Vakblad Veiligheid 58 - Derde kwartaal 2014

Page 1

VAKBLAD VOOR BEDRIJFSHULPVERLENING • DERDE KWARTAAL 2014

58

ROTTERDAM THE HAGUE AIRPORT • NIJMEEGSE VIERDAAGSE • ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN • TINNITUS • INTERACTIEVE VEILIGHEIDSEXPOSITIE PIT • EERSTE HULP BIJ

WERKEN MET KINDEREN • VEILIGHEID OP SCHOOL • RIJDEN OP AARDGAS


Wil jij Instructeur BHV worden? Volg bij ons de beroepsopleiding (NIBHV gecertificeerd) Zowel onderdeel eerste hulp (EH) als brand en ontruiming (BO)

Voor meer informatie:

Alleen BHV/Ploegleider als vooropleiding vereist

kijk op www.ccb-groep.nl

In 8 dagen (EH) of 10 dagen (BO) inclusief examens

mail naar opleiding@ccb-groep.nl

Zeer hoog slagingspercentage Cursusgeld € 1.995 (EH) en € 2.550 (BO)

of bel: 020 - 528 6889

CCB Groep Amsterdam, opleidingsinstituut met 10 jaar ervaring,

(vraag naar Wilma Smid

goed bereikbaar met OV en auto (bushalte voor de deur en gratis parkeren)

of Jan Hemmers).

opleidingen

2

veiligheid-sbn 130416.indd 1

advies arbo

advies brand & ontruiming

I

25-04-13 14:03

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


WOORD Een van de belangrijkste onderwerpen in dit nummer van VEILIGHEID is het laatste nieuws over het jaarlijkse NIBHV-congres. In tegenstelling tot eerdere berichten (waarin 27 november werd vermeld) wordt het congres georganiseerd op maandag 10 november 2014. Hoewel Ede als plaats van handeling is gehandhaafd, is het onderkomen wél gewijzigd: het congres zal plaatsvinden in CineMec in Ede. Het doet me bijzonder veel plezier te kunnen melden dat prof. mr. Pieter van Vollenhoven namens de Stichting Maatschappij en Veiligheid (SMV) op het NIBHV-congres aanwezig zal zijn. De SMV zet zich in voor veiligheid in de breedste zin van het woord: sociale én fysieke veiligheid. De stichting vindt dat veiligheid een kerntaak is van de overheid, maar dat ook burgers en ondernemingen/ organisaties een medeverantwoordelijkheid hebben. Niet voor niets heeft de SMV als motto ‘samen werken aan veiligheid’. Een slogan die het NIBHV alleen maar kan onderschrijven. Behalve het actuele NIBHV Nieuws staan er in deze VEILIGHEID nog diverse andere interessante artikelen. Bijvoorbeeld het artikel over de uitgave ‘Eerste Hulp bij werken met kinderen’, waarvan de erkenning van de certificatie in juni werd vermeld in de Staatscourant. Ten slotte vraag ik graag aandacht voor de nieuwe leerstof basis BHV, met daarin meer aandacht voor het thema ontruimen/zelfredzaamheid. Op de website www.nibhv.nl is regelmatig actuele informatie te vinden over alle producten en activiteiten van het NIBHV. Koos Pulleman, directeur NIBHV

HOUD NIBHV op bezoek bij Rotterdam The Hague Airport

04

5xbeter – IJzersterk voor veilig werk

09

Nijmeegse Vierdaagse 12 Column 17 Zin en onzin over elektromagnetische velden 18 Lawaai in je hoofd 22

Nieuws 30 Veiligheid op het ’Creative College’ 36 Eerste Hulp bij werken met kinderen 40 NIBHV Uitgaven 44 NIBHV Nieuws 45 Rijden op aardgas, beter voor milieu 48 ONveiligheid 54

Pit bouwt mee aan veiligheidsbewuste samenleving 26

FON NIBHV-VEILIGHEID is een uitgave van: Nederlands Instituut voor Bedrijfshulpverlening (NIBHV) Hoofdweg 240, 3067 GJ Rotterdam Postbus 8714, 3009 AS Rotterdam Tel: 010 - 289 28 88 Fax: 010 - 289 28 80 E-mail: bhv@nibhv.nl REDACTIECOMMISSIE Jolanda de Haas en Koos Pulleman. Medewerker aan dit nummer: Rob Jastrzebski (RJ).

REDACTIE Marcel Captijn (MC), Jolanda de Haas (JdH) en Jan Kooijman (JK), tevens eindredactie. De redactie en het NIBHV besteden de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van dit tijdschrift, maar aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele inhoudelijke fouten. Vormgeving en drukwerk: Coers en Roest ontwerpers bno | drukkers, Arnhem NIBHV-VEILIGHEID verschijnt ieder kwartaal. ABONNEMENTEN 35,40 euro inclusief btw, per kalenderjaar.

Het abonnement wordt aangegaan per kalenderjaar. Als u het abonnement wilt opzeggen dan dient u dit schriftelijk vóór 1 november van het komende kalenderjaar te doen. Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Voor abonnementen, reacties, ingezonden brieven, informatie en/of productnieuws: NIBHV, Postbus 8714, 3009 AS Rotterdam Tel: 010 - 2892888 Fax: 010 - 2892880 E-mail: bhv@nibhv.nl

ADVERTENTIEVERKOOP Bureau Van Vliet B.V., Robert Mondelaars Postbus 20 2040 AA Zandvoort Tel: 023 - 5714745 Fax: 023 - 5717680 E-mail: r.mondelaars@bureauvanvliet.com Internet: www.bureauvanvliet.com Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming worden verveelvoudigd, gepubliceerd of opgeslagen in een gegevensbestand. Overname van artikelen na overleg met uitgever en betrokken auteur/fotograaf. Aan de inhoud van deze uitgave mogen geen rechten worden ontleend. ISSN 1568-3699

3


NIBHV op bezoek bij Rotterdam The Hague Airport “In de veiligheidscultuur zijn hiërarchische barrières voor mij onacceptabel.” Rotterdam The Hague Airport heeft in Zuidwest Nederland een belangrijke functie voor wat betreft het luchtvervoer van zakelijk- en vrijetijdspassagiers. De luchthaven heeft de laatste jaren snel aan populariteit gewonnen en het aantal passagiers groeit gestaag. In 2013 maakten ruim anderhalf miljoen passagiers gebruik van het vliegveld. Niet zo verwonderlijk gezien de afwezigheid van parkeerproblemen, het vlotte in- en uitchecken, de bereidwilligheid van het personeel en de ruime keuze aan bestemmingen. Roland Wondolleck is algemeen directeur en havenmeester van Rotterdam The Hague Airport. Hij is in 1953 in Rotterdam geboren en voltooide een studie rechten, gespecialiseerd

4

in luchtrecht. In 1985 werd hij commercieel manager/plaatsvervangend directeur van Rotterdam Airport, in 1994 algemeen directeur. Hij noemt zichzelf een ‘luchtvaartman in hart en ziel’, waarbij moet worden aangetekend dat hij al jarenlang actief is als piloot en nog regelmatig zelf een vliegtuig bestuurt. Bij de exploitatie van een luchthaven gaat het volgens Wondolleck in


Rotterdam The Hague Airport

In augustus 1955 opende Rotterdam zijn ‘Vliegveld Zestienhoven’ met een startbaan van 1300 meter. In 1966 werd de startbaan verlengd tot 2200 meter. In 1967 is het luchthavengebouw gebouwd. Rotterdam The Hague Airport, tot 2010 Rotterdam Airport geheten, heeft één start- en landingsbaan in oost-westrichting, die afhankelijk van de windrichting in beide richtingen wordt gebruikt. De passagiers worden per bus tussen de terminal en het vliegtuig vervoerd. Bij een vrijwel gelijk gebleven aantal vliegbewegingen (starts en landingen) van rond de 50.000 is het aantal passagiers dat gebruik maakt van het Rotterdamse vliegveld in zeven jaar tijd gestegen van rond de één miljoen naar ruim anderhalf miljoen nu. Permanente, grote gebruikers van de luchthaven zijn onder meer de vliegmaatschappijen Transavia, British Airways, Lufthansa, Turkish Airlines en CityJet.

de allereerste plaats om drie dingen: veiligheid, veiligheid en veiligheid! Koos Pulleman, directeur NIBHV, ging bij Roland Wondolleck op bezoek om zich te laten informeren over het reilen en zeilen van een moderne, succesvolle luchthaven. Koos Pulleman: “Vorig jaar is in Rotterdam Ahoy de eerste Emergency Expo gehouden. Het is een multidisciplinair platform dat ruimte biedt aan betrokkenen bij calamiteiten en

rampenbestrijding, risicomanagement en crisisbeheersing. U maakt deel uit van het Adviescomité. Een bewuste keus?” Roland Wondolleck: “Aan een platform als Emergency Expo, waar op ‘state-of-the-art’ wijze aandacht wordt besteed aan het voorkomen en beheersen van calamiteiten, is absoluut behoefte. Ik steun het van harte, mede vanwege het belang van de zaak, de brede opzet en de veelzijdige wijze van presenteren.” Koos Pulleman: “Tijdens een aan de Expo voorafgaand Business Event suggereerde professor doctor Ben Ale, voormalig hoogleraar Veiligheid en Rampenbestrijding aan de TU Delft, dat Rotterdam The Hague Airport mogelijk een belangrijke rol zou kunnen vervullen in geval van een (internationale) calamiteit.” Roland Wondolleck: “Het is een zeer interessante gedachte die al eerder door een andere TU’er, te weten professor Chris Zevenbergen, is geopperd. Ten tijde van de overstromingen in New Orleans bleek dat aan- en afvoer door de lucht van levensbelang is. Op Rotterdam The Hague Airport blijven de voeten door allerlei al lang geleden genomen infrastructurele

5


maatregelen altijd droog. Ook al ligt het vliegveld rond de vijftien á twintig meter onder NAP! Het is mijn vak en mijn hobby een luchthaven te exploiteren die streeft naar excellentie op alle fronten. Deel uit maken van hulpverlening hoort daar dus ook bij. Onze luchthaven zou niet alleen bij watersnood, maar ook bij andere ernstige calamiteiten, de bereikbaarheid van een getroffen locatie door vliegtuigen en helikopters kunnen verzorgen, inclusief bijvoorbeeld hulpgoederen, een krachtcentrale en een datacenter. Doorredenerend zou het ‘hulpluchthavenconcept’ zelfs een exportartikel van Nederland kunnen zijn. De TU Delft is de haalbaarheid van de gedachte aan het onderzoeken. Denk in dit verband ook aan de gigantische pompen die een Nederlands bedrijf leverde aan Engeland, toen daar enige tijd geleden hevige overstromingen waren. Hoe dan ook: Rotterdam The Hague Airport denkt graag in positieve zin mee.” Koos Pulleman: “Toen u hier kwam werken, werd de luchthaven in zijn bestaan bedreigd. Klopt het dat toen niet iedereen in de politiek overtuigd was van het nut van ‘Vliegveld Zestienhoven’?” Roland Wondolleck: “Jazeker. Het feit dat ik ook jurist ben, kwam me toen uitermate goed van pas.

6

Net als mijn ondernemerschap. Ongeveer twintig jaar geleden werd het vliegveld inderdaad (nog altijd) zeer serieus met sluiting bedre=igd. Om het zwaard van Damocles weg te krijgen moest er op politiek niveau behoedzaam en verstandig worden gemanoeuvreerd om bestaande dogma’s te overwinnen. Voorts moest de exploitatie van de toen zwaar verliesgevende luchthaven worden omgebogen tot een met groene cijfers en duurzaam rendabel worden gemaakt. Dat is met hard werken en met ieders medewerking gelukt. Sluiting is echt definitief van de baan. Sterker nog, er wordt gewerkt aan de randvoorwaarden voor verdere uitbreiding van onze timetable met ongeveer tien tot vijftien nieuwe bestemmingen. Op dit moment zijn dat er veertig. Rotterdam The Hague Airport is nu een van de toonaangevende luchthavens van Europa voor wat betreft het zakenverkeer. Ook het aantal andere passagiers stijgt nog altijd, mede dankzij de samenwerking met vliegmaatschappijen die hun bestemmingen gestaag uitbreiden.” Koos Pulleman: “Hoe is de verhouding met de stad Rotterdam en de regio?” Roland Wondolleck: “Die is vooral gericht op het verder verbreden en verstevigen van politiek en maatschappelijk draagvlak. Dat betekent een dienende rol die reeds in Zuidwest Nederland gevestigde en nog te komen bedrijven en (internationale) organisaties ondersteunt. Het aantal vliegbestemmingen en de verscheidenheid ervan speelt daarbij mee. Mede dankzij maatschappijen als Transavia, British Airways, Turkish Airlines en Lufthansa zijn bestemmingen vaak niet alleen zakelijk, maar ook recreatief aantrekkelijk. Overigens maken ook veel privézakenvliegtuigen gebruik van ons vliegveld. Op maatschappelijk gebied nemen wij de belangen van mensen die dichtbij een luchthaven wonen en/of werken ook heel serieus. Goed communiceren haalt vaak op de loer liggend ongenoegen weg en zorgt ervoor dat vrijwel alle omwonenden prettig kunnen vertoeven in hun buurt. Wij staan altijd open voor kritiek, want daarvan kunnen we leren.”

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


Koos Pulleman: “Zijn er nog expansie­mogelijk­ heden binnen de door de politiek aangegeven ruimte?” Roland Wondolleck: “Inter-Europees vliegverkeer speelt zich af gedurende de dag in ruimere zin. Wij krijgen van het departement precies aangegeven hoeveel vluchten er mogen plaatsvinden en tussen welke tijden. We hebben om uitbreidingsmogelijkheden gevraagd. De start- en landingsbaan biedt genoeg ruimte voor extra vluchten, de terminal zal dan moeten worden verruimd. Nachtvluchten zijn en komen er niet, alleen als ze maatschappelijk belang hebben. Er is voor deze categorie luchtverkeer een beperkt nachtelijk openingsregime. Toestellen met vertraging, uitwijkvluchten, de Kustwacht, de politie en de traumaheli kennen uitzonderingen. Voor de traumaheli gelden zelfs aparte vliegprocedures, mede vanwege de nacht en de uitruksnelheid.” Koos Pulleman: “Komt het feit dat u regel­ matig zelf als vlieger actief bent u bij de werkzaamheden van pas?” Roland Wondolleck: “Zeker. Al was het maar om de operationele bedrijfsvoering van onze luchthaven in totaliteit steeds ‘state of art’ te houden. Mede daarom combineren mijn collega’s en ik veelal in één persoon meerdere functies. Het gaat niet alleen om het veilig laten landen en opstijgen van de vluchten, maar ook om de afhandeling erna en ervoor. Een voorbeeld: sommige passagiers hebben soms een kort lontje, als iets anders loopt dan verwacht. Zo kunnen bijvoorbeeld zelfs vertragingen als gevolg van extreem weer tot vervelende situaties voor medepassagiers of luchthavenmedewerkers leiden. Dat is een openbare orde aspect. Daarvan moeten alle medewerkers op de luchthaven zich bewust zijn en ze moeten ermee kunnen omgaan. Goede en tijdige informatie voorkomt meestal een hoop gedoe. Wij geven de passagiers altijd zo spoedig mogelijk uitleg over de oorzaak van een vertraging of van een andere tegenslag. Bij de meesten verhoogt snelle communicatie het begrip voor onverwacht ongemak, uitzonderingen daargelaten. Als exploitant en havenmeester ben ik op de hoogte van veiligheid en beveiliging, maar ook van marketing en communicatie. Het zelf kunnen vliegen geeft verdieping aan het dagelijks doen en laten. Vooral in discussies met andere piloten over de inhoud van het vak of over concrete dingen die wij hier niet of juist wel willen. Te snel taxiën is bijvoorbeeld nog steeds ongewenst. Ook de dames en heren piloten weten inmiddels dat ik doorgaans uit eigen ervaring weet waarover ik praat.”

Koos Pulleman: “Onder welke pet valt de verantwoordelijkheid voor veiligheid?” Roland Wondolleck: “Onder beide functies. Ik heb zowel op luchtzijdig als landzijdig gebied een veilige exploitatie te borgen. Het verschil met een regulier bedrijf is, dat wij naast de BHV’ers op ons kantoor een beroepsbrandweer hebben die als first responder kan optreden. Niet alleen bij ernstige ongevallen, maar ook bij onwel worden, struikel- of valpartijen etc. De havendirecteur – exploitant – draagt de eindverantwoordelijkheid. Hij moet ervoor zorgen dat de havenmeester uitvoeringsgericht zijn best doet. Voor het verenigen van beide functies is bewust gekozen, omdat het een relatief kleine luchthaven betreft en de exploitatie daarvan dan overzichtelijker is.” Koos Pulleman: “Speelt de betrekkelijke kleinschaligheid van de luchthaven mee bij het welbevinden van de reizigers?” Roland Wondolleck: “Het is hier overzichtelijk. Als je het terrein opkomt, zie je het vliegtuig staan waarmee je vertrekt. De vertrekhal is gezellig en het inchecken gaat snel. Wij proberen iedereen een goed gevoel te geven. Als iemand ‘en route’ iets naars is overkomen, zorgen we ervoor dat hij voldoende ondersteuning krijgt om veilig thuis te komen. Er zijn reizigers die hun vakanties specifiek bepalen op basis van de bestemmingen die Rotterdam The Hague Airport biedt. Ook de betrokkenheid van de luchtvaartmaatschappijen bij de luchthaven is groot. Zij ‘geven om’ het vliegveld. Gesprekken vinden altijd plaats in een professionele, constructieve sfeer.” Koos Pulleman: “Zijn er instanties die u kunnen aanspreken op veiligheid?” Roland Wondolleck: “Ja. Zeker als het mooi weer wordt, barsten de audits los. Departementen, luchtvaartmaatschappijen, justitie, de EU, de

Geen alcohol bij boordpersoneel

Bij een alcoholcontrole van de politie en de Koninklijke Marechaussee op Rotterdam The Hague Airport onder het boordpersoneel van diverse luchtvaartmaatschappijen en van de zakelijke en kleine luchtvaart zijn 6 juli 2014 geen overtredingen geconstateerd. Na een lange voetbalnacht (Nederland – Costa Rica!) werden tussen 6.00 uur en 13.00 uur 45 leden van het boordpersoneel op alcoholgebruik gecontroleerd. In de luchtvaart is maximaal 0,2 promille alcohol toegestaan. Daarnaast mag vliegend personeel vanaf tien uren voor de vlucht geen alcohol nuttigen. Er zijn geen strafbare feiten geconstateerd.

7


brandweer… ze auditten allemaal. Ik ben daar zeer positief over, want het geeft ons veel informatie over de bedrijfsvoering. Bij een laatste audit door Verkeer en Waterstaat waren er nul bevindingen. Dat vervult mij met trots. De Nederlandse luchthavens auditten elkaar ook onderling. Je neemt elkaar zeer kritisch de maat. Optimale communicatie over en weer tussen (inter)nationale luchthavens en de luchtvaartmaatschappijen helpt ook mee aan het verhogen van de veiligheid en aan een goede omgang met de omgeving. Daarbij worden ook de incidenten met elkaar gedeeld. Je kunt constant leren van elkaar. De verhouding tussen alle luchthavenmeesters in Nederland is niet competitief, maar gericht op verhoging van veiligheid en van samenwerking”. Koos Pulleman: “Gaan veiligheid en bedrijfscultuur hand in hand?” Roland Wondolleck: “Absoluut. In de veiligheids­ cultuur zijn hiërarchische barrières voor mij onacceptabel. Hier heerst de cultuur van: als je iets ziet wat volgens jou niet klopt, meld dat dan. Kritiek kan en moet altijd geuit worden, ideeën over hoe het beter kan of moet, dienen een gewillig oor te vinden. Alles moet bespreekbaar zijn: onbevangen, vrijuit, zonder belemmering en los van de plek in de organisatie. Met respect naar elkaar. Een bedrijfscultuur waarin je geen kritiek kan en mag geven, werkt mijns inziens onveiligheid juist in de hand, al was het maar vanwege de neiging tot ‘toedekken’ die dan ontstaat. Het alleen maar direct strafrechtelijk maken van dingen doet dat om die reden trouwens ook. Hoe dan ook, de betrokkenheid van onze mensen en hun staat van dienst is groot. Dat is prima. Het risico van individueel vakmanschap ligt echter op de loer. Om toch te borgen dat

iedereen kwaliteit kan leveren, is hier alles op operationeel en security gebied in procedures vastgelegd, onder meer via checklisten. Daarnaast hamer ik erop om altijd gebruik te blijven maken van de eigen oren en ogen. Alleen afvinken van lijstjes volstaat niet. Men moet alert blijven op afwijkingen en op onverwachte zaken, kortom het ‘boerenverstand’ blijven gebruiken.” Koos Pulleman: “Tot slot. Wat heeft altijd jullie extra aandacht?” Roland Wondolleck: “Het landingsterrein. Alles wat beweegt, krijgt een digitale ‘strip’. Voorkomen moet worden dat er zich tijdens een start/landing auto’s en/of mensen dan wel dieren of F.O.D. (rotzooi, red.) op de baan bevinden. Verder vertoeven hier veel vogels in de omgeving. Die vormen een risico voor de vliegtuigen. Vogels kunnen in de motoren raken. Het vereist creativiteit om ze daar weg te houden. We hebben onder meer een valkenier die de vogels met zijn roofvogel wegjaagt. Verder verjagen we de vogels met geluid door middel van het afschieten van lichtpatronen.” Na afloop van het gesprek nodigt Roland Wondolleck Koos Pulleman uit voor een korte rondrit over het luchthaventerrein, uiteraard pas na toestemming van de verkeersleiding. Op verzoek van de fotograaf poseren zij kort aan het begin van de landingsbaan. Uiteraard digitaal gemarkeerd met een strip ter herkenning voor de mensen in de verkeerstoren. Verderop wordt kort stil gestaan bij het vliegtuig van het Ierse rugbyteam uit Leinster dat op de luchthaven staat geparkeerd. Ook de Aircraft Fire Trainer, waarin alle first responders van Rotterdam The Hague Airport kunnen oefenen, is bezocht. (JK)

Roland Wondolleck (l) en Koos Pulleman.

8

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


5xbeter IJzersterk voor veilig werk Verbetercoach adviseert en ondersteunt metaalbedrijven In 2006 sloegen vijf cao-partijen in de metaalbewerking en metalektro de handen ineen om via het gezamenlijke project ‘5xbeter - IJzersterk voor veilig werk’ de veiligheid en gezondheid in de bedrijven die onder de metaalcao’s vallen te verbeteren. Aan 5xbeter doen voor de ondernemers mee: de Koninklijke Metaalunie (met ruim 12.000 leden de grootste ondernemersorganisatie voor het midden- en kleinbedrijf in de metaal) en de FME (de vereniging van ondernemers in de technologische industrie, met ruim 2500 lidondernemingen). De vakbonden FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie ondersteunen 5xbeter namens de werknemers. Het ‘veiliger en gezonder werken in de metaal’ wordt in het project vooral gestimuleerd door de ontwikkeling van Arbocatalogi (bij 5xbeter ‘Verbeterchecks’ geheten), met daarin de belangrijkste arborisico’s in de metaal. Om de doelstelling te bereiken hebben bedrijven verder de mogelijkheid om de hulp van ‘Verbetercoaches’ in te roepen. Die geven bedrijven en werknemers advies en ondersteuning, bijvoorbeeld over het gebruik van de Verbeterchecks. Bedrijven die vallen onder

Annemieke Leegwater, Verbetercoach regio Noordwest en West-Nederland.

de CAO metaalbewerking en metalektro kunnen kosteloos gebruik maken van de producten en diensten van 5xbeter. Website en thema’s Ook al is 5xbeter primair bedoeld voor bedrijven en werknemers die gebruik maken van de metaalcao’s, toch is de website www.5xbeter. nl openbaar toegankelijk en iedereen kan dus kennis nemen van alle producten van 5xbeter. Bedrijven uit andere branches moeten zich wel realiseren dat de producten van 5xbeter specifiek gericht zijn op de metaalbewerking en metalektro branche. Ze zijn dus lang niet altijd algemeen bruikbaar. Op de website presenteert 5xbeter verschillende onderwerpen, waarmee ondernemingen en werknemers in de metaalbewerking en metalektro te maken hebben. Over acht arbospecifieke thema’s geeft de website informatie, met per risico’s factsheets met oplossingrichtingen. Veel documenten, brochures, posters en andere producten zijn te downloaden of te bestellen. De website van 5xbeter noemt als belangrijkste aandachtspunten voor veiliger en gezonder werken: lasrook, schadelijk geluid, oplosmiddelen, machineveiligheid, fysieke belasting, werken in besloten ruimten, werken op hoogte en nieuwkomers op het werk. Bij lassen komt bijvoorbeeld rook vrij. Die is bij inademing slecht voor de gezondheid. Werkgevers zijn verplicht om werknemers er zo min mogelijk aan bloot te stellen. Het is dus zaak om beschermingsmiddelen goed te gebruiken. 5xbeter biedt naast de Verbetercheck Lasrook aanvullende oplossingen, zoals de uitgave ‘Lasrook te lijf’ en toolboxmeeting lasrook. Net als bij lassen zijn er ook risico’s verbonden aan geluid, oplosmiddelen, het werken met machines, tillen en bukken, werken in besloten ruimtes en op hoogte. Op de website staan de hulpmiddelen die 5xbeter heeft ontwikkeld 9


om deze risico’s in kaart te brengen (RI&E) en om ze zoveel mogelijk tegen te gaan (Plan van Aanpak). Vooral de diverse Verbeterchecks en de toolboxmeetings spreken tot de verbeelding. Opvallend is het thema ‘Nieuwkomers’. De metaalbewerking en de metalektro vormen een dynamische branche, waarin regelmatig nieuwe mensen komen werken. Vanwege een gebrek aan kennis en ervaring kan het gebeuren dat deze nieuwkomers, in het bijzonder uitzendkrachten, flexwerkers, anderstaligen en jongeren, risico’s minder goed inschatten en dat zij niet goed op de hoogte zijn van de te nemen maatregelen. De website meldt dat ongevallen op het werk bij nieuwe medewerkers tot acht keer zo veel voorkomen als bij ervaren werknemers. 10

Verbetercoach Uit een evaluatieonderzoek dat onderzoeks­ bureau Bartels vorig najaar hield, blijkt dat 5xbeter een positieve bijdrage levert aan het verbeteren van arbeidsveiligheid en -gezondheid in de metaalsectoren. Een voortdurende bron van aandacht blijft echter het direct bereiken van de werknemers. Het aanreiken van passende middelen en het vlot vinden van de juiste kanalen om mensen op de werkvloer te informeren en te activeren, is één van de doelstellingen voor de aanpak in de periode 2014 - 2016. Dat kan via het bieden van meer maatwerk en het vergroten van bereik. De Verbetercoaches zullen daarbij een belangrijke rol moeten spelen. De gedachte achter de Verbetercoach is, dat bijna niemand een topprestatie kan neerzetten zonder professionele hulp. Dus ook niet op het gebied van veilig en gezond werken. De Verbetercoaches van 5xbeter kunnen daarbij ondersteuning bieden. Zij helpen desgevraagd iedereen op weg naar een veilig en gezond metaalbedrijf. Het zijn mensen met kennis, die kosteloos praktische adviezen geven. De zeven Verbetercoaches werken regionaal. Ze zijn dagelijks te benaderen via de gratis Verbeterlijn (tel. 0800-5555005) die tussen 12.00 uur en 14.00 uur live wordt opgenomen of via een e-mail. Annemieke Leegwater is ruim vijf jaar actief als Verbetercoach in de regio Noordwest- en West-Nederland. Voor die tijd was zij onder meer werkzaam als consultant bij een grote Arbo-dienst. Zij vertelt dat de vijf deelnemende partijen aan 5xbeter een projectorganisatie hebben ingericht waaraan de onafhankelijke Verbetercoaches door middel van een detachering verbonden zijn. Leegwater: “Ik benadruk dat wij er op adviserende, coachende basis zijn voor alle deelnemende partijen. Dus niet alleen voor de werkgevers. Alle instrumenten van 5xbeter zijn zo gemaakt dat iedereen er zelf mee aan de slag kan gaan. Op de website moet om te beginnen een Verbetercheck worden ingevuld, waarna een plan van aanpak verschijnt. Als er vragen zijn of hulp nodig is, kan de Verbetercoach desgewenst ondersteuning bieden. Daarbij blijft het bedrijf zelf verantwoordelijk voor het invullen. Wij geven hulp, uitleg en advies. Bijvoorbeeld door het geven van voorlichting in het bedrijf, of bij het uitvoeren van een Plan van Aanpak. Ook wordt onze hulp door metaalbedrijven ingeroepen, als zij bezoek hebben gehad van de Inspectie SZW en er is gebleken dat bepaalde zaken verbeterd dienen te worden. De Inspectie maakt ondernemingen ook attent op ons bestaan. Meestal maken we een rondgang door het bedrijf

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


om alles in ogenschouw te nemen. Gemiddeld kom ik een keer of drie binnen, maar uitsluitend op initiatief van het bedrijf zelf.” Voorlichting en hulp De Verbetercoaches streven bij het geven van voorlichting zoveel mogelijk naar communicatie over en weer met de medewerkers om het veiligheidsbewustzijn te stimuleren en te vergroten. Volgens Annemieke Leegwater kan de betrokkenheid van medewerkers bij veilige en gezonde arbeidsomstandigheden in de metaalsector nog verder groeien. “Dat is gebleken uit het evaluatieonderzoek van onderzoeksbureau Bartels. Op de productievloer moet veilig werken echt tussen de oren zitten. Door tijdens een voorlichtingssessie met alle medewerkers een inhoudelijk onderwerp te bespreken, bijvoorbeeld aan de hand van prikkelende stellingen, en af te sluiten met afspraken wordt iedereen door de Verbetercoach uitgedaagd na te denken over een mentaliteit die veilig werken bevordert. Ook wordt aandacht geschonken aan het elkaar durven aanspreken op

In de periode 2014 - 2016 wil 5xbeter meer contact met mensen op de werkvloer om ze nog beter te informeren en om ze te activeren om veilig en gezond te werken. onveilige handelingen en onveilige situaties. Dat gebeurt nooit op een bevoogdende manier, wij zijn altijd coachend, stimulerend en adviserend bezig.” De Verbetercoaches komen zowel in kleine bedrijven met een handjevol werknemers als in middelgrote en grote bedrijven met tientallen en soms honderden werknemers. Voorwaarde is wel dat het bedrijf de CAO metaalbewerking of metalektro volgt. Volgens Annemieke Leegwater hebben de grotere bedrijven andersoortige vragen dan de kleinere: “Grote ondernemingen hebben vaker een deskundige in dienst, bijvoorbeeld een KAM-functionaris (KAM = kwaliteit, arbeidsomstandigheden en milieu, red.) of een veiligheidskundige. Bij de wat kleinere bedrijven werken we veel samen met de preventiemedewerker of de directeur. Bijvoorbeeld bij het adviseren over het opstellen van een RI&E en het geven van voorbeelden in samenhang met de aanvullende Verbeterchecks. Mede vanwege die brede inzetbaarheid moeten de Verbetercoaches van alle markten thuis zijn om resultaten te

boeken. Ik was laatst in een bedrijf, waar bij het invullen van de Verbetercheck Machineveiligheid bleek dat de deurbeveiligingen van de CNCbanken (computergestuurde freesmachines, CNC = Computer Numerical Control, red.) standaard waren overbrugd. Dat wil zeggen dat er gedraaid werd met halfopen deuren, wat risico’s oplevert voor de bediener van de machine. De deurbeveiligingen moesten worden hersteld. Bij mijn vervolgbezoek werkten de machinebankwerkers conform de werkvoorschriften met gesloten deuren. Verder bleken de werknemers werkhandschoenen te dragen tijdens het werken aan de conventionele (handbediende, red.) draaibank. Dat is niet toegestaan. Het is zelfs de oorzaak van de meeste ongevallen tijdens het werken met de draaibank. Direct na mijn eerste bezoek werd er niet langer met handschoenen aan deze machines gewerkt. Uiteraard beperken de Verbetercoaches zich tot het geven van adviezen over de arbeidsomstandigheden. Daarvan heb ik verstand. De vakmensen aan de machines laten wij daarbij volledig in hun waarde. De arbeidsveiligheid in het bedrijf blijft uiteraard de verantwoordelijkheid van de directie, ook nadat een Verbetercoach op bezoek is geweest.” Stimulerende rol Communicatieve vaardigheden zijn vanzelfsprekend van groot belang om als Verbetercoach te kunnen functioneren. Verder is het hebben van een arbo-achtergrond noodzakelijk. Bijvoorbeeld als arbeidshygiënist, ergonoom of veiligheidskundige. Enig politiek gevoel is belangrijk, omdat 5xbeter nu eenmaal door verschillende partijen wordt ‘gevoed’. Annemieke Leegwater: “Als Verbetercoach moet je de werkgever niet domweg naar de mond praten en altijd rekening houden met de belangen van iedereen. De Verbeterchecks zijn de richtlijnen. Naast kennis van arbozaken vereist het werk een goede presence, flexibiliteit, alertheid, kritisch vermogen en af en toe het betrachten van een wat gereserveerde houding. Voor mijn aanstelling ben ik grondig gescreend. Een Verbetercoach legt niets van bovenaf op, maar hij zal vooral uitnodigend en stimulerend te werk gaan. Al ons documentatiemateriaal is daarop afgestemd. Onze landelijke workshops en onze jaarlijkse Week van Veilig en Gezond Werken worden ook op die basis georganiseerd. Tijdens het congres dat die week afsluit, wordt ook de ‘preventiemedewerker van het jaar’ bekend gemaakt. Verder geven wij een Nieuwsbrief uit met daarin aandacht voor actuele zaken, bijvoorbeeld voor de binnenkort te starten campagne Machineveiligheid.” (JK) 11


Van 15 tot en met 18 juli waren Nijmegen en omstreken in de ban van de Nijmeegse Vierdaagse. Het was alweer de achtennegentigste editie van de wandelmarsen, die met stip het grootste sportevenement in Europa vormen. Dit jaar trokken 44.000 deelnemers de wandelschoenen aan, in de hoop na afloop het felbegeerde Vierdaagsekruis te mogen opspelden. Vier dagen lang bruisend feest in Nijmegen en wijde omtrek. De marsen en de daaromheen georganiseerde Vierdaagsefeesten trekken jaarlijks in vier dagen tijd circa een miljoen bezoekers. Met een dergelijk mega-evenement en zulke mensenmassa’s op de been laten de Stichting De 4Daagse en de overheidshulpdiensten niets aan het toeval over. VEILIGHEID nam een kijkje achter de schermen van ‘Operatie Veilige Vierdaagse’.

Nijmeegse Vierdaagse, de veiligheidscoördinatie van een mega-evenement Bij de Stichting De 4daagse kennen ze het ‘kunstje’ inmiddels wel. Bijna een eeuw lang is kennis, kunde en ervaring opgebouwd met het organiseren van veilige en feestelijke wandelmarsen. Veiligheid is niet iets wat de Vierdaagse-organisatie ‘erbij doet’, het is een kernvoorwaarde binnen de totale organisatie van het evenement. Maanden intensieve voorbereiding en planning gaan aan de Vierdaagseweek vooraf. De Stichting De 4daagse, de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid en de twaalf doorkomstgemeenten hebben in de loop der jaren een robuust partnerschap opgebouwd. De Vierdaagsepartners maken voor elke editie een gezamenlijk veiligheidsplan en weten feilloos van elkaar wie wie is en wie waarvoor verantwoordelijk is. Die korte lijnen zijn cruciaal als tijdens de Vierdaagse snel knopen moeten worden doorgehakt om veiligheidsknelpunten op te lossen of krachtig te kunnen optreden bij een calamiteit.

Wim Velings van Stichting De 4Daagse.

Collectief veiligheidsbelang Wim Velings, bestuurslid Openbare Orde en Veiligheid bij Stichting De 4Daagse, stelt vast dat de organisatie en de overheidshulpdiensten een groot collectief belang delen. “Iedereen wil dat de Vierdaagse een groot feest wordt. 12

In de voorbereiding en uitvoering van het veiligheidsplan opereren de stichting en de overheidsdiensten daarom als één samenhangende organisatie. Doorgaans komen we in het najaar voor het eerst bijeen om de voorafgaande Vierdaagse te evalueren en de eerste stappen te zetten voor de volgende editie. De meeste energie zit in de maanden voorafgaand aan het evenement. Dan stemmen we al onze geactualiseerde plannen en draai­ boeken af, zodat we er tijdig klaar voor zijn.” Stichting De 4Daagse heeft een eigen veiligheids­organisatie. De stichting heeft een commandocentrum bij het start- en finishgebied aan de Wedren in Nijmegen. Van hieruit worden directe lijnen onderhouden met de gemeenschappelijke meldkamer van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid en worden onder meer 350 eigen vrijwilligers en 240 ingehuurde verkeersregelaars aangestuurd. In hetzelfde tijdelijke complex hebben ook het Nederlandse Rode Kruis en de ingehuurde particuliere beveiligingsdienst hun commandoposten. De personele inzet wisselt, maar op de dag van de grote feestelijke finish zijn gemiddeld rond de duizend vrijwilligers en professionals namens de Stichting De 4Daagse actief op en rond het parcours om te zorgen voor een veilig verloop. Intergemeentelijk coördinatieplan Ook voor de overheidshulpverlening is het in de Vierdaagseweek ‘alle hens aan dek’. De veiligheid op het parcours is de verantwoordelijkheid voor de Vierdaagse-organisatie, maar daarbuiten treffen ook de politie, de geneeskundige hulpverlening, brandweer en gemeentelijke veiligheidsfunctionarissen hun eigen maatregelen. Zo verlenen politiefunctionarissen uit heel Nederland bijstand, voor het realiseren van afzettingen en omleidingen, het verzorgen van een uitgekiend verkeerscirculatieplan en om

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


Mensenmassa’s op de Wedren na de finish.

13


Beheersing risico’s De belangrijkste zorgpunten voor de Vierdaagseorganisatie en de veiligheidsprofessionals staan in het draaiboek van de stichting. Het beschrijft in bijna tweehonderd pagina’s alle denkbare dreigingen en incidentscenario’s. Twee scenario’s springen eruit qua impact: extreem weer en paniek in de menigte. Een veilige Vierdaagse begint aan de voorkant, met risicobeheersing en preventie, weten Wibo Wijnhoven (links) en Marcel Meeuse de veiligheidsofficials van de stichting en de van Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. veiligheidsregio. Wim Velings: “Veiligheid gaat om te beginnen over beheersbaarheid. Daarom stellen we een maximaal aantal deelnemers vast, te waken over openbare orde en veiligheid. Het dat op 46.000 ligt. Onze langjarige ervaring leert Vierdaagseparcours slingert zich door twaalf dat we die omvang goed kunnen beheersen. Bij gemeenten in vier veiligheidsregio’s. Regio nog grotere aantallen hebben we geen overzicht Gelderland-Zuid neemt volgens afspraak het meer en nemen de mogelijkheden om de initiatief bij de voorbereidingen in de ‘publieke wandelaars­stroom bij te sturen bij incidenten af.” veiligheidskolom’. Maar ook met het huidige maximum moet de organisatie voortdurend de vinger aan de “Veiligheid bij een mega-evenement pols houden. Elke route kent knelpunten, waar de ruimte beperkt is en waar soms ‘crowd begint bij beheersbaarheid.” management’ nodig is. Via camera’s houdt de organisatie toezicht op die locaties. Dit jaar is de ‘wandeldruk’ op het traject door middel van “De basis voor de inzet van onze mensen en een app voor smartphones gemeten. Op drukke middelen is een intergemeentelijk coördinatieplan locaties en bij opstoppingen zijn vanuit het voor de Vierdaagsemarsen”, licht Marcel Meeuse, commandocentrum vrijwilligers ingezet om de Hoofd Veiligheidsbureau van Veiligheidsregio doorstroming te bevorderen. Gelderland-Zuid, toe. “Dankzij dat plan zitten alle gemeenten en regio’s langs de Vierdaagseroutes op dezelfde lijn. In alle gemeenten weten we wie ons aanspreekpunt is, als er bij een incident moet worden opgeschaald en wie er dan zitting nemen in het commandoteam. Als zich in één van de doorkomstgemeenten een calamiteit voordoet op of langs het parcours, kan dat impact hebben op de doorstroom op het hele parcours, tot aan de finish in Nijmegen. In een dergelijk geval moeten we op bovenregionaal niveau onze acties coördineren. Dergelijke scenario’s hebben we in onze draaiboeken voorbereid.” Het coördinatieplan regelt ook dat de woon­ kernen langs de wandelroutes bereikbaar blijven voor de hulpverlening. Want, Vierdaagsefeest of niet, de dagelijkse hulpverlening moet kunnen doorgaan. Meeuse: “Een aantal belangrijke ontsluitingswegen is voor de doorkomst van de wandelmarsen afgesloten, maar op een aantal plaatsen zijn ‘oversteekplaatsen’ voor de hulpverlening gecreëerd. Die kunnen we door vlot te schakelen met het commandocentrum van de Vierdaagse snel dichtgooien, zodat brandweervoertuigen, ambulances en politieeenheden alle woonkernen snel kunnen bereiken.”

14

Stichting De 4Daagse heeft ook maatregelen genomen om zich niet door extreme weers­ omstandigheden te laten verrassen. Gedurende de Vierdaagseweek is 24 uur per dag een weeradviesteam actief, met een meteoroloog, artsen, een inspanningsfysioloog en mede­ werkers van het Radboud Medisch Centrum. Het team houdt continu de weersontwikkelingen in de gaten. Dreigt er een extreme weerssituatie, dan kunnen tijdig voorzorgsmaatregelen worden genomen. Velings: “We hebben de mogelijkheid om de wandelaars via tekstkarren langs de route, via een sms-bombardement of de app te informeren en adviezen te geven. In 2011 was

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


Vliegramp en hitte drukken stemming op slotdag

De vliegramp in de Oekraïne en de hitte op de laatste wandeldag hebben hun stempel gedrukt op de 98e editie van de Nijmeegse Vierdaagse. Het bestuur van Stichting De 4Daagse besloot op de slotdag uit respect voor de Nederlandse slachtoffers van de ramp tot versobering van de doorgaans feestelijke intocht. Bands en muziekkorpsen zwegen en de sfeer was ingetogen. Bijna 40.000 wandelaars liepen de Vierdaagse uit. Op de laatste wandeldag steeg de temperatuur tot tropische waarden; het hittescenario werd van kracht. Er werden extra waterdrinkpunten ingericht en een extra medische post opgetuigd. Ook werden extra ambulances en vrijwilligers van het Rode Kruis ingezet. Zij hadden vooral tijdens de intocht veel werk aan mensen die onwel werden door de hitte. In totaal zijn in vier dagen tijd circa tienduizend mensen behandeld voor blaren en kwetsuren. Het Nederlandse Rode Kruis (NRK) zette dit jaar het recordaantal van 600 vrijwilligers in. NRK-woordvoerder Merlijn Stoffels ziet de jaarlijkse inzet bij de Vierdaagse als een mooie oefening. “Alle disciplines binnen het NRK komen in actie, wat een ideale gelegenheid is om onze organisatie te testen.” Het NRK sloot tijdens de Vierdaagseweek een nieuw convenant met Stichting De 4Daagse voor de eerstehulpverlening en verzorging tijdens de komende vier edities. Veel Rode Kruisvrijwilligers zetten zich al jaren achtereen vol passie in voor het welzijn en de gezondheid van de wandelaars. Voor Stan Peters uit Maasbracht was het de eerste keer. Ook hij zegt voorgoed met het ‘Vierdaagsevirus’ te zijn besmet. “Samen spannen we ons ervoor in dat zoveel mogelijk mensen de Vierdaagse kunnen uitlopen om hun felbegeerde kruisje in bezit te krijgen. Een inspannende maar mooie ervaring.”

NRK-vrijwilliger Stan Peters.

sprake van extreme hitte. Toen leidden adviezen van het weeradviesteam onder andere tot een vervroegde start, extra drinkwaterpunten en een extra medische post op een warmtegevoelig deel van de wandelroute.” Medische dienst De organisatie van de medische hulpverlening en verzorging is een hoofdstuk apart. Voor kleine kwetsuren zoals blaren, schrammen en verstuikte enkels staat een leger van 450 vrijwilligers van het Nederlandse Rode Kruis paraat. Zij bemensen een groot aantal eerstehulpposten langs de route en in het start- en finishgebied. Voor de serieuzere medische noodgevallen heeft de Stichting De 4Daagse de beschikking over een eigen medische dienst. Die verzorgt de eerste opvang bij onwelwording, verwondingen en ziekten waarvoor mogelijk gevorderde medische hulp nodig is. De medische dienst werkt vanuit een grote medische post op de Wedren in Nijmegen en twee kleinere posten langs de route. Wim Velings: “Ook de medische dienst is een fraai staaltje samenwerking. De verpleeg­ kundigen en artsen worden geleverd door onze eigen organisatie, Service Medical, het Nederlandse Rode Kruis, defensie en het Nederlands Genootschap voor Sportmassage. In feite bemannen we hiermee een kleine ad hoc-ziekenhuisorganisatie. Defensie is overigens een heel belangrijke partner voor ons. Zij nemen de verzorging van alle militaire deelnemers aan de marsen voor hun rekening en in onze gemeenschappelijke medische posten zijn ze ook een zeer belangrijke aanvulling.” Ook de veiligheidsregio draagt zijn steentje bij aan de medische aspecten van de Vierdaagse. Wibo Wijnhoven, evenementencoördinator 15


van de GHOR van de veiligheidsregio, licht toe: “Elke Vierdaagse genereert behoorlijk wat ambulanceritten wegens onwelwordingen of verwondingen. Om de reguliere ambulance­ capaciteit in de regio te ontlasten, zet de organisatie van de Vierdaagse twee extra ambulances en twee motorambulances in. Die worden ingehuurd via Event Medical Service (EMS). EMS rijdt in onderaanneming van de ambulancedienst van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid en is volledig gecertificeerd voor alle spoedeisende ambulancetaken.” Wijnhoven blikt even terug op de vorige editie van de Vierdaagse om duidelijk te maken dat de medische organisatie niet voor niets investeert in extra paraatheid. “Vorig jaar hebben we in totaal 120 spoedmeldingen geregistreerd, waarvan 35 mensen naar de medische posten of het zieken­ huis zijn vervoerd.” Marcel Meeuse en Wibo Wijnhoven bevestigen dat de samenwerking tussen de veiligheidsregio en de Vierdaagse-organisatie uitmuntend is. Het is het resultaat van jarenlang nauw samen optrekken in voorbereiding en uitvoering. Meeuse: “Die jarenlange ervaring en kennis­ opbouw betekent niet dat het allemaal routine is geworden. Ieder jaar gaan we het hele proces van planvorming en actualisering opnieuw in, waarbij we elkaar als partners continu scherp houden. Ik stel vast dat er bij de Stichting De 4Daagse veel professionaliteit zit, als het gaat om de zorg voor de veiligheid. Ze hebben een robuuste organisatie en kennis van zaken. We spreken allemaal dezelfde taal en kennen elkaars

Tijdelijke BHV-organisatie

De focus van de Stichting De 4Daagse ligt qua veiligheid vooral op de wandelaars. Maar de stichting is ook enigszins een ‘bedrijf’. Vanwege de omvang van haar activiteiten heeft de organisatie daarom te maken met facetten van bedrijfshulpverlening. Volgens Wim Velings, bestuurslid openbare orde en veiligheid zijn er tijdens de wandelmarsen en de dagen van voorbereiding en afbouw veel mensen actief die in opdracht werken. Een eigen vrijwilligerskorps van 350 man, 450 vrijwilligers van Het Rode Kruis, ingehuurde beveiligers en verkeersregelaars. De stichting moet als werkgever die mensen veiligheid en gezondheidszorg bieden. Een deel van de vrijwilligers overnacht in tijdelijke huisvesting. Op en rond het start- en finishterrein staan tijdelijke gebouwen en tenten, met blusmiddelen, eerstehulpmaterialen, opgeleide BHV’ers en ontruimingsplannen en vluchtroutes. Een deel van de medewerkers van de afdeling veiligheid heeft een aanvullende training Eerste Hulp en AED gevolgd. Zij zijn herkenbaar als mensen van de organisatie. In een noodsituatie verwachten mensen dat zij handelend kunnen optreden, als ze in de buurt zijn.”

werkwijzen en procedures. Met een dergelijke evenementenorganisator is het voor ons als veiligheidsregio prettig samenwerken.” (RJ)

De medische post.

16

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


Column

Het hebben van competente medewerkers vereist investering Waar iemand zich ook bevindt, hij wil altijd dat de omgeving veilig is. Het is een vanzelfsprekendheid waarvan we ons niet dagelijks bewust zijn. Laten we er vanuit gaan, dat risico kans x effect is. Dan zijn er dus twee belangrijke zaken die beïnvloed kunnen worden om het risico waarin we opereren te verkleinen. Omdat voorkomen beter is dan genezen, is het mijns inziens verstandig om de kans op een ongewenste situatie te minimaliseren. De primaire doelstelling is: bronbestrijding. Als werkgever zijn er veel zaken die je kunt organiseren om te voorkomen dat zaken misgaan en de veiligheid in het geding komt. Het is van belang dat je afdoende onderhoud pleegt aan een installatie om binnen de specificaties te blijven. Dat verkleint de kans op falen. Daarnaast is er de menselijke factor. De competentie van de medewerkers om met voldoende inzicht binnen de organisatie te werken is veelal van doorslaggevend belang om de kans op een incident te verkleinen. Persoonlijke competentie wordt vaak simpelweg gekwalificeerd als ‘de juiste man op de juiste plek’. Was het maar zo simpel en hadden we maar zoveel juiste plekken! Een competente medewerker is volgens mij iemand die voldoende kennis van zaken heeft en over adequate vaardigheden beschikt. Daarnaast moet hij het juiste gedrag vertonen om datgene wat de organisatie van hem verwacht te kunnen uitvoeren. Dat klinkt genuanceerder dan ‘de juiste man op de juiste plek’. Het komt weliswaar bijna op hetzelfde neer, alleen de weg ernaartoe en de aandachtsgebieden zijn veel specifieker. Ik ben er een groot voorstander van om zaken simpel te houden. Dat houdt echter beslist niet in dat ze gebagatelliseerd mogen worden. Het hebben van competente medewerkers vereist investering van de organisatie: ontwikkelen in kennis, gelegenheid geven voor het ontwikkelen van vaardigheden en aanspreken op gedrag. Is dat echt allemaal nodig? Het antwoord is voor mij zeer duidelijk: “Volmondig ja, en ook nog eens continu”. Pas als het totale pakket aan investeringen in balans is, kan er gesproken worden van competente medewerkers die in staat zijn bij te dragen aan het verlagen van de kans op een ongewenste situatie.

De weg naar competente medewerkers is niet zo concreet als hij lijkt. Iedere medewerker start zijn individuele ontwikkeling immers vanaf een eigen niveau en vanuit persoonlijke voorkeuren. Kennis leer je op school of krijg je aangereikt tijdens een cursus of training. Gedrag is een kwestie van inzichtelijk maken van wat precies de consequenties zijn van dat gedrag van de medewerker. Ik heb de overtuiging dat het in sommige gevallen een lange weg kan zijn, maar ik ben tevens een aanhanger van de spreekwoorden ‘een goed voorbeeld doet goed volgen’ en ‘de aanhouder wint’. Hoe zit het echter met de vaardigheden? Geeft de organisatie voldoende ruimte om vaardigheden te ontwikkelen en om ervaring op te doen?

“Een competente medewerker is iemand die voldoende kennis van zaken heeft, over adequate vaardigheden beschikt en het juiste gedrag vertoont.” Helaas is het investeren in het ontwikkelen van vaardigheden en in het laten opdoen van ervaring van medewerkers in veel organisaties de sluitpost. In een tijd van toenemende vergrijzing in Nederland bespeur ik dan ook een grote valkuil voor de ontwikkeling van competente medewerkers. Is dat een bewuste keuze of realiseren sommigen zich het bovenstaande niet? Ing. C.W. (Kees) Mark, Plant Manager Noordgastransport BV. 17


18

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


Elektrosmog klinkt vies, maar je ziet, ruikt of voelt er doorgaans niets van. Toch houdt de ons omringende elektromagnetische energie de gemoederen voortdurend bezig. Het is een bron van maatschappelijke zorg. Volgens sommigen tasten elektromagnetische velden onze gezondheid aan, daarbij worden door anderen kanttekeningen geplaatst. Er wordt verder gewezen op de technische risico’s, zoals storingen in apparaten.

Zin en onzin over elektromagnetische velden Zodra ergens een elektrische stroom vloeit, gaat dat gepaard met een (elektro)magnetisch veld. Op dat veld reageert bijvoorbeeld de naald van een kompas. Wisselstromen geven wisselende velden. Als dat wisselen heel snel gaat, dan zijn ze zelfs op grote afstand te detecteren. Niet meer met de kompasnaald, want die is te traag om het wisselend veld te volgen. Wel met een radioontvanger. Een veld veroorzaakt in de antenne een wisselstroompje en de ontvanger heeft een afstemknop om precies de gewenste frequentie te ontvangen. Met een dergelijke ‘draaggolf’ wordt informatie meegegeven, bijvoorbeeld door hem aan de zenderzijde in sterkte (AM) of (iets) in frequentie te variëren (FM). Alle zenders zijn volgens internationale afspraken gebonden aan bepaalde frequentiebanden, zodat ze elkaar niet storen. De vraag naar bandbreedte voor draadloze diensten is groter dan de beschikbare frequentieruimte. Naast de straling van mobiele telefoons en de basisstations zijn er velden van kortegolfzenders, televisiestations, C2000 communicatieapparatuur, draadloze microfoons, Wifi, Bluetooth en extreemlaagfrequente velden van sterkstroominstallaties en elektrische apparatuur. Zelfs in de autosleuteltjes en de Google-bril zit een zender. Kortom: het spectrum zit ‘vol’. De mens wordt daardoor voortdurend blootgesteld aan niet-ioniserende straling. Straling ‘Straling’ is een beladen term. Dat is onterecht, want het is niet per definitie iets negatiefs. Licht is ook straling, zonder kunnen we niet leven. Straling is een verzamelbegrip, waar ook elektromagnetische velden onder vallen. Er bestaat ioniserende straling en nietioniserende straling. Ioniserende straling hoort bij kernsplijtingsprocessen, radioactieve stoffen en röntgenapparatuur. Alfa- en bètastraling bestaan uit deeltjes die hun omgeving bombarderen en zo materie en weefsels kunnen beschadigen. Ze kunnen atomen ioniseren (een elektron ‘losslaan’ van de kern), waardoor

de brokstukken ongewenste verbindingen kunnen aangaan. In levende weefsels kan dat leiden tot afsterven of tot het ontstaan van kankergezwellen. Kwaadaardige celdeling kan door gerichte bestraling ook weer worden tegengegaan. Weefselschade is dus niet hetzelfde als gezondheidsschade. Alleen zeer hoogfrequente elektromagnetische velden, zoals gamma- en röntgenstraling kunnen ioniseren. De elektromagnetische velden van telecomapparatuur, spanningvoerende leidingen, het veld dat uit de magnetron ‘lekt’ en de energie van een gsm-zendertje ioniseren nooit. Zelfs niet als we de materie in de magnetronoven brengen of vlak naast de antenne houden. Verwarming weefsel Enkele decennia geleden, toen magnetrons alleen nog in industriële keukens werden aangetroffen, werd door bezorgde (semi)wetenschappers gewezen op de gevaren. Medici ontraadden menigmaal het gebruik, omdat de straling schadelijk zou zijn voor de mens. Dat werd niet altijd onderbouwd, maar er zit toch een kern van waarheid in. Een magnetron of microgolfoven is niets anders dan een krachtige radiozender op een (afgesproken) frequentie van 2,45 gigahertz, die zijn elektromagnetische energie richt op het te bereiden gerecht. Een ijzeren omhulling zorgt ervoor dat de radiogolven in de omkasting (de kooi van Faraday) blijven en daarbuiten geen schade kunnen aanrichten. De (goed zichtbare) weefselschade die binnen de magnetronoven wordt aangericht, is het gevolg van opwarming. Warmte is beweging van moleculen. Een magnetron is in staat om een molecuul in beweging te brengen. Niet elk molecuul, maar een ‘polair’ molecuul (waarin de lading ongelijkmatig verdeeld is, zoals water en in mindere mate suiker of eiwit) zal het wisselende elektromagnetische veld trachten te volgen. Het trilt mee. Het veld zelf dringt enkele centimeters diep in het gerecht door en verwarmt dus niet alleen de buitenkant. Er 19


ontstaat geen korstje op de kip. Een magnetron toont aan dat elektromagnetische (wissel)velden weefsel opwarmen. In de magnetron gaat dat niet bepaald zachtzinnig: 800 watt doet een ei in enkele seconden ontploffen. Mobieltje kookt de hersenen niet Niet alleen een magnetron warmt materie op: alle wisselende elektromagnetische velden boven 100 kilohertz zorgen voor een temperatuurverhoging, doordat ze polaire moleculen doen trillen. Hoe zwakker het veld, hoe geringer het effect. De sterkte van het veld hangt grofweg af van twee dingen: het vermogen van de bron en de afstand tot het blootgestelde object. De energie neemt af met het kwadraat van de afstand, dus een Wifi-repeatertje van 40 milliwatt aan de andere kant van de kamer zal voor een verwaarloosbare opwarming zorgen. De door het lichaam ontvangen en ‘geabsorbeerde’ elektromagnetische energie van een gsm die zijn maximale vermogen van circa één watt vlak boven het oor afgeeft, zorgt al voor een onschadelijke, meetbare temperatuurverhoging (max. 0,1°C, minder dan bij koorts). Vlak voor een stevige radarantenne of een satellietzendantenne gaan staan, waarbij honderden watts, gebundeld uitgestraald worden, kan wel tot blijvende schade leiden. In het bijzonder de ogen en de mannelijke geslachtsklieren zijn gevoelig voor temperatuurverhoging. Overmatig opwarmen van de testikels kan leiden tot steriliteit. Afstand bewaren en uit de bundel blijven is het devies.

Meetbare temperatuurverhoging door bellen met een gsm.

Frequentie Ook het tempo waarin een elektromagnetisch veld wisselt is bepalend voor het effect. Een ‘statisch’ veld (dat niet van richting wisselt) heeft wel invloed op de stand van een polair molecuul of een magnetisch gevoelig deeltje, maar het doet het niet trillen. Er wordt geen warmte ontwikkeld. In een MRI-scanner heerst een uitzonderlijk sterk statisch veld, wat een gescande persoon toch letselvrij verdraagt. Ook relatief langzaam wisselende velden, zoals het 20

strooiveld van een elektrische transformator, een lasapparaat of een hoogspanningsleiding (in Europa 50 hertz) zullen nauwelijks thermische effecten in weefsels teweegbrengen. In metalen kunnen ze wel elektrische wervelstromen induceren, zoals een inductiekookplaat dat doet in de geleidende bodem van een erop geplaatste pan. In zenuwen en spieren treedt die inductie pas op bij zeer sterke wisselvelden (ruim boven de grenswaarden). Opmerkelijk is, dat er dieren zijn die zich oriënteren op het aardmagnetisch veld, zoals walvissen, postduiven en trekvogels. Hun magnetoreceptoren zijn – ondanks intensief onderzoek – nog niet gevonden, maar een verstoring van het uiterst zwakke aardmagnetisch veld lijkt tot desoriëntatie te leiden. Gezondheidsklachten Bezwaren tegen elektrosmog of – neutraler – elektromagnetische velden mogen niet bij voorbaat en over de hele linie worden afgedaan als onzin, maar van veldsterkten of stralingsniveaus onder hoogspanningslijnen of van gsm-steunzenders (circa 20 watt) aan de overzijde van de straat is nog niet op een overtuigende manier aangetoond dat zij gezondheidsschade veroorzaken. Hoogfrequente velden kunnen dat wel, maar alleen bij zeer grote veldsterkten. Telecom-operators krijgen regelmatig klachten, waarvan een groot deel op inbeelding gerust. Een telecom­monteur (van wie de naam bekend is bij de redactie) meldt het volgende: “Wij hebben een halfjaar lang klachten ontvangen van flatbewoners, nadat wij op tweehonderd meter afstand een gsm-mast hadden geplaatst. Er zouden hoofdpijn, misselijkheid, slapeloosheid en zelfs eczeem en spierpijn optreden. Ons bedrijf gaat serieus met klachten om, de installatie is ontmanteld. We zeiden er niet bij dat we twee maanden voor de ontmanteling de zender hadden uitgezet. De klachten hielden pas daadwerkelijk op, nadat we de mast verwijderd hadden.” Psychosomatisch of niet, de optredende gezondheidseffecten mobiliseren de slachtoffers en belangengroeperingen zoeken de publiciteit. Elektroallergie De wetenschap heeft nog niet op overtuigende en reproduceerbare manier kunnen aantonen dat de mens gezondheidsschade ondervindt van zwakke of laagfrequente velden. Toch geeft circa één op de honderd mensen aan last te ondervinden van hoogspanningsmasten, van de elektrische wekker op het nachtkastje, van spaarlampen of van elektrische apparatuur in het algemeen. De klachten komen te veelvuldig voor om te negeren. Dat iets niet valt te meten, wil nog niet zeggen dat het er niet is.

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


De industrie speelt in op de collectieve vrees. Internetwinkels leveren ‘elektrosmog-melders’ die het bestaan van velden detecteren en een alarm geven als er teveel zou zijn. Technische gegevens over de werking, de weging van gemeten veldsterkten en detectie- of alarmdrempels zijn er niet en de kastjes bevatten menigmaal weinig meer dan een radio-ontvanger zonder afgestemde kringen en een metertje of knipperled. Verder zijn speciale gsm-stickers, kleding, klamboes, RF-blokkerend behang, verf, tapijt, beddengoed, petjes en zelfs decoratieve objecten verkrijgbaar die de drager moeten vrijwaren van veronderstelde schadelijke effecten. Veel van dergelijke beschermende middelen beloven meer dan ze doen.

Dat iets niet valt te meten, wil nog niet zeggen dat het er niet is. Richtlijnen Al in 2004 verscheen een Europese Richtlijn (2004/40/EG) op het gebied van gezondheid en veiligheid met betrekking tot blootstelling van werknemers aan fysische agentia, nader gespecificeerd als elektromagnetische velden. Dat leidde tot flink protest uit de medische wereld, omdat die richtlijn het werken met medische beeldvormingsapparatuur (MRI-scanners) onmogelijk maakte. Ook de veldsterkten nabij industriële lasapparaten overtrof de gestelde grenswaarden voor (arbeidsgezondheidskundige) blootstelling (GWB) en de daarvan afgeleide actieniveaus (AN) in de tabellen dusdanig, dat het werk stilgelegd zou moeten worden. Halverwege 2013 verscheen een ‘werkbaarder’ document: Richtlijn 2013/35/EU. Daarin werd een uitzondering gemaakt voor MRI-scanners en het bood de lidstaten de mogelijkheid om in bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij defensie) ruimhartiger om te gaan met grenswaarden. Ook dat document is niet perfect: het vertoont een hiaat voor extreem laagfrequente velden tussen 0 en 1 hertz. De materie is tamelijk technisch: niet-specialisten zullen flink moeten studeren om de inhoud te kunnen duiden. CE-gemarkeerde apparatuur, mits volgens de voorschriften in de handleiding toegepast, zal echter nooit de gespecificeerde blootstellingslimieten overschrijden. Kennisplatform Arbeidshygiënisten zullen ook op de hoogte moeten zijn van fysische agentia en van de daaraan gestelde grenzen op de werkvloer. Monet, een samenwerkingsverband van telecombedrijven,

heeft bijvoorbeeld heldere richtlijnen opgesteld voor blootstelling van de technici in de branche. Er zijn instituten die zich meer in het algemeen bezighouden met elektromagnetische velden en de mogelijke effecten op de mens. In 2007 is het zeer breed georiënteerde ‘Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid’ opgezet door RIVM, TNO, Kema (heet tegenwoordig DNV GL), Agentschap Telecom, de GGD’en en ZonMw. Het Kennisplatform slaagt erin via zogenaamde ‘kennisberichten’ en ‘eerste indrukken’ allerlei informatie toegankelijk te presenteren. Een woordvoerder van het Kennisplatform laat weten: ‘Wij zijn er trots op dat we zoveel kennis uit verschillende disciplines bijeen hebben kunnen brengen. Wat we heel actief doen is communiceren, want er is veel behoefte aan neutrale en genuanceerde berichtgeving. Wij zitten in de Klankbordgroep met zeker dertig organisaties aan tafel. Ook met de belangengroepen van mensen die te kampen hebben met gezondheidsproblemen, al dan niet ten gevolge van elektromagnetische velden. In dat verband zijn we gestopt met de welles-nietes-discussie over de oorzaak van de gezondheidsklachten. Een ontkenning op grond van allerhande onderzoeken en puur technische metingen helpt de mensen met klachten niet verder. Als iemand gezondheidsklachten heeft, dan zijn die er. We richten ons op de vraag, hoe we de mensen wél verder kunnen helpen. We besteden aandacht aan de manieren waarop je blootstelling daadwerkelijk kunt beperken. Daarvoor hoef je niet altijd veel geld te investeren in allerhande hulpmiddelen die soms voor veel geld worden aangeboden. Je gsm op luidsprekend zetten, zodat je de antenne niet tegen je hoofd houdt of een oortelefoontje met snoer gebruiken, scheelt enorm. Het helpt ook om de kabel van een lasapparaat op de vloer te leggen in plaats van hem over de schouder en rug te hangen. Dat we dergelijke tips opnemen op de website wil niet zeggen dat je ziek wordt van die velden. Die conclusie mogen mensen er zeker niet aan verbinden. Het is echter wel - als men daarvoor zelf kiest - een adequate methode om de blootstelling te doen afnemen. Ook huisartsen helpen we met de problemen die ze in hun praktijk tegenkomen. Laatst nam ik deel aan een inloopbijeenkomst in de vorm van een informatiemarkt in Oostzaan, waar veranderingen aan een hoogspanningslijn werden voorbereid. Ik sta daar dan als onafhankelijk en neutraal deskundige een zinvolle bijdrage te leveren aan het informeren van bezorgde omwonenden. Dat is ook een taak van het Kennisplatform.” (MC) Zie ook: www.kennisplatform.nl 21


Lawaai in je hoofd Leren leven met tinnitus VEILIGHEID heeft in het verleden meerdere malen aandacht besteed aan gehoorbescherming en aan lawaaidoofheid. Met recht en reden, want sommige mensen gaan nonchalant om met hun gehoor, terwijl het een kwetsbaar zintuig is. Behalve doofheid kan blootstelling aan lawaai tinnitus ofwel oorsuizen tot gevolg hebben. Het aanhoudend horen van geluiden die niet uit de omgeving komen. Tinnitus is geen levensbedreigende aandoening, maar het is op zijn minst vervelend te noemen. De luidheid, de aard en de ernst van het fantoom­ geluid kunnen variëren van een nauwelijks waargenomen ruis tot een allesoverheersend gebonk of gekrijs dat normaal functioneren onmogelijk maakt. De geluiden worden (in ernstige vorm) nogal eens beschreven, als het geluid van een grind lossende vrachtwagen of zelfs een opstijgende straaljager. Naar schatting een op de vier of vijf volwassenen heeft een vorm van tinnitus. Circa vijf procent van hen voelt zich daardoor beperkt, soms ernstig genoeg om zich te melden bij de huisarts of de audicien en vervolgens vaak bij een gespecialiseerd audio­ logisch centrum. Ook al is totale genezing meestal niet mogelijk, de ervaren last kan wel sterk worden verminderd.

hebben. Daarnaast bestaat er de zogenaamde ‘objectieve tinnitus’, die in tegenstelling tot subjectieve tinnitus wel een ‘echt’ geluid betreft. Dat kan afkomstig zijn van spiertjes, het kaakgewricht of het stromen van bloed in een (vernauwd) adertje. Omdat tinnitus bepaald geen zeldzame aandoening is, stelde VEILIGHEID zich in verbinding met een deskundige: Wil van der Valk. Zij is HBO-audioloog en teamleider van het volwassenenteam bij Pento, het audiologisch centrum in Assen.

Lawaaiblootstelling Veel mensen die hun gehoor blootstellen aan hard geluid hebben het wel eens ervaren. Een luide knal, een popconcert of het gebruik van een lawaaiige machine zonder gehoorbescherming kan zorgen voor een tijdelijke doofheid, die soms gepaard gaat met een ‘piep in de oren’. Meestal herstelt zich dat, hoewel iedere zware ‘aanslag’ op het gehoor een klein beetje blijvende schade aanricht. Het gehoor wordt slechter en afhankelijk van de toonhoogten van het lawaai kunnen leemten ontstaan: frequenties (= toonhoogtes) waarvoor het gehoor ongevoeliger is geworden. Dergelijke ‘lawaaidips’ kunnen er zelfs voor zorgen, dat werknemers na lange tijd karakteristieke machinegeluiden nauwelijks meer horen. Werkgevers zorgen er tegenwoordig voor dat de geluidsdruk beneden de 80 dB(A) blijft, desnoods door middel van gehoorbescherming.

Wat weet de wetenschap over tinnitus? Van der Valk: “Deskundigen zijn het er nog niet in detail over eens, maar ik zal proberen een eenvoudig uit leggen wat er gebeurt in de hersenen. Tinnitus gaat heel vaak gepaard met een of andere vorm van slechthorendheid. In het ‘aangetaste’ frequentiegebied krijgen de hersenen dan minder ‘echte’ prikkels. Het idee is dat het gehoorcentrum probeert dat verlies te repareren, het compenseert ervoor. In dat proces kan iets fout gaan, waardoor die activiteit als geluid wordt geïnterpreteerd: tinnitus. Het hangt samen met de mogelijkheid van de hersenen om op een heel fijngevoelige manier indrukken te filteren. Als het geluid (onbewust) een verkeerde lading krijgt, bijvoorbeeld ‘gevaar’, dan triggert het de aandacht. Dat proces is mede bepalend voor de last die iemand ervaart van de tinnitus.”

Oorzaken Lawaai is een van de voornaamste boosdoeners, maar tinnitus kan andere oorzaken hebben. Ook medicijngebruik, allergie, stress, infectieziekten, een brughoektumor (goedaardige tumor in de buurt van de gehoorzenuw), teveel oorsmeer of een verwonding kunnen tinnitus tot gevolg 22

“Tinnitus mag dan een fantoom­geluid zijn, de activiteit in de hersenen is wel degelijk ‘echt’.”

Verdwijnt het fantoomgeluid na verloop van tijd? Van der Valk: “Soms wel. Bijna iedereen kent het effect van suizende oren na een avondje stappen. Meestal is dat na enkele uren of dagen weer over. Bij mensen met min of meer permanent oorsuizen, hoeft het ook niet heel ernstig te zijn. Als mensen er geen last van hebben, moet je er

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


23


vooral niets aan doen. Negeren en er niet aan denken kan heel goed werken. Net zoals mensen die aan een snelweg wonen het verkeersgeluid prima kunnen negeren. Ook in hun slaap horen ze het niet, maar een rammelende deurklink of iets anders ongewoons wekt ze direct. Het dubbele daarin is, dat bewust sturen op het niet horen van je tinnitus niet werkt. Zeg maar eens tegen iemand dat hij niet mag denken aan een roze olifant. Dan doet hij dat juist wel.” Valt er eigenlijk concreet iets tegen doen? Van der Valk: ”Bij mensen die aangeven dat ze anderen slechter kunnen verstaan door hun tinnitus, komt dat vaak door een bepaalde mate van slechthorendheid. Die is prima op te lossen met een hoortoestel. Na het aanmeten van een hoortoestel kan ook de ervaren tinnitus tot aanvaardbare proporties zijn teruggebracht. Verder kun je zelf op zoek gaan naar geluiden die de ervaren last beperken. Denk aan de radio of cd’s met natuurgeluiden. Of aan tinnitusmaskeerders. Dat zijn hoortoestellen

Ervaringsdeskundige tinnitus

Peter van der Ende trad op als spreker op een tinnitus-informatieavond van de Nederlandse Vereniging van Slechthorenden te Beverwijk. Hij was docent en raakte in 2003 arbeidsongeschikt door tinnitus. “In 1992 werd ik mij bewust van een geluid in mijn hoofd, destijds heel zachtjes. Toen het erger werd, ging ik naar de huisarts en vervolgens naar de KNO-arts. ‘Leer er maar mee te leven’ was de boodschap. Het schakelaartje om het geluid uit te zetten is er niet. Ik heb mijn leven als docent tot 2003 weten voort te zetten, maar toen was het lawaai zo verschrikkelijk dat ik in de WAO terechtkwam. Dankzij cognitieve gedragstherapie heb ik leren omgaan met de betekenisloze geluiden in mijn hoofd. Ik heb nog steeds last van concentratieproblemen en beschik niet meer over de energie van vroeger. Slecht kunnen slapen verergert het probleem, evenals zorg over verergering van tinnitus of de angst dat het aan beide oren gaat optreden. Ik ben erdoor veranderd. Ik was plotseling niet meer de positieve gangmaker van vroeger. Bovendien kon ik niet aan anderen uitleggen hoe erg het was. Zelfs de bedrijfsarts en de keuringsarts van het UWV begrepen het niet. Ik heb baat gehad bij contact met lotgenoten en bij tinnitustherapie, ook al stond ik er aanvankelijk sceptisch tegenover. Ik ben inmiddels gereïntegreerd en ik kan me weer redden, mede door regelmatige ontspanningsoefeningen en voldoende rust.”

24

Wil van der Valk, HBO-audioloog bij Pento Audiologisch Centrum in Assen.

waarbij maskeerprogramma’s zijn ingebouwd. Er bestaan zelfs apps voor mobiele telefoons. Om in slaap te komen kun je een tinnituskussen gebruiken. Een dergelijk kussen maakt maskeergeluiden waarbij het soort geluid en het niveau ervan af te stemmen zijn op de ‘patiënt’.” Op welke manier helpt een tinnitusmaskeerder? Van der Valk: ”Een maskeerder kan er voor zorgen dat je makkelijker kunt omgaan met je eigen geluid. De maskeerder helpt je te wennen aan je eigen geluid en het te negeren. Dat lukt doorgaans het beste met zachte geluidjes zonder betekenisvolle inhoud, maar het verschilt van persoon tot persoon. Je probeert dus niet het tinnitusgeluid te overstemmen met een luid maskeergeluid, want dan kan dat zelf tot irritatie leiden.” Als er zoveel mensen lijden aan tinnitus, waarom zijn er in onze omgeving dan zo weinig bekend? Van der Valk: ”Er is een grote groep mensen met tinnitus die er niet echt aan lijden. Zij zijn er min of meer aan gewend. Degenen die het wel als last ervaren, zijn er niet altijd open over. Het is een verborgen probleem, ook omdat het aan de buitenkant niet zichtbaar is. Misschien komt het door schaamte of schuldgevoel dat mensen er niet over praten. Of vrezen ze voor hun baan, als ze het melden aan hun werkgever. Voor bijvoorbeeld musici, die vanuit hun beroep erg gespitst zijn op geluid, kan het een heel bedreigende aandoening zijn. Als tinnitus je functioneren belemmert, zou je het eigenlijk wel moeten bespreken, maar die beslissing is aan de betrokkene.” Gehoorproblemen als arbeidsrisico In relatie tot de veiligheid op de werkvloer kunnen tinnitus en slechthorendheid een risico vormen. Alarmen niet horen, richting van gevaren onvoldoende op het gehoor kunnen bepalen of

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


‘miscommuniceren’ geeft een verhoogde kans op ongevallen. Tinnitus kan (bijvoorbeeld bij de ziekte van Menière) gepaard gaan met duizeligheid en evenwichtsproblemen. Het vormt dan een risico bij werken op hoogte of naast risicovolle machines, net als epilepsie. Een gehoortest is slechts bij bepaalde beroepsgroepen onderdeel van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek of een aanstellingskeuring. Slechthorendheid en verwante klachten kunnen onder de oppervlakte blijven. Medische dossiers liggen niet voor iedereen ter inzage, maar een werknemer heeft wel een verantwoordelijkheid voor zijn eigen veiligheid en die van anderen. Hij is (bij een sollicitatiegesprek) dan ook verplicht tot het melden van ziekten of aandoeningen die van belang zijn voor de vervulling van de functie. Een werkgever aansprakelijk stellen voor een ongeval dat is veroorzaakt door een verborgen aandoening van een werknemer is onterecht, vooral als een werkgever alles doet wat hij kan en mag om de veiligheid te waarborgen. Het door de werkgever verminderen van de risico’s die gehoorproblemen kunnen doen ontstaan, volgt uit de Arbo-wet. Het inventariseren van bestaande gezondheidsproblemen en andere medische gegevens zijn aandachtspunt voor het College Bescherming Persoonsgegevens en onder andere onderworpen aan de Wet op de Medische Keuringen (WMK).

Pento Audiologisch Centrum

Audiologische centra gaan bij gehoorproblemen verder dan huisartsen en KNO-specialisten. Pento Audiologisch Centrum, te vinden in Amersfoort/Ede, Apeldoorn, Assen, Hengelo, Leeuwarden en Zwolle informeert, begeleidt en adviseert cliënten bij problemen met het horen, spreken en verstaan. Zowel kinderen die in hun ontwikkeling hinder ondervinden van slecht­ horendheid als volwassenen met een gehoor­ probleem kunnen er terecht. Bij de centra werken audiologen, logopedisten, linguïsten, psychologen/orthopedagogen en maat­schap­ pelijk werkers, die hoor- en taalproblemen multidisciplinair benaderen. De meeste centra bieden uitgebreide begeleiding bij tinnitusklachten. Dit kan zowel individueel als in groepsverband. Audiologische diensten vallen bij de meeste ziektekosten­ verzekeraars onder de basisdekking. Zie ook www.pento.nl

U suggereerde eerder dat mensen met tinnitus zich schuldig voelen? Van der Valk: ”Ja, soms hebben ze het gevoel dat ze de tinnitus over zichzelf hebben afgeroepen door in een lawaaiige situatie te zijn geweest. Dat is een onnodig belemmerende houding. Ik zie zelfs dat sommige mensen geluid gaan mijden, ze gaan niet meer naar feestjes of naar het café, terwijl ze dit eerder graag deden. Of ze sluiten zich op in een doodstille ruimte, vlak nadat de tinnitus zich heeft geopenbaard. Dat is in mijn optiek onjuist, zowel in sociaal opzicht als met betrekking tot de normalisatie van het gehoor. Te harde geluiden moet je natuurlijk vermijden, maar doodse stilte en het gaan dragen van gehoorbescherming bij het stofzuigen zal het herstel van de gehoorfunctie eerder negatief beïnvloeden.”

verkeerd beeld door oproepen. Dan kun je beter zeggen dat je niet zo goed hoort en kijken of je er iets aan kunt laten doen. Dat kan namelijk vaak wel. Bijvoorbeeld door begeleiding in de manier waarop iemand zijn aandoening ervaart en ermee omgaat. Onze informatiebijeenkomsten helpen bij het nemen van drempels. Ook vangen we veel signalen op van herkenning en een soort opluchting, omdat er sprake is van erkenning. Tinnitus mag dan een fantoomgeluid zijn, de activiteit in de hersenen is wel degelijk ‘echt’. Stress, spanningsfactoren en soms angst kunnen een rol spelen. Op ons audiologisch centrum hebben we veel voordeel van een multidisciplinaire aanpak. Naast hulpmiddelen kunnen mensen een gesprek aanvragen met onze gespecialiseerde maatschappelijk werker. Tijdens zo’n gesprek wordt vaak op een laagdrempelige manier gekeken welke problemen een rol spelen en of ze een versterkend effect hebben op de tinnitus. Het is al heel wat als je dat durft te erkennen en het durft te bespreken. Stil in een hoekje gaan zitten is geen oplossing.” (MC)

Wat kan een audiologisch centrum betekenen voor tinnituspatiënten? Van der Valk: ” Mensen die een gehoorprobleem of tinnitus hebben, zouden zich wel moeten manifesteren, want ze roepen veel problemen over zich af als ze er niets mee doen. Slecht verstaan kan leiden tot fouten en je kunt er onterecht een

Behalve bij audiologische centra is kennis over tinnitus te vinden bij de NVVS (Nederlandse Vereniging van Slechthorenden), de FENAC (Federatie van Nederlandse Audiologische Centra) en het NTP (Nederlands Tinnitus Platform). Genoemde organisaties hebben het tinnitusloket in het leven geroepen (0800 TINNITUS). 25


PIT bouwt mee aan veiligheidsbewuste samenleving Begin dit voorjaar opende PIT zijn deuren in het centrum van Almere. PIT is een interactieve veiligheids­expositie voor burgers en beroepsprofessionals in de veiligheidsbranche. Het is een instituut met een missie. De initiatiefnemers willen bijdragen aan een veiliger samenleving door burgers op een creatieve manier kennis over risico’s en veiligheid bij te brengen. Maar bezoekers kunnen er ook terecht om alles te zien en te horen over de mensen, het materieel en de werkwijzen achter de hulpverlening. In heden, verleden en toekomst.

“Als je van veiligheid houdt, is PIT de plek om te zijn!” Een betere aanbeveling kan PIT zich niet wensen, want het was prof. mr. Pieter van Vollenhoven die deze woorden sprak. Hij opende het nieuwe expositiecentrum, in aanwezigheid van Ivo Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie, Annemarie Jorritsma, burgemeester van Almere, en de nodige coryfeeën uit de wereld van veiligheid en hulpverlening. Van Vollenhoven ziet PIT mooi passen in de huidige tijd, waarin een kentering plaatsvindt in het denken over veiligheid in de samenleving. In

PIT

Geen schaatstempel voor Almere, wel een innovatief veiligheidsinstituut.

26

Het Nationaal Veiligheidsinstituut PIT is ontstaan uit een fusie van het Nederlands Politiemuseum en het Nationaal Brandweermuseum. Daarnaast heeft het instituut de taken van het Nationaal Brandweer Documentatiecentrum (NBDC) overgenomen. De naam PIT is een knipoog naar de blauwe zwaailichten die worden gevoerd door hulpverleningsvoertuigen. Een zwaailicht wordt ook wel ‘blauwe pit’ genoemd. PIT wordt mogelijk gemaakt dankzij bijdragen van de Europese overheid, het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de gemeente Almere. Zie ook: www.pitveiligheid.nl

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


een toespraak tot de genodigden bij de opening zei Van Vollenhoven: “Veiligheid is decennia lang het exclusieve domein van de overheid geweest. Dat gaat veranderen, de overheid legt steeds meer eigen verantwoordelijkheid neer bij burgers en bedrijven. Zij moeten mede voor hun eigen bescherming en veiligheid zorgen. We geven de veiligheid weer terug aan de burgers. PIT kan daarin een rol vervullen.” Historie Wie voor de eerste keer PIT binnenstapt, zal direct de associatie leggen met een museum. Deels klopt dat ook. Historische politie- en brandweervoertuigen glanzen de bezoeker tegemoet, net als een grote collectie kleding, techniek en uitrusting uit alle tijden. De achtergrond van PIT is de samenvoeging van de organisaties van het Nationaal Brandweermuseum en het voormalig Politiemuseum, die vorig jaar zijn beslag heeft gekregen. Maar het ministerie van Veiligheid en Justitie wilde, als belangrijke subsidiegever, dat een nieuw gemeenschappelijk expositiecentrum meer zou worden dan de som der delen. Méér dan alleen een museum dat de geschiedenis van de hulpverlening laat zien. Een nieuw ‘nationaal veiligheidsinstituut’ moest ook een educatieve functie krijgen en veiligheid op een moderne manier voor een groot publiek toegankelijk maken. Concept Het concept van PIT is op dit doel geënt. Directeur Harry van Boven vat samen: “Wat ons vanaf het begin voor ogen stond, was dat we ons moeten onderscheiden in de manier waarop we onze collecties en informatie presenteren aan de bezoekers. Geen starre eenrichtingsinformatie, maar een interactieve ervaring. Mensen willen op een aansprekende manier worden geïnformeerd, dus gaan we met onze tijd mee. We maken gebruik van moderne informatie- en projectietechnieken, waarmee we de bezoekers binnenhalen in de wereld van veiligheid en hulpverlening.” Wie de route door het museum loopt, wordt door verschillende themagebieden geleid waar Nederland in een notendop wordt geprojecteerd op beeldschermen en wandpanelen. Je ziet de risico’s van de moderne samenleving over de hele breedte. Risico’s van de industrie, in het verkeer en in huis, gelardeerd met voorbeelden van incidenten. Bezoekers krijgen informatie over welke hulpdiensten zorgen voor de veiligheid in Nederland en hoe zij een incident aanpakken. Maar ook worden ze geïnformeerd over hun eigen handelingsperspectief. Wat

Prof. mr. Pieter van Vollenhoven: “Veiligheid teruggeven aan de burgers.”

kun je zelf doen in geval van een keukenbrand, verkeersongeluk, natuurramp of geweldsdreiging? “Dat is het unieke van PIT”, gaat Van Boven verder. “We focussen niet op één aspect van veiligheid, maar op het totaalbeeld. Hier vind je brandveiligheid en brandweerzorg, maar ook thema’s als verkeersveiligheid, sociale veiligheid, inbraakpreventie, geneeskundige hulpverlening, forensische opsporing en cybersecurity. De samenleving wordt steeds afhankelijker van informatietechnologie en ook in het dagelijks leven van de individuele burger zijn computers, internet en social media niet meer weg te denken. Maar die digitalisering van de samenleving heeft ook nieuwe risico’s geïntroduceerd. Cyberveiligheid wordt een steeds belangrijker thema. De inschatting is dan ook dat PIT daar in toenemende mate aandacht aan gaat schenken. Binnen PIT kunnen bezoekers zelftesten doen om hun kennis op veiligheidsgebied te polsen en één van die zelftesten gaat over digitale veiligheid.”

“Als je van veiligheid houdt, is PIT de plek om te zijn!”: prof. mr. Pieter van Vollenhoven. Twee doelgroepen Met een uitgekiend expositie- en kennisprogramma, een overzicht van de historie van veiligheidszorg en hulpverlening, aandacht voor de mens achter de hulpverlener, de werkwijzen en procedures, profileert PIT zich als een nieuw communicatiekanaal in het veiligheidsdomein. Hoewel PIT er is voor iedere inwoner van Nederland, zijn er in eerste instantie twee belangrijke doelgroepen: de jeugd en de beroepsprofessionals. Om met die laatste te beginnen, PIT wil een ontmoetingsplek zijn voor alle functionarissen die als vrijwilliger of in beroepsdienst werkzaam zijn in het hulpverleningsdomein, zoals bij de politie of de brandweer, in de ambulancezorg 27


Varend erfgoed

De historische blusboot ‘Jan van der Heyde II’ die in vroeger tijden actief was in de grachten in Amsterdam, is een van de topstukken van PIT. De blusboot wordt afgemeerd aan een nieuwe steiger die nabij het expositiecentrum in het Weerwater wordt gebouwd. Het unieke stuk varend erfgoed van de hulpverlening trok tijdens de veiligheidsdag veel bekijks en ontlokte vooral oud-brandweerlieden uit Amsterdam prachtige verhalen van roemruchte inzetten uit het verleden. De voormalige blusboot is, zodra de steiger gereed is, tijdens openingstijden van PIT te bezichtigen voor bezoekers.

of bijvoorbeeld bij het Nederlandse Rode Kruis. PIT is ook de plek waar de wereld van de hulpverlening en het publiek elkaar treffen. Dat moet het maatschappelijk respect en begrip voor hulpverleners vergroten, maar heeft ook een wervingscomponent: bezoekers kunnen informatie krijgen over het werken in de hulpverlening en leren aan welke eisen zij moeten voldoen voor een functie bij de politie of de brandweer. Daarnaast wil PIT ruimte bieden voor branchebijeenkomsten, zoals vergaderingen of kleine symposia, waarbij professionals elkaar in een toepasselijke omgeving kunnen ontmoeten. De jeugd vormt een doelgroep die volgens Van Boven kan worden gesplitst in twee subgroepen: ouders met kinderen en scholen. Voor de jongsten is PIT vooral een uitdagende plek om de wereld van brandweer en politie spelenderwijs te leren kennen en naar de voertuigen en het materieel te kijken. Voor kinderen is in het gebouw zelfs een heuse skelterbaan gecreëerd.

PIT-directeur Harry van Boven: “Educatieve rol richting scholen is een van onze speerpunten.”

28

Met als educatief tintje dat ze er hun eerste lesjes verkeersveiligheid krijgen. Voor de scholen heeft Van Boven een meer gerichte educatieve rol in gedachten. Het credo ‘Verbeter de wereld, begin bij de jeugd’ heeft hij hoog in het vaandel. Op veiligheidsgebied is in dat opzicht in zijn ogen nog best wat missiewerk te doen. Harry van Boven: “In het veiligheidsdomein heerst al langer de opvatting dat, als je de samenleving veiligheidsbewust wil maken, je bij de jonge generatie moet beginnen. Kinderen hebben een groot lerend vermogen en als je al op jonge leeftijd investeert in veiligheidskennis, kweek je de veiligheidsbewuste burgers van morgen. Veiligheidseducatie zou binnen het onderwijs breder kunnen worden opgepakt. Als PIT hebben we de ambitie om steeds meer partner te worden van het onderwijs en om scholen te ondersteunen bij hun lesprogramma’s. Uiteraard mag een bezoek aan het PIT in het programma niet ontbreken.” Bedrijfshulpverlening PIT is uit de startblokken en lijkt te voorzien in een publieke behoefte. In de eerste periode na de opening wisten al meer dan tienduizend bezoekers de weg naar het Schipperplein in Almere te vinden. De bedoeling is dat het expositiecentrum zich in de toekomst blijft ontwikkelen. PIT werkt volgens het groeimodel, het is een centrum dat zichzelf wil blijven vernieuwen met nieuwe thema’s en aandachtsgebieden en ook met nieuwe doelgroepen, zoals de bedrijfshulpverlening. Ook die wereld vindt Harry van Boven van belang,

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


Almere scoort met veiligheidsdag

In Almere gebeurt het! De jongste stad van Nederland, gebouwd op de drooggemalen bodem van de voormalige Zuiderzee, viert dit jaar zijn dertigste verjaardag. Almere timmert hard aan de weg om een bruisend en innovatief stedelijk centrum in de Randstad te worden. De nieuwe nationale schaatstempel gaat dan misschien aan Almere voorbij, burgemeester Jorritsma is er trots op dat zij PIT wél binnen de stadsgrenzen heeft gekregen. Almere wil innovatief en creatief zijn en wil veiligheid uitstralen. In dat opzicht ziet zij PIT als een aanwinst voor jong Almere. Ter gelegenheid van de opening van PIT werd een grote veiligheidsdag georganiseerd in het vernieuwde stadscentrum aan de oever van het Weerwater. Politie, brandweer, ambulancezorg, het Nederlandse Rode Kruis, defensie en andere veiligheidspartners lieten zien waarvoor zij staan in de samenleving. Spectaculaire demonstraties van onder andere een hoogtereddingsteam van de brandweer, een arrestatieteam van de politie en een antiterreureenheid van de krijgsmacht, trokken veel publiek. Burgemeester Jorritsma wil ieder jaar een dergelijke veiligheidsdag organiseren. Zij kreeg bijval van minister Opstelten die zei dit plan van harte te ondersteunen.

want de bedrijfshulpverlening heeft veel potentie als het gaat om veiligheidsbewustzijn in de samenleving. Van Boven “Er zijn in Nederland honderdduizenden mensen die binnen bedrijven op een of andere manier bezig zijn met bedrijfsveiligheid of bedrijfshulpverlening. Dat is een enorm potentieel. Bedrijfshulpverleners hebben hart voor veiligheid en zetten zich vrijwillig in om hun collega’s in de werkomgeving te beschermen en Eerste Hulp te verlenen in noodgevallen. Dat is niet alleen waardevol voor de onderneming, maar ook voor de samenleving. Immers, die BHV’ers nemen hun kennis en vaardigheden ook mee naar hun huis en omgeving. Buiten hun werk dragen ze dus eveneens bij aan meer veiligheid. Ik denk dat de rol die bedrijfshulpverleners spelen in de veiligheidszorg en het maatschappelijk veiligheidsbewustzijn door veel mensen wordt onderschat. Daar moeten we vanuit PIT echt wat mee in de toekomst. Jammer genoeg kunnen we niet alles tegelijk, want we zijn een kleine organisatie die nog volop in de opstartfase zit. Als breed instituut voor de hele veiligheidswereld kijken we hier heel nadrukkelijk naar.” (RJ)

29


NIEUWS Ziekteverzuim in 2013 op vier procent Het door werknemers gerapporteerde ziekteverzuim­ percentage lag in 2013 op 4,0 procent. Dit betekent dat werknemers van elke honderd werkdagen er gemiddeld vier niet aan het werk waren vanwege ziekte. Het ziekteverzuim loopt op met de leeftijd. Onder 15- tot 25-jarigen bedroeg het ziekteverzuim 2,3 procent en onder 25- tot 35-jarigen 3,4 procent. Het ziekteverzuim was met 5,8 procent het hoogst onder 55- tot 65-jarigen. Griep of verkoudheid is bij alle leeftijdsgroepen verreweg

de meest genoemde reden voor verzuim. Vanwege langdurige aandoeningen verzuimen oudere werknemers meer dan jongere. Oudere werknemers hebben vaker te maken met aandoeningen die een hoog ziekteverzuim kennen, zoals hart- en vaatziekten en rug-, nek- en gewrichtsklachten. Bij werknemers zonder langdurige aandoening verschilt het ziekteverzuim weinig naar leeftijd.

Inspecties arbeidsveiligheid in zorg en welzijn De Inspectie SZW maakt tot het eind van het jaar een nieuwe ronde controles in de sector zorg en welzijn. De inspecteurs controleren bij ziekenhuizen, opvanghuizen en asielzoekerscentra. Ze kijken in het bijzonder naar maatregelen die werkgevers nemen om psychosociale arbeidsbelasting aan te pakken. Dat is de belangrijkste oorzaak van werkgerelateerd ziekteverzuim in de zorg. In de ziekenhuizen kijkt de Inspectie behalve naar de

systematische aanpak van werkgerelateerde stress ook naar het gebruik van veilige naaldsystemen en naar arbeidstijden van arts-assistenten. Informatie over de wet- en regelgeving voor veilig en gezond werken is onder meer te vinden in arbocatalogi. Voor algemene en categorale ziekenhuizen www. betermetarbo.nl, voor academische ziekenhuizen www. dokterhoe.nl.

Europese Commissie wil kritisch kijken naar niveau Arbeidsinspecties risico’s aan te pakken, zonder daarbij bestaande risico’s Europese lidstaten moeten kijken of hun Arbeids­ uit het oog te verliezen. inspecties wel naar behoren functioneren en of de regels om werknemers te beschermen worden gehandhaafd. Dat stelt de Europese Commissie (EC). De commissie heeft een nieuw Strategisch kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2014-2020 gepresenteerd. Dit kader moet ervoor zorgen dat de Europese Unie een leidende rol blijft spelen bij de bevordering van strenge normen voor arbeidsomstandigheden. Een van de maatregelen die de EC voorstelt is betere handhaving door de lidstaten, bijvoorbeeld door het beoordelen van de prestaties van nationale arbeidsinspecties. Daarnaast streeft de Commissie naar praktische steun aan kleine en micro-ondernemingen, zodat zij beter aan de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften kunnen voldoen. Bedrijven zouden volgens de EC baat hebben bij technische ondersteuning en praktische instrumenten, zoals het Online interactief instrument voor Risicoanalyse (OiiR). Het strategisch kader moet leiden tot betere preventie van werkgerelateerde ziekten door nieuwe en opkomende

30

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


Werknemer asbestbranche beter beschermd De regels voor werken met asbest zijn en worden strenger. Werknemers in de asbestsector mogen aan nog minder asbest worden blootgesteld dan nu het geval is. Zo wordt de veiligheid voor mensen die werken in de asbestbranche vergroot. Op dit moment is de maximale hoeveelheid asbestvezels waarmee een werknemer in ons land in aanraking mag komen, al ruim lager dan de Europese norm. Het risico om asbest in te ademen is daarmee voor hen al minimaal. De aangescherpte asbestregels worden in twee fases ingevoerd. Per 1 juli 2014 is de blootstellinggrens voor zogenoemd chrysotiel-asbest vijf keer strenger dan nu het geval is. Bij 85% van de asbestsaneringen in ons land gaat het om deze asbestsoort. Voor werken met zogenoemd amfibool-asbest wordt de norm ruim dertig

keer zo streng. De ingangsdatum voor laatstgenoemde aanscherping wordt later bepaald, maar deze zal niet eerder dan 1 januari 2015 zijn. In Nederland mogen alleen bedrijven asbest verwijderen die hiervoor een speciaal certificaat hebben. Naast de regels over blootstelling aan asbestvezels, gelden voor deze asbestsaneerders een aantal strenge veiligheidseisen. Zo moeten werknemers altijd beschermende kleding dragen en moeten bedrijven speciale methoden hanteren om asbest veilig af te voeren. Bedrijven die zich niet aan deze regels houden, worden hard aangepakt door de Inspectie SZW, onder meer met hoge boetes. In Nederland sterven jaarlijks nog altijd tussen de 900 en 1300 mensen die (in het verleden) asbestvezels inademden.

Vuurtorens gerenoveerd In vervolg op de vuurtoren Brandaris op Terschelling is ook de verbouwing van de vuurtoren Noordertoren op Schiermonnikoog klaar. Na een grondige renovatie zijn beide onderkomens van de zeeverkeersleiders compleet gemoderniseerd. Dit alles ten behoeve van een optimale scheepvaartbegeleiding op de Waddenzee. Een vlotte en veilige vaart op de Waddenzee is voor Rijkswaterstaat een kerntaak. Of het nu gaat om beroepsvaart of om recreatievaart. Daarom begeleiden verkeersleiders de scheepvaart vanuit de vuurtorens: de zeeverkeerscentrale in de Brandaris op Terschelling en de zeeverkeerspost op Schiermonnikoog. Dat gebeurt 24 uur per dag, met de modernste apparatuur.

Arbocatalogus meubelindustrie en ­interieurbouw beschikbaar De sociale partners FNV Bouw, CNV Vakmensen en CBM, Koninklijke branchevereniging voor interieurbouw en meubelindustrie hebben gezamenlijk de arbocatalogus voor de meubelindustrie en interieurbouw ontwikkeld. De arbocatalogus biedt informatie voor iedereen die meer wil weten over veilig werken in deze branche. De

belangrijkste risico’s zijn gevaarlijke stoffen, houtstof, machineveiligheid, geluid, fysieke belasting en werkdruk. Naast informatie over de risico’s biedt de arbocatalogus ook mogelijke oplossingen, zoals technieken en methoden, goede praktijken, normen en praktische handleidingen.

31


NIEUWS Actieplan Stalbranden op volle toeren In 2012 ondertekenden LTO Nederland, de Dieren­ bescherming, het Verbond van Verzekeraars, Brandweer Nederland en enkele ministeries het Actieplan Stal­ branden. Nieuwe regels en maatregelen moesten ervoor gaan zorgen dat dieren beter tegen brand beschermd zouden zijn. De brandveiligheidseisen voor stallen zijn sinds april 2014 strenger en de veehouders zijn zich meer bewust van brandrisico’s. Een belangrijk resultaat is de aanpassing van het Bouw­ besluit. Sinds 1 april 2014 is een aparte subcategorie opgenomen voor het bedrijfsmatig houden van dieren, met strengere eisen. Daarmee zijn de voorschriften beter toegesneden op beperking en uitbreiding van brand bij veestallen. Zo moet bij nieuwbouw de technische ruimte minimaal zestig minuten brandwerend zijn. Daarnaast moeten bij nieuwbouw de constructiematerialen en aankleding van stallen minimaal voldoen aan brandklasse B, waardoor een beginnende brand minder snel om zich heen kan grijpen. Om het bewustzijn van veehouders van het risico op brand te verhogen zijn themabijeenkomsten georganiseerd, is er extra informatie via nieuwsbrieven verstrekt en zijn praktijknetwerken van veehouders

opgeschaald. Ook verzekeraars dragen bij aan de bewustwording van veehouders, onder meer via lezingen met tips over brandpreventie. Daarnaast stimuleren of verplichten diverse verzekeraars periodieke keuring van de elektriciteitsinstallatie van stallen, omdat kortsluiting de meest voorkomende oorzaak van stalbranden is. Met Brandweer Nederland zijn afspraken gemaakt over het registreren en analyseren van stalbranden in Nederland. Stalbranden waarbij dieren omkomen worden onderzocht door speciale brandonderzoekers.

Nieuwe CCV-schema’s certificatie ­ontruimingsalarminstallaties Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) heeft nieuwe certificatieschema’s voor ontruimingsalarminstallaties (OAI) gepubliceerd. Vanaf 1 oktober 2014 kan er volgens de nieuwe schema’s worden gecertificeerd. De nieuwe OAI-schema’s bieden certificatie- en inspectiemogelijkheden voor de meest voorkomende typen brandbeveiligingsinstallaties. Met de invoering van drie nieuwe CCV-schema’s (ontwerp, installatie en onderhoud) is de rolverdeling tussen opdrachtgevers, OAI-bedrijven, installateurs en onderhoudsbedrijven duidelijk. Een branddetectiebedrijf

kan zich voor één of meer schema’s laten certificeren. De CCV-schema’s voor OAI sluiten naadloos aan op de CCVschema’s brandmeldinstallaties (BMI). Gecertificeerde branddetectiebedrijven, brandmeldinstallatiebedrijven en brandmeldonderhoudsbedrijven kunnen ook hun certificatie voor de OAI-schema’s behalen. Per 1 oktober 2014 kunnen certificatie-instellingen een overeenkomst sluiten met het CCV voor het gebruik van de schema’s. Bedrijven kunnen zich vervolgens laten beoordelen op de eisen uit de nieuwe schema’s.

Branddetectiebedrijven stappen over op nieuwe CCV-schema’s BMI Op www.preventiecertificaat.nl is te zien dat het aantal bedrijven dat gecertificeerd is volgens het CCV-schema Brandmeldinstallaties (BMI) gestaag groeit. CCV is Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Certificatie-instellingen beoordelen steeds meer

32

overstappers. Overstappen is nodig omdat per 1 januari 2015 de CCV-regeling BMI 2002 wordt ingetrokken. Bedrijven die op basis van die regeling zijn gecertificeerd, kunnen zich daarmee na 2014 dus niet meer profileren.

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


Infobladen Brandveiligheid gezondheidszorgfunctie en Woonfunctie voor zorg Onlangs verschenen digitaal de infobladen Brandveiligheid gezondheidszorgfunctie en Woonfunctie voor zorg - Bouwbesluit 2012. Het infoblad Brandveiligheid gezondheidszorgfunctie - Bouwbesluit 2012 beschrijft de achter­gronden, doelstellingen en toepassing van de brandveiligheidsvoorschriften voor gezondheidszorgfuncties in het Bouwbesluit 2012. Het infoblad richt zich op de eigenaar en de gebruiker van gebouwen voor gezondheidszorg. Het infoblad Woonfunctie voor zorg - Bouwbesluit 2012 beschrijft de

achtergronden, doelstellingen en toepassing van de brandveiligheidsvoorschriften voor een woonfunctie voor zorg in het Bouwbesluit 2012. Het infoblad richt zich vooral op de eigenaar of de verhuurder van een woonfunctie voor zorg (zorgwoning/woongebouw) en op degene die zorg aanbiedt of verleent. Van beide infobladen is kennis te nemen op: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten-en-publicaties/ brochures/2013/11/11/infobladen-bouwbesluit-2012.html.

Veiligheidsregio Rijnmond test ‘branbulance’ Bij het stadhuis te Rotterdam is onlangs een nieuw snel multifunctioneel interventievoertuig gepresenteerd. Het voertuig is een combinatie van brandweervoertuig en ambulance. Het wordt bemand door een brandweerbevelvoerder en een ambulanceverpleegkundige met aanvullende kwalificaties voor brandbestrijding. De pick-uptruck kan geen slachtoffers vervoeren, maar heeft materialen aan boord voor snelle actie op de plaats van het incident. Er wordt een watervoorraad van honderd liter meegevoerd, waarmee in korte tijd blusschuim kan worden gemaakt. Na een proef van drie maanden in Maassluis en Hoek van Holland (twee plaatsen waar de opkomsttijden niet werden gehaald) wordt bepaald of er (meer) ‘branbulances’ zullen worden ingezet. Foto Henrik-Willem Hofs

Investeren in mentale gezondheid ­werknemers Uit een enquête van het RIVM onder ruim 3100 werk­ gevers uit verschillende sectoren blijkt dat acht van de tien werkgevers mentale gezondheid beschouwen als belangrijke indicator voor het succes van het bedrijf. Vier van de tien Nederlandse bedrijven treffen daadwerkelijk preventiemaatregelen gericht op de mentale gezondheid van de werknemers. De sectoren die het hoogst scoren, zijn onderwijs en de gezondheids- en welzijnszorg. Binnen de sector ‘vervoer en opslag’ worden het minst vaak maatregelen getroffen. Werkgevers die geen actie ondernemen op het terrein van mentale gezondheid doen dat onder meer, omdat ze niet weten of maatregelen wel effectief zijn en of de

baten wel opwegen tegen de kosten. Inzicht hierin kan bevorderen dat dergelijk gezondheidsbeleid wel wordt uitgevoerd. De enquête laat zien er diverse maatregelen zijn. Ze variëren van persoonlijke ontwikkelplannen, coaching, health-checks, aandacht voor balans tussen werk en privé, tot programma’s om stress te verminderen, yoga, e-health of andere structurele mentale gezond­ heidsprogramma’s. Grote bedrijven treffen vaker maatregelen dan kleine. Gezondheid van de werknemers en goed werkgeverschap gelden voor werkgevers als de belangrijkste redenen om in maatregelen te investeren die de mentale gezondheid bevorderen. Financiële motieven, zoals minder ziekteverzuim, zijn ook veel genoemd.

33


NIEUWS Werknemers ervaren minder zelfstandigheid Het aandeel werknemers dat aangeeft het eigen werk zelf te kunnen regelen, is de afgelopen jaren gedaald. Vooral werknemers die nog maar kort in dienst zijn ervaren minder zelfstandigheid. Deze daling heeft onder meer te maken met het toegenomen aandeel nieuwe werknemers met een flexibele arbeidsrelatie. Dit blijkt uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2013, uitgevoerd door TNO en het CBS. Tussen 2008 en 2013 daalde het aandeel werknemers met zelfstandigheid in het werk van 61 naar 56 procent. Hierbij gaat het om de vrijheid die werknemers ervaren om zelf te beslissen hoe en wanneer zij hun werkzaamheden uitvoeren. Waar bijvoorbeeld in 2008 nog 65 procent van de werknemers aangaf regelmatig

zelf te kunnen beslissen over de uitvoering van het werk, was dat in 2013 60 procent. In dezelfde periode nam ook het aandeel werknemers dat zelf de volgorde en het tempo van de werkzaamheden kan bepalen af. De afname van de zelfstandigheid in de uitvoering van het werk deed zich voor in bijna alle bedrijfstakken, behalve in de bouwnijverheid, de informatie en communicatie en de financiële instellingen. Uit eerder onderzoek blijkt volgens TNO dat werknemers die zelf kunnen beslissen hoe en wanneer zij hun werkzaamheden uitvoeren minder vaak burn-out klachten hebben dan werknemers die dat niet kunnen. Daarnaast draagt zelfstandigheid bij aan de innovatiekracht van organisaties.

Betere veiligheid en arbeidsomstandig­ heden in de zeevaart Om de veiligheid en arbeidsomstandigheden op zee te verbeteren worden de opleidings- en trainingseisen van zeevarenden gemoderniseerd, evenals de beroepseisen om als bemanningslid op een zeeschip te mogen varen. De uitwisseling van bemanningsleden tussen de verschillende bedrijfstakken wordt eenvoudiger, administratieve lasten voor het bedrijfsleven gaan omlaag en de wetgeving wordt vereenvoudigd. De verbeteringen vloeien voort uit de herziening van het internationale STCW-verdrag (Standards of Training, Certification and Watchkeeping) van de Internationale Maritieme Organisatie, IMO. De aanpassingen staan bekend als de `2010 Manilla-wijzigingen’. Deze leiden ook in de Nederlandse zeevaartregelgeving tot een aanpassing van opleidings- en trainingseisen van zeevarenden, als gevolg van nieuwe technologieën (zoals het werken met elektronische kaarten en navigatiesoftware) en nieuwe eisen. Zo is er sprake van nieuwe trainingen op het gebied van beveiliging, waaraan meer behoefte door de toename van piraterij en gewapende overvallen op zee. Ook wordt voor een aantal belangrijke veiligheidstrainingen een vijfjaarlijkse herhalingsplicht geïntroduceerd. Naast de uit­voering van de Manilla-wijzigingen komen er een­voudiger regels voor onder meer de bemannings­plannen en de zogeheten monsterboekjes, waarin gegevens over werkervaring en afgeronde opleidingen zijn opgenomen.

34

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


Arboverplichtingen gelden ook voor flexwerkers Werkgevers hebben ook arboverplichtingen voor de binnen hun bedrijf werkzame flexwerkers. Het ongevalrisico voor uitzendkrachten is gedaald, maar hun ongevalpercentage ligt nog altijd hoger dan voor werknemers in vaste dienst. Om dit percentage verder terug te dringen heeft de werkgroep Arbeid en Gezondheid van de Stichting van de Arbeid de ‘Handreiking Uitzendwerk’ geactualiseerd. In de handreiking staan de geldende wet- en regelgeving en vernieuwde arbochecklisten. De handreiking biedt ondersteuning aan werkgevers en werknemers in sectoren en branches die gebruik maken van flexwerkers en die een arbocatalogus hebben of deze willen maken. De handreiking maakt duidelijk welke arbomaatregelen

in de arbocatalogi opgenomen kunnen worden om invulling te geven aan de doelvoorschriften uit de Arbo-wet- en regelgeving. De handreiking geeft een beschrijving van de positie van de uitzendkracht en de daaraan verbonden verantwoordelijkheden voor de werkgever (de inlener) en de uitzendonderneming. In de handreiking staan praktische tips, praktijkvoorbeelden, achtergrondinformatie en voorbeeldteksten die zijn op te nemen in de arbocatalogus. Verder bevat de handreiking een compact overzicht van de rolverdeling tussen de inlener, uitzendonderneming en uitzendkracht, enkele arbochecklists, en relevante wet- en regelgeving. De ‘Handreiking Uitzendwerk’ is te downloaden via www.arboflexbranche.nl.

Minder pesterijen op het werk Er wordt minder gepest op de Nederlandse werkvloer. Het percentage werknemers dat aangeeft door klanten, collega’s of leidinggevenden te worden gepest is tussen 2008 en 2013 afgenomen, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In 2008 gaf 6,8 procent van de ondervraagde werknemers aan

gepest door te worden door klanten en 8,4 procent door leidinggevenden of collega’s. In 2013 was dat respectievelijk 5,8 en 7,1 procent. Uit de cijfers van het CBS blijkt ook dat allochtonen vaker het slachtoffer zijn van pesterijen op het werk.

Minder agressie tegen ambtenaren Politici en overheidswerknemers zijn minder vaak slachtoffer van agressie en geweld. Onderzoek door het ministerie van Binnenlandse Zaken wijst dat uit. Volgens de ‘Monitor Agressie en Geweld Openbaar Bestuur 2014’ daalde het aantal overheidsmedewerkers dat te maken

had met geweld van 40 procent in 2012 naar 25 procent in het afgelopen jaar. Bij politieke bestuurders was er een afname van 38 naar 23 procent. Het ministerie denkt dat er een verband is met het eigen beleid: registreren en groeperen van klachten.

Derde landelijke controlebericht NL-Alert Onlangs is voor de derde maal een landelijk controle­ bericht verzonden via NL-Alert, het gsm-alarmmiddel van de Rijksoverheid. De twee eerdere landelijke tests in 2013 hadden respectievelijk 1,4 en 3,9 miljoen ontvangers. Bij de test halverwege 2014 hebben 4,7 miljoen mensen het bericht ontvangen, aldus een rijksvoorlichter. Inmiddels zijn bijna alle mobiele telefoons en netwerken geschikt voor het ontvangen van NL-Alert. Zie www.nlalert.nl voor instellingen en achtergronden.

35


Veiligheid op het ‘Creative College’ Veilig werken beoordeeld tijdens mbo-praktijkexamen Het is een veelgehoorde klacht van werkgevers: het onderwijs sluit onvoldoende aan op de praktijk. Op het gebied van taakspecifieke kennis en vaardigheden zal een werkgever nieuwe medewerkers altijd moeten begeleiden en bijspijkeren. Met betrekking tot, soms unieke, bedrijfseigen procedures kan dat zelfs niet anders.

Regisseur bespreekt vloerplan met de crew.

36

Bij arbeidsveiligheid speelt de werkhouding een belangrijke rol. Als er al iets moeilijk om te buigen valt, is het wel de attitude, de ‘basisinstelling’, van jongere werknemers. Maar, ook daaraan wordt gewerkt. Bij beroepsopleidingen is veiligheid een groeiend aandachtspunt. Het woord ‘veiligheid’ verschijnt steeds frequenter in werkopdrachten. Het is een belangrijk beoordelingscriterium bij het praktisch handelen van studenten en leerlingen en het VCA-diploma is onderdeel van de opleiding. In de technischer vmbo- en mbo-studierichtingen zorgen praktijkstages voor een terugkoppeling vanuit de praktijk. Bedrijven voorzien stagebegeleiders van waardevolle feedback over geconstateerde ‘aanpassingsproblemen’ van stagiaires. Niet alleen over praktische vaardigheden, maar ook over houding en gedrag ten aanzien van veiligheid. Stiptheid, plichtsgetrouwheid, gedrevenheid en commitment van een adspirantmedewerker zijn voor een werkgever heel belangrijk. Daarbij hoort tevens een positieve grondhouding ten aanzien van veiligheid. De leerling mag daar niet lichtzinnig mee omgaan. Volgens de statistieken vormen uitzendkrachten, (buitenlandse) inleners en jonge instromers risicogroepen. Zij zijn frequenter betrokken bij arbeidsongevallen. Het is goed dat werkgevers zich dat realiseren en er in de planning en begeleiding rekening mee houden. Verder valt winst te boeken door leerlingen van beroepsopleidingen vroeger en indringender kennis te laten maken met veiligheid. Arbeidsveiligheid is overal Beroepsopleiders streven naar optimale aansluiting van het onderwijs op de vereisten die de werkvloer stelt. Arbeidsveiligheid is overal en het zou dus onderdeel moeten zijn van alle opleidingstrajecten en vakken. Een prachtige leidraad wordt gevormd door de branchecatalogus van de sector waarin de leerlingen aan het werk zullen gaan. Daarin staan tenslotte alle risico’s en veel van de binnen het werkveld gebruikelijke manieren om de risico’s te verminderen. Bovendien heeft de school zelf een RI&E, waarin de risico’s binnen de opleiding zijn vermeld. Docenten drukken een zwaar stempel op het gedrag en de houding van hun leerlingen. Dus ook zij moeten met de

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


praktijk mee. Doorgaans hebben zij al een zware taak met veel administratief en voorbereidend werk naast hun lestaak, maar toch… hoe langer geleden hun eigen opleiding was, hoe groter de noodzaak tot na- en bijscholing en contact met de werkvloer. Verse (zij-)instroom van docenten en het inschakelen van gastdocenten uit de praktijk helpen het ‘gat’ te dichten. VEILIGHEID kreeg de gelegenheid om gedurende twee dagen de praktijkexamens van de driejarige opleidingen AudioVisuele techniek (AV) en Podium en EvenementenTechniek (PET) in het ‘Creative College’ (zie ook kadertekst) bij te wonen. Zo kon met eigen ogen bekeken worden op welke manier arbeidsveiligheid onderdeel uitmaakt van de beoordelingscriteria en hoe zij is verweven met het werk dat de studenten gaan doen. De praktijkexamens waren voor 32 studenten de afsluiting van hun opleiding, uiteraard naast het afleggen van schriftelijke toetsen voor alle vakken, het inleveren van praktijkopdrachten of verslagen en het met goed gevolg afronden van hun stages. De afgestudeerden zullen zich straks gaan bewijzen als geluid- of beeldtechnicus, cameraman, belichter, rigger of assistent van de genoemde professionals. Hun loopbaan begint zelden als hoofdtechnicus, regisseur of productieleider, zelfs niet bij een lokale omroep, een theater(tje) of een klein gezelschap. Doorgroeien in de praktijk is gebruikelijk: de meeste ‘uitstromers’ zullen moeten starten aan de basis, als kabelassistent, ‘roadie’, ‘gaffer’ (= sjouwer, degene die de tijdelijke bekabeling vastplakt) of ‘gopher’ (= algemene hulp, komt van go for). Veel van de studenten hebben tijdens hun stages of nevenwerkzaamheden al laten zien dat ze verantwoordelijker werk aankunnen. Sommigen hebben zelfs al een baan of doen vrijwilligerswerk bij de lokale tv, de ziekenomroep of achter de schermen in het theater. Risico’s Werk voor de media en facilitaire diensten ter ondersteuning van podiumkunsten, evenementen en AV-producties wordt gekenmerkt door harde deadlines en onregelmatige werktijden. De sfeer kan desondanks ongedwongen zijn, soms zelfs feestelijk. De verleiding om de eigen (en wettelijke) grenzen met betrekking tot drankgebruik en verantwoorde werktijden te overschrijden, is aanwezig. Dat kan gevolgen hebben voor de veiligheid. Ook een onder tijdsdruk gebouwd podium, op het laatste moment ingehangen licht of een snel bijgetrokken kabel zullen veilig moeten zijn. De AV-assistent zal zichzelf en zijn collega’s nooit

Walter van der Valk, docent lichttechniek.

Helmert de Nooij, materiaalbeheerder.

aan onverantwoorde risico’s mogen blootstellen. En artiesten, presentatoren, publiek en anderen in de omgeving ook niet. Een ontbrekende veiligheidskabel aan een hangende spot, een gebrekkige voedingskabel of een opkrullende afdekmat kan een dergelijk onverantwoord risico betekenen. Brancheverenigingen, zoals de Vereniging voor Podiumtechnologie, organiseren drukbezochte cursussen en symposia. Ze vormen een kennisplatform of ze bieden toegang tot beschikbare kunde en kennis. Op arbogebied zijn elektriciteit, werken op hoogte, de ‘trekkenwand’ in theaters (voor hangende of verplaatsbare decorstukken, red.), hijsen, tillen, brandveiligheid en tijdelijke constructies onderwerpen die aan bod komen in de Arbocatalogus Podiumkunsten (zie www.arbopodium.nl voor de diverse

ROC Midden Nederland

Met circa 1800 medewerkers verzorgt ROC Midden Nederland (ROCMN) middelbaar beroepsonderwijs, voortgezet onderwijs voor volwassenen, bedrijfsopleidingen en participatieonderwijs voor ongeveer 24.000 studenten in de regio Utrecht. De mboopleidingen vertegenwoordigen met 18.000 studenten het grootste onderdeel. Zij zijn verdeeld over twaalf colleges, met allemaal hun eigen gebouwen en faciliteiten. De beschreven opleidingen AV en PET maken deel uit van het ‘Creative College’. ROCMN werkt nauw samen met bedrijven. Die zijn soms partner en hebben een rol in de invulling van het onderwijs. Voor praktijkexamens worden zorgvuldig geselecteerde onafhankelijke beoordelaars uit het werkveld ingezet. De kwaliteit van het onderwijs staat onder toezicht van de onderwijsinspectie. Financiering geschiedt door het Ministerie van Onderwijs en de diploma’s zijn algemeen erkend. Zie ook: www.rocmn.nl

37


deelcatalogi). Ook de publieke omroep beschikt over een goedgekeurde arbocatalogus (zie www. omroep.dearbocatalogus.nl). Praktijkexamen De studenten AV en PET kregen begin juni de kans om hun vaardigheden te tonen in een gesimuleerde praktijksetting. In een grote, lege studio moesten zij een tijdelijke presentatieset opbouwen om binnen anderhalf uur een korte (televisie)productie te realiseren. De AV-studenten bekommerden zich om geluidsapparatuur, camera’s, beeldapparatuur, monitoring en opname, terwijl de PET-kandidaten het decor en het licht moesten bouwen en bedienen.

(extra) registratie plaatsvond van de activiteiten van de kandidaten. De externe beoordelaars, met notitieblok in de hand, observeerden aandachtig het gedrag van de individuele kandidaten. Beoordelingscriteria Veiligheid is geen separaat beoordelingscriterium, maar het is onderdeel van nagenoeg alle kerntaken. De examinatoren hebben de uitdrukkelijke opdracht om toe te zien op het veilig handelen. De studenten moeten bijvoorbeeld AVapparatuur veilig transporteren en aansluiten, de juiste hulpmiddelen gebruiken (ergonomie, tillen), correct en tijdig changeren (decor wisselen, red.) en hijs- en hefvoorschriften in acht nemen. Als de geluidsassistent in zijn eentje een zware luidspreker op een statief tilt, levert dat een waarschuwing op. Net als het leggen van een kabel in ‘kurkentrekkermodel’, het maken van een eendennest (gordiaanse knoop in een kabel, red.) of het vergeten van een borging van een lichtstatief. Ook bij technische problemen en calamiteiten moet er correct worden gehandeld, met inachtneming van mogelijke effecten op anderen. Een zware uitdaging, want er geldt een tijdslimiet. Zonder veiligheidsschoeisel mag een student niet op de studiovloer verschijnen. In het bijzonder het ‘hoofd licht’ heeft een voorname veiligheidstaak: hij wordt geacht te zorgen voor een geldige Productie-RisicoInventarisatie en Evaluatie (PRIE).

Bij het examen is veiligheid is geen apart beoordelingscriterium, maar onderdeel van nagenoeg alle kerntaken. Praktijkexamen AV/PET bij het Creative College van ROC Midden Nederland.

Het betrof meerdere settings met (iets) verschillende draaiboeken en bouwplannen, die de studenten telkens in een andere rol tot een goed einde moesten brengen. Het eindproduct van elke sessie was een videoregistratie van het programma: een camerapresentatie in de vorm van de aankondiging van een kort filmpje, de vertoning van het betreffende item en een afkondiging met titelrol/eindleader. Aardige vondst was dat bij elke sessie twee studenten een ‘making of’ draaiden en monteerden, waardoor er veel verschillende disciplines konden worden getoetst en er meteen een 38

PRIE Een opgeleide ‘AV’er’ of ‘PET’ter’ zal door zijn werkgever niet meteen verantwoordelijk worden gesteld voor ‘het papierwerk’, maar hij moet er wel mee hebben kennisgemaakt. Tijdens het examen wordt verwacht dat storingen worden gerapporteerd. Er is een eenvoudige ProductieRIE, een geesteskind van Walter van de Valk, docent lichttechniek. Hij heeft er flink wat denkwerk in heeft gestoken. Van de Valk: “Ongeveer tien jaar geleden maakte ik kennis met de PRIE. Dat document is in het theater inmiddels compleet ingeburgerd en verplicht. Bij de programmering van een voorstelling zorgt een theatergezelschap vaak zelf voor de PRIE. Zij weten precies waar de risico’s zitten. Als acteurs bijvoorbeeld

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


acrobatische toeren aan lijnen moeten verrichten, of als er pyrotechniek (= vuurwerk, red.) wordt toegepast of als er voertuigen op het toneel worden gebruikt, moeten alle risico’s onder controle zijn. Ik heb ooit een cursus gevolgd over de PRIE. Op internet staat aanvullend genoeg over de vereisten en de ontwikkelingen. De PRIE is zeker geen knip- en plakwerk is, maar het wiel hoeft niet elke keer opnieuw uitgevonden te worden. De bedoeling is, dat je de risico’s beheerst. Ik heb voor het examen geprobeerd de hoofdzaken in een checklist te vatten. Die moet het hoofd licht doorlopen. In de praktijk zal hij de belangrijke punten doorspreken en misschien aanvullende risicoanalyses (laten) uitvoeren. Omwille van de tijd volstaan we nu met een getekende checklist. Die moet wel compleet zijn ingevuld om vervolgens te worden beoordeeld. Studenten moeten zich goed realiseren dat veiligheid geen bijzaak is, maar onderdeel van het werk. Veiligheidsvoorwaarden en te nemen maatregelen horen in de PRIE te staan.” Alertheid en communicatie vereist Helmert de Nooij is als materiaalbeheerder aanwezig bij de examens. Hij zegt: “Zelfs het uitrollen van een kabel en het zorgen dat kabelmatten het struikelrisico verminderen, is iets waarvoor voortdurende alertheid is vereist. Het eerst aansluiten van een kabel en dan uitleggen is onveiliger dan andersom. Beginnersfouten als het maken van een verbinding in een elektriciteitskabel midden in de looproute of het plaatsen van een drankje naast of op een apparaat willen we niet zien. Ook zouden de studenten geen dikke kabels onder een statief door moeten trekken of moeten manoeuvreren met trappen op een donkere studiovloer. Dat geeft risico tot stoten, struikelen of vallen. Behalve een gebroken fresnellens van een spot zijn er gelukkig geen incidenten geweest.” Coördinatie en communicatie blijven van groot belang bij het handhaven van de veiligheid op de studiovloer. Gaffers en riggers gaan gekleed in zwart, wat voor gebrekkige zichtbaarheid zorgt. Gecombineerd met een donkere studio en verblindend frontlicht kan het gemakkelijk leiden tot ongelukken. Het testen van de zaalversterking kan de communicatie verstoren. Als het hard moet, is gehoorbescherming verplicht. Een rondzinger (fluittoon doordat een microfoon het luidsprekersignaal oppikt, red.) terwijl er een technicus voor de speakers staat, zal zeker boze blikken opleveren.

Gebruik van lichtstok voorkomt risico’s door klauterwerk.

bij de organisatie van het examen. Volgens hem is het de bedoeling dat er goed inzetbare allrounders worden afgeleverd. Degen: “Het veilig werken hopen we enerzijds te borgen door de verplichte VCA-kwalificatie, anderzijds door de studenten ervan te doordringen dat onveilig handelen geen optie is. Als iets niet veilig kan, dan mogen ze het niet doen. Creatief zijn mag. We zien het vaak als een sterk punt, maar alleen als het veilig blijft. Onveilig handelen uit louter luiheid wil ik niet meemaken, zeker niet in een examenjaar. De ‘basishouding’ van studenten is een van de moeilijkste dingen om te sturen, maar ik blijf corrigeren. Pas als blijkt dat een student echt niet wil, is het voor mij een uitgemaakte zaak, dat hij geen toekomst heeft in de AV of PET. De studenten van vandaag hebben dat wel. Ik ben blij dat we na dit examen weer 31 gemotiveerde professionals kunnen afleveren.” (MC)

Werkhouding Gerard Degen is coördinator ondernemend leren / docent AV-techniek. Hij is betrokken 39


Eerste Hulp bij werken met kinderen Inhoud ‘Eerste Hulp bij werken met kinderen’

In ‘Eerste Hulp bij werken met kinderen’ komen de volgende onderwerpen aan bod: de algemene hulpverleningsregels en de regels voor het melden en alarmeren, de voor de Eerste Hulp relevante verschillen in lichamelijke en psychologische ontwikkeling, gevaren in de omgeving die kunnen leiden tot letsels, maatregelen om ongevallen te voorkomen, uitwendige wonden, bloedingen, botbreuken, ontwrichtingen BHV en wervelletsels, verstuikingen Eerste Hulp bij werken met kinderen en kneuzingen, vreemde voorwerpen in neus, oor, mond en huid, insecten en dierenbeten en krabben, brandwonden, vergiftiging, oogletsels, problemen met het bewustzijn, ademhalingsproblemen, circulatiestilstand. ISBN Nummer: 978-94-90379-53-7, prijs : € 15,95 (incl. BTW € 16,91) N85 45921101 Omslag_doc

20.01.2014 13:34:10

Pdf_Joke

BHV Eerste Hulp bij werken met kinderen

Het Nederlands Instituut voor Bedrijfshulpverlening (NIBHV) is opgericht op initiatief van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en Het Oranje Kruis.

Het NIBHV houdt zich bezig met het produceren van

kwalitatief hoogwaardige producten op het gebied van de bedrijfshulpverlening.

NIBHV

NIBHV Hoofdweg 240 3067 GJ Rotterdam Postbus 8714 3009 AS Rotterdam T 010 289 28 88 F 010 289 28 80 bhv@nibhv.nl www.nibhv.nl

De meeste privéongevallen in Nederland komen voor bij kinderen en bij ouderen. Een kwart van de slachtoffers met letsel dat op de SEH-afdeling wordt behandeld ligt in de leeftijdsgroep van nul tot veertien jaar. Kinderen van nul tot en met vier jaar zijn het kwetsbaarst. In die groep worden jaarlijks 44.000 letsels als gevolg van privéongevallen medisch behandeld, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Gemiddeld worden jaarlijks ruim één miljoen slachtoffers behandeld in verband met letsel door een privéongeval. Alleen het beoefenen van sport blijkt tot meer medisch behandelde letsels te leiden. De huisarts ontvangt rond tweederde van de slachtoffers. Ongeveer twee op de vijf slachtoffers wordt behandeld op de Spoedeisende Hulpafdeling (SEH-afdeling) van een ziekenhuis. Elk jaar worden 1600 kinderen van nul tot en met vier jaar na een verbrandingsongeval behandeld op een SEH-afdeling. Driekwart van de verbrandingsongevallen wordt veroorzaakt door een hete vloeistof of damp. Bijna een kwart wordt veroorzaakt door verbranding aan een heet voorwerp. Gemiddeld 1500 kinderen tussen de nul en vier jaar komen jaarlijks in een 40

ziekenhuis terecht als gevolg van een vergiftiging. Ruim veertig procent van de vergiftigingen die leiden tot een ziekenhuisopname, wordt veroorzaakt door geneesmiddelen en narcotica, ruim een kwart komt door vergiftiging door voedingsmiddelen en giftige planten en één op de tien SEH-behandelingen komt door een vergiftiging door schoonmaak- of poetsmiddelen. Jaarlijks overlijden gemiddeld 24 kinderen van nul tot en met vier jaar als gevolg van een ongeval in of om het huis. Verdrinking en verstikking zijn in die groep de meest voorkomende doodsoorzaken. In de andere groepen mensen vallen de meeste doden als gevolg van vallen. In de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder bijvoorbeeld is ruim negentig procent van de dodelijke privéongevallen het gevolg

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


van een val. Uiteraard lopen ook kinderen het risico te vallen: bijvoorbeeld van de trap, van de commode of buiten op de stoep of vanaf een speeltoestel of de fiets. Speciaal ontwikkelde leerstof Mede gezien bovenstaande cijfers heeft het NIBHV de uitgave ‘Eerste Hulp bij werken met kinderen’ ontwikkeld. De cijfers van het CBS hebben weliswaar betrekking op privéongevallen… ook bij het werken met kinderen kan een ongeluk in een klein hoekje zitten en zal de BHV dus adequaat moeten kunnen optreden. De leerstof in ‘Eerste Hulp bij werken met kinderen’ speelt leeftijdsspecifiek in op situaties waar veel wordt gewerkt met kinderen, zoals crèches, peuterspeelzalen, basisscholen, buiten- en binnenschoolse opvang en sportaccommodaties.

Begin deze zomer is een aanvraag door het ministerie van SZW gehonoreerd en is de erkenning gepubliceerd in de Staatscourant. Het certificaat is toegevoegd aan de lijst van geregistreerde certificaten in de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuter­ speelzalen. Het NIBHV certificaat is net als Eerste Hulp Kinderen van het Oranje Kruis een geldig EHBO certificaat voor de gastouderopvang. Bij de totstandkoming van de leerstof is nauw samengewerkt met deskundigen uit het veld. De uitgave is goedgekeurd door Stichting Spoedeisende Hulp bij Kinderen (SHK). Deze Stichting geldt als hét expertisecentrum in Nederland op het gebied van de hulpverlening bij een levensbedreigende aandoening of trauma bij kinderen. Met behulp van het boek kunnen (toekomstige) BHV’ers zich bekwamen in de speciale methodiek die het geven van Eerste Hulp aan kinderen vereist. Het certificaat ‘Eerste Hulp bij werken met kinderen’ geeft in combinatie met het certificaat Brandbestrijding en Ontruiming

41


bevatten, zoals rabiës (hondsdolheid). Een insectensteek is niet alleen pijnlijk, maar hij kan ook tot een allergische reactie leiden. Zelfs het meest bekende prikkende insect, de mug, leidt bij sommigen tot een allergische reactie. Dat wordt dan vaak zichtbaar als een gezwollen, harde plek. Handelen bij beetwonden Beetwonden (ook die van een mens) moeten altijd worden onderzocht door een (huis)arts. Die kan beslissen of extra behandeling noodzakelijk is om ontsteking te voorkomen en om littekenweefsel bij wondgenezing te verminderen. De te bieden hulp is voor alle leeftijden hetzelfde. Er kan in eerste instantie worden volstaan met het steriel afdekken van de wond, waarbij geen ontsmettingsmiddelen gebruikt mogen worden. Vervolgens is professionele hulp noodzakelijk om een mooie wondsluiting te bereiken en om infectie te voorkomen. Krabwonden worden net zo behandeld als dierenbeten. Voor de (huis)arts is het bij een baby van belang om te weten of deze de eerste tetanusinenting al heeft gekregen. Bij wat oudere kinderen geldt hetzelfde voor de herhalingsinenting. Deze krijgt een kind meestal op het negende jaar. Als het kind is gebeten door een kat of hond, is het ook handig als bekend is of het dier is ingeënt tegen rabiës.

recht op het diploma Bedrijfshulpverlener. Beide certificaten moeten dan wel binnen drie maanden zijn behaald. Insectensteken en dierenbeten Als eerste kennismaking met de leerstof ‘Eerste Hulp bij werken met kinderen’ volgt nu een bewerking van het hoofdstuk over insectensteken en dierenbeten. Dieren en insecten zijn voor kinderen uiterst onberekenbaar. Ze worden niet altijd tijdig opgemerkt, wat een nare beet of steek tot gevolg kan hebben. Dierenbeten en insectensteken moeten direct worden behandeld om ontstekingen te voorkomen en om ongemak te verminderen. Omdat kinderen zich niet altijd van gevaar bewust zijn, worden zij iets vaker het slachtoffer van insectensteken en dierenbeten dan volwassenen. Sommige kinderen vinden immers iedere hond lief en elke poes aaibaar. Het kwaad van rondvliegende insecten wordt niet altijd onderkend. Na een steek kunnen krabwonden ontstaan. Beten van dieren kunnen rafelige wonden en soms lelijke littekens veroorzaken. Ook kan het speeksel van een dier besmettelijke elementen 42

Handelen bij insectensteken Sommige insecten steken en spuiten een klein beetje gif in, waardoor het bloed niet stolt. Dat bloed wordt vervolgens door het insect ‘afgetapt’. Het gif veroorzaakt jeuk die meerdere dagen kan aanhouden en het geeft een bultje op de plaats van de steek. Koelen van de gestoken plek kan verlichting geven. Bij drogist en apotheek zijn diverse middelen tegen jeuk te verkrijgen. Met uitzondering van wespen, hommels en muggen laten alle andere stekende insecten hun angel achter na de steek. Die angel moet worden verwijderd. Aan sommige angels zit een gifzakje, dus de angel moet zo gepakt worden dat het gifzakje niet leeg wordt geknepen. Het kan voorkomen dat een insect in het oor zit en nog niet heeft gestoken. In dat geval kan het druppelen van wat lauw water in het oor ervoor zorgen dat het insect naar buiten komt. In de volgende gevallen is het raadzaam zo spoedig mogelijk een huisarts te raadplegen: als kinderen van nul tot en met vier jaar op meerdere plaatsen zijn gestoken; als het kind is gestoken in mond, hals, keel of vlak bij het oog; als het kind allergisch lijkt te reageren op een insectensteek; als bekend is dat een kind allergisch kan reageren op een steek van een specifiek insect, ook al zijn

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


er nog geen allergische verschijnselen; als er een pijnlijke ontsteking ontstaat (soms in de vorm van een streep). Handelen bij kwallensteken Kwallen leven in zout of brak water. Omdat de kans op een kwallensteek in of bij de zee het grootst is, komen ze bij baby’s nauwelijks voor. De te geven hulp is voor alle kinderen hetzelfde. Verminder de opkomende jeuk door te spoelen met zeewater. De verdere gang van zaken is hetzelfde als bij de behandeling van insectensteken. Als het kind heftig reageert, raadpleeg dan direct een (huis)arts. Handelen bij tekenbeten Als een teek zich heeft vastgezet in de huid van een kind, ziet dat eruit als een donker balletje, in grootte variërend van een speldenknop tot een erwt. De exacte omvang is afhankelijk van de mate waarin de teek zich heeft volgezogen met bloed. Net als sommige insecten geeft ook de teek een beetje gif af om stolling van het bloed tegen te gaan. Daardoor ontstaat er vaak na enige tijd wat jeuk. Teken kunnen drager zijn van de Lyme-bacterie. Na drie dagen tot twee maanden kan er rond de plaats van de tekenbeet een rode ring of (soms blauwachtige) vlek op de huid ontstaan. Ook zonder het verschijnen van die rode ring of vlek kan de ziekte van Lyme optreden. Het kind kan dan een grieperig gevoel hebben met verschijnselen als koorts, hoofdpijn en gewrichtspijn. In een later stadium van de ziekte is er kans op verlamming van gezichtspieren, heftige pijn aan een arm of been, dubbelzien, krachtverlies in armen en/of benen, pijnlijke of gezwollen gewrichten, een neiging tot flauwvallen en hartklachten. Het is van groot belang dat de teek zo snel mogelijk uit de huid van het kind verwijderd wordt om besmetting te voorkomen (zie daartoe de kadertekst). Via www.tekenradar.nl is te zien of er teken in de omgeving zijn. (JK)

Behandelen tekenbeten

• Laat het kind een prettige houding aannemen en stel het op zijn gemak. • Verwijder de teek met een speciale tekentang volgens de gebruiksaanwijzing. Meestal door de teek in één rechte beweging uit de huid te trekken. Let op dat er geen delen in de huid achterblijven om te voorkomen dat er alsnog ontsteking optreedt. • Omdat nooit zeker valt te weten of besmetting is opgetreden of niet, is het belangrijk om de datum van signalering en verwijdering van de teek te noteren en die goed te bewaren, evenals de plaats van de tekenbeet op het lichaam. • Raadpleeg een (huis)arts, zodra er griepverschijnselen of verschijnselen van infectie ontstaan op de plaats waar de teek zat. • In het verleden zijn technieken in zwang geraakt die averechts werken, zoals het verdoven met alcohol of het wegbranden met een sigaret of lucifer. Doe dit niet. De teek kan daardoor gaan braken, waardoor er juist infectie zal optreden.

Verwijderen van een teek bij alle leeftijden.

De ontwikkeling van de teek: van larve, tot nimf tot volwassen vrouwtje respectievelijk volwassen mannetje.

43


t V oe H m IB nt t N O he

k oo

GEZOND ONDERNEMEN BEGINT MET VEILIG WERKEN Alles voor veilig en gezond werken op één vakevent

Veilig en gezond werken is goed voor de werknemer, de werkgever en de samenleving. Immers, veilig en gezond werken reduceert het ziekteverzuim, voorkomt ongevallen en gevolgschade en leidt tot kostenbesparing en extra omzetkansen. Bedrijven en overheden spelen met een veilige en gezonde werkomgeving ook in op ontwikkelingen zoals de verhoging van de pensioenleeftijd, hogere arbeidsdruk en nieuwe technologische middelen. Het vakevent Veilig Werkt Beter 2014 biedt alles voor het tiptop in orde hebben van veilig en gezond werken. Van een veilig gebouw met een gezond binnenklimaat, een veilige werkplek en comfortabele werkhouding tot PBM. Van RI&E tot BHV. Van preventie tot incidentbestrijding. Ontdek op Veilig Werkt Beter 2014 nieuwe oplossingen voor veilig en gezond werken. Samen met het vakevent Inzet op Maat, meer rendement door duurzaam inzetbaar personeel.

4 t/m 6 november 2014 Brabanthallen ’s-Hertogenbosch Samen met:

2 0 1 4

Openingstijden: di t/m do 10.00 – 17.00 uur. Meer info zie www.veiligwerktbeter.nl exposanten • theater • best practises • demonstraties • innovatie expo @veiligwerkt VWB 2014 Advertentie A4 Veiligheid.indd 1

44

I

11-08-14 11:31

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


Uitgaven ALLE UITGAVEN ZIJN TE BESTELLEN VIA DE WEBSHOP: WWW.NIBHV.NL BHV- uitgaven –– Basisopleiding Bedrijfshulpverlener –– Basisopleiding Bedrijfshulpverlener Eerste Hulp –– Basisopleiding Bedrijfshulpverlener Brandbestrijding en Ontruiming –– Eerste Hulp bij werken met kinderen –– BHV in de petrochemische industrie –– Naslagwerkcursist Instructiekaarten E-learning Bedrijfshulpverlener –– Adembescherming voor de bedrijfshulpverlener –– Bedrijfshulpverlening in de OK –– Beheerder Brandmeldinstallatie –– BHV als veiligheidsmotor –– Coördinator/Hoofd Bedrijfshulpverlening –– De bedrijfshulpverlening in uw organisatie. Voorlichting en instructie BHV –– Gebruik AED –– Gevaarlijke Stoffen Bedrijfshulpverlening –– Handleiding Omgaan met alarmmeldingen –– Kleine blustoestellen –– Omgaan met bommeldingen –– Ontruimingsplannen en -oefeningen –– Ploegleider Bedrijfshulpverlening –– Preventiemedewerker Instructeursmaterialen BHV –– Presentatie Basisopleiding BHV –– Instructiekaarten (groot formaat met ringband) Eerste Hulp –– Instructiekaarten (groot formaat met ringband) Brandbestrijding en Ontruiming –– sheets Eerste Hulp bij werken met kinderen –– sheets BHV in de petrochemische industrie –– sheets Adembescherming –– sheets Beheerder Brandmeldinstallatie –– sheets en tips De bedrijfshulpverlening in uw organisatie (Powerpoint) –– sheets Gevaarlijke Stoffen Bedrijfshulpverlening –– sheets Ploegleider Bedrijfshulpverlening –– sheets Preventiemedewerker Anderstalige BHV-uitgaven –– Emergency Response Officer: Basic Training (Engelse Basisopleiding BHV)

Vakblad –– vakblad NIBHV-VEILIGHEID (kwartaalblad)

VCA-uitgaven –– Basisveiligheid VCA –– Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden VCA Instructeursmaterialen VCA –– sheets Basisveiligheid VCA –– sheets Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden VCA Anderstalige VCA-uitgaven –– Basic Elements of Safety SCC and Safety for Operational Supervisors SCC (gecombineerde uitgave Engelse Basisveiligheid en VOL-VCA) –– Poolse Basisveiligheid VCA (op aanvraag) Anderstalige instructeursmaterialen VCA –– CD-rom Basic Elements of Safety SCC & Safety for Operational Supervisors SCC

Gratis uitgaven –– Folder Blended Learning –– Folder Keurmerk –– Folder VCA leerstof en examinering –– Handleiding BHV 2010 –– Informatiebrochure NIBHV

45


Nieuws NIBHV congres 10 november CineMec Ede Het NIBHV-congres wordt dit jaar georganiseerd in samenwerking met de Stichting Maatschappij en Veiligheid. Het thema is de balans tussen de verantwoordelijkheid van de overheid voor veiligheid en die van een onderneming of organisatie. In de discussie zullen de mogelijkheid en wenselijkheid van een Veiligheidsbeginselenwet centraal staan. Prof. Mr. Pieter van Vollenhoven zal zijn visie hierop toelichten. Het congresprogramma wordt z.s.m. op de website gepubliceerd en zal via de nieuwsbrief worden verspreid.

[afbeelding: logo NIBHV en SMV, foto Cinemec foto]

Aanmelden standhouders NIBHV congres Standhouders die verzekerd willen zijn van een standplaats op het NIBHV congres, kunnen zich aanmelden. Inlichtingen bij Renske Wigmore, wigmore@nibhv.nl of 010 – 289 28 88.

Nieuw boek Basisopleiding BHV Het boek voor de Basisopleiding BHV is vernieuwd en omgezet naar de nieuwe huisstijl. De module ontruiming is in samenwerking met het Instituut Fysieke Veiligheid geheel herzien. De laatste inzichten op het gebied van ontruimen en zelfredzaamheid zijn verwerkt. De nieuwe leerstof heeft geen gevolgen voor de opzet van de praktijklessen. De nieuwe inhoud ontruimen kan worden meegenomen bij het uitvoeren van de tabletops. De presentatie is ook aangepast en beschikbaar als powerpoint. De nieuwe leerstof Ontruimen zal per 1 januari 2015 worden geëxamineerd in het examen Ontruiming. Tot die tijd is er een overgangsregeling en zullen er vragen worden opgenomen die met zowel de oude als de nieuwe druk zijn te beantwoorden.

Oproep voor BHV’ers en BHV-organisaties Het vakblad VEILIGHEID wil het komend jaar aandacht besteden aan inzetten van BHV’ers en BHV-organisaties en aan creatieve oplossingen voor de BHV in bedrijven

46

en instellingen. Reacties kunnen worden ingestuurd naar redactie@nibhv.nl. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen aan te passen en/of niet te plaatsen.

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


Nieuws Nieuwe eind- en toetstermen VCA Vanaf 14 oktober 2014 zullen de examens VCA zijn gebaseerd op de nieuwe eind- en toetstermen die zijn gepubliceerd door VCA-Infra. Opvallende aanpassingen in de basisstof zijn het geheel schrappen van de term ‘Arbeidsinspectie’, de hernieuwde formuleringen bij het veiligstellen van installaties, de extra theorie betreffende ‘persoonlijke monitoring’ (gas-/explosiemeting) en de toevoeging van kwartsstof aan het hoofdstuk gevaarlijke stoffen. Verder is ‘verlichting’ als onderwerp toegevoegd aan de basisstof.

Alle wijzigingen zijn verwerkt in de lesboeken en powerpointpresentaties. Uiteraard komen wijzigingen in de basisstof terug in de VOL-boeken, aangevuld met diverse vernieuwde formuleringen in de specifieke VOLleerstof. Naast de inhoudelijk wijzigingen zijn de boeken ook omgezet in de nieuwe NIBHV-huisstijl.

VOL VCA

Basisveiligheid VCA

BASISVEILIGHEID

VEIL IGH EID VOO R OP LEID ERA ING TION GEV EEL END EN VCA

VCA

Oproep aanmelding digitale nieuwsbrief Het NIBHV wil graag vaker en direct informatie verstrekken aan bedrijven, opleiders, instructeurs, Coördinatoren BHV en BHV’ers. Meldt u daarom aan voor de digitale nieuwsbrief op www.nibhv.nl.

47


Rijden op aardgas, beter voor milieu Milieuvriendelijk opereren is voor bedrijven steeds meer een voorwaarde om klanten binnen te halen. Rijden op aardgas helpt. Het reduceert de hoeveelheid verkeerslawaai, want motoren zijn stiller. Verder is de uitstoot van fijnstof nihil. Mede daarom wil de Europese Unie dat tien procent van het wagenpark in 2020 op aardgas rijdt. Nederland is zeker geen koploper bij het rijden op aardgas, het wordt ruim voorbijgestreefd door Italië en Duitsland. Toch zijn er initiatieven. De risico’s van het rijden op aardgas, CNG en LNG, zijn overigens niet per definitie groter dan bij andere brandstoffen. Ze zijn wel anders.

Dual-fuel ‘Eco-combi’ of LZV: de truck gebruikt ca. 30% diesel en 70% LNG.

48

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


CNG staat voor Compressed Natural Gas, LNG voor Liquefied Natural Gas (vloeibaar gemaakt). Voor een verbrandingsmotor maakt het geen verschil op welke manier aardgas is opgeslagen. Het hoofdbestanddeel is en blijft methaan. Een ‘gewone’ motor loopt er prima op, puur of eventueel gemengd met andere brandstoffen. De verbranding van gas verloopt schoner, vollediger en soepeler dan bij diesel of benzine, maar de energiedichtheid (= hoeveel kilometers haal ik uit een kilo) is kleiner. Bovendien is de opslag lastiger. Methaan is als elk gas samen te persen, maar wordt bij normale omgevingstemperaturen niet vloeibaar. Dat heeft gevolgen voor de grootte van de CNGbrandstofcilinders, die voor een ‘normale’ actieradius vele malen groter zullen zijn dan bij voertuigen op diesel, benzine en lpg (dat wel vloeibaar wordt bij compressie). CNG wordt in cilinders samengeperst tot een maximale einddruk van 200 bar, waarbij de dichtheid ongeveer 0,2 kg per liter bedraagt. LNG is alleen te maken door aardgas af te koelen tot een temperatuur van -162 graden Celsius. Daarmee kan de tank nog een factor drie kleiner, maar die moet wel goed worden geïsoleerd, omdat anders de inhoud snel zal opwarmen en deze veilig moet kunnen worden afgeblazen. Het koelen van de tank zou theoretisch kunnen, maar dat vergt een flinke cryogene installatie, die aangedreven moet worden. Aan boord van een voertuig is dat geen haalbare optie. Risico’s van aardgas Aardgas is zeer licht ontvlambaar. Het kan zich goed mengen met lucht, waardoor er een explosief mengsel kan ontstaan. Dat leidt in woningen af en toe tot een ontploffing. Toch zal niet ieder gaslek aanleiding zijn tot een explosie, het is zelfs een relatief zeldzaam incident. Die zeldzaamheid heeft twee oorzaken. Ten eerste is er een ontstekingsbron nodig en ten tweede moet een gas-luchtmengsel zich in het zogenaamde explosiegebied bevinden. Bij methaan is dat explosiegebied betrekkelijk klein. Dat wil zeggen dat de mengverhouding vrij exact moet zijn om tot een explosie te kunnen leiden. Iets te weinig gas en er ontploft niets, iets teveel en het lukt ook niet. Benzine en diesel moeten soort gas

Aardgas, hoofdbestanddeel methaan (CH4), verbrandt zeer volledig.

eerst verdampen om explosieve mengsels te vormen. Dat gaat pas goed bij verhoogde omgevingstemperaturen, vooral bij diesel. Het voordeel van aardgas is dat het bij atmosferische druk veel lichter is dan lucht en het ontsnappend gas zich na opwarming snel opwaarts beweegt. Dit in tegenstelling tot lpg, dat (als gas) juist zwaarder is dan lucht en zich op vloeren en in kelders of putten kan ophopen. Er zitten meer kanten aan de zaak. LNG ‘van de pomp’ is geurloos en het is een broeikasgas, het tast dus de ozonlaag aan. De hoeveelheid ontsnappend methaan moet daarom zo klein mogelijk blijven. Drukhouders CNG wordt opgeslagen in drukhouders bij een maximale druk van 200 bar, Dat is een hoge, maar gebruikelijke druk in volle gascilinders. Om deze druk te weerstaan zijn drukhouders

Stadsbus aan de CNG-pomp.

Lower Explosion Limit (LEL)

Upper Explosion Limit (UEL)

methaan (aardgas, CNG, LNG, biogas)

5,9 %

16 %

butaan (bestanddeel lpg)

1,5 %

8,4 %

propaan (bestanddeel lpg)

2,1 %

9,5 %

waterstof (experimentele voertuigen)

4,1 %

74,8 %

acetyleen (wordt mee gelast)

2,5 %

82 %

49


bolvormig of cilindrisch. Dat is onpraktisch, maar het zorgt voor louter trekkrachten in de wanden, Die hoeven zodoende niet onnodig dik te zijn. In voertuigen zijn CNG-tanks doorgaans gemaakt van vezelversterkte kunststoffen, waardoor hun massa beperkt kan blijven. Behalve dat CNG-cilinders een brandbare inhoud herbergen, bestaat het risico dat ze ontploffen of openscheuren als gevolg van bijvoorbeeld een (zeer zware) aanrijding. Er bestaan (experimentele) technieken om de plotselinge expansie tegen te gaan door bijvoorbeeld de tanks te vullen met poreuze materialen, waaruit gas slechts traag ontsnapt. Die laten zich echter langzamer vullen en worden in voertuigen op CNG niet toegepast. Druktanks in voertuigen zijn doorgaans gemonteerd op een veilige plaats, in elk geval niet in een kreukelzone. Voor drukhouders bestaan al heel lang uitgebreide voorschriften, onder andere in de Europese Richtlijn Drukapparatuur. De controles op het voldoen aan de richtlijnen voor drukvaten, stoomketels en leidingen (vanaf een half bar overdruk) worden uitgevoerd door de zogeheten Notified Bodies. Als een drukvat deel uitmaakt van een motorvoertuig gelden er aanvullende regels en is de toelating van het voertuig op de weg een zaak van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). Rijden en tanken CNG en LNG zijn vooral geschikt voor vracht­ wagens vanwege de ruimte die de tanks nodig

hebben. Vuilniswagens vormen een prima doelgroep: ze maken niet veel kilometers per dag en rijden in stedelijke omgevingen waar fijnstof zeer ongewenst is. Het rijden op aardgas is niet wezenlijk anders dan het rijden op vloeibare brandstoffen, hoewel de motoren iets minder vermogen leveren en bij lage toeren wat trekkracht missen. Dat maakt snel optrekken lastiger en de motoren zijn daardoor nog niet toegelaten voor de nieuwe eco-combi’s of Lange Zware Voertuigen (LZV’s). Daarvoor is namelijk minimaal 410 pk vereist. Het tanken van CNG en vooral LNG is iets ingewikkelder dan van conventionele brandstoffen. LNG heeft het voordeel van een hoge vulsnelheid, de vloeistof mag vlot in de tank worden gepompt. Het gasvormige CNG mag echter slechts met een beheerst tempo in de tank worden gebracht. Een hoge vulsnelheid leidt tot temperatuureffecten (gas samenpersen geeft warmte) en veroorzaakt materiaalspanningen, waaraan een tank zou kunnen bezwijken. Vijf minuten aan de pomp voelt voor de gehaaste mens als een eeuwigheid. Voor CNG zijn er medio 2014 rond de 130 tanklocaties, voor LNG vijf. Rogier Verkley is (mede)directeur van transport­ onderneming Wezenberg B.V. (zie ook www.wezenberg.nl). Het bedrijf beschikt over 130 ‘trekkende eenheden’, waarvan vier op LNG rijden. In 2011 startte Wezenberg B.V. met het rijden op LNG. Toen nog met een eigen mobiele

’s Lands eerste openbare LNG-pompstation in Zwolle.

50

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


Brand aardgasbus Wassenaar

IJskristallen verwijderen met gedroogde perslucht.

tankvoorziening in de vorm van een twintigvoets container op het terrein van de onderneming in IJsselmuiden. Waarom is Wezenberg B.V. aan LNG begonnen? Verkley: “Vooral vanwege het milieu, want de totale kosten zijn voorlopig nog niet veel lager dan bij trucks op diesel. Een truck is in aanschaf zeker veertig procent duurder. Bovendien weten we nog niet of een truck het op gas ook een miljoen kilometer volhoudt. Zaken als de onzekere restwaarde van het voertuig en de magere dekking van LNG-tankstations wegen mee. Ondanks dat hebben we vier trucks lopen op LNG. De fluisterstille wagens bieden voordelen bij de bevoorrading van winkels in steden. Gemeenten zijn nu flink bezig om de decibeleisen in de ‘dagranden’ te gaan aanscherpen. Daar zijn wij op voorbereid.”

Op 29 maart 2012 brandde in Wassenaar een aardgasbus (CNG) op spectaculaire wijze uit. Omdat de bus tijdig kon stoppen, vielen er geen slachtoffers. Iedereen kon de bus tijdig verlaten. De brand ontstond achter in de bus en zorgde ervoor dat de aardgascilinders op het dak sterk verhit raakten. Om te voorkomen dat deze cilinders ontploffen vanwege de oplopende druk, zijn deze altijd verplicht voorzien van afblaasventielen. Toen die bij het bereiken van de kritische druk afbliezen, ontstond een minuten aanhoudende steekvlam van circa vijftien meter. Opvallend genoeg zijwaarts gericht (gecontroleerd omhoog afblazen zou te prefereren zijn geweest). De Onderzoeksraad voor Veiligheid publiceerde in 2013 een rapport. Daarin wordt aangedrongen op het in kaart brengen van (omgevings)risico’s, het aanscherpen van voertuigvoorschriften, het invoeren van veiligheidsmanagement bij OV-bedrijven en het ontwikkelen van inzetprocedures voor de brandweer.

Is LNG als brandstof veilig? Verkley: “Vergeleken met lpg is LNG veiliger, omdat het niet op de vloer blijft hangen. Maar bij het stallen moet je rekening houden met het afblazen van gas. Onderhoudswerkplaatsen moeten van extra afzuiging zijn voorzien en ze moeten gecertificeerd zijn. Verder is het tanken van de zeer koude brandstof iets waarvoor je instructie gehad moet hebben. Je moet bijvoorbeeld isolerende handschoenen en een veiligheidsbril dragen en je koppelingen met gedroogde perslucht ijsvrij maken.” Is er wel eens iets misgegaan? Verkley: “Bij het tanken is er een keer een klep blijven hangen. Dan komt er gas vrij. Je moet op dat moment goed weten wat je moet doen: welke afsluiters dichtgedraaid moeten worden en hoe een bevroren klep ontdooid moet worden. Dat doe je natuurlijk niet met een brander, maar bijvoorbeeld wel met heet water. Wij hebben nu ongeveer vijfentwintig chauffeurs met een tankcertificaat. Zij zijn op de hoogte van de 51


Maximale veiligheid: door getrainde medewerkers

Ook voor uw instructeugr!s opleidin

partners in veiligheid

Maximale veiligheid: daar draait het om bij B&V. Als partner in veiligheid trainen we daarom ook uw medewerkers.

 Opleidingen Bedrijfshulpverlening (BHV)  Opleidingen VCA basis en vol  Opleidingen Coördinator/Hoofd BHV U hebt bij B&V een totaalpakket aan veiligheidsoplossingen tot uw beschikking. Wilt u een specifiek onderdeel of een mix van onze diensten? De keus is aan u.

Alles voor veiligheid onder één dak: dat is de kracht van B&V Voor meer informatie: 0168 - 33 54 45 of www.partnersinveiligheid.nl

MAAK KENNIS MET DE joNgSTE gENERATIE VAN BULLSEYE Het nieuwe BullsEye-systeem gebruikt digitale vlammen om branden uit klasse A, B en E te simuleren, detecteert via sensoren waar de gebruiker de blusser op richt, stuurt aan de hand van deze gegevens de lasersimulator en varieert de grootte van de digitale vlammen op het LEDscherm. De BullsEye reageert op de handelingen van de cursist, en dooft het vuur alleen wanneer de juiste afstand en type blusser wordt gebruikt. De geïntegreerde geluidseffecten maken de oefening nog realistischer. Via WiFi werkt de BullsEye in combinatie met een HAAGEN rookgenerator voor een levensechte training.

bedrijfshulpverlening | brandbeveiliging I consultancy I safety I ri&e

[een nieuwe manier van

Trainen meT

brandblusmiddelen

Door de absoluut schone en veilige brandblustrainingsmethode kan met de BullsEye in elke omgeving training worden gegeven, zonder de kosten en rompslomp die het gevolg zijn van trainen met poeder- en CO2-blussers. Voor meer info, bezoek www.haagen.com

T: 013 5076800

52

www.haagen.com

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


procedures. Die trainingen worden gegeven door de leveranciers van LNG.” Mag een truck op LNG overal komen? Verkley: “Op de openbare weg wel en ook voor tunnels geldt geen beperking. Voor inpandig laden en lossen hebben we een aanvullende procedure. Bij veel grote distributiecentra staan de opleggers niet meer aan een laadplatform, maar rijden de combinaties het pand in. Wij willen echter niet dat er binnen methaan afblaast. Dat valt af te lezen op de drukmeter op de tank. Als je die eerst afleest dan weet je of je veilig naar binnen kunt. Zit je tegen de afblaasdruk aan, bijvoorbeeld omdat je wagen te lang heeft stilgestaan, dan laat je eerst de motor even lopen of je rijdt desnoods een rondje, waardoor de druk zakt.” Is er ooit een wagen zonder brandstof komen te staan? Verkley: “Ik heb er wel eens een op moeten laten halen, maar twee van de wagens hebben ook nog een CNG-reservevoorraad. Die komen dus altijd thuis.” Is een vrachtwagen met een LNG-tank een extra risico? Verkley: “Nee. Die tanks zijn zo sterk, dat je ze bij wijze van spreken van de Himalaya kunt gooien. Dan blijven ze nog heel. Ik neem aan dat ook de brandweer zich inmiddels heeft bijgeschoold met betrekking tot de risico’s bij calamiteiten. Ervaringsfeiten heb ik niet te melden. Er hebben bij ons geen ongelukken met LNG-wagens plaatsgevonden.” Zijn er wensen voor de nabije toekomst? Verkley: “Dat er meer openbare pompstations komen en vooral dat fabrikanten trucks bouwen met een groter motorvermogen. Onze LZV’s of eco-combi’s met een totale massa van

Blauwe slang voor 18 bar vulsysteem, rode slang voor 9 bar.

60 ton kunnen we nu alleen uitrusten met onze dualfueltruck (30% diesel en 70% LNG, red.). De wetgever eist 410 pk en dat halen de monofueltrucks op LNG momenteel nog niet. Dualfuel wagens hebben in Nederland geen typegoedkeuring, dus daarmee moeten we jaarlijks naar de RDW voor een tijdelijk kenteken. Hopelijk verandert dat. In 2012 hebben wij de regionale prijs van Zwolle voor verantwoord ondernemen gekregen, een mooie opsteker. Maar ook zonder die prijs zouden we doorgaan. Ik geloof namelijk heilig in de toekomst van LNG als brandstof.” Conclusie Aardgas als brandstof biedt grote (lokale) milieuvoordelen. CNG is vooral geschikt voor kleinere heftrucks, bestelwagens en eventueel grotere personenwagens. Het geeft echter een beperkte actieradius en tankt vrij traag. LNG leent zich voor zware vrachtwagens die dagelijks worden gebruikt en ook in steden worden ingezet. Vooral als het netwerk van openbare pompstations wordt uitgebreid en methaan ook beschikbaar komt door winning uit afvalhopen en vergisting van mest of biologische resten, is het een duurzaam en milieuvriendelijk alternatief. (MC)

Loskoppelen van de dampretourslang.

53


ONVEILIGHEID Iedereen komt wel eens situaties tegen die over­ duidelijk erg onveilig zijn, of die absoluut niet door de beugel kunnen. De rubriek ONVEILIGHEID vraagt er aandacht voor. De redactie van VEILIGHEID verzoekt oplettende lezers foto’s te maken van onveilige situaties. Via plaatsing in de rubriek ONVEILIGHEID kan een cadeaubon van 25 euro worden verdiend. Foto’s met begeleidende uitleg kunnen, bij voorkeur digitaal, opgestuurd worden naar de redactie, e-mail: redactie@nibhv.nl, t.a.v. Jan Kooijman. Hijsen op de punt van een haak is een hoofd­zonde. Niet voor niets herhaalt de VCA leerstof het verbod drie maal: het wordt benadrukt bij hijswerktuigen, bij hijstoebehoren en bij het gebruik van een takel. Bij een last op de punt van een haak zal deze verbuigen of breken, met het vallen van de last tot mogelijk gevolg. Bovendien kan de veiligheidsklep doorgaans niet dicht. Er zijn mensen die zich daarvan niets aantrekken. Op de foto’s wordt een directiekeet geplaatst op een bouwlocatie, met de autolaadkraan van de vrachtwagen. Die activiteit is op zich al een arbeidsjuridisch twistpunt. Als het werk geen laden en lossen betreft en de autolaadkraan meer dan tien tonmeter aankan, is een hijsbewijs verplicht. Enfin, de provisorisch ‘aangeboute’ hijsvoor­ ziening aan de keet deugt ook niet. De aanpikker stoeit intussen vrolijk met het stophout om de keet horizontaal te stellen. Hij steekt nog net zijn hoofd niet onder de bungelende last, maar is wat betreft zijn handen niet vies van een beetje risico. Commentaar van de machinist: “Die keet weegt nog niet eens zeven ton…”. Naam inzender is bekend bij de redactie.

54

NIEUW:

VCA-BEELDSCHERMEXAMEN

Na examen: uitslag direct bekend!

Bel voor meer informatie 010 289 28 88 of kijk op www.nibhv.nl

Overzicht adverteerders B&V Bedrijfshulpverlening CCB Opleidingen B.V. Haagen Fire Training Products NIBHV Prymos Rosier Bedrijfshulpverlening SBN

pagina 52 pagina 2 pagina 52 pagina 54 pagina 55 pagina 56 pagina 2

Advertentieverkoop: Bureau Van Vliet B.V. Zandvoort Tel: 023 - 5714745 r.mondelaars@bureauvanvliet.com

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


ADVERTORIAL

SNEL SIMPEL VEILIG!

Wie durft er vernieuwend naar de brandveiligheid te kijken? Al jaren is de zorg voor de brandveiligheid “ingebed” in onze bedrijfsvoering. Dit is een wettelijke verplichting binnen de RI&E die de Arbo wetgeving vereist. Normeringen zorgen ervoor dat alle advies en uitvoering gelijkwaardig is. Het blijkt dat ondernemers de verplichte keuringen, de kosten en verstoringen als een enorme last ervaren. Wat is de huidige situatie. In bedrijfspanden vind je (naast de haspels) voornamelijk de 6 liter schuimblussers. Deze blussers moeten/ kunnen door de getrainde BHV’ers bediend worden. Dat geeft vaak een scheve verhouding. Hoezo “scheef” vraagt u zich af? Voorbeeld: In een pand zijn 55 blussers aanwezig en slechts 6 BHV’ers die geoefend zijn in het gebruik daarvan! Verhogen dergelijke aantallen de veiligheid? Of…. zijn er inmiddels andere mogelijkheden? Zeker zijn er andere mogelijkheden! Door een verandering in de wet (2010) is een Aerosol schuim brandblus spray officieel toegelaten als brandblusser (met KIWA/ NCP keurmerk). Wat is er dan anders? De werking! Simpel, klein, licht en snel op een manier die iedereen kent, nl. als een spuitbus! Zelfs bij paniek weten we nog hoe we deze moeten gebruiken. Dat deze blusser dan ook nog eens een lange blus duur heeft (9x zo lang als een vergelijkbare poederblusser en ruim 2x zo lang als een vergelijkbare schuimblusser) en een worpafstand van plm. 3 ½ mtr heeft maakt hem tot een “grote” kleine blusser. Uiteraard wel alleen bedoeld voor beginnende branden. In het bovenstaande voorbeeld waren er 55 blussers voor 6 aanwezige BHV’ers. Zij zijn geoefend…., echter voordat zij bij de calamiteit zijn, moeten ze eerst worden opgeroepen, het werk neerleggen en dan er nog naartoe gaan. De praktijk leert dat dit tussen de 1 ½ en 2 ½ minuut kost. De beginnende brand is dan inmiddels al zo groot dat een 6 ltr blusser zeker nodig is. Het gevolg is dat de (neven)schade kan oplopen tot vele tienduizenden euro’s.

Hoe werkt dat in de praktijk? Eigenlijk werkt het zoals vanouds, er is brand, de BHV wordt gealarmeerd en komt met een 6 ltr blusser na plm. 1 ½ minuut ter plaatse. Maar daar hebben al andere medewerkers met de ter plaatse aanwezige spray blussers, de brand al lang geblust. Met name dit geeft het extra veiligheids niveau weer. Welke voordelen geeft dit nu? Door de toepassing van het Prymos concept blijft de gehele BHV organisatie (en hun taken) in stand. Er wordt alleen een extra beveiligings “trap” toegevoegd om in de eerste cruciale 10 seconden iets te kunnen doen. Hierdoor neemt het risico van het uitbreken van brand enorm af, mits er mensen en sprayblussers aanwezig zijn. Tevens is er veel minder schade in de ruimste zin! Daarnaast hebben de spray blussers een houdbaarheidsdatum (3 ½ jaar) en hoeven tussentijds niet door externen te worden gecontroleerd (besparend en geen verstoring). Wat over blijft is uitsluitend een interne eenvoudige aanwezigheid controle tijdens de RI&E ronde. Deze“nieuwe” kijk op de brandveiligheid wordt onderschreven door een objectief onderzoek van de Duitse Post/DHL. De tekst van dit onderzoek is beschikbaar op onze site (Duitstalig). Graag kijken wij samen met u naar oplossingen in uw bedrijf in combinatie met deze nieuwe visie op brandveiligheid. Daarbij kunnen we met ons kosten/baten analyse programma voor u de besparingen berekenen. Prymos heeft ook een vetblusser speciaal voor de Horeca ontwikkeld. Deze brandblus spray kan 40 liter vet blussen en heeft dezelfde capaciteit als een 2 liter schuimblusser maar heeft de grootte van een spuitbus (960 ml) en is veel sneler en simpeler te gebruiken.

schade in € / tijd in sec. 80000

In de vernieuwde prymos visie zijn er uitsluitend (naast haspels) voor de BHV’ers 10 stuks 6 ltr. blussers aanwezig op strategische plaatsen (bv. op de gang of in het trappenhuis). De 45 “overbodige” blussers worden op de werkplekken vervangen door een dubbel aantal spray blussers. Zo kan er met 90 spray blussers (binnen 10 seconden) overal en door IEDEREEN geblust worden.

70000 60000 50000

Voordat de BHV’ers komen kan nu IEDEREEN in de eerste minuut blussen! Dat beperkt schade, letsel en risico!

40000 30000 20000 10000 0 0

10

20

30

40

50

60

70

80

90 100 110 120 120

Meer informatie is te vinden op www.prymos.nl 55


56

I

NIBHV VEILIGHEID 58 2014


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.