11 minute read

1.2 Carcinogene factoren

Oorzaken en preventie van kanker

uitwendige invloeden (in dit voorbeeld door chemische stoffen uit sigarettenrook die tot bij de longweefselcellen komen), dan kunnen er veel vaker en sneller fouten optreden.

Waarschijnlijk heeft de derde mogelijkheid, uitwendige invloeden of omgevingsfactoren, het grootste aandeel in het ontstaan van de meeste tumoren (80 tot 90 %). Een veel kleiner aantal is het gevolg van erfelijke afwijkingen of spontane fouten.

1.2 Carcinogene factoren

De omgevingsfactoren die in de ontwikkeling van kanker een oorzakelijke rol spelen, krijgen de naam kankerverwekkende of carcinogene factoren of kortweg carcinogenen. Deze factoren kunnen we op verschillende manieren indelen; de duidelijkste indeling is te maken volgens de chemische, fysische en biologische factoren. Hieronder bekijken we deze groepen carcinogenen wat meer in detail. Daarnaast kunnen we ook een opdeling maken in milieufactoren, persoonlijke factoren en beroepsfactoren. Voor milieufactoren brengen epidemiologische studies vaak nuttige informatie. Denk hierbij aan milieuvervuiling, natuurlijke straling, schadelijke stoffen in de voeding en pesticiden. Met persoonlijke factoren bedoelen we in de eerste plaats factoren waarmee iemand in contact komt, vaak op eigen initiatief. De belangrijkste zijn roken, voedingsgewoonten (vetrijke voeding, alcohol), overmatige blootstelling aan de zon en de zonnebank en persoonlijke (on)hygiëne. Beroepsfactoren hebben vooral een impact op werknemers in de chemische en nucleaire industrie, die vaak te maken hebben met overmatige blootstelling aan chemische en fysische carcinogenen.

Er zijn ten slotte ook nog individuele risicofactoren die te maken hebben met andere aandoeningen. Sommige ziekten, zoals bepaalde chronische darmontstekingen en luchtwegaandoeningen, kunnen de kans op kankerontwikkeling verhogen. De opvolging van patiënten met dergelijke bekende ziekten is zeer strikt (zie verder in dit hoofdstuk).

2 Chemische, fysische en biologische carcinogenen

2.1 Chemische carcinogenen

Chemische carcinogenen zijn chemische stoffen of verbindingen die een schadelijke invloed kunnen uitoefenen op de cel en op het proces van de celdeling. De werkelijke schade die dergelijke stoffen veroorzaken, hangt natuurlijk af van de aard, de hoeveelheid en de duur van de blootstelling en ook van individuele factoren.

79

80

Hoofdstuk 5

VOORBEELDEN

Voorbeelden van chemische carcinogenen zijn teer, asbeststof, benzeenverbindingen, carcinogene metalen (verbindingen met cadmium, kwik, arseen, lood), bepaalde pesticiden en bepaalde chemische oplosmiddelen.

Bepaalde stoffen kunnen kanker initiëren: dat wil zeggen dat ze in een beginstadium het DNA doen muteren zodat er fouten optreden. Andere stoffen kunnen kanker bevorderen: dat wil zeggen dat ze een versnelling van het geïnitieerde kankerproces teweegbrengen. Sommige mensen en sommige organen en weefsels zijn meer of minder gevoelig voor bepaalde chemische carcinogenen.

Chemische industrie

Veel chemische carcinogenen vinden hun oorzaak in de chemische nijverheid. Het is dan ook niet te verwonderen dat bij sommige werknemers van deze industrie, zeker in de eerste helft van de twintigste eeuw, een verhoogde kankerincidentie vastgesteld werd.

Ook door de verhoogde milieuvervuiling komen er veel chemische carcinogenen in de lucht, de bodem en het oppervlaktewater voor. De chemische industrie, de landbouw en het verkeer leveren daarbij een belangrijke bijdrage. Er bestaan hierover echter zeer weinig goed gedocumenteerde studies zodat het moeilijk is om verbanden te leggen met kankerincidentie en -mortaliteit.

A Tabakconsumptie

Veruit de belangrijkste externe veroorzaker van kanker is tabaksrook. Tabaksrook bevat meer dan 4 000 verschillende soorten giftige en carcinogene chemische stoffen. Roken veroorzaakt 30 % van alle sterfgevallen als gevolg van kanker en is verantwoordelijk voor ongeveer 80 tot 90 % van alle incidentiegevallen van longkanker. Dat wil zeggen dat, mocht roken niet bestaan, we ongeveer 1 op de 3 kankers en bijna 9 op de 10 longkankers niet meer zouden zien optreden en dat zou een immens aantal gespaarde levens betekenen.

Lange tijd dacht men dat de carcinogene effecten van tabak beperkt waren tot de longen, het hoofd-halsgebied (lippen, tong, keel), de alvleesklier, de blaas, de nieren en de slokdarm (die laatste vooral in combinatie met alcohol). Onlangs is echter gebleken dat ook de incidentie van maag- en leverkanker verhoogd worden door tabak. Er zijn zelfs studies die associaties aantonen tussen roken en het ontstaan van baarmoederhalskanker, darmkanker en leukemie. Tabak is de meest verspreide en duidelijke, krachtige veroorzaker van kanker ter wereld.

Oorzaken en preventie van kanker

Tabaksgebruik doorheen de geschiedenis

Het lijkt vandaag bijna onvoorstelbaar dat longkanker tot op het einde van de negentiende eeuw een absolute zeldzaamheid was. Vanaf het einde van de negentiende eeuw kende het sigarettenverbruik een enorme groei. Pas vanaf 1910 werd een belangrijke toename van gevallen van longkanker vastgesteld. Gezien de snelle maatschappelijke veranderingen, zoals milieuverontreiniging, verkeer en gifgassen in de Eerste Wereldoorlog, was het niet eenvoudig om het verband met tabaksverbruik te vinden. Bovendien is er tussen het begin van het roken en het ontstaan van een longkanker een interval van meer dan twintig jaar: het concept van een dergelijk uitgesteld toxisch effect was nieuw voor de toenmalige geneeskunde.

In de jaren twintig tot veertig suggereerden wetenschappers meer en meer dat tabak de oorzaak was van de enorme toename aan longkankerincidentie en -mortaliteit. Grootschalige studies van vooral Amerikaanse wetenschappers leidden omstreeks de jaren zestig tot de formele conclusie dat roken oorzakelijk verbonden is met het ontstaan van longkanker: dat is veruit de duidelijkste en belangrijkste ontdekking van de kankerepidemiologie ooit. Deze wetenschappelijke vaststelling drong echter maar traag door tot de algemene bevolking, en pas in de jaren tachtig begon het tabaksverbruik in de ontwikkelde wereld eindelijk af te nemen. Ondertussen hebben sigarettenfabrikanten de ontwikkelingslanden als nieuwe en veelbelovende markt ontdekt, en is er pas sinds ongeveer 2000 een afname van het wereldwijde verbruik. Volgens ramingen van de Wereldgezondheidsorganisatie zijn in de twintigste eeuw ongeveer 100 miljoen mensen gestorven door tabak en zullen er in de komende dertig jaar opnieuw meer dan 100 miljoen mensen sterven als gevolg van tabaksgebruik, waarvan ongeveer een kwart door longkanker: dat is meer dan de sterfte door aids, tbc, ongevallen, moord en zelfmoord samen.

Rookgedrag en tabaksgebruik

Roken is altijd schadelijk, welke vorm van tabaksgebruik ook. Zelfs het roken van slechts enkele sigaretten per dag of per week is zeer slecht voor het lichaam. Rook van sigaar en pijp is vaak scherper en wordt daardoor minder diep ingehaald. Hierdoor is het roken van sigaar en pijp wellicht iets minder schadelijk dan het roken van sigaretten. Desondanks blijft het een zeer duidelijke risicofactor voor (long) kanker en hart- en vaatziekten. Bij sigarenrokers en pijprokers wordt bovendien een hogere incidentie van lip- en mondkanker vastgesteld.

Het roken van een waterpijp is eveneens zeer schadelijk. De toegevoegde smaakstoffen en geuren verminderen geenszins de toxische en kankerverwekkende effecten, ook al lijkt dat zo. Het water houdt de giftige stoffen helemaal niet tegen, in tegenstelling tot wat beweerd of aangenomen wordt. Vaak wordt de rook van een waterpijp

81

82

Hoofdstuk 5

dieper en langer geïnhaleerd, wat de schadelijke effecten nog meer doet toenemen. Bepaalde studies hebben aangetoond dat een uur waterpijp roken overeenkomt met het schadelijke effect van honderd tot tweehonderd sigaretten.

Joints, waarbij tabak vermengd wordt met cannabis, zijn nog schadelijker dan sigaretten. Het schadelijke effect van drie joints komt overeen met het schadelijke effect van een pakje sigaretten. Bovendien kunnen joints ook tot zeer ernstige psychologische problemen leiden.

Over de elektronische sigaret of de e-sigaret is nog te weinig onderzoek gedaan om de relatie met kanker definitief te bevestigen. Een e-sigaret verbrandt geen tabak, maar warmt een vloeistof op, meestal een nicotinehoudende vloeistof. Door dat verwarmen verdampt de vloeistof en de roker ademt die damp met nicotine vervolgens in. De e-sigaret is wat minder schadelijk dan de gewone sigaret, maar de damp bevat wel stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Ze veroorzaken irritatie en schade aan de luchtwegen, hart en bloedvaten en ze verhogen mogelijk ook de kans op kanker.

Het is altijd raadzaam om nooit te roken of zo snel mogelijk te stoppen met roken.1 Stoppen heeft altijd en op elke leeftijd zin, zelfs na jarenlang roken. Bij de meeste stoppende rokers herstellen bepaalde lichaamsfuncties, zoals de zuurstoftoevoer naar de cellen en organen snel. Zeer langdurige rokers zullen blijvende schade aan hun weefsels en organen hebben, maar toch zullen bepaalde functies voor een deel herstellen. Bij patiënten die al ziek zijn door tabaksgebruik, zal de ziektetoestand vaak minder snel verergeren.

B Alcoholconsumptie

Ook een hoge alcoholconsumptie, en zeker het nuttigen van dranken met een relatief hoog alcoholgehalte, kan, zeker bij rokers, kanker van de mond, de keel, het spijsverteringskanaal, de lever en de borst veroorzaken. Wetenschappelijke epidemiologische studies tonen aan dat in de ontwikkelde landen alcohol verantwoordelijk is voor ongeveer 3 tot zelfs 10 % van het aantal sterfgevallen ten gevolge van kanker. In sommige landen en streken (zoals de Calvadosstreek in Frankrijk) kunnen die cijfers bij mannen tot 20 % oplopen. Bijgevolg is de combinatie van tabak- en alcoholgebruik nadrukkelijk af te raden. Studies tonen aan dat ze elkaars nadelige effecten versterken, dat wil zeggen dat het risico op kankerontwikkeling door de combinatie roken en alcohol veel hoger is dan de som van de risico’s door roken en alcoholgebruik apart. Een beperkte mate van alcoholgebruik (zeker niet meer dan tien alcoholconsumpties per week) toont bij de meeste (niet-rokende) mensen geen rechtstreekse correlatie met een verhoogd optreden van kanker.

1 Voor rookstopmiddelen en rookstopbegeleiding verwijzen we naar ‘geraadpleegde en/of aanbevolen boeken en websites’ op het einde van dit boek.

Oorzaken en preventie van kanker

C Voeding

Ook carcinogenen die het lichaam via (vaste) voeding opneemt, kunnen een belangrijke oorzaak van kankerontwikkeling zijn. Het is echter zeer moeilijk om na te gaan welke producten hierbij van belang zijn. Vaak wordt gedacht dat alleen kankerverwekkende stoffen in de voeding hun invloed hebben op kankerontwikkeling. Hoewel verschillende stoffen in de voeding al als potentieel kankerverwekkend geïdentificeerd werden, blijken ze slechts voor een deel de relatie tussen voeding en kanker te verklaren. Een belangrijke functie van de voeding ligt immers ook in het aanbieden van stoffen die kanker kunnen helpen voorkomen of kankerverwekkende bestanddelen neutraliseren. Er blijft echter ook een samenspel met omgevingsfactoren en individuele factoren bestaan, waardoor het niet gemakkelijk is om de precieze rol van voeding te bepalen. Tabel 1 bevat enkele voedingsproducten die mogelijk risicohoudend of beschermend zijn voor de ontwikkeling van kanker. Een belangrijke opmerking is dat het potentieel risicohoudende karakter van de aangegeven voedingsbestanddelen zich enkel voordoet bij overmatig gebruik.

potentieel risicohoudend bij overmatig gebruik

rood vlees (rund en varken) en bereide (gerookte en gezouten) vleeswaren *** (dierlijke) vetten *** zout ***

potentieel beschermend

groenten en fruit **

vis **

graanproducten en aardappelen * suiker * peulvruchten en soja * *** overtuigend wetenschappelijk bewijs, ** beperkt of wisselend wetenschappelijk bewijs, * aanwijzingen

