5 minute read

Sleutelen tussen verleden en toekomst

Next Article
Nomen est omen?

Nomen est omen?

Tjitske Zuiderbaan

Advertisement

Je moet muzikaal zijn, verstand hebben van elektrotechniek, verschillende metaalbewerkingstechnieken beheersen, en kennis hebben van de liturgie. Bij het beroep van klokkengieter komt veel meer kijken dan je zou denken. Het helpt ook wanneer je, zoals Simon Laudy, bent opgegroeid onder de Dom in Utrecht. ‘Ik ben mijn hele jeugd lastiggevallen door klokgelui.’ Maar het belangrijkste is: passie voor klokken.

De klok gelijkzetten

Op de uurwerkzolder van de Sint-Hippolytuskerk in Middelstum legt Laudy de werking uit van het smeedijzeren torenuurwerk uit 1500. ‘De speeltrommel naast het uurwerk is een muziekdoos, een speeldoos met nokjes erop die de hamers op het carillon bedienen. Het loopt allemaal op gewichten die automatisch omhooggaan. Het uurwerk zelf loopt mechanisch, net als vijfhonderd jaar geleden toen het werd gemaakt. We hebben het geautomatiseerd, met behoud van de originele werking van het uurwerk. De koster hoeft nu niet meer elke dag omhoog om de gewichten op te draaien. Omdat de klok niet zo nauwkeurig loopt, zit er een gelijkzetinrichting bij de slinger. Eens in de twaalf uur wordt de slinger stilgezet om via een hulpuurwerkje weer op de juiste tijd te geraken. Dat hoort allemaal bij het werk van de klokkengieter.’

Eén beroep

Het werkterrein van Laudy Klokken- en Kunstgieterij Reiderland beslaat heel Nederland, een stukje België en heel Duitsland. ‘We houden mechanische uurwerken in stand, we repareren en restaureren ze. Maar ook elektrische klokken. De klokkengieter leverde van oudsher de klok en zorgde ervoor dat hij hing, hoorbaar was en de tijd aangaf. Dat is altijd één beroep geweest.’

Laudy begon veertig jaar geleden uit liefhebberij. ‘Het vak heeft zoveel facetten binnen de metaalbewerking: lassen, draaien, boren, slijpen, frezen. En dan is er nog de muziek. Klokken worden op toonhoogte besteld. De opdrachtgever heeft bijvoorbeeld al een a en een f en wil er een g bij. Dan moet je je intervallen kennen.’

Signaalfuncties

De luidklok vond vier- à vijfduizend jaar geleden zijn oorsprong in China. De Chinezen hadden toen afwijkend gevormde klokjes, waarop ze een melodie konden spelen. ‘Eenvoudige dingen, die in graven worden gevonden. Ze dienden om de reis naar het eeuwige te begeleiden.’ Rond 800 ging de kerk klokken gebruiken om mensen te alarmeren en naar de kerk te roepen. ‘Dat begon met eenvoudige klokken met een raar geluid, alsof je tegen een vrachtwagenvelg slaat. Die klokken hadden puur signaalfuncties; waarschuwen bij brand of dreigend gevaar of ter kerke noden. Met de ontwikkeling van de liturgie en de muziek in die liturgie, ontstond de behoefte om klokken toonhoogte te geven, of reeksen van zes of zeven klokken te maken waarop een monnik, priester of kanunnik Gregoriaanse melodieën kon maken. Klokken

De werkplaats in Finsterwolde met een van de in 2020 gegoten luidklokken voor de stad-Groninger Sint-Jozefkerk. Op de klok staat de beeltenis van de heilige Martinus, naar een middeleeuws op toonhoogte hebben in Noordwest-Europa de hoogste vlucht genomen. In Zuid-Europa en verder weg maken klokken vaak alleen maar lawaai voor de signaalfunctie. Kerkklokken bestonden oorspronkelijk uit ijzeren platen die rond geklopt werden. In de “bronstijd”, toen brons in gebruik kwam als materiaal om klokken van te vervaardigen, begonnen ze met gieten. De oudst gedateerde klok in Nederland, uit 1300, hangt in Stedum.’

Klepelslijtage

De toonhoogte van de klok wordt bepaald door een formule: de diameter ten opzichte van de dikte waar de klepel slaat. ‘Dit berekenen we van tevoren. Carillonklokken worden naderhand nog gestemd op de draaibank. Die marges komen heel nauw. Bij luidklokken zijn de marges grover. Die stemmen we niet na.’

Om geluid uit een klok te krijgen, is de klepel nodig. Deze moet een bepaalde zwaarte hebben. ‘Meestal weegt hij drie tot vijf procent van het klokgewicht en is hij van smeedijzer. Dat is vrij zacht materiaal, terwijl de klok hard is, dat trilt goed, net als kristal. De klepel slijt, terwijl de klok heel blijft. Na tachtig tot honderd jaar wordt de klepel te hard doordat hij steeds klappen krijgt. Op het moment dat de klok begint te slijten, moet de klepel vervangen of uitgegloeid worden zodat hij weer zacht wordt.’

Voor het vak van klokkengieter is het handig als je ook thuis bent in kerkmuziek. Opdrachtgevers zijn vaak dominees en pastoors, die bekijken de klok vanuit een kerkelijke inslag. Laudy speelt ‘wat toetsen’ en een beetje orgel, voor de lol. Voor orgel spelen in de kerk, wat hij vroeger deed, heeft hij geen tijd meer.

Takelen op handkracht

Een klok van een meter weegt ongeveer duizend kilo. Een klok van een halve meter is acht keer zo licht door de driedimensionale verkleining en weegt ‘slechts’ tachtig à negentig kilo. Nog altijd worden de torenklokken met mankracht omhoog gehesen met behulp van touwen en takels.

Simon Laudy heeft veel onderhouds-, reparatieen restauratiewerkzaamheden uitgevoerd voor de Stichting Oude Groninger Kerken. ‘Dan moet je denken aan kapotte klokken die we lassen, of aan nieuwe klepels, armaturen of luidapparaten, waarmee de koster een knop omdraait om elektrisch te luiden.’ Op plekken waar het luiden nog met de hand gebeurt, dreigt een enorm tekort aan vrijwilligers te ontstaan. Het zijn vaak oude mensen die het doen. De jeugd interesseert het niet meer, hetgeen Laudy zeer begroot.

Geschiedschrijving op de klok Het mooiste aan zijn beroep vindt Laudy dat ‘je eigenlijk sleutelt tussen verleden en toekomst. Als de klok niet geroofd wordt, of vernield, dan gaat hij duizend jaar mee. De ideeën, de bezigheden, de wensen van toentertijd zijn als inscriptie, meestal in het Latijn, op de oude klokken te vinden. Ook aanhalingen uit liturgieën, de aanleiding voor het gieten van de klok en door wie en wanneer hij is gemaakt. Aan de hand daarvan kunnen we afleiden hoe die mensen leefden en wat ze bezighield. Neem je uit alle eeuwen een klok, dan heb je een encyclopedie van de westerse beschaving.’

Koel en star

In Laudy’s gieterij in Finsterwolde kan hij tot vierduizend kilo gieten. ‘Die vraag is vandaag de dag niet zo groot. Boven de duizend kilo komt nog wel veel voor. We gieten ook ter plaatse bij de kerk. Dan maken we van tevoren de holle ruimte in de vorm van zand en leem, en dan gaat de hele boel op transport naar de kerk. Meestal gieten we ’s avonds en pakken we de volgende dag uit. Dan beoordelen we de klok ook. Tijdens het gieten is het brons elfhonderd graden. Het koelt af en verstart. De vorm verbrandt gedeeltelijk en verkruimelt. Een vorm kun je nooit voor een tweede keer gebruiken omdat een klok een unicum is. Je kunt ze ook niet op voorraad maken.’

Van Wou

Een klok waarvan Laudy zeer gecharmeerd is, is die van Zeerijp. ‘Die is gegoten door Geert van Wou, wereldberoemd meesterklokkengieter uit de middeleeuwen. In de Dom in Utrecht hangen zeven van zijn klokken. Zijn topstuk, de Maria Gloriosa uit 1497 hangt in de Dom van Erfurt. Absolute klasse. Ongeëvenaard! Zoveel zorg als hij aan die klokken heeft besteed en hoe keurig ze gemaakt zijn, en zo mooi op toon! Je kunt hem niet betrappen op gietfouten als luchtbelletjes, poreusheid, of scheurtjes in de vorm waardoor het brons naar buiten loopt.’

Nog altijd hebben klokken een maatschappelijke functie. Zo worden ze geluid bij bruiloften en begrafenissen, maar ook tijdens de coronacrisis en bij de herdenking van de slachtoffers van de MH17. Het vak van klokkengieter is dus nog niet verloren. ‘Je maakt iets wat verdwijnt in een kerktoren. Weinig mensen komen eraan. Het blijft bewaard voor de eeuwigheid, dat maakt het zo bijzonder.’

Over de auteur

Tjitske Zuiderbaan (tekstjes@outlook.com) was tot haar pensionering in juli 2021 werkzaam op het bureau van de Stichting Oude Groninger Kerken. Ze blijft bijdragen schrijven voor Groninger Kerken, in het bijzonder interviews en human interest-artikelen. Recent verscheen van haar hand Dij schrift, blift. Schrijversgraven in de provincie Groningen , een uitgave in de Kerkhovenreeks

This article is from: