel gezien bij de schadeverzekering. Het hield daar in dat de schade-uitkering niet hoger mocht zijn dan de geleden schade. Dat was omdat de verzekeringnemer niet beter mocht worden van de combinatie schade en schade-uitkering. Het indemniteitsbeginsel speelt geen rol bij de sommenverzekering omdat de uitkering niet afhankelijk is van de schade. Ook als er geen schade is, moet de verzekeraar bij een sommenverzekering het afgesproken bedrag uitkeren.
Geen subrogatie
Anders dan bij een schade-uitkering van een schadeverzekering kan de verzekeraar bij een sommenverzekeringdeuitgekeerdesomnietverhalenopeenaansprakelijkederde.Duskennen we bij de sommenverzekering geen subrogatie ofwel indeplaatsstelling.
Verzekerde Maarten is aangereden
Bij een verkeersongeval is Maarten aangereden door een Kia. Deze werd bestuurd door Zafira, die net op haar mobieltje een berichtje aan het versturen was. Zafira is uiteraard aansprakelijk voor de schade. Na enkele dagen komt Maarten te overlijden. De verzekeraar bij wie Maarten eenlevensverzekeringhadafgesloten,moet€100.000uitdielevensverzekeringuitbetalenaan de weduwe van Maarten.
De verzekeraar van deze sommenverzekering kan de verzekeringsuitkering niet terugvorderen van Zafira op grond van haar schuld aan het ongeluk. Er is bij de sommenverzekering geen recht van subrogatie ofwel indeplaatsstelling.
Persoonsverzekeringen
Eerder hebben wij bij de schadeverzekeringen gekeken naar de persoonsverzekeringen. De zorgverzekering en de arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn voorbeelden van persoonsverzekeringen.
Sommenverzekeringen zijn uitsluitend toegestaan bij de persoonsverzekering. Dat kun je terugvinden in het hierboven al genoemde art. 7:964 BW.
Opdracht 2 Oriëntatie Sommenverzekering
a. Wat is de omschrijving van een sommenverzekering?
b. Noem van de sommenverzekering vier voorbeelden.
c. Wat is het fundamentele verschil tussen sommenverzekering en schadeverzekering?
14.3 Leven en overlijden
Wegaankijkennaardesommenverzekeringendietemakenhebbenmetlevenenmetoverlijden. Er zijn sommenverzekeringen die uitkeren wanneer iemand op een bepaalde datum nog in leven is. Andere verzekeringen keren uit wanneer iemand is overleden. Allemaal vallen ze onder het begrip 'levensverzekeringen'.
Er zijn vele verschillende soorten levensverzekeringen. Zij verschillen allemaal van elkaar op twee punten:
1. het moment van uitbetaling: – alleen bij overlijden vóór een bepaalde datum: de overlijdensrisicoverzekering
–
bij overlijden (ongeacht wanneer): de uitvaartverzekering – bij het in leven zijn op een bepaalde datum: spaarverzekering/beleggingsverzekering – bij het in leven zijn op of overleden zijn vóór een bepaalde datum: gemengde verzekering 2. de manier van uitbetaling: – in één keer: kapitaalverzekering – in termijnen: lijfrenteverzekering.
Hierna behandelen we enkele van de meest bekende vormen van de levensverzekering. Let wel: er zijn verzekeringen die verschillende aspecten combineren.
Overlijdensrisicoverzekering
De overlijdensrisicoverzekering (ORV) keert aan de nabestaanden een afgesproken bedrag uit als het verzekerd lijf overlijdt vóór een bepaalde datum. Deze verzekering wordt ook wel een 'kapitaalverzekering bij overlijden' genoemd.
De overlijdensrisicoverzekering wordt bijvoorbeeld gesloten om te zorgen dat de hypothecaire lening kan worden afgelost als de kostwinner komt te overlijden. Hiermee voorkomt hij dat de nabestaanden geconfronteerd worden met hypotheeklasten die zij niet meer zouden kunnen dragen na zijn overlijden.
Het kenmerk van de overlijdensrisicoverzekering is dat er geen uitkering meer plaatsvindt als de verzekerde nog leeft wanneer de overeengekomen periode voorbij is. De verzekering dekt dus alleen het risico van overlijden in een bepaalde periode, daarna niet meer. Daarom heet het ook een 'overlijdensrisicoverzekering'. De premie van de overlijdensrisicoverzekering is relatief laag, omdat de verzekeraar geen uitkering hoeft te doen indien de verzekerde langer blijft leven dan de afgesproken datum/periode.
De verzekeraar vraagt de verzekeringnemer bij een overlijdensrisicoverzekering een gezondheidsverklaringintevullen.Somswildeverzekeraarookdatdeverzekerdeeenmedische keuring ondergaat. Hiermee wil de verzekeraar zijn risico kunnen bepalen.
Vormen
van uitkering
Bij de overlijdensrisicoverzekering zijn er meer mogelijkheden wat betreft de uitkering:
• Het verzekerd bedrag blijft de gehele periode gelijk.
• Het verzekerd bedrag daalt in de loop van de verzekeringsperiode. Deze vorm van uitkering wordt gekozen als de verzekeringnemer verwacht dat de behoefte aan een verzekeringsuitkering in de loop der tijd afneemt. Denk aan een verzekering bij een hypothecaire lening die periodiek wordt afgelost.
De premie voor een dalend verzekerd bedrag is lager dan voor een gelijkblijvende som.
Het risico
Bij de overlijdensrisicoverzekering loopt de verzekeraar het risico dat het verzekerd lijf vroeg overlijdt. Immers, de verzekeraar heeft weinig premie ontvangen, maar moet wel het volledige bedrag uitkeren. Als de verzekerde blijft leven tot de afgesproken datum, heeft de verzekeraar wel premie ontvangen, maar heeft hij geen uitkering hoeven te doen.
Henk en zijn overlijdensrisicoverzekering
Henk maakt zich toch wel wat zorgen of zijn vrouw en kinderen voldoende financiële zekerheid hebben als hij vroegtijdig overlijdt. Hij heeft die zorg omdat hij de enige kostwinner is van het gezin. Hij sluit een overlijdensrisicoverzekering af voor de periode totdat hij 65 is. Daarmee kunnen zijn nabestaanden alle kosten dragen, ook nu zijn inkomen is weggevallen door zijn overlijden. Als op de afgesproken einddatum Henk nog in leven is, eindigt de overlijdensrisicoverzekering zonder dat de verzekeraar een uitkering heeft moeten doen.
De overlijdensrisicoverzekering is een kapitaalverzekering omdat de uitbetaling in één keer geschiedt. Het is een risicoverzekering omdat het niet zeker is of er een uitbetaling zal moeten plaatsvinden.
Uitvaartverzekering
De uitvaartverzekering levert een uitkering op om de kosten van de uitvaart te kunnen betalen. Het verschil met de overlijdensrisicoverzekering is dat de uitvaartverzekering altijd uitbetaalt.
Er zijn uitvaartverzekeringen waarbij een geldbedrag wordt uitgekeerd. Met dit bedrag kan de uitvaart van de verzekerde worden betaald. Daarnaast zijn er uitvaartverzekeringen waarvan de uitkering bestaat uit het verzorgen van de uitvaart, de zogeheten naturaverzekeringen.
De uitvaartverzekering is een kapitaalverzekering omdat de uitbetaling in één keer geschiedt. Het is geen risicoverzekering omdat de uitkering zeker een keer zal plaatsvinden.
Ibtihal en haar natura uitvaartverzekering
Ibtihal maakt zich zorgen over de mogelijkheid van haar nabestaanden om voor een goede uitvaart te zorgen. Zij kiest voor een uitvaartverzekering van Monuta, in de vorm van een naturaverzekering Dit betekent dat de hele uitvaart wordt verzorgd, inclusief de grafkist, het begraven of cremeren en allerlei zaken daaromheen. Na haar overlijden zal deze verzekeraar de gehele uitvaart regelen en betalen.
Klaas en zijn uitvaartverzekering in geld
Klaas wil na zijn overlijden een bijzondere vorm van uitvaart. Onder andere wil hij begraven worden op een natuurbegraafplaats, in een mand van rotan. Ook ten aanzien van andere zaken heeft hij bijzondere wensen die niet passen in een traditionele uitvaart van Monuta of Dela. Hij neemt een uitvaartverzekering in geld. Dat betekent dat er straks bij zijn overlijden een geldbedrag wordt uitgekeerd. Hiervan kunnen zijn nabestaanden dan diensten inkopen bij de uitvaartverzorger van zijn keuze.
Filmpje: wat is het verschil tussen een overlijdensrisicoverzekering en een uitvaartverzekering?
Spaar- en beleggingspolissen
Deze verzekering keert een eenmalig bedrag uit wanneer de verzekerde op een afgesproken datum nog in leven is. Dit betekent dat er geen uitkering volgt als de verzekerde eerder komt te overlijden.
Het verzekerde bedrag dient bijvoorbeeld als pensioenvoorziening voor de verzekeringnemer. Een andere reden voor deze kapitaalverzekering kan zijn dat men deze koppelt aan een hypothecaire lening die niet of niet geheel wordt afgelost. Door de verzekeringsuitkering komt er op het afgesproken moment een bedrag vrij waarmee de hypothecaire schuld in één keer wordt afgelost.
Verschillende vormen van de kapitaalverzekering
Een van de vormen van de kapitaalverzekering bij leven is de beleggingsverzekering. Het woord zegt het al: de verzekeraar belegt de premie van de verzekeringnemer. De uitkering is dan de waarde van de beleggingen op het afgesproken moment. Het risico voor de verzekeringnemer is dan natuurlijk dat de waarde van de beleggingen minder is dan hij had verwacht. Theoretisch kan het zelfs zijn dat de waarde minder is dan de ingelegde premie. Een andere vorm is de spaarverzekering Hier wordt de ingelegde premie niet belegd, maar gespaard. Er is dus geen beleggingsrisico.
Het risico
Bij de kapitaalverzekering bij leven loopt de verzekeraar dit risico: als de verzekerde tot de afgesproken datum blijft leven, moet hij het bedrag uitkeren. Als de verzekerde eerder overlijdt, heeft hij wel premies ontvangen, maar hoeft hij geen uitkering te doen.
Isabelle en haar levensverzekering
Om te zorgen voor een zeker kapitaal als zij 65 wordt, sluit Isabelle een kapitaalverzekering bij leven af bij Nationale Nederlanden. Zij kiest voor de variant waarbij het geld niet belegd wordt, maar waarbij het geld gespaard wordt. Dat geeft haar veel meer zekerheid. Van het uitgekeerde bedrag zal zij een pensioenvoorziening gaan regelen.
Gemengde verzekering
Een gemengde levensverzekering zou je kunnen zien als een combinatie van een kapitaalverzekering bij overlijden (overlijdensrisicoverzekering) en een kapitaalverzekering bij leven. Door deze combinatie keert een gemengdeverzekering altijd uit. Wanneer de verzekerde nog leeft op de einddatum, vindt er een uitkering plaats van bedrag X. Maar als de verzekerde eerder overlijdt dan die einddatum, dan keert de verzekeraar bedrag Y uit. Deze bedragen X en Y kunnen verschillend zijn, maar ook identiek.
Filmpje over levensverzekering
Lijfrenteverzekering
De lijfrenteverzekering houdt in dat op een bepaald moment door de verzekeringnemer een kapitaal wordt ingelegd. Na de storting van dit bedrag betaalt de verzekeraar vanaf een bepaald moment (bijvoorbeeld vanaf 67 jaar) periodiek, bijvoorbeeld maandelijks, een afgesproken bedrag aan de begunstigde. Dit vaak als aanvulling op zijn AOW en pensioen.
De lijfrente-uitkering stopt in ieder geval bij het overlijden van de verzekerde/het verzekerde lijf. Als er een einddatum voor de lijfrente is afgesproken, dan stopt de betaling op dat moment.
De hoogte van de maandelijkse lijfrente-uitkeringen hangt af van verschillende factoren:
• de hoogte van het ingelegde kapitaal
• de leeftijd waarop de lijfrente-uitkeringen starten
• of er een einddatum is en wanneer die is.
Het risico
Bij de lijfrenteverzekering loopt de verzekeraar het risico dat de verzekerde lang blijft leven, hij moet dan immers vele malen de lijfrente-uitkering doen. Als de verzekerde eerder overlijdt, heeft hij wel het ingelegde kapitaal ontvangen, maar stopt hij met het doen van de periodieke uitkeringen.
De lijfrenteverzekering is een renteverzekering omdat de uitkering periodiek plaatsvindt, bijvoorbeeld eens per maand.
Filmpje over lijfrente
Opdracht 3 Leven en overlijden
a. Wat is het fundamentele verschil tussen de overlijdensrisicoverzekering en de spaarverzekering (kapitaalverzekering bij leven)?
b. Wat houdt een lijfrenteverzekering in? Leg dit duidelijk uit.
c. Hoe noemt men een sommenverzekering waarbij een bepaald bedrag wordt uitbetaald bij overlijden vóór een bepaalde datum?
d. Hoe noemt men een sommenverzekering waarbij een bepaald bedrag wordt uitbetaald bij overlijden, ongeacht de datum van overlijden?
e. Hoe noemt men een sommenverzekering waarbij een bepaald bedrag wordt uitbetaald bij het in leven zijn op een bepaalde datum?
f. Hoe noemt men een sommenverzekering waarbij een bepaald bedrag in termijnen wordt uitbetaald vanaf een zeker moment?
14.4 Arbeidsongeschiktheid - sommenverzekering
Eerder, bij de behandeling van de schadeverzekeringen, hebben we gekeken naar de Arbeidsongeschiktheidsverzekering,eenverzekeringwaarbijdeverzekerdeeenbedragontvangt voordedagendathijarbeidsongeschiktis,alsvervangingvanhetinkomen.Insommigepolissen wordt daarbij gekeken naar hoeveel resterend inkomen de verzekerde nog overhoudt. Dus kijkt men of er sprake is van inkomensschade. In andere polissen staat niets over de vraag hoeveel inkomensschade de verzekerde heeft. In dat geval keert de verzekeraar altijd het afgesproken bedrag uit.
DeHogeRaadheeftbepaalddateenarbeidsongeschiktheidsverzekeringeenschadeverzekering is als er polisvoorwaarden zijn, waarbij er voor het doen van de uitkering wel gekeken wordt naar de vraag of er inkomensschade is. Is iemand wel arbeidsongeschikt, maar heeft hij geen inkomensschade? Dan volgt er geen uitkering. In dat geval is de AOV een schadeverzekering. Er zijn ook arbeidsongeschiktheidsverzekeringen waarbij er niet gekeken wordt naar inkomensschade. In dat geval wordt dus altijd de afgesproken som uitgekeerd. In dat geval is die AOV dus een sommenverzekering.
Dus voor de vraag of een arbeidsongeschiktheidsverzekering een sommenverzekering is of een schadeverzekering, moet je kijken naar de polisvoorwaarden met betrekking tot de verzekeringsuitkering.
Bijeenarbeidsongeschiktheidsverzekeringwordenvaakwachtdagenafgesproken.Wachtdagen zijn de eerste dagen van de arbeidsongeschiktheid waarover nog geen uitkering plaatsvindt. Hoe meer wachtdagen worden afgesproken, hoe lager uiteraard de premie.
Opdracht 4 Arbeidsongeschiktheid - sommenverzekering
a. In welk geval is de arbeidsongeschiktheidsverzekering een sommenverzekering?
b. In welk geval is de arbeidsongeschiktheidsverzekering een schadeverzekering?
14.5 Samenvatting
Bij sommenverzekeringen wordt een bepaald bedrag uitgekeerd als zich een onzeker voorval voordoet. Er is geen relatie met een eventueel geleden schade.
Zaken als dubbele verzekering, oververzekering, onderverzekering, indemniteitsbeginsel en subrogatiespelengeenrolbijdesommenverzekering.Sommenverzekeringenvindenwevrijwel uitsluitend bij de persoonsverzekeringen.
Bij de overlijdensrisicoverzekering vindt alleen uitkering plaats als de verzekerde overlijdt voor een bepaalde einddatum. Bij de uitvaartverzekering vindt uitkering plaats op het moment van overlijden, ongeacht wanneer dat plaatsvindt. Deze verzekering kan plaatsvinden in de vorm van geld of in natura (verzorging van de uitvaart).
De kapitaalverzekering bij leven keert een bedrag ineens uit als de verzekerde op een bepaalde datum nog in leven is. De lijfrenteverzekering keert vanaf een bepaald moment periodiek een bedrag uit tot het overlijden van de verzekerde.
De arbeidsongeschiktheidsverzekering keert periodiek een inkomensvervangend bedrag uit zolang iemand arbeidsongeschikt is. Het is een sommenverzekering als een bedrag wordt uitgekeerd, ongeacht de vraag hoeveel iemand aan inkomensschade heeft. Het is een schadeverzekering als de uitkering wel afhangt van het resterende inkomen.
14.6 Kernbegrippen
Beleggingsverzekering
Een kapitaalverzekering bij leven, waarbij de verzekeraar de premie belegt en de waarde van de belegging uitkeert.
Gemengdeverzekering
Een combinatie van een kapitaalverzekering bij overlijden en een kapitaalverzekering bij leven.
Lijfrenteverzekering
Een verzekering waarbij de verzekeringnemer een kapitaal inlegt en de verzekeraar vanaf een bepaald moment periodiek een bedrag uitkeert aan de begunstigde, tot zijn overlijden.
Naturaverzekering
Een uitvaartverzekering waarbij de verzekeraar geen bedrag in geld uitkeert, maar de gehele uitvaart verzorgt.
ORV
Overlijdensrisicoverzekering. Een verzekering die aan de begunstigde een afgesproken bedrag uitkeert als het verzekerd lijf overlijdt vóór een bepaalde datum.
Overlijdensrisicoverzekering
ORV. Een verzekering die aan de begunstigde een afgesproken bedrag uitkeert als het verzekerd lijf overlijdt vóór een bepaalde datum.
Persoonsverzekering
De verzekering die het leven of de gezondheid van een mens betreft.
Sommenverzekering
Een verzekering waarbij een bepaald bedrag wordt uitgekeerd, ongeacht de eventuele schade die de verzekerde heeft geleden.
Spaarverzekering
Een kapitaalverzekering bij leven, waarbij de verzekeraar de premie spaart en daarvan de uitkering doet.
Uitvaartverzekering
Een verzekering die een uitkering doet bij het overlijden van het verzekerd lijf teneinde de uitvaart te kunnen verzorgen.
Wachtdagen
De eerste dagen van de arbeidsongeschiktheid waarover nog geen uitkering plaatsvindt.
14.7 Begrippentrainer
WRTS | 14 Verzekeringen - Sommenverzekeringen
Indetheorieiseengrootaantalvakinhoudelijkebegrippenbehandeld.Metdebegrippentrainer kun je jezelf op verschillende manieren overhoren.
Activeer de weblink en stel zelf vast of je de betekenis van de begrippen kent. Je kunt de begrippentrainer zo vaak opstarten als je wilt.
Via de app van WRTS kun je ook met de begrippen aan de slag.
Test je kennis
Opdracht 5
Wat is juist met betrekking tot de sommenverzekering?
Er zijn drie antwoorden juist.
Een sommenverzekering keert een bepaald bedrag uit als zich een bepaalde gebeurtenis voordoet.
Een sommenverzekering keert een bepaald bedrag uit, afhankelijk van de schade.
Bij de sommenverzekering geldt het indemniteitsbeginsel niet.
Sommenverzekeringen zijn (bijna allemaal) persoonsverzekeringen.
Opdracht
6
Wat is juist met betrekking tot de sommenverzekering?
Er zijn drie antwoorden juist,
Een sommenverzekering die in één keer uitbetaalt, is een kapitaalverzekering.
Een sommenverzekering die in één keer uitbetaalt, is een lijfrenteverzekering.
Een sommenverzekering die alleen uitkeert bij overlijden vóór een bepaalde datum is een overlijdensrisicoverzekering.
Een sommenverzekering die uitkeert bij overlijden vóór een bepaalde datum OF bij in leven zijn op die datum is een gemengde verzekering.
Opdracht 7
Kies bij de volgende vragen de juiste optie. Ik wil een verzekering met een uitbetaling van € 200.000 ineens, als aanvulling op mijn pensioen, wanneer ik op 1 december 2035 nog in leven ben. Maar ik wil ook dat mijn nabestaanden € 100.000 uitgekeerd krijgen als ik eerder zou komen te overlijden. De verzekering die ik dus wil is een gemengde levensverzekering / kapitaalverzekering bij leven / lijfrenteverzekering / overlijdensrisicoverzekering.
Opdracht 8
Verbind de term in de linkerkolom met de juiste omschrijving in de rechterkolom.
Sommenverzekering
Begunstigde
Verzekerd lijf
Verzekeringnemer
Persoonsverzekering
Opdracht 9
Degene die de verzekering afsluit en de premie betaalt
Degene wiens overlijden tot gevolg heeft dat de sommenverzekering wordt uitgekeerd
De verzekering die het leven of de gezondheid van een mens betreft
Verzekering met uitkering van een bepaald bedrag, ongeacht de schade
Degene die de uitkering uit de sommenverzekering ontvangt
Wat is juist met betrekking tot de lijfrenteverzekering?
Er zijn drie antwoorden juist.
De verzekeringnemer stort het kapitaal in één keer of in meerdere termijnen bij de verzekeraar.
De verzekeringsuitkering vindt plaats in termijnen.
De verzekeringsuitkering vindt in één keer plaats.
De verzekeringsuitkering stopt bij het overlijden van de begunstigde.
De verzekeringsuitkering loopt onbeperkt door.
Opdracht 10
Waarom zullen verreweg de meeste werknemers geen arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben?
Omdat zij bij arbeidsongeschiktheid al onder de Ziektewet vallen.
Omdat het bij de wet verboden is dat werknemers een arbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten.
Omdat verzekeraars werknemers niet als verzekerden zullen aannemen in verband met het risico op arbeidsongeschiktheid.
Opdracht 11
Is de arbeidsongeschiktheidsverzekering een sommenverzekering of een schadeverzekering?
Het is altijd een sommenverzekering omdat er een vast bedrag wordt uitgekeerd per dag arbeidsongeschiktheid.
Het is altijd een schadeverzekering omdat er een vergoeding plaatsvindt van de schade door inkomensverlies.
Dat hangt af van de uitkeringsvoorwaarden in de polis.
Opdracht 12
In welk geval heeft een verzekeraar het grootste financiële nadeel bij de lijfrenteverzekering?
Als de verzekeringnemer lang blijft leven.
Als de verzekeringnemer spoedig doodgaat.
Als het verzekerd lijf lang blijft leven.
Als het verzekerd lijf spoedig doodgaat.
Opdracht 13
Bij een verkeersongeval komt Mohammed te overlijden doordat Mounir geen voorrang aan hem gaf. De verzekeraar moet de nabestaanden van Mohammed € 40.000 betalen vanwege een overlijdensrisicoverzekering. Welke uitspraak is hier juist?
De verzekeraar kan van Mounir schadevergoeding eisen op grond van subrogatie.
De verzekeraar kan van Mounir schadevergoeding eisen op grond van het verhaalsrecht.
De verzekeraar kan van Mounir schadevergoeding eisen op grond van het regresrecht.
De verzekeraar kan van Mounir geen schadevergoeding eisen omdat het een sommenverzekering betreft.
Opdracht 14
Verbind de term in de linkerkolom met de juiste omschrijving in de rechterkolom.
Overlijdensrisicoverzekering
Lijfrenteverzekering
Uitvaartverzekering
Kapitaalverzekering bij leven
Gemengde levensverzekering
14.8 Aan de slag
Opdracht 15 Sommenverzekeringen
Keert een periodiek bedrag uit vanaf een bepaald moment tot het overlijden van het verzekerd lijf
Keert bedrag X uit indien de verzekerde op een bepaalde datum nog in leven is, en keert bedrag Y uit indien hij eerder overlijdt
Keert uit op een bepaalde datum indien de verzekerde op die datum nog in leven is
Keertuitbijoverlijden,ongeachtopwelke datum
Keert uit bij overlijden vóór een bepaalde datum
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. Motiveer ook waarom.
a. Elke werknemer die in loondienst is, doet er verstandig aan ook een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten bij zijn verzekeraar.
b. De premie van een overlijdensrisicoverzekering is lager dan de premie van een spaarverzekering als de verzekerde som gelijk is.
c. De overlijdensrisicoverzekering is geschikt als voorziening voor je pensioen.
d. De spaarverzekering (kapitaalverzekering bij leven) is geschikt als voorziening voor je pensioen.
e. De lijfrenteverzekering keert vanaf een bepaald moment periodiek een bepaald bedrag uit aan de begunstigde, als aanvulling op zijn inkomen.
f. Bij een levensverzekering is het verzekerd lijf de persoon die de uitkering ontvangt.
14.9 Beroepstaak
Opdracht 16 Brief advies levensverzekering
Brief advies levensverzekering Bijlage
Je bent Marieke Vertroost. Je werkt bij Maarten Bevens, een adviseur voor levensverzekeringen. Je beantwoordt brieven van mensen die iets willen weten op het gebied van levensverzekeringen.
Voor je ligt een brief van Saskia Kupers. Zij wil informatie over enkele levensverzekeringen. Zij wil van jou weten wat ze zou kunnen kiezen.
In de bijlage vind je haar brief. Lees deze goed door en geef haar per brief goede adviezen over de verzekeringen die voor haar situatie geschikt zijn. Omdat het aangeven van premie en eindkapitaal erg ingewikkeld is en afhangt van veel factoren, hoef je niet aan te geven wat ongeveer de premie zal zijn.
Nodig haar uit om zo nodig nadere vragen te stellen. En verklaar dat je graag bereid bent om de verzekeringen voor haar af te sluiten.
Nodig Saskia uit om zo nodig nadere vragen te stellen. En verklaar dat je graag bereid bent om de verzekeringen voor haar af te sluiten.
14.10 Afsluiting
Kennistoets
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Kennistoets
Opdracht 17
Wat is juist met betrekking tot de lijfrenteverzekering?
Er zijn twee antwoorden juist.
De verzekeringnemer stort het kapitaal in één keer of in meerdere termijnen bij de verzekeraar.
De verzekeringsuitkering vindt plaats in termijnen.
De verzekeringsuitkering vindt plaats in één keer.
De verzekeringsuitkering stopt niet bij het overlijden van het verzekerd lijf.
De verzekeringsuitkering stopt wel bij het overlijden van de verzekeringnemer.
Opdracht 18
Wat is juist met betrekking tot de kapitaalverzekering bij leven?
Er zijn drie antwoorden juist.
De verzekeringnemer betaalt de premie periodiek aan de verzekeraar.
De verzekeringsuitkering vindt in termijnen plaats.
De verzekeringsuitkering vindt in één keer plaats.
Bij het overlijden van het verzekerd lijf vervalt de plicht van de verzekeraar tot betaling van het verzekerd bedrag.
Bij het overlijden van de verzekeringnemer vervalt de plicht van de verzekeraar tot betaling van het verzekerd bedrag.
Opdracht 19
Kies bij de volgende vragen de juiste optie. Als ik een verzekering neem met een uitbetaling van € 200.000 ineens, maar alleen in het geval dat ik op 1 mei 2039 nog in leven ben, dan is hier sprake van een kapitaalverzekering bij leven / lijfrenteverzekering / overlijdensrisicoverzekering / uitvaartverzekering
Opdracht 20
Welke verzekeringsvorm is het meest aan te bevelen als je vanaf je 67e jaar een aanvulling op je AOW wilt met een bepaald bedrag per maand zonder te veel risico te lopen? een overlijdensrisicoverzekering met einddatum je 67e verjaardag. een kapitaalverzekering bij leven met een beleggingsverzekering, die dan omgezet wordt in een lijfrenteverzekering een kapitaalverzekering bij leven met een spaarverzekering, die dan omgezet wordt in een lijfrenteverzekering
Opdracht 21
Verbind de term in de linkerkolom met de juiste omschrijving in de rechterkolom.
Overlijdensrisicoverzekering
Kapitaalverzekering bij leven
Uitvaartverzekering in geld
Natura-uitvaartverzekering
Gemengde levensverzekering
Keert uit op een bepaalde datum indien de verzekerde op die datum nog in leven is
Keert een bepaald bedrag uit bij overlijden, ongeacht op welke datum
Keert bedrag X uit indien de verzekerde op een bepaalde datum nog in leven is, en keert bedrag Y uit indien hij eerder overlijdt
Keert uit bij overlijden vóór een bepaalde datum
Zorgtvoordeuitvaart,ongeachtopwelke datum
Opdracht
22
Kies bij de volgende vragen de juiste optie. Als ik een verzekering neem waarbij ik tegen een maandelijkse premie straks bij mijn overlijden zeker ben dat mijn uitvaart geheel wordt verzorgd door Monuta, dan is er sprake van een beleggingsverzekering / kapitaalverzekering bij leven / overlijdensrisicoverzekering / uitvaartverzekering in natura.
Opdracht 23 Eindopdracht
Je ontvangt van je docent het bestand Eindopdracht. In dit bestand vind je de gegevens die je nodig hebt om deze opdracht te kunnen maken.
Opdracht
Je werkt bij AssuraLife, een adviesbureau voor levensverzekeringen. Een van je taken is informatie geven aan geïnteresseerden in een van de verzekeringen die jullie aanbieden.
Vandaag heb je een mail gekregen van Mohammed El Hanoui, die overweegt enkele verzekeringen af te sluiten voor hem en zijn gezin. Hij wil eerst weten wat hij het beste kan doen. Tevens wil hij graag een indicatie wat dat zal gaan kosten.
Lees de mail van Mohammed El Hanoui grondig door en geef hem in een antwoordmail goede adviezen over de vormen van verzekeringen die voor zijn situatie het best geschikt zijn. Zoek ook uit wat ongeveer de premie per maand zal bedragen.
Nodig de aanvrager uit om zo nodig nadere vragen te stellen. En verklaar dat je graag bereid bent om deze verzekeringen voor hem en zijn gezin af te sluiten bij de verzekeringsmaatschappijen van zijn keuze.
HOOFDSTUK1
EINDTOETS
1.1 Kennistoets A
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Opdracht 1
Er zijn diverse beginselen bij de belastingheffing. Wat is juist met betrekking tot de inkomstenbelasting?
Hier geldt het beginsel van de bevoorrechte verkrijging.
Hier geldt het beginsel van de minste pijn.
Hier geldt het profijtbeginsel.
Hier geldt het draagkrachtbeginsel.
Opdracht 2
De boxen bij de inkomstenbelasting kennen een rangorderegeling: welke box gaat vóór de andere? Welke rangorderegel is juist met betrekking tot de boxen?
Box 3 gaat vóór box 2; box 2 gaat vóór box 1.
Box 3 gaat vóór box 1; box 1 gaat vóór box 2.
Box 2 gaat vóór box 3; box 3 gaat vóór box 1.
Box 1 gaat vóór box 2; box 2 gaat vóór box 3.
Opdracht 3
Fayed is al jaren ondernemer, naast zijn baan in loondienst bij een ziekenhuis. Hij moet voldoen aan bepaalde vereisten om voor de Belastingdienst als ondernemer in aanmerking te komen voor zelfstandigenaftrek. Wat is het aantal uren dat daarvoor minimaal per jaar aan de onderneming moet worden besteed?
minimaal 1225 uur EN minimaal 50% van de beschikbare werktijd minimaal 1225 uur EN minimaal 70% van de beschikbare werktijd minimaal 2225 uur EN minimaal 70% van de beschikbare werktijd minimaal 2225 uur EN minimaal 50% van de beschikbare werktijd
Opdracht 4
Wim en Janny verkopen hun woning voor € 300.000, terwijl er nog een hypotheekschuld op rust van € 200.000. Hun nieuwe woning kost (all-in) € 500.000. Zij willen daarop een hypotheek van € 450.000 afsluiten. Op grond van de bijleenregeling geldt er een maximum voor de hypotheekdienoginaanmerkingkomtvoorhypotheekrenteaftrek.Voorwelkmaximaalbedrag mogen zij volgens de wet een hypothecaire lening afsluiten die geheel in aanmerking komt voor hypotheekrenteaftrek?
€ 200.000
€ 300.000
€ 400.000
€ 450.000
Opdracht 5
Bij de vermogensrendementsheffing wordt het rendement op het vermogen belast. Deze wordt berekend:
via een vast percentage van een fictief rendement over spaargeld/cash en over beleggingen
via een vast percentage van het werkelijk behaalde rendement over spaargeld/cash en over beleggingen
via een progressief percentage van het fictief rendement over spaargeld/cash en over beleggingen
via een progressief percentage van het werkelijk behaalde rendement over spaargeld/cash en over beleggingen
Opdracht 6
Aftrekposten en heffingskortingen leiden tot een lager te betalen bedrag aan inkomstenbelasting. Welke stelling is juist?
Een aangegeven aftrekpost maakt de heffingskorting lager. Daardoor wordt het bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting lager.
Een aftrekpost maakt het bruto-inkomen lager. Een heffingskorting wordt afgetrokken van de verschuldigde inkomstenbelasting.
Een heffingskorting maakt de aangegeven aftrekpost lager. Daardoor wordt het bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting lager.
Een heffingskorting maakt het bruto-inkomen lager. Een aftrekpost wordt afgetrokken van de verschuldigde inkomstenbelasting.
Opdracht 7
Wat is juist met betrekking tot de loonbelasting (LB) en de inkomstenbelasting (IB)?
De LB is een voorheffing op de IB. Beide hebben een proportioneel tarief.
De IB is een voorheffing op de LB. Beide hebben een proportioneel tarief.
De IB is een voorheffing op de LB. Beide hebben een progressief tarief.
De LB is een voorheffing op de IB. Beide hebben een progressief tarief.
Opdracht 8
Naast de gewone dienstbetrekking op grond van een arbeidsovereenkomst kent de loonbelastingookenkeledienstbetrekkingendienietuiteenarbeidsovereenkomstvoortvloeien, maar die wel daaraan gelijkgesteld zijn voor de loonbelasting. Hoe heten deze dienstbetrekkingen? fictieve dienstbetrekkingen forfaitaire dienstbetrekkingen facilitaire dienstbetrekkingen fiduciaire dienstbetrekkingen
Opdracht 9
Wat is het belastingobject bij de vennootschapsbelasting? de Belastingdienst de winst de inspecteur der belastingen het lichaam
Opdracht 10
De omzetbelasting (btw) kan op diverse manieren worden ingedeeld. Welke indeling is correct?
De omzetbelasting heeft een progressief tarief. Het is een indirecte belasting. De omzetbelasting heeft een proportioneel tarief. Het is een indirecte belasting.
De omzetbelasting heeft een progressief tarief. Het is een directe belasting.
De omzetbelasting heeft een proportioneel tarief. Het is een directe belasting.
Opdracht 11
Bij elke belasting spreekt men van een belastingsubject. Wie/wat is het belastingsubject bij de erfbelasting?
degene die de erfenis verkrijgt de erflater (degene die is overleden en die de nalatenschap nalaat) de notaris de Belastingdienst
Opdracht 12
Bij de aanslagbelastingen zijn er in beginsel drie verschillende soorten aanslagen mogelijk. Stel dat in een bepaalde situatie alle drie soorten aanslagen worden gebruikt. Wat is dan in de meeste gevallen de juiste volgorde daarvan? voorlopige aanslag; navorderingsaanslag; definitieve aanslag definitieve aanslag; voorlopige aanslag; navorderingsaanslag navorderingsaanslag; definitieve aanslag; voorlopige aanslag voorlopige aanslag; definitieve aanslag; navorderingsaanslag
Opdracht 13
Na het ontvangen van een aanslag heeft de belastingplichtige een bepaalde periode de tijd om bezwaar aan te tekenen tegen de aanslag. Wat is de termijn voor het indienen van een bezwaar en bij welke instantie moet bezwaar worden aangetekend?
6 weken, indienen bij de inspecteur der belastingen die de aanslag heeft opgelegd 12 weken, indienen bij de inspecteur der belastingen die de aanslag heeft opgelegd 6 weken, indienen bij de arrondissementsrechtbank, sector belastingen 12 weken, indienen bij de arrondissementsrechtbank, sector belastingen
Opdracht 14
Verzekering behoort tot bepaalde onderdelen van het recht. Verzekering behoort tot: het privaatrecht en het rechtspersonenrecht het privaatrecht en het vermogensrecht het publiekrecht en het vermogensrecht het publiekrecht en het rechtspersonenrecht
Opdracht 15
Verzekering is: een vormvrije overeenkomst en tevens een wederkerige overeenkomst een formele overeenkomst en tevens een wederkerige overeenkomst een vormvrije overeenkomst en tevens een eenzijdige overeenkomst een formele overeenkomst en tevens een eenzijdige overeenkomst
Opdracht 16
De zorgverzekering is: een sommenverzekering en tevens een persoonsverzekering een sommenverzekering, maar geen persoonsverzekering een schadeverzekering en tevens een persoonsverzekering een schadeverzekering, maar geen persoonsverzekering
Opdracht 17
Welke organisatie houdt toezicht op de manier waarop verzekeraars met hun klanten omgaan?
DNB
Kifid
AFM
ACM
Opdracht
18
Stel dat je er niet van op de hoogte bent dat je buurman een brandgevaarlijke cv-installatie in zijn huis heeft. Daardoor ontstaat brand, waardoor ook jouw huis afbrandt. Je verzekeraar weigert de uitkering wegens verzwijging. Welke uitsprak is juist?
Weigering van de uitkering is terecht wegens verzwijging.
Hier is geen sprake van serieuze verzwijging. De verzekeraar moet uitkeren.
Je krijgt geen uitkering van de verzekering, maar je kunt je buurman wel aanspreken tot betaling van de schade.
De wet zegt hier niets over, de rechter zal beslissen.
Opdracht 19
Als je een huis met een waarde van € 300.000 verzekerd hebt voor € 200.000 en er komt een schade van € 60.000, dan geldt het volgende:
dan is er sprake van onderverzekering en wordt € 60.000 uitgekeerd dan is er sprake van oververzekering en wordt € 60.000 uitgekeerd dan is er sprake van onderverzekering en wordt € 40.000 uitgekeerd dan is er sprake van oververzekering en wordt € 40.000 uitgekeerd
Opdracht 20
Het indemniteitsbeginsel houdt in:
Deverzekeraarkeertnietuitalsdeverzekeringnemerzichniethoudtaandebereddingsplicht.
De verzekeraar keert bij onderverzekering uit volgens de onderverzekeringsbreuk.
De verzekeraar keert bij oververzekering uit volgens de oververzekeringsbreuk.
De verzekeraar mag niet meer uitkeren dan het bedrag van de schade.
Opdracht 21 Kenmerken van belasting
a.
Opdracht 22 Inkomstenbelasting
a.
b.
c.
d.
e.
Opdracht 23 Erfbelasting
a.
b. c.
Opdracht 24 Levensverzekering
a.
b.
c.
d.
e.
f.
1.2 Kennistoets B
Een afsluitende toets is een manier om vast te stellen of je voldoende theoretische kennis hebt opgedaan en of je deze kennis kunt toepassen. Hier verschijnt een toets zodra je docent deze klaarzet.
Opdracht 25
De belastingen kunnen worden ingedeeld in directe en indirecte belastingen. Daarnaast zijn erproportioneleenprogressievetarieven.Watisjuistmetbetrekkingtotdeinkomstenbelasting?
Het is een indirecte belasting met een progressief tarief.
Het is een directe belasting met een proportioneel tarief.
Het is een indirecte belasting met een proportioneel tarief.
Het is een directe belasting met een progressief tarief.
Opdracht 26
Welke instanties kunnen belastingen heffen? rijksoverheid wel, provincie niet, gemeente wel, waterschap niet rijksoverheid wel, provincie wel, gemeente wel, waterschap wel rijksoverheid wel, provincie wel, gemeente niet, waterschap niet rijksoverheid niet, provincie niet, gemeente wel, waterschap niet
Opdracht 27
DeWetIB2001verdeeltdeinkomstenindrieboxen.Eenboxbevathetinkomenuitverschillende bronnen. Welke aanduiding van 'inkomen uit' bij de drie boxen is juist?
box 1: werk en woning; box 2: sparen en beleggen; box 3: aanmerkelijk belang
box 1: werk en woning; box 2: aanmerkelijk belang; box 3: sparen en beleggen
box 1: sparen en beleggen; box 2: werk en woning; box 3: aanmerkelijk belang
box 1: aanmerkelijk belang; box 2: werk en woning; box 3: sparen en beleggen
Opdracht 28
Wat hebben de hypotheekrenteaftrek en het eigenwoningforfait met elkaar te maken?
Het eigenwoningforfait en de hypotheekrenteaftrek worden beide van het inkomen afgetrokken.
Het eigenwoningforfait wordt van het inkomen afgetrokken en de hypotheekrenteaftrek wordt bij het inkomen opgeteld.
Het eigenwoningforfait en de hypotheekrenteaftrek worden beide bij het inkomen opgeteld.
Het eigenwoningforfait wordt bij het inkomen opgeteld en de hypotheekrenteaftrek wordt van het inkomen afgetrokken.
Opdracht 29
In de verschillende boxen van de inkomstenbelasting zijn er verschillende tariefsystemen werkzaam. Welk overzicht van tariefsystemen is juist?
box 1 proportioneel; box 2 progressief; box 3 progressief box 1 proportioneel; box 2 proportioneel; box 3 progressief box 1 progressief; box 2 proportioneel; box 3 proportioneel box 1 progressief; box 2 progressief; box 3 proportioneel
Opdracht 30
De loonbelasting wordt geheven over verschillende inkomsten. Welk overzicht van inkomsten valt geheel onder de loonbelasting? ambtenarensalaris; WW-uitkering; winst van een besloten vennootschap inkomsten uit loondienst; huishoudster twee dagen in de week; ambtenarensalaris winst van een vof; inkomsten uit loondienst; koffie en thee op de werkplek inkomsten uit loondienst; winst uit onderneming; ZW-uitkering; pensioen
Opdracht 31
Wat bedoelt de Wet op de vennootschapsbelasting met 'lichamen'? rechtspersonen, zoals rechter, advocaat en notaris natuurlijke personen, dus mensen natuurlijke personen, zoals officier van justitie rechtspersonen, zoals nv en bv
Opdracht 32
De omzetbelasting is in te delen in verschillende soorten belastingen. Welke indeling is correct?
De omzetbelasting is een tijdvakbelasting en een aangiftebelasting.
De omzetbelasting is een persoonlijke belasting en een aanslagbelasting.
De omzetbelasting is een persoonlijke belasting en een aangiftebelasting.
De omzetbelasting is een tijdvakbelasting en een aanslagbelasting.
Opdracht 33
De gemeente heeft het recht om diverse belastingen te heffen. Welk lijstje van gemeentelijke belastingen is correct?
reinigingsheffing,rioolheffing,onroerendezaakbelasting,hondenbelasting,precariobelasting, parkeerbelasting, toeristenbelasting, forensenbelasting reinigingsheffing, rioolheffing, onroerendezaakbelasting, hondenbelasting, opcenten op de motorrijtuigenbelasting, toeristenbelasting, forensenbelasting reinigingsheffing,rioolheffing,onroerendezaakbelasting,hondenbelasting,precariobelasting, parkeerbelasting, toeristenbelasting, waterschapsbelasting reinigingsheffing, rioolheffing, hondenbelasting, opcenten op de motorrijtuigenbelasting, parkeerbelasting, toeristenbelasting, waterschapsbelasting
Opdracht 34
Bij de heffing van belastingen gelden er diverse beginselen. Welk beginsel is vooral van toepassing bij de erfbelasting en de schenkbelasting?
het profijtbeginsel het draagkrachtbeginsel het beginsel van de minste pijn het beginsel van de bevoorrechte verkrijging
Opdracht 35
Bij elke belasting spreekt men van een belastingsubject. Wie/wat is het belastingsubject bij de schenkbelasting?
degene die de schenking verkrijgt degene die de schenking doet de notaris de Belastingdienst
Opdracht 36
Bij de verkoop en levering van een huis heft de overheid overdrachtsbelasting. Welke stelling is geheel juist?
De verkoper moet deze betalen. Het tarief is progressief.
De koper moet deze betalen. Het tarief is proportioneel.
De verkoper moet deze betalen. Het tarief is proportioneel.
De koper moet deze betalen. Het tarief is progressief.
Opdracht 37
Na het ontvangen van een beslissing op het bezwaar heeft de belastingplichtige een bepaalde periode de tijd om daartegen in beroep te gaan. Wat is de termijn voor het in beroep gaan tegen de beslissing en bij welke instantie moet men in beroep gaan?
6 weken, indienen bij de inspecteur der belastingen die de aanslag heeft opgelegd 12 weken, indienen bij de inspecteur der belastingen die de aanslag heeft opgelegd 6 weken, indienen bij de arrondissementsrechtbank, sector belastingen 12 weken, indienen bij de arrondissementsrechtbank, sector belastingen
Opdracht 38
Een verzekeringsmaatschappij zal een deel van de ontvangen premies niet meteen gebruiken voor bijvoorbeeld winstuitkering omdat er in de toekomst wellicht grote schades zullen moeten worden vergoed, zoals bij een grote storm of aardbeving. Dit principe valt onder: verzekeren en de wet van de grote getallen verzekeren en het principe van de herverzekering verzekeren en het principe van reserveren verzekeren en het principe van risicospreiding
Opdracht 39
Een verzekering waarbij alleen een uitkering wordt uitbetaald als de verzekerde voor een bepaalde datum is overleden, is een: lijfrenteverzekering kapitaalverzekering bij leven gemengde verzekering overlijdensrisicoverzekering
Opdracht 40
De arbeidsongeschiktheidsverzekering is: een persoonsverzekering; daarnaast altijd een sommenverzekering een persoonsverzekering; daarnaast altijd een schadeverzekering geen persoonsverzekering; daarnaast altijd een sommenverzekering geen persoonsverzekering; daarnaast altijd een schadeverzekering een persoonsverzekering; daarnaast soms een sommenverzekering, soms een schadeverzekering geen persoonsverzekering; daarnaast soms een sommenverzekering, soms een schadeverzekering
Opdracht 41
Wat betekent ‘beëindiging van een verzekering op basis van de en-bloc bepaling’? beëindiging van de verzekering op grond van opzegging met een opzegtermijn beëindiging door de verzekeraar op grond van het niet voldoen aan de mededelingsplicht door de verzekeringnemer beëindiging in geval van verhoging van de premie of verslechtering van de polisvoorwaarden beëindiging door de verzekeraar op grond van fraude of verzwijging door de verzekeringnemer
Opdracht 42
Bij welke organisatie kan een verzekeringnemer een klacht indienen als een verzekeraar niet aan zijn verplichtingen voldoet?
DNB
Kifid
AFM
ACM
Opdracht 43
Als je een verzekering hebt gesloten voor je tweedehands gekochte caravan en deze brandt kort daarna af door kortsluiting, dan is er sprake van: eigen risico eigen gebrek roekeloosheid en-bloc bepaling
Opdracht 44
Als je een bedrijfsinventaris met een waarde van € 3.000.000 verzekerd hebt via een premier risqueverzekeringvoor€2.000.000enerkomteenschadevan€600.000,dangeldthetvolgende:
Dan is er geen over- of onderverzekering en wordt er € 600.000 uitgekeerd.
Dan is er geen over- of onderverzekering en wordt er slechts € 400.000 uitgekeerd.
Dan is er sprake van onderverzekering en wordt er slechts € 400.000 uitgekeerd.
Dan is er sprake van oververzekering en wordt er slechts € 400.000 uitgekeerd.
Opdracht 45 Loonbelasting
a. b.
c. d. e. f.
Opdracht 46 Omzetbelasting
a.
b.
c.
Opdracht 47 Schenkbelasting
a.
b.
c.
d.
e.
Opdracht 48 Schadeverzekering
INDEX
A
Aangiftebelasting .................. 30, 40, 260, 270
Aanmerkelijk belang 107, 139
Aanslagbelasting ................... 29, 40, 252, 270
Aansprakelijkheidsverzekering
Bedrijf ............................................. 409, 427
Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren 407, 427
Aanvullend recht .............................. 380, 383
Aanvullende verzekering .................. 420, 427
Absolute competentie 287, 295
Acceptatieplicht ................................ 354, 383
Administratief recht .............................. 13, 40
AFM .................................................... 349, 356
Aftrekpost ............................................. 82, 92
Afvalstoffenheffing 204, 213
Afwezigheid van alle schuld ............. 261, 270
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur 33, 40
Allrisk ................................................. 414, 427
Ambtshalve ................................. 40, 257, 270
Anbi ................................................... 227, 240
Anbi-status ............................................ 84, 92
AOV .................................................... 423, 427
Appèl ................................................. 282, 295
Appellabel besluit ............................. 282, 295
Appellant 288, 295
Arbeidsongeschiktheidsverzekering . 423,427
Arrest ................................................. 117, 139
Assurantiebelasting 372, 383
Autokostenforfait ............................. 159, 166
Autoriteit Financiële Markten .......... 349, 356
Avas ................................................... 261, 270
AVB .................................................... 409, 427
AVP 407, 427
B
Basisverzekering 417, 427
BAV .................................................... 408, 427
Beginsel van de bevoorrechte verkrijging .......................................... 26, 40
Beginsel van de minste pijn ................. 26, 40
Begunstigde 314, 321
Belanghebbende .............................. 283, 295
Belastbaar bedrag ............................ 175, 189
Belastbare som 225, 240
Belasting ............................................... 18, 40
Belasting over de toegevoegde waarde ........................................... 177, 189
Belastingfraude 20, 40
Belastingmoraal ................................... 19, 40
Belastingobject ..................................... 59, 92
Belastingontduiking ............................. 20, 40
Belastingplichtige ................................. 19, 40
Belastingsubject 57, 92
Belegdeel .......................................... 116, 139
Beleggingsverzekering ..................... 446, 449
Bereddingsplicht 374, 383
Beroep ............................................... 286, 295
Beroepsaansprakelijkheidsverzekering . 408,427
Beschikking ....................................... 282, 295
Beslagvrije voet ................................ 267, 270
Besloten vennootschap 174, 189
Bestuursrecht ....................................... 13, 40
Betalingsonmacht ............................ 264, 270
Betalingsonwil 264, 270
Bewijslast .......................................... 257, 270
Bezwaar ............................................. 265, 270
Bijleenregeling ...................................... 78, 92
Bonus-malusladder .......................... 415, 427
Boxenstelsel .......................................... 60, 92
Btw .................................................... 177, 189
Budgettaire functie ........................... 222, 240
Burgerlijk recht 12, 41, 306, 321
Bv ....................................................... 174, 189
C
Cascoverzekering ............................. 413, 427
Cassatie ............................................. 292, 295
Causaal verband ............................... 379, 383
Civiel recht ............................. 12, 41, 306, 321
Co-assurantie 321
Coassurantie ............................................. 310
Combinatiepolis ............................... 418, 428
Competentie 287, 295
Coöperatie ........................................ 174, 189
Coöperatieve vereniging .................. 174, 189
Correcte verzekering ........................ 395, 428
D
Dagtekening ...................................... 285, 295
Dagwaarde ........................................ 394, 428
De Nederlandsche Bank 349, 356
Dekking ............................................. 337, 356
Détournement de pouvoir ................... 33, 41
Dienstbetrekking .............................. 158, 166
Direct writer 341, 356
Directe belasting ................................... 29, 41
DNB .................................................... 349, 356
Draagkrachtbeginsel 25, 41
Drempelbedrag ..................................... 82, 92
Drempelinkomen .................................. 82, 92
Dubbele verzekering ......................... 395, 428
Dwangbevel ...................................... 266, 270
Dwanginvordering 266, 270
E
Eigen bijdrage 420, 428
Eigen gebrek ..................................... 380, 383
Eigen risico ........................................ 418, 428
Eigenwoningforfait ............................... 73, 92
En-bloc bepaling ............................... 353, 356
En-bloc clausule ............................... 353, 356
Erfbelasting ....................................... 223, 240
Erflater .............................................. 223, 240
Erfrecht 223, 240
Evenredigheidsbeginsel ....................... 33, 41
Executie ............................................. 266, 270
F
Fictief loon ........................................ 160, 166
Fictieve dienstbetrekking ................. 157, 166
FIOD ....................................................... 20, 41
Fiscaal procesrecht 282, 295
Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst .............................. 20, 41
Fiscale partners 58, 92
Forensenbelasting ............................ 210, 213
Forfait ............................................ 73, 92, 139
Forfaitair ................................................... 113
Forfaitair rendement ........................ 113, 139
Formeel belastingrecht 250, 270
Formele belastingschuld .................. 251, 270
Formele overeenkomst .................... 332, 356
G
Gegrond ............................................. 286, 295
Gelijkheidsbeginsel .............................. 33, 41
Gemengde verzekering .................... 446, 449
Geschillencommissie ........................ 350, 356
Gezonde waarde ............................... 394, 395
Griffierecht ........................................ 289, 295
Gronden 285, 295
Grondslag sparen en beleggen ........ 112, 139
Grondwet .............................................. 31, 41
Grove schuld ..................................... 403, 428
H
Handhaving 264, 271
Hardheidsclausule ............................ 264, 271
Heffingskorting ................................... 92, 130
Heffingsvrij vermogen 112, 139
Herbouwwaardemeter ..................... 397, 428
Herverdeling van inkomens ................. 24, 41
Herverzekering ................................. 310, 321
Hoger beroep .................................... 291, 295
Hondenbelasting 206, 213
Huurtoeslag .......................................... 38, 41
Hypotheekakte ..................................... 77, 92
I
Illegale economie ................................. 20, 41
Immateriële schade .......................... 393, 428
Inboedelverzekering ......................... 400, 428
Inboedelwaardemeter ..................... 397, 428
Indemniteitsbeginsel ........................ 398, 428
Indeplaatsstelling ............................. 381, 383
Indirecte belasting 29, 41
Informatieplicht ................................ 338, 356
Ingezetene ............................................ 58, 92
Inhoudingsplichtige 157, 166
Inkeerregeling ................................... 261, 271
Inkomstenbelasting ............................. 22, 41
Inspecteur der belastingen .............. 263, 271
Insurance Product Information Document 336, 356
Invorderbaar ..................................... 265, 271
Invordering ....................................... 126, 139
Invorderingsrente 267, 271
Inzageverplichting ............................ 267, 271
IPID .................................................... 336, 356
J
Jurisprudentie 34, 42
K
Kifid 350, 357
Kinderopvangtoeslag ........................... 38, 42
Kindgebonden budget ......................... 38, 42
Klachteninstituut Financiële
Dienstverlening ............................. 350, 357
kleineondernemersregeling ............. 187, 189
KOR .................................................... 187, 189
Kredietverzekering ........................... 425, 428
L
Legaliteitsbeginsel ................ 31, 42, 282, 295
Leges ..................................................... 19, 42
Lichaam ............................................. 174, 189
Lijfrenteverzekering 446, 449
Lijkbezorging .................................... 224, 240
Loon in natura .................................. 159, 166
Loonbelasting 154, 155, 166
Loonbeslag ....................................... 266, 271
Loonheffing ............................... 155, 158, 166
M
Materieel belastingrecht 250, 271
Materieel risico ................................. 308, 321
Materiële belastingschuld ................ 250, 271
Materiële schade 392, 428
Mededelingsplicht ............................ 338, 357
Meewerkaftrek ............................................ 66
Meldplicht ......................................... 374, 383
Moreel risico ...................................... 308, 321
Motiveringsbeginsel ............................. 33, 42
Motorrijtuig ....................................... 410, 429
N
Naamloze vennootschap ................. 174, 189
Natrekking ........................................ 236, 240
Naturapolis 418, 429
Naturaverzekering ............................ 445, 449
Natuurlijk persoon ................................ 22, 42
Navordering ...................................... 259, 271
Negatieve aanslag ............................ 156, 166
Niet-ontvankelijk 286, 296
Niet-verwijtbaar ................................ 261, 271
Nieuwwaarde ............................ 394, 399, 429
No-claimkorting 415, 429
Nv ....................................................... 174, 189
O
Omzetbelasting ................................ 177, 189
Onderlinge waarborgmaatschappij 174, 190
Ondernemersaftrek .............................. 65, 93
Onderneming ........................................ 62, 93
Onderverzekering 396, 429
Onderverzekeringsbreuk .................. 396, 429
Ongegrond ........................................ 286, 296
Onroerendezaakbelasting .... 28, 42, 202, 213
Ontvanger der belastingen .............. 263, 271
Opcenten ............................................... 28, 42
Opstalverzekering ............................ 400, 429
Opzet ................................................. 403, 429
ORV 444, 449
Overdrachtsbelasting ....................... 234, 240
Overlijdensrisicoverzekering ........... 444, 449
Oververzekering ................................ 395, 429
OWM .................................................. 174, 190 OZB 28, 42, 202, 213
P
Parkeerbelasting
209, 213
Peildatum .......................................... 109, 139
Personele belasting .......................... 174, 190
Personen- en familierecht ................ 306, 321
Persoonsgebonden aftrek .................... 82, 93
Persoonsverzekering 318, 321, 449
Polis ................................................... 308, 321
Pool ................................................... 311, 321
Precariobelasting 207, 213
Premie ............................................... 312, 321
Premier risque verzekering .............. 397, 429
Privaatrecht ........................... 12, 42, 306, 321
Profijtbeginsel ...................................... 25, 42
Progressief tarief .................................. 22, 42
Proportionaliteitsbeginsel ....................... 383
Proportioneel tarief .............................. 21, 42
Provinciale opcenten 200, 213
Provisie .............................................. 344, 357
Publiekrecht .......................... 13, 43, 306, 322
R
Rangorderegeling ................................. 60, 93
Rechtsbijstandverzekering .............. 424, 429
Rechtsmiddel .................................... 282, 296
Rechtspersonenrecht 306, 322
Reclamebelasting ............................. 207, 213
Regresrecht ....................................... 381, 383
Relatieve competentie 288, 296
Relevantie-eis ................................... 369, 383
Rendementsgrondslag ..................... 111, 139
Renseignement ................................. 253, 271
Restitutiepolis ................................... 418, 429
Retributie 19, 43
Risicoaansprakelijkheid ................... 404, 429
Roekeloosheid .................................. 403, 429
S
Salvage .............................................. 381, 383
Schade ............................................... 392, 430
Schadebeperking .............................. 374, 383
Schadeverzekering ........... 316, 322, 392, 430
Schenkbelasting ............................... 228, 240
Schijventarief ........................................ 86, 93
Schuldaansprakelijkheid 403, 430
Sommenverzekering ......... 317, 322, 442, 449
Spaardeel .......................................... 116, 139
Spaarverzekering .............................. 446, 449
Staatsrecht ............................................ 13, 43
Startersaftrek 66, 93
Strafrecht .............................................. 13, 43
Subrogatie ........................................ 381, 383
Successierecht 223, 240
T
Te verrekenen verliezen ................... 175, 190
Tenuitvoerlegging ............................ 266, 271
Termijn 285, 296
Tijdstipbelasting ............................... 203, 213
Tijdvakbelasting ............................... 180, 190
Toeristenbelasting 210, 213
Transportakte ....................................... 77, 93
Tussenpersoon ................................. 343, 357
U
Uitvaartverzekering .......................... 445, 449
Urencriterium ....................................... 65, 93
V
Vennootschapsbelasting .................. 176, 190
Vergrijpboete .................................... 260, 272
Verhaalsrecht 381, 384
Vermogen .......................................... 107, 139
Vermogensaanwasbelasting ............ 118, 139
Vermogensmix .................................. 116, 139
Vermogensrecht ............................... 306, 322
Vermogensrendementsheffing 109, 139
Vermogensschade ............................ 393, 430
Vertrouwensbeginsel ............................ 33, 43
Vervangingswaarde 394, 430
Verzekeraar ....................................... 313, 322
Verzekerbare waarde ....................... 394, 430
Verzekerd bedrag .............................. 314, 322
Verzekerd feit .................................... 312, 322
Verzekerd gevaar 312, 322
Verzekerd lijf ..................................... 314, 322
Verzekerd object ............................... 308, 322
Verzekerde 314, 322
Verzekerde som ................................ 314, 322
Verzekering ....................................... 307, 322
Verzekeringnemer ............................ 313, 323
Verzekeringskaart ............................. 333, 357
Verzuimboete .................................... 260, 272
Verzwijging ........................................ 368, 384
Vlaktaks ................................................. 24, 43
Voorbelasting 185, 190
Voorheffing ........................................... 69, 93
Vooringevulde aangifte .................... 254, 272
Voorlopige dekking ........................... 337, 357
Voorwaardelijke opzet ..................... 403, 430
Vormvrije overeenkomst 323, 332, 357
Vrijgestelde prestaties ...................... 182, 190
Vrijstelling ......................................... 225, 240
W
WA ...................................................... 402, 430
WA-casco ........................................... 414, 430
Wachtdagen ...................... 423, 430, 447, 449
WAM 410, 430
Wanbetaling ...................................... 265, 272
Waterschapsbelasting .......... 28, 43, 200, 213
Wederkerige overeenkomst 323
Wereldinkomen .................................... 58, 93
Wet aansprakelijkheidsverzekering
Motorrijtuigen ....................................... 410
Wet in formele zin ................................. 32, 43
Wet in materiële zin .............................. 32, 43
Wet op het financieel toezicht ......... 345, 357
Wet van de grote getallen ................ 310, 323
Wettelijke aansprakelijkheid 402, 430
Wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen ....................................... 430
Wft 345, 357
Winst ...................................................... 64, 93
WOZ-waarde .......................... 73, 93, 202, 213
Z
Zaakschade
393, 430
Zelfstandigenaftrek .............................. 65, 93
Ziektekostenverzekering .................. 416, 431
Zorgtoeslag 37, 43
Zorgverzekering ................................ 416, 431
Zorgvuldigheidsbeginsel ...................... 33, 43
CONTROLEOPFORMAATBEELD

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/3ba29a67-1f89-4686-9451-cc883318f275
Pagina: 14
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 15.10cm (1783px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/d78b77c6-be72-4815-9e16-81a435fb8f60
Pagina: 15
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 15.08cm (1781px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link: https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/2beebdd8-2f13-4145-8483-eca7e0d84dda
Pagina: 49
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.03cm (830px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/fcdd863d-96d3-42f7-b3e5-a67d710e54b4
Pagina: 50
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.03cm (830px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/6f0158f6-ba1c-460f-a2a1-4062ce3ba076
Pagina: 99
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 5.71cm (674px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/366929ee-2d87-4936-83d9-5d9807c74e76
Pagina: 99
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 5.69cm (672px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/cb8ba99d-1add-4c1e-b4e1-bd69acba4ff4
Pagina: 99
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 5.72cm (675px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/5d6d0ef9-abd1-464a-9267-28e99d10365e
Pagina: 99
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 5.68cm (671px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/6671aa84-fca1-4643-84b2-01453cc66e16
Pagina: 102
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.15cm (845px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/7428c8ef-204c-40aa-a0ed-dde280edd7fe
Pagina: 103
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 2.03cm (240px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/691e9361-fd67-4aa6-b591-67d84ad516e4
Pagina: 104
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 5.13cm (606px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/6671aa84-fca1-4643-84b2-01453cc66e16
Pagina: 150
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.15cm (845px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/691e9361-fd67-4aa6-b591-67d84ad516e4
Pagina: 151
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 5.13cm (606px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/aec77599-a2c6-471d-824c-04ac0ceb0aea
Pagina: 199
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 8.59cm (1014px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/46ac6654-e001-466f-8dd1-9c3eda59331d
Pagina: 252
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 15.50cm (1831px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/a7a6526b-a271-4f0c-bd3e-21206566e955
Pagina: 276
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.76cm (916px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/455c62e3-93e4-4bc9-b4e9-a263677f25fa
Pagina: 276
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.76cm (917px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/f2dcbaab-1a71-4dfc-95f7-bc8359eaa0d3
Pagina: 276
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.73cm (913px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/f53e50bf-b74a-41b5-b6be-85d7c9fe2c86
Pagina: 277
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.79cm (920px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/23a9cd7b-43e2-4e0e-ba09-e50e39d52589
Pagina: 277
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.71cm (911px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/6644b2a6-8c51-47aa-84ff-8c433612d18c
Pagina: 387
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.70cm (910px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/a57b2514-0de8-4229-8d27-cb29c3dec527
Pagina: 387
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.69cm (908px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/a133ad90-2d59-4204-94d2-3fdbdfbb9388
Pagina: 387
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.71cm (911px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/3929bd07-6049-4fb5-9ec2-748eccbda888
Pagina: 387
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.68cm (907px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/6eb0be14-4eb2-4180-a403-6aff31c017d5
Pagina: 388
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.74cm (914px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/af8991e1-cb22-4ed7-aab0-c5c79660b1dd
Pagina: 436
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.78cm (919px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm

Link:
https://dps.boom.nl/share/page/site/flexibele-pipeline/documentdetails?nodeRef=workspace://SpacesStore/25e76366-9a0a-4f89-acd0-a10bd0044a92
Pagina: 436
Probleem:
Het beeld is in een groter formaat geplaatst dan het oorspronkelijke formaat van het beeld.
Breedte originele afbeelding: 7.76cm (916px)
Breedte geplaatste beeld: 16.35cm