Tabel 1 Voedingsproducten die potentieel risicohoudend of beschermend zijn

Voedingsadditieven

Onderzoek naar additieven heeft aangetoond dat grote hoeveelheden zout maagkanker kunnen veroorzaken. Andere additieven, zoals bewaarmiddelen en kleurstoffen, staan in de ontwikkelde landen onder een zeer strikte controle en kunnen in principe alleen onder zeer strikte reglementeringen toegevoegd worden. Zolang voedingsproducenten het gereglementeerde gebruik van die additieven respecteren, lijken deze stoffen niet kankerverwekkend te zijn. Overmatig gebruik van alsmaar dezelfde producten is echter nooit aangewezen; een afwisselende voedingsgewoonte wordt altijd aangeraden. Ook naar zoetstoffen (zoals sacharine, aspartaam en cyclamaat) wordt heel wat onderzoek verricht. Zolang ze in beperkte (ook weer strikt gereglementeerde) hoeveelheden aanwezig zijn in voeding, is er tot nu toe geen wetenschappelijk bewijs dat deze stoffen kanker zouden veroorzaken.

Groenten en fruit blijken een gunstig effect te hebben op het vermijden van kankerontwikkeling (vooral van darmkanker), hoewel de verschillende wetenschappelijke

83

84

Hoofdstuk 5

studies hierover niet altijd eenduidig zijn. Mogelijk zorgt deze vezelrijke voeding voor een betere darmtransit en voor een verminderd contact van o.a. darmcellen met carcinogenen in de darm. Groenten en fruit bevatten ook heel wat gezonde en beschermende stoffen (zoals vitaminen en antioxidanten) en ze hebben nog andere, vaak onbekende werkingsmechanismen die voor bescherming kunnen zorgen.

De belangrijkste aanbeveling bij voeding is en blijft: alles met mate. Wie nergens in overdrijft, doet al een grote stap in de richting van gezonde voeding. Ook heel belangrijk is een gezond gewicht krijgen én behouden. Studies hebben overtuigend uitgewezen dat onregelmatige en vooral vetrijke voeding zeer schadelijk is voor het lichaam en het risico op kankerontwikkeling verhoogt. Het is duidelijk dat zwaarlijvigheid een belangrijke versterkende factor is voor het optreden van een aantal kankertypes. Het risico op kanker door overgewicht is groot. Vooral darm-, nier- en alvleesklierkanker komen alsmaar vaker voor bij zwaarlijvige mensen. Ook neemt bij overgewicht het gevaar op slokdarmkanker toe en groeit de kans op borstkanker en eierstokkanker na de menopauze. Dit probleem zal in de westerse wereld alsmaar toenemen door een voorziene stijging van het aantal zwaarlijvige personen. Afhankelijk van de precieze toename van het aantal mensen met (ernstig) overgewicht zal naar schatting over tien jaar meer dan 10 % van alle sterfte als gevolg kanker te wijten zijn aan overgewicht.

Soorten chemische carcinogenen

De belangrijkste chemische carcinogenen kunnen we op basis van hun structuur en werkzaamheid in enkele groepen onderverdelen:

1 Polycyclische koolwaterstoffen: Hiertoe behoren de verschillende derivaten van koolteer. 2 Aromatische aminen: Naftylamine en benzidine zijn belangrijke carcinogenen die in de chemische nijverheid voorkomen. 3 Nitrosaminen en nitrosamiden: In dierenexperimentele modellen vertonen deze producten vaak een opvallende specificiteit voor wat betreft de inductie van tumoren in bepaalde organen. 4 Alkylerende carcinogenen: Deze producten worden, paradoxaal genoeg, ook gebruikt als chemotherapeutische agentia (zie het hoofdstuk over behandeling). 5 Asbest en enkele carcinogene metalen: Asbest kan typisch longvlieskanker (mesothelioom) veroorzaken, o.a. bij arbeiders van asbestverwerkende industrieën.

Beryllium, cadmium, kobalt, nikkel en lood zijn als ion electrofiel, waardoor zij zich waarschijnlijk aan biologisch actieve moleculen in de cel kunnen binden en mogelijk zo transformatie van de cel bewerkstelligen.

This article is from: