8 minute read

ONDERZOEK: Heeft zittenblijven zin?

Heeft zittenblijven zin?

Tekst Seppe Goossens Beeld Alexandra Bertels

Elk jaar kraken leraren harde noten in juni: zittenblijven of overgaan? Ze wikken en wegen op basis van cijfers, context, eerdere ervaringen. En volgen soms ook buikgevoel. Maar wat zegt de wetenschap? Onderzoeker Mieke Goos vertelt wat de impact van zittenblijven is. Directeur Yvan gunt je een blik achter de gesloten deuren van de klassenraad.

Mieke Goos: “Eerst even de cijfers: Vlaanderen staat in de top vijf van Europa wat het aantal zittenblijvers betreft. Eén op de acht kinderen doet een jaar langer over de lagere school. In het secundair blijft één op de zeven leerlingen minstens één keer zitten. In totaal blijft liefst één op de vier leerlingen minstens één keer zitten tijdens zijn schoolloopbaan. In de lagere school is het eerste leerjaar dé plek waar leerlingen het vaakst haperen. In het secundair spannen het derde en het vijfde jaar de kroon, de oneven jaren na een studiekeuze. En het overkomt jongens duidelijk vaker dan meisjes, althans in het secundair: daar is liefst vijfenzestig procent van de zittenblijvers een jongen.”

APPELS EN PEREN “Onder leraren vind je voor- en tegenstanders van zittenblijven. Maar ook wetenschappers raken het niet altijd eens. Dat komt omdat niet elke onderzoeker dezelfde criteria hanteert. Kijk je naar effecten op korte of lange termijn? Vergelijk je zittenblijvers met leeftijdsgenoten of met hun nieuwe klas? In onze metastudie verwerkten we elf eerdere onderzoeken en bekeken we zowel de korte als de lange termijn.”

“We vergeleken zittenblijvers met leerlingen die niet bleven zitten. Om te vermijden dat we appels met peren vergelijken, selecteerden we enkel studies die leerlingen met dezelfde achtergrond en dezelfde cijfers vergelijken. Het enige verschil: waar de eerste groep toch de kans kreeg om over te gaan, bleef de andere groep zitten. Dichter bij een interventie- en controlegroep kunnen we niet komen. Die leerlingen werden verder

ONDERWIJSINTERVENTIES ONDER DE LOEP

Deel 4: zittenblijven

IMPACT:

KOST:

De Education Endowment Foundation (EEF) werkte een Toolkit uit die conclusies uit onderwijsonderzoek presenteert. Het resultaat is een ‘menukaart’ die het potentiële effect en de kostprijs van interventies rangschikt, bespreekt en in perspectief plaatst. De Toolkit doet geen definitieve uitspraken over wat in een specifieke school werkt. Maar ze biedt info aan directeurs en leraren die vanuit een onderzoeksvraag onderbouwde keuzes willen maken, aangepast aan hun context.

Samen met kleinere klassen is zittenblijven de duurste ingreep uit de Toolkit. Veel studies zijn redelijk gedateerd en nieuw onderzoek met een interventie- en controlegroep botst op ethische dilemma’s. Effecten van zittenblijven, zowel positief als negatief, zijn moeilijk hard te maken.

-3

Wie is Mieke Goos?

• onderzoeker aan het expertisecentrum Art of Teaching (UCLL) en het Centrum voor

Onderwijseffectiviteit en -evaluatie (KU Leuven) • lector in de professionele bachelor lager onderwijs (UCLL)

opgevolgd. Wat deed zittenblijven met hun mentale welzijn en hun motivatie? Hoe evolueerden hun cijfers op korte en lange termijn? Hoe vaak haalden ze een diploma? De korte versie van onze bevindingen: op korte termijn zie je soms positieve effecten, vooral als leerlingen intensieve ondersteuning krijgen, maar op lange termijn is de impact overwegend negatief.”

BUIKGEVOEL “Leraren kijken verbaasd op van die conclusies. Hun gevoel zegt immers vaak iets anders. Dat is begrijpelijk: leraren registreren vooral de gevolgen op korte termijn. En zien hoe leerlingen het vaak beter doen bij een tweede poging. Logisch ook, herhaling werkt. Maar die bonus is van korte duur.”

“Objectief kijken naar leerlingen die je door en door kent, is bovendien aartsmoeilijk. En niemand kan eromheen: onderzoek toont dat leerlingen met een zwakkere sociale achtergrond vaker blijven zitten dan leerlingen uit kansrijke milieus, ook als ze exact dezelfde cijfers hebben. Voelen leraren meer druk van ouders met een hoger diploma of inkomen? Is je vertrouwen in een positieve afloop groter omdat je meer kansen op extra ondersteuning binnen het gezin ziet? Of interpreteren we signalen van kansarmoede verkeerd?”

“Vergeet niet dat leraren meestal zelf uit de middenklasse komen. Desinteresse bij ouders, een gebrek aan motivatie bij de leerling: soms schuilt achter die houding de schaamte om hulp te vragen. Ze gaan ervan uit dat een ambitieuze keuze niet voor hen weggelegd is. Of ze missen de achtergrond om hun weg te vinden in ons onderwijssysteem.”

BLINDE VLEK “Toch komt ook uit academische hoek kritiek op een negatieve beoordeling van zittenblijven. Sommige wetenschappers wijzen op de positieve kortetermijneffecten. Want wie de vergelijking maakt met jaargenoten, kan snel en duidelijk aantonen dat zittenblijvers beter scoren. Onderzoek naar de langetermijneffecten is voorlopig beperkter, ook in Vlaanderen. Vaak kan je immers pas na jaren duidelijke resultaten op tafel leggen. Om die discussie te beslechten, is meer onderzoek nodig.”

“Een andere belangrijke focus voor toekomstig onderzoek: wat is de invloed op klasgroepen en het algemene niveau van leerlingen? Wat gebeurt er als je altijd iedereen meeneemt? Grotere niveauverschillen in de klas leggen meer druk bij de leraar. En dus zien kritische stemmen een parallel tussen het dalende aantal zittenblijvers en de mindere PISA-scores. Toeval of niet? Ook dat kan enkel grondig onderzoek uitwijzen.”

GLAZEN BOL “Exact hetzelfde programma opnieuw afwerken, zonder extra ondersteuning, helpt een leerling niet vooruit. Daarover bestaat geen discussie. In ons lager onderwijs is een copy-paste sinds 2016 ook verboden. Als je naar het buitenland kijkt, zie je veel variatie. In Noorwegen blijft niemand zitten. In de VS zijn flexibele leertrajecten de norm. Dan vertraag je enkel voor vakken die moeilijk lopen. Maar in ons onderwijssysteem met jaarklassen vraagt dat veel van scholen. En wat heel verkeerd aanvoelt: als je ervoor kiest om een leerling extra te ondersteunen zodat hij toch de overstap kan maken naar een volgend leerjaar, krijg je daarvoor geen extra middelen. Terwijl een zittenblijver meestal een leerling is die een jaar langer blijft, en dus extra middelen oplevert.”

“Voorkomen is beter dan genezen. Leraren doen hun uiterste best om de achterstand van leerlingen tijdens het schooljaar weg te werken, en zien zittenblijven pas als een laatste noodgreep. Een lastige beslissing, die ze in eer en geweten nemen, met de beste bedoelingen. Want dat zittenblijven gemiddeld genomen een negatief effect heeft, betekent ook dat die beslissing voor sommige leerlingen misschien wél de juiste keuze kan zijn.”

“Aan leraren die straks op een deliberatie knopen moeten hakken, geef ik graag drie zaken mee. Ten eerste: vergeet niet dat honderd procent objectief blijven onmogelijk is. Ten tweede: als leraar zie je zelden de negatieve impact op lange termijn. Je hebt geen glazen bol en je kan nooit voorspellen hoe het voor die ene leerling uitdraait. Ten derde: een leerling gewoon laten zitten, werkt niet. Als je die ingrijpende beslissing neemt, vraag je dan meteen ook af: wat kunnen we anders doen om die leerling volgend schooljaar wél te helpen groeien?”

“Objectief kijken naar leerlingen die je door en door kent, is aartsmoeilijk”

Wie is Yvan Vonck?

• tien jaar directeur GO! atheneum Campus Kompas in Wetteren • gooit de lessentabellen vanaf volgend schooljaar om, met een mix van klastijd en begeleid zelfstandig werk

IN DE KLASSENRAAD Yvan: “Wij zijn een kleine school, driehonderd leerlingen in de tweede en derde graad. En dus kan ik als directeur zelf elke klassenraad voorzitten. Het is mijn taak om te bewaken dat elke beslissing correct tot stand komt. Dat ik iets verder van de leerlingen sta, helpt. Op een klassenraad heb je de leraren die het voortouw nemen, volgers en collega’s die meer op de achtergrond blijven. Die onderlinge dynamiek kan de beslissing bepalen, zeker bij de twijfelgevallen. Dan moet je als voorzitter van de klassenraad je rol opnemen. Ook de zwijgers en de tegenstem het woord geven. En de lastige vragen stellen: hoe heb je die leerling begeleid, hoe verklaar je dat tekort?”

“Soms raakt de discussie verhit, nemen emoties de bovenhand. Je gaf een leerling ontelbare kansen, en dan vragen je collega’s je om nóg eens over je hart te strijken en het belang van je vak te verloochenen? Zeker als die leerling het uithing, is het menselijk om de hakken in het zand te zetten. Maar een C-attest mag geen straf zijn, wel een oplossing. Een nieuwe kans voor een leerling die wat aanmodderde, maar de richting écht aankan. En voor wie we geen toekomstdeuren willen dichtgooien.”

“In onze school delen we alles bij elkaar weinig C-attesten uit. We zetten veel centen op goed oriënteren. Als een leraar aangeeft dat een leerling inhoudelijk stevig tekortkomt voor zijn vak, luister ik. Daarna zoeken we samen: in welke richting komen zijn talenten het best tot hun recht? Dat advies spreken we grondig met de leerling door. In onze school is Elektriciteit de enige optie met arbeidsfinaliteit. Soms kiezen leerlingen tegen hun interesses en voor hun vrienden, om toch hier op school te blijven. Ergens logisch: dat B-attest voelt als een mislukking, dan zoek je stabiliteit. Als je samen met die leerlingen al tijdens het schooljaar andere pistes uitzoekt, durven ze die stap wél zetten.”

“Op de moeilijkste beslissingen bots je bij leerlingen die een heel jaar niet laten zien wat ze kunnen en voor het ene na het andere vak onvoldoendes halen. Meestal heeft dat een diepere oorzaak: problemen thuis, of ze voelen zich niet goed in hun vel. Pak je dan de oorzaak wel aan door ze te laten zittenblijven? Voor die leerlingen schieten we nog tekort. Daarom volgen we ze vanaf volgend jaar korter op: meer eigenaarschap over hun leerproces en elke twee weken een gesprek met de klascoach. Problemen die anders pas op de volgende klassenraad aan de oppervlakte komen, willen we zo voor zijn.”

“B- of C-attesten uitdelen, we doen het met de grootste zorg. En altijd in het belang van leerlingen. Soms houden we het bij een advies tot heroriëntering. Maar dat is niet bindend, en ouders zijn niet altijd bereid om het te volgen. Dan schuiven de problemen mee naar het volgende schooljaar en leiden ze met vertraging toch tot een B- of C-attest. En tegelijk moet je achteraf soms toegeven dat je je vergist hebt, en die leerling een pak verder springt dan je voor mogelijk hield. Het besef dat je nooit helemaal weet waartoe een leerling in staat is: die twijfel houdt me scherp telkens ik een klassenraad binnenstap.”

This article is from: