Groninger Kerken september 2022

Page 1

Apostelen en Apocalyps in Noordlaren

Klokkengieter Simon Laudy

Groninger Kerken

September 2022

'Heavy metal' in Loppersum

Honderdste kerk overgenomen

Woord vooraf

Dat Groninger Kerken in beweging is en tegelijkertijd trouw blijft aan haar doelstellingen, komt in deze najaarseditie goed naar voren. Van de honderdste kerk en het belang van (kunst)historisch onderzoek tot klokken gieten en ‘heavy metal’. Als pièce de résistance zijn daar de apostelen die al eeuwen op ons neerkijken, maar ons zo ook de geschiedenis van de kerk van Noordlaren nader verklaren. Met deze veelzijdigheid willen we als stichting jong en oud bereiken om het belang van het behoud van onze kerken te onderstrepen en de kennis daarover te vergroten.

Bij het schrijven van dit woord vooraf loopt de hete zomer ten einde, een zomer die alle records verbreekt en die ons met de neus op de feiten drukt dat klimaatverandering ook van invloed is op ons erfgoed. Niet voor niets werd bij de overname van de honderdste kerk benadrukt dat onze kerken er voor iedereen zijn en dat het behoud door ons wordt gezien als een maatschappelijk relevante opdracht. Zo stimuleren we belangstelling voor en beleving van het erfgoed. Onderhoud en gebruik vinden plaats in wisselwerking met ontwikkelingen in de samenleving. Dat onze kerken vaak al bijna duizend jaar onderdeel zijn van een voortdurend veranderende maatschappij, maakt ons ervan bewust dat we slechts passanten in de tijd zijn met als opdracht dit erfgoed zo goed mogelijk door te geven aan de volgende generatie.

Simon Laudy vertelt in een gesprek met Tjitske Zuiderbaan waarom klokken zijn passie zijn en hoe het ambacht van klokkengieter voor hem verweven is met muziek, elektrotechniek, metaalbewerking en kennis van liturgie. En passant wordt nog even vermeld dat de oudst gedateerde klok in Stedum hangt, wat niet vreemd omdat hier in het Noorden de meeste middeleeuwse kerken van Europa staan. Martin Hillenga belicht een noodgedwongen, alternatieve kant van het klokkenluiden in Loppersum in de oorlog. Met deze twee bijdragen wordt benadrukt hoe immateriële en materiële geschiedenis elkaar raken, maar ook hoe

gemakkelijk het is daaraan voorbij te lopen. Gelukkig zorgen specialisten als Simon Laudy ervoor dat dit bijzondere ambacht niet verloren gaat.

In de column Nomen est omen beschrijft Titus Eliëns hoe zijn fascinatie voor de Groninger Kerken ontstond en hoe het tijdschrift in de afgelopen decennia bijdroeg aan het onderzoek naar de (kunst)geschiedenis van ons erfgoed. Om verder onderzoek te stimuleren en om bij te dragen aan het faciliteren daarvan heeft hij het afgelopen jaar het Titus Stipendium ingesteld voor jonge onderzoekers, die in het tijdschrift een platform krijgen hun onderzoek met onze donateurs te delen.

Wij wensen u een goede start van het culturele seizoen met nieuwe invalshoeken over de historie van de Groninger kerken en veel leesplezier.

Kees van der Ploeg voorzitter redactie Patty Wageman directeur Allegorische voorstelling van Prudentia (voorzichtigheid) aan de preekstoel van Uithuizermeeden (1708). Foto Duncan Wijting.

Dit kwartaal in Groninger Kerken

Pagina 6

Apostelen en Apocalyps in Noordlaren

Pagina 24

Het belang van (kunst)historisch onderzoek

Pagina 28

Sleutelen

tussen verleden en toekomst

Pagina 34

'Heavy metal' in Loppersum

Pagina 42

Honderdste kerk overgenomen

De wierde van Oostum vanuit het zuidwesten, jaren '30. Collectie Groninger Archieven, foto S.J. Bouma (1173-129-19).

Apostelen en Apocalyps in de kerk van Noordlaren

Kees van der Ploeg

Een verrassing bij de restauratie

Bij het onderzoek tijdens de eerste fase van de in 1976-1977 uitgevoerde restauratie werden pleisterlagen verwijderd die in slechte staat verkeerden. Daarbij kwam op de triomfboog – de boog op de grens van schip en koor –geheel onverwachts een groot fragment van een muurschildering tevoorschijn (afb. 1a, b). Het bleek te gaan om een reeks apostelfiguren in een gotische arcade. Deze

schildering was aangebracht over een slordig afgevlakte boog, kennelijk de aanzet van een gewelf. Het schip is volgens Gerard van Wezel, die de bouwgeschiedenis als eerste in kaart heeft gebracht, in het tweede kwart van de dertiende eeuw verhoogd, maar de driemaal versneden oorspronkelijke steunberen aan de noordzijde pleiten veeleer voor een datering in het derde kwart van de eeuw.1

In de Bartholomeüskerk van Noordlaren bevindt zich een groot fragment van een muurschildering. Deze is belangwekkend door de ouderdom, de artistieke kwaliteit en de voorstelling zelf. Op een wonderlijke manier helpt de schildering ook nog eens om de bouwgeschiedenis van de kerk beter te begrijpen.
1a. Noordlaren, hervormde kerk, triomfboogschildering, ca. 1300. Foto Duncan Wijting.
6 7

1b. Noordlaren, hervormde kerk, interieur gezien naar het oosten met op de overgang van schip naar koor de triomfboog met schildering. Foto Duncan Wijting.

2. Noordlaren, hervormde kerk, avondmaalstekst op de oostwand van het koor, ca. 1600, opname 1976. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto A.J. van der Wal.

Flavius

De stijl van de schildering wijst op een ontstaanstijd omstreeks 1300 – Van Wezels terloopse datering in het tweede kwart van de dertiende eeuw is zeker te vroeg. 2 Omdat metselwerk en pleisterwerk nu eenmaal tijd nodig hebben om te drogen, zit er altijd een periode tussen de voltooiing van het gebouw en het aanbrengen van de geschilderde decoratie. De korte tijdspanne tussen de bouw van het schip en het aanbrengen van de apostelreeks doet de vraag rijzen of in Noordlaren het beoogde gewelf eigenlijk wel is uitgevoerd, temeer daar op de zijmuren en op de westwand geen enkel spoor van corresponderende muraalbogen is aangetroffen. Doordat de boogaanzet in de triomfboog, zoals gezegd, op een nogal slordige manier is afgevlakt, lijkt het er sterk op dat deze fase wat improviserend tot stand gekomen is, wat zich goed laat rijmen met het achterwege blijven van het gewelf.

Hoe zag de schildering er oorspronkelijk uit? We hebben al gezien dat de apostelreeks over de muraalboog heen geschilderd is, maar de beeldtraditie van deze voorstelling veronderstelt behalve de twaalf apostelen ook een hoger element in het midden, gewoonlijk een tronende Christusfiguur. Daarvoor biedt de vlakke zoldering die er tegenwoordig zit, te weinig

ruimte. Er moet daarom oorspronkelijk, dat wil zeggen toen omstreeks 1300 de schildering is aangebracht, een ziende kap op de muren hebben gerust, want alleen dan zou voldoende ruimte op het bovenvlak van de triomfboog overblijven. De huidige balkenzoldering is eerst in 1675 gelegd, na het vertrek van de Munsterse troepen die in Noordlaren grote schade hadden aangericht. 3

Toch zullen de middeleeuwse schilderingen – de apostelreeks en een Laatste Oordeel, waarover hierna meer –al wel eerder zijn verdwenen. Vermoedelijk gebeurde dit kort na 1594 toen het Gorecht, de streek waarin Noordlaren ligt, net als de Stad en de Ommelanden, definitief naar het calvinisme was overgegaan. Bij de restauratie zijn op de oostmuur van het koor resten van typisch reformatorische avondmaalsteksten aangetroffen, maar in zo’n erbarmelijke staat dat daarvan uiteindelijk niets behouden is (afb. 2). Het gaat om 1 Korinthiërs 11:23-25, waarin Paulus de juiste geesteshouding bij de avondmaalsviering omschrijft. Of de tekst ook nog enkele vervolgverzen omvatte, valt niet meer na te gaan. De bij de blootlegging leesbare tekstfragmenten, met daarin het woord ‘kelck’, doen vermoeden dat in elk geval ook de door Willem Vorsterman in Antwerpen uitgegeven Nederlandse bijbelvertaling (1528-1531) is gebruikt. Het is echter de vraag of deze vertaling de enige bron is, want

8
9
3. Sarcofaag van Stilicho, ca. 385, Sant’Ambrogio, Milaan. Foto Sailko, Wikimedia Commons.

een paar regels verder lezen we in de wandtekst het in andere vertalingen gebruikelijke ‘gedacht[enisse]’, waar Vorsterman ‘ghehoochnissse’ geeft.

Deze restanten wijzen op een geheel nieuwe uitmonstering van het interieur, waardoor oudere schilderingen aan het oog zullen zijn onttrokken. In de Martinien in de Akerk in Groningen zijn rond 1600 ook zulke teksten aangebracht, met de kennelijke bedoeling de kerkruimte visueel te ‘protestantiseren’.4 Aangezien Noordlaren tot het rechtsgebied van de stad Groningen behoorde, ligt het voor de hand dat met een dergelijke actie omstreeks diezelfde tijd ook deze kerk aan de calvinistische eredienst is aangepast.

Een oude beeldtraditie Apostelreeksen komen al heel vroeg in de christelijke kunst voor, bijvoorbeeld op sarcofagen. Meestal flankeren ze daar Christus die als leraar wordt afgebeeld, met het uiterlijk van een jonge en baardeloze filosoof. Hij overhandigt een boekrol aan een van de apostelen, gewoonlijk Petrus, maar soms ook aan een apostel aan zijn andere zijde, in wie we dan Paulus kunnen herkennen. Deze voorstelling, die sinds de negentiende eeuw Traditio legis of ‘Overdracht van de wet’ wordt genoemd, laat zien dat Christus de boodschap van het

Nieuwe Verbond aan de apostelen toevertrouwt – en via hen aan de Kerk. Een mooi voorbeeld van een volledige apostelreeks vinden we op de sarcofaag van Stilicho uit ongeveer 385, die later tot onderbouw werd gemaakt van de kansel in de basiliek van Sant’Ambrogio in Milaan (afb. 3). 5 Ook nog uit de vierde eeuw dateert het mozaïek met hetzelfde thema in de Aquilinuskapel van de San Lorenzo in Milaan (afb. 4). Onder de voeten van Christus, die als een jonge filosoof op een troon zit, bevindt zich daar een kist met een reeks boekrollen. Iets jonger, van omstreeks 415, is het apsismozaïek van Santa Pudenziana in Rome dat hetzelfde thema laat zien (afb. 5) Hier draagt Christus echter een baard, en zo zal hij in de loop van de middeleeuwen steeds vaker worden afgebeeld. 6 Bovendien zijn hier de vier levende wezens uit het visioen van de profeet Ezechiël toegevoegd (Ezechiël 1:10, 1:14). Dit is een van de vroegste voorbeelden van deze combinatie van beeldelementen. De vier wezens – samengevoegd tot één teken worden ze de ‘tetramorph’ genoemd – zijn door vroege theologen als Irenëus van Lyon en Hippolytus van Rome uitgelegd als verwijzingen naar de vier evangeliën. Hiëronymus nam deze gedachtegang over in zijn commentaar op het evangelie van Mattheüs, maar vooral door de preken van paus Gregorius de Grote over het bijbelboek Ezechiël, die

4. Milaan, San Lorenzo, apsismozaïek in de Aquilinuskapel: Traditio legis, ca. 390. Foto Giovani Dall’Orto, Wikimedia Commons. 5. Rome, Santa Pudenziana, apsismozaïek: Traditio legis en de vier wezens uit het visioen van Ezechiël, ca. 415. Foto Welleschik, Wikimedia Commons.
10
6. Poreč, Basilica Eufrasiana, triomfboogmozaïek: Tronende Christus te midden van de twaalf apostelen, ca. 550. Foto Gerhard Huber, Wikimedia Commons.

een grote bekendheid genoten, werd de identificatie van de vier wezens met de vier evangeliën gemeengoed. Bij die identificatie bracht Gregorius weliswaar een reeks van theologische en allegorische nuanceringen aan, maar die waren eenvoudigweg te subtiel om in afbeeldingen te kunnen worden omgezet.7 Sinds de vroege middeleeuwen golden daarom in de christelijke beeldtaal de vier wezens uit Ezechiëls visioen zonder veel omhaal als symbolen van de vier evangeliën, waarbij steeds meer alleen naar hun auteurs werd verwezen. Het feit dat vanaf de dertiende eeuw vaak schriftbanden ter identificatie aan de wezens werden toegevoegd, markeert het einde van dit proces van betekenisafvlakk ing, waarbij de evangelisten voorrang boven de evangeliën zelf kregen. Doordat de vier wezens terugkeren in het laatste bijbelboek, dat van de Openbaring van Johannes (Openbaring 4:7), speelden ze ook al gauw een rol in visuele verwijzingen naar de eindtijd.

Op de triomfboog van de Eufrasiaanse basiliek in Poreč/Parenzo, op het schiereiland Istrië ten oosten van Venetië, is rond het midden van de zesde eeuw een mozaïek aangebracht, waarbij Christus aan weerskanten door de apostelen wordt gefl ankeerd (afb. 6). Dit is het prototype van wat via fl ink wat tussenstadia op de triomfboog in Noordlaren is geschilderd. In Poreč is Christus nog van het baardeloze vroegchristelijke type, maar van een Traditio legis in eigenlijke zin is hier geen sprake meer. Het geopende boek met de Latijnse tekst Ego sum lux vera (‘Ik ben het ware licht’) is een verwijzing naar Johannes 8:12: ‘Ik ben het licht der wereld’. Hij zit op een blauwe schijf of bol, waarmee wordt aangegeven dat zijn

troon in de hemel is. De apostelen zijn tamelijk gelijkvormig weergegeven, alleen Petrus en Paulus hebben al hun karakteristieke gezichtstype, waarmee ze in de middeleeuwen steeds onderscheiden zullen worden.

Petrus is bovendien voorzien van zijn karakteristieke att ribuut: de sleutels van het Koninkrijk der Hemelen, een verwijzing naar wat Jezus kort voor het begin van de Passie tot Petrus zegt in Matt heüs 16:18-19. Deze tekst werd in de middeleeuwen zo geïnterpreteerd dat Petrus van Christus de bevoegdheid had ontvangen om voor de zielen der gestorvenen de toegang tot de hemel te ontsluiten. Tegelijkertijd diende deze tekst over de sleutelmacht van Petrus om het primaat van de bisschop van Rome als de vermeende opvolger van Petrus te rechtvaardigen. Wie in de middeleeuwen Petrus met de hemelsleutels zag, werd er aldus aan herinnerd dat alleen via de Kerk toegang tot de hemelse heerlijkheid viel te verkrijgen, maar ook – meer politiek toegespitst –dat de paus pretendeerde het aardse hoofd van de christenheid te zijn. 8

Al in Poreč wijst de aanwezigheid van de hemelse troon van Christus op een begripsmatige verschuiving van het thema van de Traditio legis: het krijgt hier een meer eschatologische betekenis, dat wil zeggen dat het wordt opgevat als verwijzing naar de eindtijd, die met de terugkeer van Christus zal beginnen. Deze betekenis wordt verder versterkt doordat op het boogvlak direct daaronder het Lam Gods is afgebeeld. Ook de tekstuele bron hiervan is in het visioen van Johannes te vinden (Openbaring 5:7). Dit accent op het einde der tijden wordt in de middeleeuwen steeds nadrukkelijker om ten slotte

uit te monden in de voorstell ing van het Laatste Oordeel. Daarvan kennen we in Groningen en elders talloze voorbeelden.9 De apostelreeks in Noordlaren hoort nog bij de eerdere fase, toen de verwijzing naar de eindtijd in de eerste plaats een tamelijk abstract motief was en nog niet, zoals bij het Laatste Oordeel, een directe waarschuwing voor de gelovigen in het hier en nu. Het is het verschil, zo zou men kunnen zeggen, tussen theologie en zielzorg. Hoe afschrikwekkend de idee van het Laatste Oordeel op zichzelf ook moge zijn, het gaat in feite om een aansporing aan de gelovigen zich om hun zielenheil te bekommeren.

Bij de blootlegging tijdens de restauratie werden centraal boven de apostelen verfsporen gevonden. Hoewel daarop geen directe reconstructie kan worden gebaseerd, wijst de analogie met vergelijkbare voorstellingen erop dat hier Christus heeft gestaan. Dit wordt verder bevestigd doordat links van deze sporen de resten van een vogel met een schriftband werden gevonden. In deze context kan dat alleen de adelaar zijn geweest, het symbool van Johannes. Aangezien een dergelijk symbool nooit alleen voorkomt, kunnen we ervan uitgaan dat ook de drie andere evangelisten hier aanwezig zijn geweest.

Deze restanten zaten zo los op de pleisterlaag dat ze niet behouden konden blijven.10

Een overeenkomstige apostelreeks is gedeeltelijk bewaard gebleven op de triomfboog van de kerk in Anloo (afb. 7). Ook hier wordt deze in het midden onderbroken door een ander element. Veel is daarvan niet over, maar de opzet van dit centrale motief, waarvan de indeling nog min of meer is vast te stellen, doet vermoeden

7. Anloo, hervormde kerk, oostwand, toestand in 1946 na restauratie. Boven de triomfboog de gedeeltelijk bewaard gebleven apostelreeks, tegen 1400. Aan de linkerzijde is later een andere schildering over de apostelreeks aangebracht. Hierbij behoort vermoedelijk ook de rechts van de boog vaag zichtbare knielende gestalte. De tekstcartouches dateren van na de Reformatie. Links onder de nis van het aan Maria gewijde altaar met daaromheen voorstellingen uit haar leven, ca. 1350. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto J.P.A. Antonietti.

Arles, Saint-Trophime, westportaal,

dat hier een Christus was afgebeeld, omgeven door de symbolen van de vier evangelisten. De apostelen worden gescheiden door dubbele zuilen, maar van de bekroning is niets bewaard gebleven. Samen met de nog vaag zichtbare vormen van de apostelen wijzen deze op een aanzienlijk latere ontstaanstijd dan die van de reeks in Noordlaren, namelijk tegen 1400.11

Van Wederkomst tot Laatste Oordeel

De Wederkomst van Christus is een populair thema in de twaalfde en dertiende eeuw. We vinden deze voorstell ing vaak aan kerkportalen. In het boogveld van het portaal van de St.-Trophime in Arles, uit het derde kwart van de twaalfde eeuw, troont Christus in majesteit, wat wordt aangegeven door de amandelvormige stralenkrans rond zijn gestalte (afb. 8). Hij is vergezeld van de vier gevleugelde wezens uit Ezechiël en de Apocalyps. Onder hem zijn de twaalf apostelen afgebeeld. Op het eerste gezicht zien we hier een variant op de oudere beeldvorm van de Traditio legis. De apostelen kunnen echter ook verwijzen naar Matt heüs 19:28 en Lucas 22:30, waar Christus de apostelen belooft dat ze op de Dag des Oordeels met hem over de twaalf stammen van Israël zullen rechtspreken. De gebruikelijke exegese hierbij is dat de twaalf stammen voor de gehele mensheid staan. Dat de apostelen met deze bedoeling hier zijn afgebeeld, wordt des te aannemelijker omdat op de friezen aan weerszijden boven de zuilen de uitverkorenen aan de linkerkant –van Christus uit gezien rechts – en aan de rechterkant de verdoemden zijn afgebeeld (afb. 9). Door deze toevoeging wordt de Wederkomst, de eerste fase die het einde

13
8. ca. 1160. Foto Sailko, Wikimedia Commons.

der tijden aankondigt, direct verbonden met het hierop volgende oordeel over de mensen. Arles is hiervan een van de vroegste voorbeelden. In het centrale boogveld van het iets oudere westportaal van de kathedraal van Chartres vinden we dezelfde voorstelling (afb. 10). Op de draagbalk onder het boogveld zijn de apostelen door zuiltjes, telkens door drie bogen met elkaar verbonden, ingedeeld in vier groepen van drie. Het is waarschijnlijk een verbeelding van de prediking van de drie-enige God door de apostelen in de vier hoeken van de aarde. Aan de uiteinden zijn nog twee afzonderlijke figuren toegevoegd, die vermoedelijk Henoch en Elija uit het Oude Testament voorstellen. Deze zouden, zo meenden sommige middeleeuwse theologen, net voor het eind der tijden terugkeren op aarde voor een laatste bekeringspoging van de mensheid.12 Zij waren bovendien de enige oudtestamentische personen die lichamelijk ten hemel waren opgenomen. Op de bogen rond de centrale voorstelling zien we ten slotte de vierentwintig oudsten die in Openbaring 4:4 worden vermeld. Wie zij precies zijn, is steeds een voorwerp van theologische speculatie geweest. Het meest waarschijnlijk is dat zij de gekroonde vertegenwoordigers zijn van de triomferende Kerk die de lof van Christus zingt (vgl. Openbaring 5:8-10). Hier zien we hoe de overweldigende rijkdom aan literaire beelden in de Apocalyps theologen voor exegetische raadsels stelt en tegelijkertijd stuit op de grenzen van wat de kunstenaar vermag, beperkt als hij is door de plaatsruimte en het materiaal.

Vooral in Chartres zien we een opeenstapeling van betekenissen die zich, logisch gezien, soms maar moei-

lijk tot elkaar verhouden. Dit is echter wel de manier waarop de zichtbare wereld toen door theologen werd geïnterpreteerd als verwijzing naar het goddelijk heilsplan. Chartres was bovendien een vooraanstaand centrum van godgeleerdheid met een belangrijke kathedraalschool. Zoveel gelaagdheid en subtiliteit kan natuurlijk niet verondersteld worden in een dorp als Noordlaren, maar wel blijkt hieruit dat deze gedeelde beeldcultuur tot in de verste uithoeken van middeleeuws Europa verspreid was.

Het bovenstaande laat ook zien hoe moeilijk het is om zulke voorstellingen nauwkeurig in te delen.13 Doordat een element wordt toegevoegd of weggelaten, treedt meteen een betekenisverschuiving op. In feite sluiten alle varianten door de tijd heen wel op enig punt op elkaar aan. Niettemin wijst het spoor van al deze veranderingen onweerlegbaar in een meer apocalyptische richting die uiteindelijk resulteert in de voorstelling van het Laatste Oordeel.

De artistieke context

De apostelreeks is van een opvallend hoge artistieke kwaliteit (afb. 11). Schilderingen uit de latere veertiende en ook uit de vijftiende eeuw zijn dat vaak veel minder, alsof toen de beste schilders zich niet met muurschilderingen bezighielden en zich geheel op de paneelschilderkunst of de miniatuurkunst toelegden. Er schijnt, in elk geval ten noorden van de Alpen, een soort van artistieke hiërarchie te hebben bestaan, waarin de muurschilders de laagste klasse vertegenwoordigden. Mogelijk hangt dit hiermee samen dat zij rondreisden van de ene naar

15 14
‘Zoveel gelaagdheid en subtiliteit kan natuurlijk niet verondersteld worden in een dorp als Noordlaren, maar wel blijkt hieruit dat deze gedeelde beeldcultuur tot in de verste uithoeken van middeleeuws
Europa verspreid was.’
9. Arles, Saint-Trophime, detail van het westportaal: verdoemden, ca. 1160. Foto: Sailko, Wikimedia Commons. 10. Chartres, kathedraal, centraal boogveld van het westportaal: Majestas Domini, tegen 1150. Foto Guillaume Piolle, Wikimedia Commons.

de andere plaats en dus werkten zonder lid te zijn van het gildesysteem dat per stad opleiding en kwaliteit reguleerde. Bovendien was in een stad als Groningen voor een schildersgroep van enige omvang onvoldoende emplooi.14

De schildering in Noordlaren dateert echter van omstreeks 1300 en toen bestond dit onderscheid nog niet. Hier is een schilder van aanzienlijke bekwaamheid aan het werk geweest, wat blijkt uit de vergelijking met de Majestas-voorstelling en daaronder enkele heiligen in een arcade die ongeveer een eeuw later zijn geschilderd rond het centrale oostvenster in de kerk van Wirdum (afb. 12). Om iets over zijn herkomst te zeggen, zijn we, ook bij gebrek aan archiefmateriaal, aangewezen op stilistisch vergelijken. In het noordelijk kustgebied is dat zo gemakkelijk niet, omdat hier maar heel weinig schilderingen uit deze periode zijn overgebleven. Ongeveer een halve eeuw ouder is de Christus in majesteit op het apsisgewelf in Bozum (afb. 13). 15 Ontdekt in 1941, is deze schildering vervolgens ingrijpend gerestaureerd, waarbij wel heel veel is in- en aangevuld. De centrale figuur is hier een tronende Christus, die in een vierpas is gevat. Hij is omgeven door de vier levende wezens. Links en rechts staan in een arcade telkens twee figuren, aan de linkerzijde mogelijk Maria en Johannes, terwijl de eerste figuur aan de rechterzijde door mijter en kromstaf als een bisschop of misschien een gemijterde abt is gekarakteriseerd. Een aantal elementen, zoals evangelistensymbolen en de arcade, die hier overigens niet verder doorliep, keren terug in Noordlaren. Ook in Bozum zijn de vier levende wezens al van schriftbanden voorzien die hen met de evangelisten identificeren . De stijl in Bozum is echter nogal houterig. Hoewel een slag expressiever dan de Majestas in Bozum, horen ook de belangrijke fragmenten die in de kerk van Britsum zijn ontdekt, bij een eerdere stijlfase, te dateren rond het midden van de dertiende eeuw.16

De slankheid van de apostelfiguren en de sierlijke uitwerking van de gewaden in Noordlaren vertegenwoordigen de stijl van zo’n halve eeuw later. Een goede parallel, zij het stilistisch nog wat verder ontwikkeld, biedt de Kruisiging, die op de zuidwestelijke vieringspijler van de Pieterskerk in Utrecht is geschilderd bij wijze van retabel voor een daartegen geplaatst altaar (afb. 14). Deze schildering, te dateren in het begin van de veertiende eeuw, vertoont grote verwantschap met de Keulse schilderkunst.17

Dat ligt wel enigszins voor de hand, aangezien Utrecht deel uitmaakte van de Keulse kerkprovincie en ook het ontwerp van de nieuwe Dom, in elk geval in de vroege fasen, sterk afhankelijk was van de net wat eerder begonnen herbouw van de Dom in Keulen.

11. Noordlaren, hervormde kerk, triomfboog: apostel, ca. 1300, opname waarschijnlijk 1977. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort. 13. Bozum, hervormde kerk, schildering van een Majestas Domini op het apsisgewelf, ca. 1250, opname 2012. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto Chris Booms. 12. Wirdum, hervormde kerk, schildering van een Majestas Domini in het middenvenster van het koor, ca. 1400, opname 1959. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto G.Th. Delemarre.
17
14. Utrecht, Pieterskerk, schildering van de Kruisiging op de zuidwestelijke vieringspijler, ca. 1310, opname 1924. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Een arcade voor de apostelen

Zoals we hierboven al hebben gezien aan vroegchristelijke sarcofagen, heeft een architectonische achtergrond als kader voor een reeks figuren een lange traditie. In de edelsmeedkunst van de twaalfde eeuw wordt voor de geleding van reliekschrijnen vaak een bogenrij gebruikt. In de dertiende-eeuwse gotiek worden deze schrijnen zelfs tot een soort van miniatuur-kerkgebouwen uitgewerkt. Het meest vergaande voorbeeld hiervan was het tussen 1272 en 1298 in Parijs vervaardigde Gertrudisschrijn uit Nijvel, dat in 1940 op een aantal fragmenten na geheel is vernietigd (afb. 15) 18 Vanuit Frankrijk verspreidde dit motief zich in korte tijd over heel Europa. De zuilen van de bogenrij in Noordlaren hebben nog een romaans karakter, waarbij de kleuren afwisselend rood en groen zijn, maar de bovenbouw van driepassen in een wimberg – een driehoekig gevelveld – met op de zijkanten hogels, is volop gotisch. Ook hier zijn afwisselende kleuren gebruikt, waardoor de architectonische samenhang van de arcade als geheel enigszins wordt doorbroken.

In de dertiende eeuw staan tussen de wimbergen bijna altijd uniforme pinakels, maar in Noordlaren zien we in plaats daarvan uiteenlopende torenvormen, zoals die in de veertiende eeuw vaker zullen voorkomen. De tussengelegen vlakken zijn met sterren versierd, die

mogelijk meer zijn dan decoratie: ze kunnen ook het hemelse domein van de voorstell ing aangeven. In dat geval zouden ook de torens een meer specifieke betekenis kunnen hebben als verwijzingen naar het Hemels

Jeruzalem, zoals dat in de Apocalyps wordt beschreven

(Openb. 21:9-27). In vers 14 van dat hoofdstuk wordt zelfs expliciet naar de apostelen verwezen: ‘De stadsmuur had twaalf grondstenen, met daarop de namen van de twaalf apostelen van het Lam’. Of zulke noties in Noordlaren ook zo begrepen werden door wie daar ter kerke ging, is een heel andere kwestie, maar ze behoorden in elk geval wel tot het apparaat waarover de kunstenaar beschikte.

Het voortleven van de apostelreeks

Na de dertiende eeuw worden apostelreeksen als onderdeel van een eindtijd-voorstell ing zeldzamer, maar in een andere betekenissamenhang bestaan ze voort, namelijk als de stutten van de Kerk. In de twaalfde eeuw zagen geestelijken de zuilen van een kerk als een beeld van de twaalf apostelen, vooral wanneer dat, bijvoorbeeld in het koor van de abdijkerk van Saint-Denis, ook nog eens precies twaalf waren. In de tegen het midden van de dertiende eeuw gebouwde Sainte-Chapelle in Parijs wordt dit beeld letterlijk genomen: aan elke wandpijler wordt het beeld van een apostel bevestigd. Die gedachte slaat kennelijk aan, want aan het begin van de veertiende

15. Nijvel, Gertrudisschrijn, 1272-1298, 80 x 180 x 54 cm, voorheen Sint-Gertrudiskerk, Nijvel. De reliekschrijn is in 1940 vernietigd tijdens een bombardement. Collectie KIK-IRPA, Brussel. 17. Hengelo (Gld.), hervormde kerk, apostelreeks in het koor, ca. 1450. Foto Marcel Colenbrander. 16. Keulen, Dom, beelden in het koor: apostelen ter weerszijden van Christus en Maria aan de twee middelste pijlers, ca. 1330. Foto Willy Horsch, Wikimedia Commons.
18
18. Ter Apel, Kruisherenklooster, doxaal, 1501, opname 1893. Collectie Groninger Archieven (818-22159).

eeuw wordt een soortgelijke reeks gemaakt voor de Dom in Keulen, en later ook voor het nieuwe koor van de Dom in Aken en voor de Utrechtse kathedraal (afb. 16) In Utrecht zijn de beelden zelf na de Reformatie verwijderd, maar de baldakijnen zijn nog steeds aanwezig.

Een veel goedkopere versie vormen geschilderde reeksen. Die vinden we dan ook vooral in plattelandskerken. In de Achterhoek en het aansluitende deel van Duitsland vinden we uit de vijftiende eeuw een aantal voorbeelden. Een van de best bewaarde apostelreeksen is omstreeks 1450 rondom in het koor van de kerk in het Gelderse Hengelo geschilderd (afb. 17). Mogelijk stonden ze, wat hun betekenis betreft, ook in relatie tot een aan het gewelf hangend crucifix of een Maria in een stralenkrans.

Een variant vinden we aan het uit 1501 daterende doxaal van het klooster in Ter Apel (afb. 18) 19 Haken tussen de consoles en baldakijnen geven aan dat hierop beeldjes waren vastgehecht. Ook in de middelste nis zit een haak. Te oordelen aan de contour met daaromheen een stralenkrans, stond hier een Maria met Kind. Zowel links als rechts is plaats voor zeven andere beeldjes, die vrijwel zeker de twaalf apostelen hebben voorgesteld, aangevuld met nog twee heiligen. Mogelijk heeft ook het minderbroederklooster in Groningen zo’n doxaal gehad. Hierop wijst een beeldje van Johannes de Evangelist, dat in 1990 bij opgravingen op het voormalige kloosterterrein tevoorschijn is gekomen (afb. 19) 20 In het theologisch denken van die tijd geldt een Kruisiging evenals een Maria met Kind als verwijzing naar het misoffer dat op het altaar wordt voltrokken.

Laatste Oordeel en zijaltaren

Van de laatste fase in de middeleeuwse decoratie in Noordlaren zijn bij de restauratie wel enkele fragmenten gevonden, maar ze waren in een te slechte conditie om te worden bewaard. Deze nieuwe decoratie hing samen met de bouw van een nieuw koorgewelf in het midden van de vijftiende eeuw, waarvoor niet alleen het muurwerk werd verhoogd, maar ook de triomfboog werd gewijzigd in een hoog oprijzende spitsboog, waardoor het centrale deel van de Majestas verdween en de overblijvende apostelen hun betekenis verloren. Van de nood werd echter een deugd gemaakt door deze restanten over te pleisteren en een meer eigentijdse schildering aan te brengen, namelijk een Laatste Oordeel. Dat valt te reconstrueren uit de sporen van deze nieuwe decoratielaag die men bij de restauratie is tegengekomen (afb. 20) 21

Deze voorstelling leende zich ook beter voor de nieuw ontstane situatie. Ter weerszijden van de boog werden bazuinende engelen vastgesteld, en verder naar beneden werden fragmenten

19. Johannes de Evangelist, ca. 1450, Baumberger steen, hoogte 31,5 cm. Collectie Groninger Museum, foto Arjen Verschoor. 20. Noordlaren, hervormde kerk, fragment Laatste Oordeel met bazuinende engel, ca. 1500, opname 1976. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto A.J. van der Wal. 22. Noordlaren, veldtekening van de opgraving door A. van Pernis, 1976. In het koor en aan weerszijden van de triomfboog in het schip bevinden zich altaarfunderingen. Collectie Noordelijk Archeologisch Depot, Nuis (1990-01947).
20
21. Loppersum, hervormde kerk, gewelfschildering van het Laatste Oordeel, ca. 1500, opname 1991. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto A.J. van der Wal.

geïdentificeerd als doden die uit hun graf opstaan. Het Laatste Oordeel laat zich gemakkelijk als een driehoekige compositie denken, waarbij boven de kruin van de boog Christus is afgebeeld, terwijl links en rechts hieronder respectievelijk de uitverkorenen en de verdoemden zijn geschilderd en op een nog lager niveau de doden uit hun graven verrijzen. Het goed bewaard gebleven Laatste Oordeel dat omstreeks 1500 op de noordelijke koorwand in Loppersum werd geschilderd, geeft een indruk van de situatie in Noordlaren (afb. 21). In Loppersum moest onderaan met de spitsbogige opening naar de Mariakapel rekening worden gehouden, terwijl de spitsboog van het gewelf de compositie aan de bovenzijde bepaalde. Het hoofdaltaar was tegen de achterwand van het koor opgesteld – teruggevonden funderingsresten laten daarover geen twijfel bestaan (afb. 22) Ter weerszijden van de triomfboog zijn in het schip soortgelijke funderingen aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid van

twee zijaltaren. In de noordelijke flank van de triomfboog zijn boven de altaarfundering de sporen van een gewelf tevoorschijn gekomen, wat erop wijst dat in elk geval boven dit altaar een baldakijn was geconstrueerd. Naar analogie van wat van elders bekend is, zou het altaar aan de noordzijde aan Maria gewijd kunnen zijn. In de kerk van Anloo bevonden zich op precies dezelfde plaatsen ter weerszijden van de triomfboog zijaltaren. Bij dat aan de noordzijde zijn voorstellingen uit het leven van Maria bewaard gebleven (afb. 7). Deze wijzen onmiskenbaar op een wijding aan de Moeder Gods.22

Overhuivingen van zijaltaren kwamen veel vaker voor. In Sillenstede in Ostfriesland zijn aan elke kant van de triomfboog de gemetselde baldakijnen bewaard gebleven, maar ook voor een reeks Drentse kerken is dit verschijnsel vastgesteld (afb. 23). 23 Aan het eind van de middeleeuwen moet de kerk van Noordlaren een indrukwekkende liturgische ruimte zijn geweest.

Noten

1 G.W.C. van Wezel, ‘De Oude Kerk van Noordlaren’, Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 76 (1977), 216-232, aldaar 224. Voor een correctie op de tot nu toe gangbare bouwgeschiedenis zie: Kees van der Ploeg, ‘De bouwgeschiedenis van de kerk in Noordlaren herzien’, Groninger Kerken 39 (2022) 6-14.

2 Van Wezel, ‘De Oude Kerk’, (zie noot 1), 229, bijschrift bij afb. 17.

3 H.M. Luning, Zij hielden de lampe staande. Geschiedenis van de kerk te Noordlaren (Groningen 1977) 33.

4 Vgl. Jacolien Wubs, To Proclaim, to Instruct and to Discipline: the Visuality of Texts in Calvinist Churches in the Dutch Republic (Groningen 2021).

5 Roald Dijkstra, The Apostles in Early Christian Art and Poetry (Leiden en Boston 2016) 338.

6 Vgl. Claudine A. Chavannes-Mazel, ‘Popular Belief and the Image of the Beardless Christ’, Visual Resources 19 (2003) 27-42.

7 Vgl. Kees Veelenturf, Dia Brátha. Eschatological Theophanies and Irish High Crosses (Amsterdam 1997) 27-68, vooral 39-43.

8 Vgl. Peter Raedts, De uitvinding van de rooms-katholieke kerk (Amsterdam 2013) 15-20. Van deze pretentie laat modern historisch onderzoek weinig over: zie George E. Demacopulos, The Invention of Peter. Apostolic Discourse and Papal Authority in Late Antiquity (Philadelphia 2013).

9 Zie o.a. Regnerus Steensma, ‘De voorstelling van het Laatste Oordeel in Groninger kerken’, in: Rolf-Jürgen Grote en Kees van der Ploeg (red.), Muurschilderkunst in Nedersaksen, Bremen en Groningen. Vensters op het verleden. 2 dln. (Groningen 2001), Opstellen, 142-148.

10 Luning, Zij hielden (zie noot 3), 27. Mede dankzij Lunings observaties van het restauratiewerk kennen we enkele details van wat gevonden is, maar niet behouden kon blijven.

11 Dit betekent een correctie van de datering op het eind van de vijftiende eeuw in Grote en Van der Ploeg, Muurschilderkunst (zie noot 9), Catalogus , 3.

12 Adolf Katzenellenbogen, The Sculptural programs of Chartres Cathedral: Christ, Mary, Ecclesia (New York en Londen 1959) 25.

13 Een invloedrijke poging hiertoe is F. van der Meer, Maiestas Domini. Théophanies de l’Apocalypse dans l’art chrétien. Étude sur les origines d’une iconographie spéciale du Christ (Vaticaanstad en Parijs 1938) 315-397. Dit boek vormde de basis van het door hem geschreven lemma ‘Maiestas Domini’, in: Engelbert Kirschbaum et al., Lexikon der christlichen Ikongraphie, dl. 3 (Freiburg i. Br. 1990, oorspr. 1971) 136-142.

14 Vgl. Kees van der Ploeg, ‘Schilders in Groningen: herkomst en verwantschap’, in: Grote en Van der Ploeg, Muurschilderkunst (zie noot 9), Opstellen, 314-337.

15 Wantje Fritschy, ‘De Majestas Domini in de Ned. Herv. Kerk te Bozum’, Publicatieband Stichting Alde Fryske Tsjerken, band 2 (1977) 53-68.

16 Emanuel Klinkenberg, ‘The Medieval Mural Paintings in the Dutch Reformed Church at Britsum. A Reflection of Frisian Crusade Participation’, in: Anne-Maria J. van Egmond en Claudine A. Chavannes-Mazel (red.), Medieval Art in the Northern Netherlands before Van Eyck (Utrecht 2014) 40-57, 201-204.

17 Vgl. G.J. Hoogewerff, De Noord-Nederlandsche schilderkunst, dl. 1 (’s-Gravenhage 1936) 51-53.

18 Hiltrud Westermann-Angerhausen (red.), Schatz aus den Trümmern. Der Silberschrein von Nivelles und die europäische Hochgotik, cat. Schnütgen-Museum (Keulen 1995).

Over de auteur

Dr. Kees van der Ploeg (c.p.j.van.der.ploeg@rug.nl) doceerde tot zijn pensionering in 2021 architectuurgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij schreef verschillende artikelen over Groninger kerken, onder meer in dit tijdschrift.

19 Egbert O. van der Werff, ‘Het doxaal in de kloosterkerk van Ter Apel’, in: E.O. van der Werff en M. Beilmann (red.), Beelden op hun plaats. Doxaalbeelden uit Bentlage in Ter Apel (Rheine en Ter Apel 1995) 23-33.

20 Vgl. Kees van der Ploeg, ‘Een beeld van Johannes de Evangelist en de Broerkerk in Groningen’, Groninger Kerken 17 (2000) 76-81.

21 Luning, Zij hielden (zie noot 3) 27.

22 Aan grote laatmiddeleeuwse kerken is vaak aan de noordzijde een afzonderlijke Mariakapel toegevoegd. Voorbeelden zijn de Sint-Janskerk in ’s-Hertogenbosch, de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Breda en de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Dordrecht.

23 J.E.A. Kroesen, ‘Verdwenen zijaltaren. Spoorzoeken in Drenthes middeleeuwse kerken’, Nieuwe Drentse Volksalmanak 124 (2007) 21-53.

23
23. Sillenstede, Sankt Floriankirche, altaarciborium (-overkapping), ca. 1250. Foto Harm Hofman.

Het belang van

(kunst)historisch onderzoek

Nomen est omen?

Net geen zestien jaar was Tietje Bouma, toen zij op 8 april 1930 in Oostum overleed.

Zij is begraven op de wierde aan de voet van het dertiende-eeuwse kerkje dat door menig schilder van De Ploeg vanwege zijn adembenemend fraaie ligging is vastgelegd. Een eenvoudige granieten zerk herinnert aan haar aardse bestaan dat zo kort heeft geduurd.

25
Grafzerk aan de westelijke rand van het kerkhof van Oostum, vlak bij de ingang van de kerk. Foto Duncan Wijting.

In de tweede helft van de jaren 1970 maakte ik kennis met het meisje toen ik als student kunstgeschiedenis op het Hogeland fietste. Tijdens een prachtige tocht langs een aantal oude kerken kwamen we in Oostum terecht. Hier zetten we ons neer op de intieme begraafplaats om te genieten van de weidsheid van het Groninger land. Niet lang echter, omdat we tegen de steen bleken te leunen waarop aan de voorkant Tietje werd gememoreerd, een vertrouwde naam waarmee ik soms in mijn kinderjaren werd aangesproken. Het voelde als grafschennis om met onze rug tegen haar steen te leunen…

Ik weet niet of dit voorval bepalend is geweest voor de liefde die ik voor de Groninger kerken heb opgevat. Feit is dat deze fietstocht door vele andere is gevolgd en dat ik tot op de dag van vandaag elke keer

weer onder de indruk raak van de schoonheid die de talloze kerken te bieden hebben. Al jaren lees ik met groot plezier het tijdschrift van de Stichting Oude Groninger Kerken dat iedere keer weer interessante verhalen weet te brengen over haar rijke bezit. Als kunsthistoricus heb ik mij gespecialiseerd in de geschiedenis van de Nederlandse wooncultuur en ben ik vooral geïnteresseerd in het roerend erfgoed van de kerken. Variërend van kerkzilver tot gebeeldhouwde banken, preekstoelen en rouwborden, maar ook muurschilderingen en een enkel bewaard gebleven glas-in-loodraam behoren daartoe. Onderwerpen die met zekere regelmaat in Groninger Kerken naar voren komen en soms een antwoord geven op vragen die bij het bekijken van een kerk bij mij zijn opgekomen.

Zo bewonderde ik twee jaar geleden de vroeg-zestiende-eeuwse muurschilderingen in de Hippolytuskerk van Middelstum en viel mij op dat bij het tafereel van de zondeval een naam leek te zijn aangebracht. ‘Het zal toch niet waar zijn’, dacht ik, ‘dat de maker van de schilderingen zijn signatuur heeft achtergelaten?’ Een gedachte die ik snel liet varen omdat dat voor die tijd hoogst ongebruikelijk was. Speurwerk via google gaf geen antwoord op mijn vraag. Dankzij een recent artikel in Groninger Kerken van juni 2022 is mijn vraag deels beantwoord. Wat blijkt: het handschrift van ‘Allett Oetteijt f[ecit]’ komt overeen met dat van het jaartal ‘1612’ in het gewelf tegenover deze schildering. Het vermoeden van de auteur, tevens restaurator, is dat tekst (mogelijk de naam) en jaartal zijn aangebracht toen de schilderingen rond dat jaar werden gerestaureerd.

In mijn eigen onderzoek heb ik mij vooral gericht op de Nederlandse binnenhuiscultuur en vormgeving van de negentiende en twintigste eeuw. Ik had het geluk dat ik naast mijn werk in een museum ook verbonden was aan een universiteit. Zo kon ik theorie en praktijk op een vanzelfsprekende wijze met elkaar combineren. Het fysiek bestuderen van objecten en het onderzoeken van hun context in archieven, literatuur en egodocumenten alsook aan de hand van beeldmateriaal vergroten onze kennis over de geschiedenis van het interieur, in het geval van de Groninger kerken meer specifiek: kerkinterieur. Hoewel in Groninger Kerken al vele aspecten voor het voetlicht zijn gebracht, zijn er nog tal van onderwerpen die nadere aandacht verdienen.

Om dit onderzoek te stimuleren, is het Titus Stipendium in het leven

geroepen dat één keer in de twee jaar wordt toegekend aan een jonge onderzoeker. In 2022 is het stipendium gegeven aan de archeologe Margreet Wieske die onderzoek gaat doen naar de beglazingsgeschiedenis van Groninger kerken en kloosters. Van de vele ramen die in de middeleeuwen van gebrandschilderd glas zijn voorzien, zijn als gevolg van de Reformatie nauwelijks voorbeelden bewaard gebleven. De huidige verschijningsvorm van de Groninger kerken en dus ook de beleving ervan, is om die reden een geheel andere dan in de middeleeuwen. Aan de hand van archeologische vondsten hoopt Wieske meer licht te werpen op de oorspronkelijk religieuze boodschap die glasramen en muurschilderingen aan de gelovigen overbrachten. Met spanning zie ik uit naar haar bevindingen, neergelegd in een artikel in dit tijdschrift.

Over de auteur Titus M. Eliëns was hoofd collecties Kunstmuseum Den Haag en hoogleraar Industriële vormgeving in relatie tot de kunstnijverheid aan de Universiteit Leiden. Als interieurhistoricus doet hij onderzoek naar en publiceert hij over de vele verschillende aspecten van de geschiedenis van de Nederlandse wooncultuur.

Johan Dijkstra, Oostum, ca. 1930, olieverf op doek. Particuliere collectie
26
Anno 2022
Een fragment gebrandschilderd glas in de kloostergang van Ter Apel: Samson met de deuren van Gaza, ca. 1525-1550. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto Paul van Galen. stipendium

Sleutelen tussen verleden en toekomst

Je moet muzikaal zijn, verstand hebben van elektrotechniek, verschillende metaalbewerkingstechnieken beheersen, en kennis hebben van de liturgie. Bij het beroep van klokkengieter komt veel meer kijken dan je zou denken. Het helpt ook wanneer je, zoals Simon Laudy, bent opgegroeid onder de Dom in Utrecht. ‘Ik ben mijn hele jeugd lastiggevallen door klokgelui.’ Maar het belangrijkste is: passie voor klokken.

29 28
Simon Laudy op de toren van de stad-Groninger Sint-Jozefkerk bij de door hem in 2020 gegoten klokken. Foto Duncan Wijting.

De klok gelijkzetten

Op de uurwerkzolder van de Sint-Hippolytuskerk in Middelstum legt Laudy de werking uit van het smeedijzeren torenuurwerk uit 1500. ‘De speeltrommel naast het uurwerk is een muziekdoos, een speeldoos met nokjes erop die de hamers op het carillon bedienen. Het loopt allemaal op gewichten die automatisch omhooggaan. Het uurwerk zelf loopt mechanisch, net als vijfhonderd jaar geleden toen het werd gemaakt. We hebben het geautomatiseerd, met behoud van de originele werking van het uurwerk. De koster hoeft nu niet meer elke dag omhoog om de gewichten op te draaien. Omdat de klok niet zo nauwkeurig loopt, zit er een gelijkzetinrichting bij de slinger. Eens in de twaalf uur wordt de slinger stilgezet om via een hulpuurwerkje weer op de juiste tijd te geraken. Dat hoort allemaal bij het werk van de klokkengieter.’

Eén beroep

Het werkterrein van Laudy Klokken- en Kunstgieterij Reiderland beslaat heel Nederland, een stukje België en heel Duitsland. ‘We houden mechanische uurwerken in stand, we repareren en restaureren ze. Maar ook elektrische klokken. De klokkengieter leverde van oudsher de klok en zorgde ervoor dat hij hing, hoorbaar was en de tijd aangaf. Dat is altijd één beroep geweest.’

Laudy begon veertig jaar geleden uit liefhebberij. ‘Het vak heeft zoveel facetten binnen de metaalbewerking: lassen, draaien, boren, slijpen, frezen. En dan is er nog de muziek. Klokken worden op toonhoogte besteld. De opdrachtgever heeft bijvoorbeeld al een a en een f en wil er een g bij. Dan moet je je intervallen kennen.’

Signaalfuncties

De luidklok vond vier- à vijfduizend jaar geleden zijn oorsprong in China. De Chinezen hadden toen afwijkend gevormde klokjes, waarop ze een melodie konden spelen. ‘Eenvoudige dingen, die in graven worden gevonden. Ze dienden om de reis naar het eeuwige te begeleiden.’ Rond 800 ging de kerk klokken gebruiken om mensen te alarmeren en naar de kerk te roepen. ‘Dat begon met eenvoudige klokken met een raar geluid, alsof je tegen een vrachtwagenvelg slaat. Die klokken hadden puur signaalfuncties; waarschuwen bij brand of dreigend gevaar of ter kerke noden. Met de ontwikkeling van de liturgie en de muziek in die liturgie, ontstond de behoefte om klokken toonhoogte te geven, of reeksen van zes of zeven klokken te maken waarop een monnik, priester of kanunnik Gregoriaanse melodieën kon maken. Klokken

↑ Laudy in de gietkuil van Klokken- en Kunstgieterij Reiderland in Finsterwolde. Met behulp van een houten sjabloon, die draait om een spil, wordt de gietvorm van de toekomstige klok gemaakt. Foto Duncan Wijting.
30
Het Hemonycarillon in de toren van de Hippolytuskerk van Middelstum. De bespeling ervan vond vanaf 1857 automatisch plaats, aangestuurd door een door Petrus van Oeckelen geleverde speeltrommel. Foto Marten Lenstra Laudy aan het werk met de restauratie van de speeltrommel van Middelstum (2015) en bij het eindresultaat (2016). Foto’s Marten Lenstra.

De werkplaats in Finsterwolde met een van de in 2020 gegoten luidklokken voor de stad-Groninger Sint-Jozefkerk. Op de klok staat de beeltenis van de heilige Martinus, naar een middeleeuws

op toonhoogte hebben in Noordwest-Europa de hoogste vlucht genomen. In Zuid-Europa en verder weg maken klokken vaak alleen maar lawaai voor de signaalfunctie. Kerkklokken bestonden oorspronkelijk uit ijzeren platen die rond geklopt werden. In de “bronstijd”, toen brons in gebruik kwam als materiaal om klokken van te vervaardigen, begonnen ze met gieten. De oudst gedateerde klok in Nederland, uit 1300, hangt in Stedum.’

Klepelslijtage

De toonhoogte van de klok wordt bepaald door een formule: de diameter ten opzichte van de dikte waar de klepel slaat. ‘Dit berekenen we van tevoren. Carillonklokken worden naderhand nog gestemd op de draaibank. Die marges komen heel nauw. Bij luidklokken zijn de marges grover. Die stemmen we niet na.’

Om geluid uit een klok te krijgen, is de klepel nodig. Deze moet een bepaalde zwaarte hebben. ‘Meestal weegt hij drie tot vijf procent van het klokgewicht en is hij van smeedijzer. Dat is vrij zacht materiaal, terwijl de klok hard is, dat trilt goed, net als kristal. De klepel slijt, terwijl de klok heel blijft. Na tachtig tot honderd jaar wordt de klepel te hard doordat hij steeds klappen krijgt. Op het moment dat de klok begint te slijten, moet de klepel vervangen of uitgegloeid worden zodat hij weer zacht wordt.’

Voor het vak van klokkengieter is het handig als je ook thuis bent in kerkmuziek. Opdrachtgevers zijn vaak dominees en pastoors, die bekijken de klok vanuit een kerkelijke inslag. Laudy speelt ‘wat toetsen’ en een beetje orgel, voor de lol. Voor orgel spelen in de kerk, wat hij vroeger deed, heeft hij geen tijd meer.

Takelen op handkracht

Een klok van een meter weegt ongeveer duizend kilo. Een klok van een halve meter is acht keer zo licht door de driedimensionale verkleining en weegt ‘slechts’ tachtig à negentig kilo. Nog altijd worden de torenklokken met mankracht omhoog gehesen met behulp van touwen en takels.

Simon Laudy heeft veel onderhouds-, reparatieen restauratiewerkzaamheden uitgevoerd voor de Stichting Oude Groninger Kerken. ‘Dan moet je denken aan kapotte klokken die we lassen, of aan nieuwe klepels, armaturen of luidapparaten, waarmee de koster een knop omdraait om elektrisch te luiden.’ Op plekken waar het luiden nog met de hand gebeurt, dreigt een enorm tekort aan vrijwilligers te ontstaan. Het zijn vaak oude mensen die het doen. De jeugd interesseert het niet meer, hetgeen Laudy zeer begroot.

Geschiedschrijving op de klok Het mooiste aan zijn beroep vindt Laudy dat ‘je eigenlijk sleutelt tussen verleden en toekomst. Als de klok niet geroofd wordt, of vernield, dan gaat hij duizend jaar mee. De ideeën, de bezigheden, de wensen van toentertijd zijn als inscriptie, meestal in het Latijn, op de oude klokken te vinden. Ook aanhalingen uit liturgieën, de aanleiding voor het gieten van de klok en door wie en wanneer hij is gemaakt. Aan de hand daarvan kunnen

we afleiden hoe die mensen leefden en wat ze bezighield. Neem je uit alle eeuwen een klok, dan heb je een encyclopedie van de westerse beschaving.’

Koel en star

In Laudy’s gieterij in Finsterwolde kan hij tot vierduizend kilo gieten. ‘Die vraag is vandaag de dag niet zo groot. Boven de duizend kilo komt nog wel veel voor. We gieten ook ter plaatse bij de kerk. Dan maken we van tevoren de holle ruimte in de vorm van zand en leem, en dan gaat de hele boel op transport naar de kerk. Meestal gieten we ’s avonds en pakken we de volgende dag uit. Dan beoordelen we de klok ook. Tijdens het gieten is het brons elfhonderd graden. Het koelt af en verstart. De vorm verbrandt gedeeltelijk en verkruimelt. Een vorm kun je nooit voor een tweede keer gebruiken omdat een klok een unicum is. Je kunt ze ook niet op voorraad maken.’

Van Wou

Een klok waarvan Laudy zeer gecharmeerd is, is die van Zeerijp. ‘Die is gegoten door Geert van Wou, wereldberoemd meesterklokkengieter uit de middeleeuwen. In de Dom in Utrecht hangen zeven van zijn klokken. Zijn topstuk, de Maria Gloriosa uit 1497 hangt in de Dom van Erfurt. Absolute klasse. Ongeëvenaard! Zoveel zorg als hij aan die klokken heeft besteed en hoe keurig ze gemaakt zijn, en zo mooi op toon! Je kunt hem niet betrappen op gietfouten als luchtbelletjes, poreusheid, of scheurtjes in de vorm waardoor het brons naar buiten loopt.’

Nog altijd hebben klokken een maatschappelijke functie. Zo worden ze geluid bij bruiloften en begrafenissen, maar ook tijdens de coronacrisis en bij de herdenking van de slachtoffers van de MH17. Het vak van klokkengieter is dus nog niet verloren. ‘Je maakt iets wat verdwijnt in een kerktoren. Weinig mensen komen eraan. Het blijft bewaard voor de eeuwigheid, dat maakt het zo bijzonder.’

Over de auteur

Tjitske Zuiderbaan (tekstjes@outlook.com) was tot haar pensionering in juli 2021 werkzaam op het bureau van de Stichting Oude Groninger Kerken. Ze blijft bijdragen schrijven voor Groninger Kerken, in het bijzonder interviews en human interest-artikelen. Recent verscheen van haar hand Dij schrift, blift. Schrijversgraven in de provincie Groningen , een uitgave in de Kerkhovenreeks

van de Stichting.
‘Neem je uit alle eeuwen een klok, dan heb je een encyclopedie van de westerse beschaving.’
In 2016 werd voor de Magnuskerk van Bellingwolde ter plekke een klok gegoten. Op de foto wordt juist de voorkant van de smeltoven afgebroken, omdat het brons op temperatuur is. Rechts staat de gietvorm. Foto Marten Lenstra.
32 33
voorbeeld in de Dom van Utrecht. Foto Marten Lenstra.

‘Heavy metal’ in Loppersum

Een bijzonder object

De Stichting Oude Groninger Kerken bezit een groot aantal roerende goederen, zoals Statenbijbels, avondmaalsbekers en rouwborden. Maar ouderdom en vakmanschap zijn niet de enige criteria om te bepalen wat van waarde of historisch belang is. In het torenportaal van de Petrus en Pauluskerk in Loppersum hangt bijvoorbeeld een zwaar stuk plaatstaal van ongeveer een vierkante meter groot met een ijzeren haak. De meeste bezoekers zullen er waarschijnlijk achteloos aan voorbij lopen, toch herinnert het object aan een bijzondere episode in de min of meer recente geschiedenis van de kerk.

In heel wat Groninger dorpen was het tijdens de oorlogsjaren opvallend stil op de zondagochtenden. Omdat eerdere metaalvorderingen te weinig opleverden, viel het oog van de bezetter in het najaar van 1942 op de bronzen kerkk lokken. Vanaf oktober werden ze uit de torens door heel de provincie naar beneden getakeld met de bedoeling om te worden omgesmolten voor de Duitse oorlogsindustrie.

‘Vroolijke klokkendieven’

Groepjes werklui uit Zuid-Nederland begonnen in februari 1943 met het transport van de klokken. Op één van hun auto’s stond geschilderd ‘de vroolijke klokkedieven’. Dat ging zelfs de bezetter te ver – de klokkenvordering zorgde voor de nodige emoties bij de bevolking – en de tekst moest worden weggehaald. De klokken van Loppersum, uit 1397 en 1548, waren op 5 maart 1943 aan de beurt opgehaald te worden.

34 35
De ‘noodklok’ in het torenportaal van Loppersum. Foto Duncan Wijting.

← Gevorderde klokken bij het pakhuis aan De Laan in Groningen, 1943. Collectie Groninger Archieven, foto E. Folkers (1785-7222).

→ Randschrift en decoratie van de Lopster klokken uit 1397 (rechts) en 1548 (links). Gipsafgietsels als deze werden in 1943 gemaakt door jhr. Rh. Feith toen de luidklokken in depot wachtten op transport. Collectie Groninger Museum, foto's Heinz Aeb

↓ De naar beneden getakelde kerklokken van Loppersum. In de klok links, gegoten in 1397, zitten Jan Rijkens en Geert van der Beek. Collectie Historische vereniging Loppersum, foto W.F. Pastoor.

Vlak voor de oorlog had de Inspectie Kunstbescherming aan de oudste luidklok het predicaat Monument toegekend. Een grote ‘M’ was hierop ook met een sjabloon en witte verf aangebracht, maar deze maatregel bood vooralsnog geen enkele bescherming.

De gevorderde Groninger klokken belandden in een loods van de strokartonfabriek Beukema in Hoogezand of werden opgeslagen in een in beslag genomen en ontruimd pakhuis van de Joodse familie Van der Rijn aan De Laan in de stad Groningen. Vanaf daar werden ze verder getransporteerd, veelal naar gieterijen in Hamburg.

Improvisatie

Tijdens de afwezigheid van de kerkklokken werd in sommige dorpen gezocht naar andere manieren om te kunnen ‘luiden’. In Loppersum gebeurde dat met de metalen plaat en haak. De kerk van Siddeburen riep tot de kerkgang door het slaan op een opgehangen melkbus, in Aduard werden daarvoor twee aaneengeklonken velgen van een vrachtauto gebruikt, in Obergum een zuurstoffles en in Uitwierde fungeerde een gresbuis als substituut voor de klok. In Uithuizen koos men voor een geavanceerdere oplossing: een ‘versterkeropname’ van een luidende klok galmde daar vanuit de toren over het dorp.

Terugkeer

Omdat de smelterijen in Hamburg als gevolgd van de geall ieerde bombardementen stil kwamen te liggen, bleef een aantal klokken daar omsmelting bespaard. Ook overleefde een hoeveelheid Groninger monumentale luidklokken de oorlog in een loods bij Giethoorn. Daar waren zelfs actief pogingen ondernomen om ze aan het zicht van de bezetter te ontt rekken, onder meer door ze met zand te bedekken.

Na de bevrijding keerden de geroofde klokken stukje bij beetje terug naar hun oorspronkelijke plaats. Bij het opmaken van de balans bleek dat uiteindelijk 166 Groninger klokken verloren waren gegaan. De kerkvoogden van Loppersum verkeerden lange tijd in onzekerheid over het lot van hun bezit. ‘Na herhaaldelijk te hebben geïnformeerd naar de verblijfplaats van deze klokken, is het ons niet mogen gelukken hierop een gunstig antwoord te mogen ontvangen’, schreven de kerkvoogden nog op 11 december 1945 aan de autoriteiten. Uiteindelijk keerden ze in april 1946 toch behouden terug.

Gelukk ig was de thuiskomst geen reden om meteen afstand te doen van de ijzeren plaat. Die heeft inmiddels ook historische waarde. Een absoluut unicum is de Lopster noodvoorziening in de provincie Groningen niet. In de toren van Zuidwolde hangt nog de remtrommel van een vrachtwagen waarmee tijdens de oorlogsjaren geluid werd.

Niet feestelijk, wel bijzonder

De overdracht van de honderdste kerk

Kees van der Ploeg

Adolph

De kerktoren van Loppersum met oorlogsschade, 1945. Collectie Groninger Archieven, foto W.F. Pastoor (2437-2279).

Bestuursvoorzitter Pim de Bruijne voert het woord tijdens de overnameplechtigheid in de Mariakerk van Uithuizermeeden. Foto Duncan Wijting.

Groninger Archieven, Toegang 256 Hervormde gemeente Loppersum, 1640-1976, inv.nr. 37, stukken betreffende de vordering van klokken 1942-1945.

Over de auteurs

Martin Hillenga is historicus en eindredacteur van Groninger Kerken

Bronnen A. Pathuis, ‘Groninger torenklokken II’, Publicatieband Stichting Oude Groninger Kerken II (1978) nr. 19, 175-222. Lukas Kwant, ‘Slaan w’op Sions puin de ogen. Groninger kerken in oorlogstijd 1940-1945’, Groninger Kerken 32 (2015) nr. 2, 50-52, 69-72. Rots en Harry de Olde, So menichmael ghij hoort den helderen clockenslach. Een inventarisatie van luid- en speelklokken in de provincie Groningen (Groningen 2005).
‘Gelukkig was de thuiskomst geen reden om meteen afstand te doen van de ijzeren plaat.’
38 39

Op 17 juni is de Mariakerk in Uithuizermeeden overgedragen aan de Stichting Oude Groninger Kerken. Dat

Versnelling

Toen de Stichting in 1969 met haar werk begon, verkeerden de kerken die werden overgenomen meestal in een ernstige staat van verval. De kerk van Obergum, in de vorige aflevering van Groninger Kerken besproken, is hiervan een goed voorbeeld. In veel gevallen ging het er toen om te redden wat nog te redden viel. In de eerste tien jaar werd dan ook een groot aantal bouwvallige kerken verworven.

Zoals bijgaande grafiek laat zien, trad na 1981 een zekere stabilisering op, maar vanaf 1992 begon het aantal overgenomen kerken geleidelijk aan weer te stijgen. Daarbij is eerst in 2003 en vervolgens in 2014 een versnelling in het aantal overnames vast te stellen. Daarom sprak de toenmalige voorzitter Harry de Olde bij zijn jaarrede in 2002 zijn zorg uit dat de aantallen nog over te nemen kerken de mogelijkheden van de Stichting te boven zouden gaan. Die vrees is gelukkig niet bewaarheid,

dankzij verstandig overleg met de betrokken overheden en andere belanghebbenden, maar vooral dankzij een groot draagvlak onder de donateurs en de lokale bevolking in het algemeen.

In de laatste dertig jaar is van bouwvalligheid nog maar zelden sprake. Nu zijn de sterk gestegen onderhoudskosten en de verder afnemende kerkelijkheid meestal de redenen om een kerkgebouw af te stoten. Door het samengaan in 2004 van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden als Protestantse Kerk in Nederland werden opeens gebouwen overbodig. Daarbij gaf de nieuwe plaatselijke gemeente vaak, maar lang niet altijd de voorkeur aan de oude kerk in het dorpscentrum. Het gevolg was dat nu ook waardevolle kerkgebouwen uit de negentiende en twintigste eeuw aan de zorgen van de Stichting werden toevertrouwd. Wel niemand onder de oprichtersgeneratie van 1969 had kunnen voorzien dat kerken als de Noorderkerk in Bedum en de gereformeerde kerk in Onderdendam ooit tot het bezit van de Stichting zouden gaan behoren.

Behoedzaam

De vijftigste kerk was de hervormde kerk uit 1880 in Overschild. Terwijl de overdracht hiervan de aanleiding vormde voor De Olde’s hierboven aangehaalde zorgen, was de kerkelijke gemeente juist blij dat het steeds duurdere onderhoud niet langer op het krimpende budget drukte. ‘Overschild is na de oorlog niks gegroeid, het aantal inwoners is eerder afgenomen dan toegenomen’, zo vatte de toenmalige kerkvoogd Homme Ritsema de situatie samen in het Nieuwsblad van het Noorden van 9 november 2002. Een vergelijkbare overweging speelde in Uithuizermeeden, waar men de in oorsprong dertiende-eeuwse Mariakerk altijd in een voortreffelijke staat van onderhoud heeft weten te houden. Toen na afloop van de overdrachtsplechtigheid werd gevraagd of het niet bitter was na zoveel eeuwen het bezit van het kerkgebouw te moeten afstaan, antwoordde Jan Weening, de voorzitter van de kerkenraad, dat men de overdracht vooral als een opluchting ervoer; de prioriteit van een kerkelijke gemeente ligt nu eenmaal niet bij de instandhouding van een monumentaal gebouw.

Toch werd door de verschillende sprekers behoedzaam omgegaan met de eventuele ‘feestelijkheid’ nu de

100 80 60 40 20 0 1970 1974 1978 1982 1986 1990 1994 1998 2002 2006 2010 2014 2018 1971 1975 1979 1983 1987 1991 1995 1999 2003 2007 2011 2015 2019 1972 1976 1980 1984 1988 1992 1996 2000 2004 2008 2012 2016 2020 2021 1973 1977 1981 1985 1989 1993 1997 2001 2005 2009 2013 2017 Kerken / Synagogen Kerkhoven Overig
was een gedenkwaardig moment, want het ging hier om de honderdste kerk –reden om er ook in ons tijdschrift uitgebreider bij stil te staan.
40 41
De in 1937-1938 naar ontwerp van Egbert Reitsma gebouwde Goede Herderkerk (Noorderkerk) in Bedum, in 2014 overgenomen door de Stichting Oude Groninger Kerken. Foto Omke Oudeman.

honderdste kerk aan de Stichting werd overgedragen. Jan Weening noemde deze bijeenkomst liever ‘bijzonder’ dan ‘feestelijk’, en in zijn bijdrage sloot de voorzitter van de Stichting, Pim de Bruijne, zich hierbij aan. Het was bovendien ook voor hem persoonlijk een bijzondere gebeurtenis, want deze overdracht was zijn laatste o�ciële daad voordat hij als voorzitter zou aft reden. Hij legde er de nadruk op dat het geen eenvoudig besluit kan zijn geweest na zeven eeuwen de verantwoordelijkheid voor het kerkgebouw los te laten, al zullen er ook in de toekomst nog geregeld kerkdiensten worden gehouden. Voor de Stichting, zo benadrukte hij onder verwijzing naar het beleidsplan, gelden de kerkgebouwen als ‘bakens van betekenis’. Het onderhoud daarvan vergt een professionele staf, die in de loop van de jaren navenant is gegroeid, maar even belangrijk zijn de zeshonderd vrijwill igers die plaatselijk zorgdragen voor de kerkgebouwen, en de ruim zesduizend donateurs. ‘De monumentale kerk raakt een snaar in het collectieve bewustzijn’, zo vervolgde hij en memoreerde de opmerkingen die bezoekers in gastenboeken achterlaten. Daaruit blijkt dat men in de kerken verbondenheid met generaties ervaart, een gevoel van zingeving die de waan van alledag overstijgt.

Hoe de behoudstaak van de Stichting in de toekomst precies gestalte moet krijgen, valt nu nog niet te zien, maar verbreding van de functie van de kerkgebouwen en verankering in de lokale gemeenschap zullen een voornaam aandachtspunt blijven. ‘De kerk moet van het dorp blijven’, zo vatte De Bruijne dat bondig samen.

Goede herder

René Paas, Commissaris van de Koning en uit dien hoofde ook beschermheer van onze Stichting, wist zijn herinneringen aan de kerkelijke praktijk uit zijn jeugd via een wat ongebruikelijke interpretatie van de gelijkenis van de goede herder te verbinden met de ‘kolossale opgave’ waarvoor de Stichting zich gesteld ziet. Hij ging in op de kerken als eeuwen overstijgende herkenningspunten in het landschap en op de betekenis van de rijke kerkinterieurs met hun orgels, die naar zijn idee nog veel meer aandacht van bezoekers van elders verdienen. Hij zag het kerkgebouw als ziel van de gemeenschap, gedragen door de vele vrijwill igers, maar stipte ook de problemen aan: zulke monumenten lijken voor de eeuwigheid gebouwd, maar vergen, nog afgezien van de aardbevingsschade, voortdurende aandacht om ze

Gedenksteentje

Programma van de ingebruikname van de kerk in Obergum, 1971. Collectie Stichting Oude Groninger Kerken.
42
in de kerkmuur van Obergum. Foto Duncan Wijting.
De 18e-eeuwse toren, een ontwerp van de Groninger stadsbouwmeester Allert Meijer, is na een blikseminslag en brand in 1896 herbouwd onder toezicht van Oeds de Leeuw Wieland. Foto Duncan Wijting.

in stand te houden. Omdat hij zich realiseerde hoezeer de behoudstaak drukte op de kerkelijke gemeenten, eindigde hij zijn bijdrage toch met een felicitatie, want de overdacht verzekerde het behoud van de kerk. Hierbij verwees hij opnieuw naar de gelijkenis van de goede herder die na het terugvinden van het verloren schaap immers een feest aanrichtte.

Slechts passanten

Nadat onder het toeziend oog van de notaris de overdrachtsdocumenten waren getekend, bracht Patt y Wageman, de directeur van de Stichting, de taak en verantwoordelijkheid van de Stichting nog eens onder woorden, en ook zij vroeg zich af of we hier van een feestelijke gebeurtenis mogen spreken. Vanaf de oprichting in 1969 is de behoudstaak opgevat als een maatschappelijk relevante opdracht doordat belangstell ing voor het erfgoed wordt gecreëerd en tegelijkertijd de opdracht van onderhoud en gebruik steeds wordt beschouwd in wisselwerking met ontwikkelingen in de samenleving. Juist het behoud van soms al bijna duizend jaar oude bouwwerken in een voortdurend veranderende maatschappij maakt ons ervan bewust dat we slechts passanten in de tijd zijn met als opdracht dit erfgoed zo goed mogelijk door te geven aan de volgende generatie. Zoals de Protestantse Gemeente van Uithuizermeeden pas na lang wikken en wegen de kerk heeft overgedragen, moet ook de Stichting goed nadenken over wat de overname van

een kerk betekent voor de toekomst: ‘want we nemen een kerk over voor eeuwig’. Ook zij benadrukte hoe belangrijk, praktisch en ideëel, de rol van de vrijwill igers is. Zij zorgen ervoor dat de deur openstaat voor bezoekers, zowel bewoners als toeristen, dat er allerlei activiteiten plaatsvinden, maar ook dat er nog altijd ruimte is voor bezinning, rust en contemplatie. Elke tijd laat zijn eigen sporen achter, die wij dan weer archiveren, onderzoeken en uitdragen. En ook hier zijn niet alleen wetenschappers bij betrokken, maar ook onze vrijwill igers.

Voor iedereen

De dynamiek van het behoud is wezenskenmerk van de Stichting. Toen in 1971 de kerk van Obergum na een heft ig omstreden restauratie weer in gebruik werd genomen, werd daaromheen een programma gepresenteerd onder het motto ‘Eeuwenlang was ik voor enkelen –nu ben ik voor iedereen’. Als het maar even kan, staat de deur van de kerken open. In 2009 schreef de toenmalig commissaris van de koningin en beschermheer, Max van den Berg, in het voorwoord bij het jubileumboek Ooit gebouwd voor Altijd dat de stichting ook ‘lijkt opgericht voor altijd’. Inderdaad: de zorg voor deze gebouwen die de eeuwen trotseren, is voorgoed overgedragen aan de Stichting, die aldus een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid, aan onze identiteit en aan ons cultureel erfgoed in een multiculturele samenleving waarin kennisdeling en dialoog onmisbaar zijn.

Groninger Kerken Jaargang 39, aflevering 3 – september 2022

Groninger Kerken is een uitgave van de Stichting Oude Groninger Kerken. Donateurs die jaarlijks minimaal € 25 betalen, ontvangen het magazine vier keer per jaar. Wilt u donateur worden? Neem dan contact met ons op of raadpleeg de website.

Kernredactie

drs. R.H. Alma

drs. I. Basteleur

R. Compaan

dr. C.P.J. van der Ploeg

drs. P. Wageman

Eindredactie

drs. M. Hillenga

Redactieraad

dr. C.P.J. van der Ploeg, voorzitter

drs. M. Hillenga, secretaris

drs. R.H. Alma

drs. A. van Deijk

dr. A.J.M. Irving

dr. A.B. Mulder-Bakker

J.F. Oldenhuis

Grafisch ontwerp Jochem.studio

Drukwerk MarneVeenstra, Groningen

Omslagfoto

Jan Altink, Oostum (uitsnede), 1958. Olieverf op doek. Collectie Groninger Museum, bruikleen Stichting De Ploeg

Beschermheer van de stichting

mr. drs. F.J. Paas, Commissaris van de Koning in de provincie Groningen

Raad van toezicht

mr. R. Zwart, voorzitter

dr. E.A.M. Bulder, vice-voorzitter

ir. P.E. Bekkering

drs. C.J. Kool

drs. M. van Zanten

Advertenties

Voor meer informatie en tarieven over adverteren in ons tijdschrift kunt u contact opnemen met het secretariaat van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Contact- en redactieadres Stichting Oude Groninger Kerken Coehoornsingel 14 9711 BS Groningen

050 – 312 35 69 info@groningerkerken.nl www.groningerkerken.nl

Professionele Organisatie voor Monumentenbehoud (POM).

Veel van onze kerken hebben de deuren 'los' voor bezoekers. U bent van harte welkom. Kerk open, kom binnen! www.groningerkerken.nl

ISSN 0169-3719
Kerk open, kom binnen KERK OPEN, KOM BINNEN Veel van onze kerken hebben de deuren ‘los’ voor bezoekers. U bent van harte welkom. Kerk open, kom binnen! www.groningerkerken.nl Adverteren in Groninger Kerken? Neem contact op met het secretariaat van de Stichting Oude Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl
44
Gedenksteen boven de entree van de kerk van Overschild, de vijftigste kerk die de Stichting overnam. De restauratieplannen staan al jaren in de wacht door aardbevingsperikelen. Naar verwachting kan het herstel eind 2022 beginnen. Foto archief Stichting Oude Groninger Kerken.
B O U W E N E N R E S T A U R E R E N ook aardbevingsschade kunnen wij vakkundig herstellen KK www.dijkstradegraaf.nl info@dijkstradegraaf.nl tel: 0511-408272 BOUWBEDRIJF DIJKSTRA DE GRAAF ENGWIERUM BOUWBEDRIJF DIJKSTRA BUTENDYKSWEI 9132 Tel: Fax: info@dijkstradegraaf.nlwww.dijkstradegraaf.nl Heerdweg 5 9981 TA Uithuizen | 0595 435 678 www.sietsemabouw.nl info@sietsemabouw.nl sietsemabouw Sietsema aannemersbedrijf MET LIEFDE EN PASSIE ONDERHOUDEN WIJ ONS ERFGOED Studio 212 Fahrenheit 212f.nl W W W K I J L S T R A B R O U W E R N L 10 dorpen | 10 kerken 10 theatervoorstellingen van juni t/m oktober 2022 @dekerkalspodium - @veuraaltied - www.veuraaltied.nl in MIDDELSTUM SPIJK WÂNSWERT BEERTA GRIJPSKERK WESTEREMDEN TER APEL GARMERWOLDE OUDE PEKELA PEINS
w a a r n e m e n h e r k e n n e n o n t w e r p e n r e a l i s e r e n & o p l e v e r e n b e h o u d e n Sebast aankerk e B erum HOLS TEIN restauratie architectuur www.holstein-restauratie.nl Groen in goede handen Industrieweg 33 9781 AC Bedum T (050) 301 25 00 E info@groenwerf.nl WWW.GROENWERF.NL Dàt is onze KRACHT Voeg en restauratiebedrijf Voor meer informatie mail ons: bouwserviceboonstra@hotmail.nl Noordveenkanaal Noordzijde 21 7831 AW Nieuw-Weerdinge 0591- 522258 Cuxhavenweg 3-2 9723 JK Groningen 050 2100 194 06 2688 8044 info@tomfeith.nl www.to mfeit h.nl De Stelling 5 9774 RB Adorp Tel. (050) 306 12 79 mob. 06 22 42 31 61 info@schoonmaakbedrijfzeeman.nl www.schoonmaakbedrijfzeeman.nl Schoonmaakbedrijf / Gevelonderhoud ZEEMAN v.o.f. Net dat beetje meer! O A.: - SCHOLEN, KANTOREN ETC - GLAZENWASSERIJ - TAPIJTREINIGING - KUNSTSTOF REINIGING - BETONREPARATIE - GEVELREINIGING - NEVELSTRALEN - GRAFFITI VERWIJDEREN - IMPREGNEREN(MUREN) - KUNSTSTOF VLOEREN - GIETVLOEREN - COATINGVLOEREN - ANDERE VLOEREN OP AANVRAAG Voor kompleteschoonmaakservice!
Rijksweg 167 9792 pd Ten Post t 050 301 05 50 info@menseruiter.nl Mense Ruiter Orgelmakers bv Timmer- en restauratiewerken | Interieur ontwerp en uitvoering | Deskundig in duurzaam (ver)bouwen GK_202012.indd 156 03-12-20 10:30 De Schilder, de beste vriend van je huis Schildersbedrijf W. Dijkema Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67 Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen handmatige belettering in natuursteen advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën restauratiewerk 0595 492242 info @ deschreef.nl www.deschreef.nl GEDENKSTENEN | EERSTE STENEN | GEVELSTENEN | RELIËFS | GRAFMONUMENTEN NAAMBORDEN Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouwwerk toe! H. Pot bouwbedrijf (ver)bouwen met overleg Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver Hoofdweg 25 9795 pa Woltersum (050) 302 15 55 www.bouwbedrijfpot.nl vertrouw ons ook úw bouwwerk toe!
www.carlavanderburg.nl www.kinderuitvaart-groningen.nl Sietsema aannemersbedrijf COMMUNICATION, ART & DESIGN www.212f.nl GK_202012.indd 157 03-12-20 10:30 De Schilder, de beste vriend van je huis Schildersbedrijf W. Dijkema Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67 Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen handmatige belettering in natuursteen advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën restauratiewerk 0595 492242 info @ deschreef.nl www.deschreef.nl GEDENKSTENEN | EERSTE STENEN | GEVELSTENEN | RELIËFS | GRAFMONUMENTEN | NAAMBORDEN Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouwwerk toe! H. Pot bouwbedrijf (ver)bouwen met overleg Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver vertrouw ons ook úw bouwwerk toe! Adverteren in Groninger Kerken? Neem contact op met het secretariaat van de Stichting Oude Groninger Kerken via 050 312 3569 of info@groningerkerken.nl
Samen Zorgvuldig Passend
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.