
20 minute read
7.2 Het bestaan van kankerstamcellen
62
Hoofdstuk 3
omgeving die zo ontstaat, noemt men de ‘premetastatische niche’. Wetenschappers onderzoeken intussen of ze die betrokken stamcellen niet (genetisch) kunnen manipuleren en zo kunnen gebruiken als ‘vehikel’ om kankeronderdrukkende stoffen naar deze niche te brengen. Dat zou ertoe moeten leiden dat de niche een plaats wordt waar de metastaserende kankercellen juist vernietigd worden.
7.2 Het bestaan van kankerstamcellen
De laatste jaren bleek dat normale stamcellen ook kwaadaardig kunnen transformeren tot kankerstamcellen. De eerste kankerstamcellen die gekarakteriseerd werden, waren leukemiestamcellen. Ondertussen zijn er ook kankerstamcellen aangetroffen in borstkanker, bepaalde hersentumoren, darmkanker, prostaatkanker en huidkanker. We nemen aan dat deze kankerstamcellen de tumor voortdurend voorzien van nieuwe kwaadaardige cellen als andere kankercellen afsterven. Zo liggen deze cellen aan de basis van het lang in stand houden van een kwaadaardig gezwel, zeker omdat ze ook in staat zijn tot zelfhernieuwing.
Het model van kankerstamcellen heeft implicaties op de behandeling van kanker. Om dit volledig te begrijpen, moeten in feite eerst de huidige en nieuwe behandelingsmethoden toegelicht worden, hiervoor verwijzen we naar het hoofdstuk over behandeling. Het kankerstamcelmodel veronderstelt dat kankerstamcellen ongevoelig of resistent zijn voor chemo- of radiotherapie. Dat impliceert dat de antitumorale behandeling ook gericht moet zijn tegen de kankerstamcellen om een tumor volledig te doen verdwijnen en herval te vermijden. Het karakteristieke kenmerk van hun traag celdelingskarakter (net zoals normale stamcellen verkeren ze de overgrote tijd in een rustfase) enerzijds en de expressie van membraaneiwitten die geneesmiddelen uit de cellen kunnen pompen anderzijds, maakt de kankerstamcellen relatief resistent tegen de huidige standaardtherapieën die veelal een impact hebben op de grote tumormassa, maar de kankerstamcel niet raken.
Door deze vaststellingen verwacht men tumoren in de toekomst doelmatiger te kunnen behandelen. Die gerichte behandeling bestaat erin de signaaltransductiewegen van de kankercellen aan te pakken – liefst van die kankerstamcellen die verschillend zijn van de normale stamcellen om zo een tumorspecifiek effect te verkrijgen. Doelgerichte (moleculaire) therapieën kunnen hier hopelijk oplossing brengen (zie het hoofdstuk over behandeling).
8 Classificatie en terminologie van tumoren
Uit het vorige en dit hoofdstuk blijkt dat de term ‘tumor’ enkel van toepassing is als er een abnormale ‘nieuwvorming’ van weefsel gaande is. Deze nieuwvorming noemen
Tumorgroei
we ook ‘neoplasie’. Andere zwellingen (zoals na een trauma) waarbij geen nieuw weefsel ontstaat, krijgen niet de naam ‘tumor’. Enkel kwaadaardige tumoren krijgen de terminologie ‘kanker’. Een goedaardig neoplastisch gezwel is dus wel een tumor, maar geen kanker.
De verdere classificatie en naamgeving van tumoren is gebaseerd op enerzijds de goed- of kwaadaardige eigenschap, anderzijds probeert men aan te geven uit welk weefsel de tumor is ontstaan. Het weefsel waaruit de tumor is ontstaan kan epitheliaal (dekweefsel) of mesenchimaal (bindweefsel) zijn, of het kan uitgaan van zenuwweefsel of embryonaal weefsel.
Zijn de tumorcellen epitheliaal, dan krijgt een kwaadaardige vorm de naam ‘carcinoom’ en een goedaardige vorm de benaming ‘adenoom’ of ‘papilloom’. Een kwaadaardig bindweefselgezwel wordt ‘sarcoom’ genoemd, de naam van een goedaardig bindweefselgezwel is afhankelijk van verder onderverdeelde histologiekarakteristieken.
Tabel 2 geeft enkele voorbeelden weer.
weefseltype
epitheel klierweefsel
benigne tumor maligne tumor
adenoom adenocarcinoom
plaveiselepitheel papilloom
mesenchym vetweefsel lipoom
bindweefsel fibroom plaveiselcelcarcinoom
liposarcoom
fibrosarcoom
spierweefsel rhabdomyoom
leiomyoom
kraakbeenweefsel chondroom rhabdomyosarcoom
leiomyosarcoom
chondrosarcoom
beenweefsel osteoom osteosarcoom
bloedvormend weefsel leukemie
lymfatisch weefsel myeloom
lymfoom
pigmentcellen
zenuwcellen
neur(in)oom
Tabel 2 Voorbeelden van tumorterminologie
melanoom
neuroblastoom
Specifieke nomenclatuur
Bij een aantal mesenchymale tumoren gebruikt men eigennamen of belangrijke symptomen als nomenclatuur, zoals de ziekte van Hodgkin (lymfoom), de ziekte van Kahler (myeloom) of het syndroom van Sezary (leukemie). Een deel van de classifi
63
64
Hoofdstuk 3
caties delen tumoren van embryonale weefsels als een aparte groep in. Voorbeelden hiervan zijn het nefroblastoom of de Wilms’ tumor (embryonale niertumor), het hepatoblastoom (embryonale levertumor), het retinoblastoom, en het alveolaire rhabdomyosarcoom.
TNMclassificatie
De classificatie van tumoren is voorts gebaseerd op het stadium waarin ze zich bevinden. Hiervoor gebruikt men de zogenaamde ‘TNM-classificatie’. Omdat die indeling vooral van belang is voor de diagnostiek, prognose en therapie wordt deze classificatie later besproken (hoofdstuk over symptomen, diagnose en prognose).
9 Niet alle kankercellen vormen vaste tumoren
De ophoping van woekerende kankercellen zal niet altijd tot een vast gezwel leiden. Als een cel van het bloedvormende systeem ontspoort, in het bijzonder een witte bloedcel, zullen de sneldelende ontspoorde kankercellen blijven circuleren (voornamelijk in de bloedbanen) en zich in de regel niet ergens ophopen. Deze bijzondere vorm van kanker noemen we leukemie of bloedkanker. Bij leukemie is de aanmaak van de bloedcellen ernstig verstoord. Het beenmerg maakt dan grote hoeveelheden abnormale cellen aan en vaak is er een probleem met de stamcellen in het beenmerg. Hematopoïetische stamcellen zorgen voor de aanmaak van alle soorten bloedcellen (witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes zijn de belangrijkste) en die aanmaak is zeer strikt gereguleerd in het lichaam. De cellen die ontsporen, overwoekeren het beenmerg en verspreiden zich vervolgens in de bloedsomloop en het lymfesysteem. Ze kunnen ook de vitale organen binnendringen.
Leukemieën vereisen vaak een bijzondere therapieaanpak en worden, samen met lymfeklierkankers of lymfomen, bestudeerd door de geneeskundige discipline hematologie (zie het hoofdstuk over veelvoorkomende kankertypes).
Types van leukemieën
De wildgroei van ontspoorde bloedcellen kan snel (bij acute leukemie) of traag verlopen (bij chronische leukemie). Bij acute leukemie rijpen de bloedcellen niet uit en vindt in korte tijd een ophoping van onrijpe cellen plaats. Er is sprake van chronische leukemie als de cellen nog redelijk goed uitrijpen. Dat proces verloopt trager en klachten treden daardoor later op. Naargelang van het type witte bloedcellen dat getroffen is, spreekt men van lymfoïde of lymfatische leukemie (de betrokken witte bloedcellen zijn in dit geval de lymfocyten) of van myeloïde leukemie (de betrokken witte bloedcellen zijn in dit geval monocyten of granulocyten).
Tumorgroei
65
✓ Een ontspoorde kankercel groeit uit tot een tumor. Die tumor zal doorgaans pas symptomen met zich meebrengen vanaf een bepaalde grootte, waarna de patiënt of een arts de tumor kan detecteren. Het moment waarop deze symptomen optreden of het moment van de detectie van de tumor heet de tumordetectiegrens. Vanaf dat moment spreken we over een symptomatische tumor.
✓ Tumoren die mooi omlijnd groeien zonder te invaderen en te metastaseren noemen we goedaardige of benigne tumoren.
Tumoren die snel groeien, onregelmatig begrensd zijn, in omliggende weefsels of organen invaderen en voor uitzaaiingen of metastasen zorgen, noemen we kwaadaardige of maligne tumoren of kanker.
✓ Invasie duidt op het doorgroeien van het tumorweefsel in normale omliggende weefsels. Metastasering is het proces waarbij kankercellen loskomen van de tumor en zich verspreiden doorheen het lichaam. Wanneer die cellen zich ergens anders in het lichaam vestigen, vormen ze daar secundaire tumoren, ook metastasen of uitzaaiingen genoemd. Lymfogene metastasering is de uitzaaiing via lymfevaten, hematogene metastasering verloopt via de bloedvaten.
Afhankelijk van het anatomische verloop van de lymfe- en bloedvaten kan men metastaseringspatronen herkennen die voorspellen waarheen de kankercellen zullen uitzaaien. Ook andere factoren, zoals de aard en het milieu van het weefsel of het orgaan waar de tumorcellen zich in vestigen, kunnen mee bepalen op welke plaatsen zich secundaire tumoren vormen.
✓ Vanaf een bepaalde grootte lokt een tumor bloedvatvorming uit vanuit de bestaande bloedvaten in de omgeving. De nieuwgevormde bloedvaten voorzien de tumor op die manier van ademhalingsgassen en groeistoffen. Dit proces wordt angiogenese genoemd en wordt geïnitieerd door de stof ‘VEGF’ (vasculaire-endotheelgroeifactor), geproduceerd door de tumorcellen zelf.
De nieuwgevormde bloedvaten vormen meteen een ontsnappingsroute waarlangs losgekomen tumorcellen kunnen uitzaaien.
✓ Tumorcellen bevatten tumorantigenen die herkenbaar zijn voor het afweersysteem. In principe kan het afweersysteem de tumorcellen daardoor aanvallen en vernietigen, maar tumorcellen ontsnappen ook vaak aan deze afweer, waardoor kanker toch kan ontstaan. Ingrijpen in dit mechanisme vormt de basis voor tumorimmunotheraptie.
KERNPUNTEN
66
Hoofdstuk 3
✓ Zowel binnenin de tumor, als in de directe omgeving rond de tumor, bevinden zich zeer veel andere soorten cellen, die constant in wisselwerking staan met de kankercellen. Die omgeving wordt benoemd als de tumorale ‘microomgeving’ of de ‘tumorstroma’. De micro-omgeving heeft ook een grote impact op het gedrag van de tumor en op de behandeling ervan.
✓ Normale stamcellen spelen een rol bij de ontwikkeling en metastasering van tumoren. Zo kunnen stamcellen bijdragen tot de angiogenese via de vorming van bloedvaten en bloedcellen die de tumor bevloeien. Daarnaast bestaan er ook kwaadaardig getransformeerde kankerstamcellen, die de tumor voortdurend voorzien van nieuwe kwaadaardige cellen, als andere kankercellen afsterven. Die cellen liggen aan de basis van het lang in stand houden van een kwaadaardig gezwel, zeker omdat ze ook in staat zijn tot zelfhernieuwing.
68
Hoofdstuk 4
1 Epidemiologie
De epidemiologie is de wetenschap die bestudeert hoe vaak een bepaald fenomeen, in het bijzonder een ziekte, voorkomt en verspreid wordt onder de bevolking. Ze brengt deze gegevens in kaart. Bij epidemiologisch onderzoek van kanker gaat het dus over onderzoek naar het voorkomen van tumoren (waar en wanneer), maar ook gegevens over de oorzaken van kanker en de mortaliteit (sterfte) maken deel uit van epidemiologie.
VOORBEELD
Een concreet voorbeeld: de epidemiologie geeft een antwoord op de vraag: ‘Hoe vaak kwam borstkanker voor in Vlaanderen in 1990 en in 2020? Hoeveel vrouwen hadden deze ziekte en hoeveel vrouwen stierven eraan?’
Voor ziektebestrijding en -preventie is het uiteraard ook van groot belang de oorzaken van een ziekte te bestuderen. Pas als men weet welke gegevens en omstandigheden het ‘komen en gaan’ van een ziekte bepalen en beïnvloeden, is het mogelijk om gerichte maatregelen en voorzieningen te treffen. Epidemiologisch kankeronderzoek heeft al een belangrijk aandeel gehad bij de ontrafeling van de ontstaansmechanismen van kanker en heeft ook bijgedragen tot de kennis van kankerverwekkende stoffen.
Gegevens van epidemiologisch onderzoek worden vaak weergegeven in incidentie- en mortaliteitscijfers. De incidentie is een maat voor het aantal (nieuwe) gevallen van kanker dat optreedt bij de bevolking, de mortaliteit geeft weer hoeveel personen sterven als gevolg van kanker. Een maatstaf om kankerincidentie uit te drukken is het aantal nieuwe gevallen in een bevolkingsgroep, uitgedrukt per jaar, bijvoorbeeld het aantal nieuwe gevallen per 100 000 inwoners per jaar.
Incidentie is niet hetzelfde als prevalentie, een maatstaf die aangeeft hoeveel mensen op een bepaald moment aan een ziekte lijden (dus geen nieuwe gevallen, maar alle bestaande gevallen van de ziekte worden in de prevalentiecijfers uitgedrukt). Prevalentiecijfers over kanker geven aan hoeveel mensen er op een bepaalde datum in leven zijn die in het verleden (1, 5, 10 of 20 jaar geleden) de diagnose van kanker kregen. Een hoge incidentie van een ziekte betekent dat veel mensen die ziekte krijgen. Bij een zeer goede overleving zal dit een hoge prevalentie met zich meebrengen, bij een korte overleving een lagere prevalentie. Een kanker met een lage incidentie, al dan niet gecombineerd met een slechte prognose, zal een (zeer) lage prevalentie als gevolg hebben.
Zeer veel landen houden nauwkeurige kankerregisters bij die de evolutie van de kankerincidentie, -prevalentie en -mortaliteit zorgvuldig weergeven. In België voert de Stichting Kankerregister (www.kankerregister.org) deze taak uit, in Nederland doet het Integraal kankercentrum Nederland (www.iknl.nl) dat.
Kankerepidemiologie
2 Incidentie en mortaliteit van kanker
In de westerse wereld ontwikkelt ongeveer een op de drie mensen tijdens zijn leven kanker, als we geen rekening houden met de non-melanomahuidkankers. Twee op de drie gezinnen worden zo rechtstreeks geconfronteerd met deze ziekte. Jaarlijks worden er iets meer dan 70 000 nieuwe kankergevallen geregistreerd in België (dat zijn bijna 200 nieuwe kankergevallen per dag), in Nederland zijn het er ongeveer 104 000 per jaar (of meer dan 280 per dag). Deze cijfers zullen de komende jaren blijven stijgen; voornamelijk door de vergrijzing van de bevolking en door veranderende milieu- en leefomstandigheden. Het risico op kankerontwikkeling is iets hoger voor mannen dan voor vrouwen: bij mannen is het risico om voor 75 jaar geconfronteerd te worden met een diagnose van kanker ongeveer 34 % in België, 31 % in Nederland. Voor vrouwen bedraagt dat risico 28 % in België en 29 % in Nederland.
In de meeste geïndustrialiseerde landen staat kanker op de tweede plaats in de lijst van doodsoorzaken. In Nederland is kanker zelfs al de meest voorkomende doodsoorzaak. In België nemen de hart- en vaatziekten nog altijd de eerste plaats in, tenminste bij volwassenen. Bij kinderen (< 15 jaar) is kanker de belangrijkste doodsoorzaak (met exclusie van de foeto-infantiele sterfte). Bij adolescenten (15-24 jaar) neemt kanker de derde plaats in na verkeersongevallen en zelfdoding.
Kanker op de lijst van doodsoorzaken
Volwassenen Kinderen (-15 jaar) 1 Hart- en vaatziekten 1 Kanker
Adolescenten (15-24 jaar) 1 Zelfdoding 2 Kanker 2 Ziekten van zenuwstelsel 2 Verkeersongevallen 3 Ziekten van ademhalingsstelsel 3 Ziekten van ademhalingsstelsel 3 Kanker
Bron: Stichting Statbel Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium
Tabel 1 Kanker op de lijst van doodsoorzaken
Een belangrijke vraag is waar kanker in het lichaam kan ontstaan en zal groeien. Het is immers zo dat verschillende kankerlocaties ook een heel ander beeld van het ziekteproces en van de genezingskansen met zich meebrengen. Uit de hoofdstukken over het ontstaan van kanker en tumorgroei werd duidelijk dat kanker in feite op elke plaats in het lichaam kan ontstaan waar zich delende cellen bevinden; de ontsporing naar kanker vindt immers plaats tijdens het celdelingsproces. Bijna alle weefsels en organen komen dus in aanmerking voor tumorontwikkeling. Nochtans komt kanker in een bepaald orgaan veel meer of minder voor dan op andere plaatsen in het lichaam. Voor zover alle redenen hiervoor bekend zijn, heeft dit te maken met:
1 de snelheid waarmee de cellen van het weefsel of het orgaan delen (hoe meer celdelingen, hoe hoger de kans op ontsporing); 2 de groeiomgeving voor de cellen (in sommige weefsels of organen is de omgeving minder geschikt voor de snelle deling van (kanker)cellen);
69
70
Hoofdstuk 4
3 de mate van blootstelling van het weefsel of orgaan aan kankerverwekkende stoffen (sommige organen, zoals de longen en de dikke darm, komen vaker en meer rechtstreeks in contact met schadelijke stoffen).
Daarnaast zijn er nog andere redenen, zoals hormonale invloeden (bv. bij borstkanker en schildklierkanker) en specifieke genetische eigenschappen.
Figuur1 toont de meest voorkomende plaatsen waar kanker ontstaat, voor de vrouw en voor de man.
hersenen
schildklier
hoofd/hals klieren long borst maag pancreas nier dikke darm slokdarm
lever
eierstokken baarmoeder baarmoederhals melanoom
leukemieën & lymfomen blaas prostaat teelbal
Figuur 1 De meest voorkomende tumorlocalisaties bij vrouwen en mannen
Kankerepidemiologie
Incidentieen mortaliteitscijfersvan devijftien meest gediagnosticeerde kwaadaardigetumoren (uitgezonderd non-melanoma huidkanker) gesorteerd volgensgeslacht in België.
Vrouw Man
Incidentie Mortaliteit Incidentie Mortaliteit
Borst Dikke darm Long Melanoom Baarmoederlichaam Pancreas Non-Hodgkin lymfoom Leukemie Hoofd- en hals Eierstok Schildklier Nier Baarmoederhals Maag Centraal zenuwstelsel Prostaat Long Dikke darm Hoofd- en hals Blaas Melanoom Nier Non-Hodgkin lymfoom Leukemie Pancreas Maag Slokdarm Lever Centraal zenuwstelsel Teelbal
0 2.000 4.000 6.000 8.000 10.000 12.000 Aantal (N)
0 2.000 4.000 6.000 8.000 10.000 Aantal (N)
Bron: Stichting Kankerregister
Figuur 2 Incidentie- en mortaliteitscijfers van de meest voorkomende kankertypes Figuur 2 Incidentie- en mortaliteitscijfers van de meest voorkomende kankertypes
De incidentie- en mortaliteitscijfers van de 15 meest voorkomende kankertypes bij de man en bij de vrouw in België worden weergegeven in figuur 2 (de relatieve gegevens van Nederland zijn vergelijkbaar).1
Prostaatkanker en borstkanker zijn de meest voorkomende kankertypes bij respectievelijk mannen en vrouwen. Borst-, darm-, long- en prostaatkanker zijn samen goed voor meer dan 53 % van alle nieuwe kankerdiagnoses. Uit gecombineerde gegevens voor Belgische mannen en vrouwen blijkt dat longkanker de derde meest gediagnosticeerde kanker is, onmiddellijk gevolgd door dikkedarmkanker. Dit laatste is net omgekeerd in Nederland.
Merk op dat de mortaliteitscijfers vaak een ander beeld geven. Er zijn grote verschillen in de overlevingskansen naargelang het kankertype, de plaats van de tumor in het lichaam en het stadium waarin de kanker zich bevindt op het moment van diagnose. Prostaatkanker en borstkanker tonen relatief lage mortaliteitscijfers ten opzichte van de hoge incidentie. De vroege opsporing en betere behandeling (bij borst- en prostaatkanker) en minder agressief kankertype (bij prostaatkanker) kunnen hier een gedeeltelijke verklaring voor zijn. Longkanker en borstkanker zijn de meest voorkomende oorzaken van kankersterfte bij respectievelijk mannen en vrouwen. Wanneer we alle kankergegevens van mannen en vrouwen naast elkaar leggen, is longkanker veruit de belangrijkste kankergerelateerde doodsoorzaak.
1 Tabel gebaseerd op de gegevens van Stichting Kankerregister.
71
72
Hoofdstuk 4
Registratiecijfers in Europa en de wereld
De vergelijking met registratiecijfers van enkele Europese landen suggereert dat België voor alle tumoren samen, vooral voor mannen, maar ook voor vrouwen, een van de hoogste incidentiecijfers heeft. Bij mannen is dat voornamelijk te wijten aan een hoge prostaat- en longkankerincidentie. Bij vrouwen treffen we in vergelijking met andere Europese landen een hoge borstkankerincidentie aan. Ook de incidentiecijfers voor hoofd-halstumoren bij vrouwen in België behoren tot de hoogste in Europa.
Figuur 3 geeft een maat voor de incidentie van kanker in verschillende landen, gerangschikt van hoge naar lage incidentie. Het gaat om een selectie van enkele Europese registratiegegevens waarop duidelijk de positie van België en Nederland is te zien.
Frankrijk Slovenië Denemarken België Nederland Noorwegen Spanje Engeland Duitsland Italië Polen Zwitserland Luxemburg Zweden Finland Oostenrijk Ijsland
Man
0 50 100 150 200 250 300 350 400 WSR
Denemarken België Nederland Engeland Noorwegen Frankrijk Duitsland Italië Zweden Slovenië Zwitserland Finland Ijsland Luxemburg Polen Oostenrijk Spanje
Vrouw
0 50 100 150 200 250 300 350 WSR
Bron: ECIS – European Cancer Information System (https://ecis.jrc.ec.europa.eu, geraadpleegd op 29-04-2021) Figuur 3 Schatting van de incidentie van kanker in verschillende landen in 2020 Figuur 3 Schatting van de incidentie van kanker in verschillende landen in 2020
Volgens GLOBOCAN 2020 nemen wereldwijd achtereenvolgens long-, prostaat-, darm-, maag- en leverkanker de top vijf van het aantal kankerdiagnoses bij de man in. Bij vrouwen zijn dat borst-, darm-, long-, baarmoederhals- en schildklierkanker. Mondiaal treden bepaalde kankers van het spijsverteringskanaal (slokdarm, maag, lever) meer op in vergelijking met onze landen, wat onder andere te wijten is aan andere voedingsgewoonten en hygiëne, maar ook genetische en raciale verschillen spelen een rol.
Kankerepidemiologie
De incidentie van kanker stijgt met de leeftijd. Figuur 4 geeft dat grafisch weer.
man
73
vrouw
10 10 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 + leeftijd
Figuur 4 Incidentie van kanker bij verschillende leeftijden
De belangrijkste reden hiervoor kon je al lezen in het hoofdstuk over het ontstaan van kanker. Het gaat om een opstapeling van fouten in de cellen tijdens het leven, die vooral op oudere leeftijd in kanker kunnen uitmonden. Ongeveer 67 % van alle vrouwen en 80 % van alle mannen is 60 jaar of ouder op het ogenblik van de diagnose. Bij mannen stijgt de incidentie vooral na de leeftijd van 55 jaar, bij vrouwen is dat iets vroeger, tussen 30 en 50 jaar.
Zoals uit figuur 4 blijkt, is kanker bij kinderen (tot 14 jaar) zeer zeldzaam. Als er in deze leeftijdscategorie toch kanker optreedt, gaat het vooral om leukemie (bloedkanker) en hersen- en niertumoren (zie het hoofdstuk over veelvoorkomende kankertypes). Op jonge en middelbare leeftijd komen vooral leukemieën, Hodkgin-lymfoom en hersen-, huid-, teelbal-, schildklier- en baarmoederhalskanker voor. De tumoren met de hoogste frequentie (borst-, prostaat-, long- en darmkanker) zien we vooral in de oudere leeftijdscategorieën.
74
Hoofdstuk 4
mortaliteit man
long mortaliteit vrouw
maag
baarmoeder
maag borst long
Figuur 5 Evolutie van de kankermortaliteit over de tijd
Zowel de incidentie als de mortaliteit van kanker evolueert in de loop van de geschiedenis, op lange en op korte termijn. Een interessant gegeven is de verandering in kankermortaliteit in de westerse wereld vanaf de jaren dertig tot nu. Figuur 5 geeft een overzicht van deze evolutie in kankermortaliteit van enkele kankertypes.
Wat het meest opvalt, is dat zowel bij mannen als bij vrouwen de sterfte aan longkanker spectaculair toeneemt in deze periode. Het gaat van een zeer lage mortaliteit tot een extreem hoge mortaliteit, zeker bij de man. Het mag duidelijk zijn dat het rookgedrag, sinds de jaren dertig bij de man en sinds de jaren zestig bij de vrouw, hiervan de oorzaak is. Volgens de verwachtingen zal de longkankermortaliteit in Europa de volgende jaren blijven stijgen door het aanhoudende rookgedrag.
Een andere opmerkelijke vaststelling op basis van deze figuur is dat de maagkankermortaliteit vanaf de jaren dertig tot de jaren zeventig sterk daalde. De belangrijkste oorzaak hiervan is het algemeen in gebruik nemen van de koelkast en het verminderde gebruik van zouten (pekel). Ook opvallend is de daling van mortaliteit als gevolg van baarmoeder- en baarmoederhalskanker. Dat is vooral te danken aan een verbeterde behandeling en screening (bevolkingsonderzoek, zie het hoofdstuk over oorzaken en preventie).
Het is dus duidelijk dat externe factoren een zeer belangrijke rol spelen bij de evolutie van de kankermortaliteit. Bij de interpretatie van al deze gegevens moeten we daarnaast
Kankerepidemiologie
rekening houden met nog heel wat omstandigheden, waaronder leeftijd, geslacht, ras en geografische factoren. Ook klinische factoren, zoals preventie en therapie, zijn zeer belangrijk. Zo is de afname in mortaliteit van bepaalde types kanker vaak te wijten aan een combinatie van vroege detectie (preventie en screening) en verbeterde therapieschema’s. Dat is bijvoorbeeld het geval voor bepaalde darmkankers en baarmoederhalskanker. Bij borstkanker daalt de mortaliteit, maar niet spectaculair, ondanks de sterk verbeterde en succesvolle therapiemogelijkheden.
Als we de evolutie van de kankerincidentie op kortere termijn bekijken, meer bepaald tijdens de periode van 2004 tot 2018, komen we ook tot interessante bevindingen. In België en Nederland is het totale aantal kankergevallen tijdens deze periode gestegen met respectievelijk 20 % en 35 % (jaarlijkse gemiddelde toename van het aantal kankers van 1,1 % bij mannen en 1,7 % bij vrouwen in België; in Nederland gaat het om een toename van 2,2 % bij zowel mannen als vrouwen). Deze toename kan voor een groot deel toegeschreven worden aan de vergrijzing en de bevolkingsgroei. Zoals eerder besproken neemt kanker vaak de vorm van een ouderdomsziekte aan. Daarom is het niet verwonderlijk dat meer ouderen en bejaarden in een bevolkingsgroep ook een toename van kankerincidentie met zich meebrengt. Ook andere factoren, zoals screening, vroegtijdige diagnose, levensstijl en veranderende milieuomstandigheden kunnen de toename mee verklaren. Voor de komende tientallen jaren verwacht men een blijvende stijging van de kankerincidentie. Daarom is het dus belangrijk dat we veel wetenschappelijk onderzoek naar kanker blijven uitvoeren en stimuleren.
Gegevens van verschillende tumortypes
Er zijn enkele bijzondere trends op te merken als we een opdeling maken in verschillende tumortypes. De incidentie van hoofd-halskanker, met als voornaamste risicofactoren rookgedrag en hoog alcoholgebruik, is sinds 2004 gedaald bij mannen en zo goed als ongewijzigd gebleven bij vrouwen. Deze trends zijn voornamelijk terug te vinden bij tumoren van de mondholte en larynx. De incidentie van pharynxtumoren lijkt eerder toe te nemen bij zowel mannen als vrouwen. Voor België en Nederland is er een snelle toename in incidentie van longkanker bij vrouwen, terwijl de cijfers bij mannen dalen. Vrouwen lijken te evolueren naar eenzelfde risico als mannen voor het ontwikkelen van tumoren die verband houden met rookgedrag. Darmkankerincidentie varieerde weinig tussen 2004 en 2013. Door de start van het bevolkingsonderzoek einde 2013 piekte de incidentie voor darmkanker in het jaar 2014, gevolgd door een daling van de incidentie in de daaropvolgende jaren. De borstkankerincidentie bleef vrij stabiel tussen 2004 en 2018. Bij huidkanker werd tussen 2004 en 2018 bij beide geslachten een toename in incidentie vastgesteld.
75
76
KERNPUNTEN
Hoofdstuk 4
✓ Kankerepidemiologie bestudeert hoe vaak, waar en wanneer kanker voorkomt. De belangrijkste gegevens om dit weer te geven zijn incidentie en mortaliteit. De incidentie is een maat voor het aantal (nieuwe) gevallen van kanker dat optreedt bij de bevolking. De mortaliteit geeft weer hoeveel personen sterven als gevolg van kanker.
✓ In de westerse wereld ontwikkelt ongeveer een op de drie personen tijdens zijn leven kanker. Jaarlijks worden er meer dan 70 000 nieuwe kankergevallen geregistreerd in België, in Nederland zijn het er ongeveer 104 000 per jaar.
Deze cijfers zullen de komende jaren blijven stijgen. Het risico op kankerontwikkeling is iets hoger voor mannen dan voor vrouwen.
✓ De meest voorkomende kankertypes in de westerse wereld zijn longkanker, borstkanker, prostaatkanker, dikkedarmkanker, blaaskanker, baarmoeder(hals)kanker, huidkanker, hoofdhalskanker en lymfomen en leukemieën.
✓ De incidentie van kanker stijgt met de leeftijd. Hoe ouder iemand wordt, hoe hoger het risico op kankerontwikkeling. Dit is voornamelijk te wijten aan het meerstappenproces van kanker. Mutaties stapelen zich op tijdens het leven, wat het risico op ontsporing doet verhogen met de leeftijd.
✓ De incidentie van kanker neemt toe over de tijd. Deze toename kan voor een groot deel toegeschreven worden aan de vergrijzing en de bevolkingsgroei, maar ook andere factoren, zoals screening, vroegtijdige diagnose, levensstijl en veranderende milieuomstandigheden kunnen de toename mee verklaren. Voor de komende decennia verwacht men een blijvende stijging van de kankerincidentie.