1 minute read

Woord vooraf

Dat Groninger Kerken in beweging is en tegelijkertijd trouw blijft aan haar doelstellingen, komt in deze najaarseditie goed naar voren. Van de honderdste kerk en het belang van (kunst)historisch onderzoek tot klokken gieten en ‘heavy metal’. Als pièce de résistance zijn daar de apostelen die al eeuwen op ons neerkijken, maar ons zo ook de geschiedenis van de kerk van Noordlaren nader verklaren. Met deze veelzijdigheid willen we als stichting jong en oud bereiken om het belang van het behoud van onze kerken te onderstrepen en de kennis daarover te vergroten.

Bij het schrijven van dit woord vooraf loopt de hete zomer ten einde, een zomer die alle records verbreekt en die ons met de neus op de feiten drukt dat klimaatverandering ook van invloed is op ons erfgoed. Niet voor niets werd bij de overname van de honderdste kerk benadrukt dat onze kerken er voor iedereen zijn en dat het behoud door ons wordt gezien als een maatschappelijk relevante opdracht. Zo stimuleren we belangstelling voor en beleving van het erfgoed. Onderhoud en gebruik vinden plaats in wisselwerking met ontwikkelingen in de samenleving. Dat onze kerken vaak al bijna duizend jaar onderdeel zijn van een voortdurend veranderende maatschappij, maakt ons ervan bewust dat we slechts passanten in de tijd zijn met als opdracht dit erfgoed zo goed mogelijk door te geven aan de volgende generatie.

Advertisement

Simon Laudy vertelt in een gesprek met Tjitske Zuiderbaan waarom klokken zijn passie zijn en hoe het ambacht van klokkengieter voor hem verweven is met muziek, elektrotechniek, metaalbewerking en kennis van liturgie. En passant wordt nog even vermeld dat de oudst gedateerde klok in Stedum hangt, wat niet vreemd omdat hier in het Noorden de meeste middeleeuwse kerken van Europa staan. Martin Hillenga belicht een noodgedwongen, alternatieve kant van het klokkenluiden in Loppersum in de oorlog. Met deze twee bijdragen wordt benadrukt hoe immateriële en materiële geschiedenis elkaar raken, maar ook hoe gemakkelijk het is daaraan voorbij te lopen. Gelukkig zorgen specialisten als Simon Laudy ervoor dat dit bijzondere ambacht niet verloren gaat.

In de column Nomen est omen beschrijft Titus Eliëns hoe zijn fascinatie voor de Groninger Kerken ontstond en hoe het tijdschrift in de afgelopen decennia bijdroeg aan het onderzoek naar de (kunst)geschiedenis van ons erfgoed. Om verder onderzoek te stimuleren en om bij te dragen aan het faciliteren daarvan heeft hij het afgelopen jaar het Titus Stipendium ingesteld voor jonge onderzoekers, die in het tijdschrift een platform krijgen hun onderzoek met onze donateurs te delen.

Wij wensen u een goede start van het culturele seizoen met nieuwe invalshoeken over de historie van de Groninger kerken en veel leesplezier.

This article is from: