3 minute read

Nomen est omen?

Titus M. Eliëns

Net geen zestien jaar was Tietje Bouma, toen zij op 8 april 1930 in Oostum overleed.

Advertisement

Zij is begraven op de wierde aan de voet van het dertiende-eeuwse kerkje dat door menig schilder van De Ploeg vanwege zijn adembenemend fraaie ligging is vastgelegd. Een eenvoudige granieten zerk herinnert aan haar aardse bestaan dat zo kort heeft geduurd.

In de tweede helft van de jaren 1970 maakte ik kennis met het meisje toen ik als student kunstgeschiedenis op het Hogeland fietste. Tijdens een prachtige tocht langs een aantal oude kerken kwamen we in Oostum terecht. Hier zetten we ons neer op de intieme begraafplaats om te genieten van de weidsheid van het Groninger land. Niet lang echter, omdat we tegen de steen bleken te leunen waarop aan de voorkant Tietje werd gememoreerd, een vertrouwde naam waarmee ik soms in mijn kinderjaren werd aangesproken. Het voelde als grafschennis om met onze rug tegen haar steen te leunen…

Ik weet niet of dit voorval bepalend is geweest voor de liefde die ik voor de Groninger kerken heb opgevat. Feit is dat deze fietstocht door vele andere is gevolgd en dat ik tot op de dag van vandaag elke keer weer onder de indruk raak van de schoonheid die de talloze kerken te bieden hebben. Al jaren lees ik met groot plezier het tijdschrift van de Stichting Oude Groninger Kerken dat iedere keer weer interessante verhalen weet te brengen over haar rijke bezit. Als kunsthistoricus heb ik mij gespecialiseerd in de geschiedenis van de Nederlandse wooncultuur en ben ik vooral geïnteresseerd in het roerend erfgoed van de kerken. Variërend van kerkzilver tot gebeeldhouwde banken, preekstoelen en rouwborden, maar ook muurschilderingen en een enkel bewaard gebleven glas-in-loodraam behoren daartoe. Onderwerpen die met zekere regelmaat in Groninger Kerken naar voren komen en soms een antwoord geven op vragen die bij het bekijken van een kerk bij mij zijn opgekomen.

Zo bewonderde ik twee jaar geleden de vroeg-zestiende-eeuwse muurschilderingen in de Hippolytuskerk van Middelstum en viel mij op dat bij het tafereel van de zondeval een naam leek te zijn aangebracht. ‘Het zal toch niet waar zijn’, dacht ik, ‘dat de maker van de schilderingen zijn signatuur heeft achtergelaten?’ Een gedachte die ik snel liet varen omdat dat voor die tijd hoogst ongebruikelijk was. Speurwerk via google gaf geen antwoord op mijn vraag. Dankzij een recent artikel in Groninger Kerken van juni 2022 is mijn vraag deels beantwoord. Wat blijkt: het handschrift van ‘Allett Oetteijt f[ecit]’ komt overeen met dat van het jaartal ‘1612’ in het gewelf tegenover deze schildering. Het vermoeden van de auteur, tevens restaurator, is dat tekst (mogelijk de naam) en jaartal zijn aangebracht toen de schilderingen rond dat jaar werden gerestaureerd.

In mijn eigen onderzoek heb ik mij vooral gericht op de Nederlandse binnenhuiscultuur en vormgeving van de negentiende en twintigste eeuw. Ik had het geluk dat ik naast mijn werk in een museum ook verbonden was aan een universiteit. Zo kon ik theorie en praktijk op een vanzelfsprekende wijze met elkaar combineren. Het fysiek bestuderen van objecten en het onderzoeken van hun context in archieven, literatuur en egodocumenten alsook aan de hand van beeldmateriaal vergroten onze kennis over de geschiedenis van het interieur, in het geval van de Groninger kerken meer specifiek: kerkinterieur. Hoewel in Groninger Kerken al vele aspecten voor het voetlicht zijn gebracht, zijn er nog tal van onderwerpen die nadere aandacht verdienen.

Om dit onderzoek te stimuleren, is het Titus Stipendium in het leven geroepen dat één keer in de twee jaar wordt toegekend aan een jonge onderzoeker. In 2022 is het stipendium gegeven aan de archeologe Margreet Wieske die onderzoek gaat doen naar de beglazingsgeschiedenis van Groninger kerken en kloosters. Van de vele ramen die in de middeleeuwen van gebrandschilderd glas zijn voorzien, zijn als gevolg van de Reformatie nauwelijks voorbeelden bewaard gebleven. De huidige verschijningsvorm van de Groninger kerken en dus ook de beleving ervan, is om die reden een geheel andere dan in de middeleeuwen. Aan de hand van archeologische vondsten hoopt Wieske meer licht te werpen op de oorspronkelijk religieuze boodschap die glasramen en muurschilderingen aan de gelovigen overbrachten. Met spanning zie ik uit naar haar bevindingen, neergelegd in een artikel in dit tijdschrift.

Over de auteur Titus M. Eliëns was hoofd collecties Kunstmuseum Den Haag en hoogleraar Industriële vormgeving in relatie tot de kunstnijverheid aan de Universiteit Leiden. Als interieurhistoricus doet hij onderzoek naar en publiceert hij over de vele verschillende aspecten van de geschiedenis van de Nederlandse wooncultuur.

This article is from: