12 minute read

INTERVIEW: Arnout Hauben “Endorfi nes opwekken, kan in elk vak”

Next Article
DOSSIER: Teamzorg

DOSSIER: Teamzorg

“Verhalen zijn het smeermiddel van je leerstof”

Tekst Leen Leemans Beeld Thomas Sweertvaegher

Documentairemaker Arnout Hauben gidst met zijn programma’s een klas van ruim een miljoen Vlamingen door de Europese geschiedenis. En boeit en ontroert hen telkens weer. “Ik maak er een beleving van door verhalen te vertellen. Ook leraren kunnen via storytelling de leerlingen op de laatste rij geboeid krijgen.”

“Leraren kunnen bakens zijn die hun leerlingen richting geven”

In je tv-programma’s komt de rebel in jou af en toe boven. Wat voor een leerling was je?

Arnout Hauben: “Nogal een sjarel. In het secundair slaagde ik elk jaar met de hakken over de sloot, tot in het vijfde. Dat jaar moest ik overdoen, mijn eerste grote mislukking in mijn schoolcarrière. Mijn haar hing tot op mijn schouders, ik was hoofdleider van de KSA: ik was met alles bezig, behalve met school. Of toch niet genoeg. Ik hielp andere leerlingen, ging graag op kamp, was bezig met de groep. Maar een grote student was ik niet. Alhoewel er een stigma rond hing, is zittenblijven mijn zegen geweest. Ik botste in mijn nieuwe school op goede leraren. Ze zagen dat ik van de Hand Gods geslagen was en ze trokken me erdoor. Daar kwam ik op het spoor van documentairemaker terecht.”

“Toen ik onlangs een lezing gaf in Leuven, kwamen heel wat van mijn leraren – geschiedenis, Nederlands, wiskunde … – luisteren en supporteren. Dat ze me achteraf aanklampten met ‘goed gedaan, Arnout’ maakte me emotioneel. Ze herinnerden zich nog dat ze me aan mijn kraag omhoog sleurden en moed gaven. ‘Allez jong, laat je niet kennen, doe voort.’ Dat leraren bakens in je leven kunnen zijn die je naar links of naar rechts sturen, wordt toch vaak onderschat. Meer nog dan je ouders, die de macht representeren.”

Heb je zelf de stap naar de klas overwogen?

Arnout Hauben: “Lesgeven lag wel in de lijn der verwachtingen. Mijn ouders staan allebei in het onderwijs. Net als al mijn neven en nichten. Mijn grootvader – de stamvader aan moederskant – was hoofdonderwijzer in een klein West-Vlaams dorp. Samen met de notaris, den doktoor en de burgemeester runde hij het dorp. Hij was een inspirerend figuur, ook in mijn leven. Hij leidde het koor, ging naar het voetbal, maar was ook creatief. Heel streng, maar rechtvaardig en grappig. Als ik geen filmopleiding had gevolgd, was ik wellicht in het onderwijs of de sociale sector terechtgekomen. Mijn documentairewerk leunt daar sowieso heel dicht tegenaan.”

Mensen noemen je wel eens ‘de geschiedenisleraar naar wie je wél wil luisteren’.

Arnout Hauben: “Als je met geschiedenis aankomt, beginnen jongeren al met hun ogen te rollen. Ten onrechte. Geschiedenis, wiskunde of aardrijkskunde: niet de materie, maar de manier waarop je vertelt, maakt iets boeiend. Iedereen herinnert zich wel een leraar die de leerstof zo bracht dat je wél luisterde, ook al was je er totaal niet in geïnteresseerd. Ik had maar drie uur wiskunde, maar meneer Brocatus slaagde erin even endorfines door mijn lijf te jagen als ik een vraagstuk kon oplossen.”

“Geschiedenis zit vol kleine en grote menselijke verhalen. Daarom probeer ik van mijn programma’s een beleving te maken, in plaats van enkel droge informatie te geven. Dat doe ik met verhalen. Leraren zijn bij uitstek mensen die ook aan storytelling moeten doen. En die zichzelf af en toe moeten heruitvinden. Anders komen ze in een karrenspoor terecht.”

Komen de verhalen vanzelf naar je toe als je op pad trekt?

Arnout Hauben: “Ik ga op dezelfde manier te werk als hoe mijn moeder geschiedenis, godsdienst en Nederlands gaf in de eerste graad van het secundair. Voor ik op reis vertrek, bereid ik me minutieus voor: ik ken mijn les, ik weet wat er in welk dorp gebeurd is. Dan ga ik op pad. Ik probeer mijn ‘leerstof’ te vertellen via verhalen van mensen die ik onverwacht tegenkom – zij zijn het smeermiddel. Voelen wat de ambiance is om daar een stukje je verhaal op te enten, net zoals wanneer een leerling een scherpe vraag stelt of een klas niet helemaal in vorm is. Als er dan iets onverwachts gebeurt, schiet je niet in een kramp, maar draai je dat in je voordeel. En sluit je dat aan op de puzzelstukken van je voorbereiding. Dat kan ik goed. Ik gedij wel op wat chaos.”

Je bent heel nieuwsgierig, maar nooit op zoek naar sensatie. Vertellen mensen daarom zoveel?

Arnout Hauben: “Hoe je luistert, iemand benadert, wat je zelf vertelt, bepaalt veel. Communicatie is heel complex, ook de sfeer en de setting spelen mee. Met een VRT-busje uit Brussel komen en een grote camera richten, is heel invasief in iemands leven. Daarom reis ik te voet, stel ik mij op gelijke hoogte op, creëer ik geen machtsverhouding.”

“In de klas speelt dat ook: vroeger stonden leraren vooraan in een kostuum, ver van ons. Leraar-leerling was een machtsverhouding. De interactie loopt stroever dan wanneer een leraar zichzelf op een slimme manier op dezelfde hoogte zet. Je kan je daar ook in verliezen want leraren of journalisten die zich te veel opstellen als vrienden, spelen al snel hun gezag kwijt.”

Wie is Arnout Hauben?

• studeerde documentaire aan de filmschool Sint-Lukas Brussel • richtte in 2011 productiehuis De Chinezen op • maakt avontuurlijke, historische programma’s zoals ‘Ten Oorlog I en II’,

‘Rond de Noordzee’ en ‘Dwars door België en de Lage Landen’

“Niet de materie, maar de manier waarop je vertelt, maakt iets boeiend”

Zijn ‘les petites histoires’ je tovermiddel?

Arnout Hauben: “Ik vertel de geschiedenis altijd vanuit mensen. Ik leg snel het grotere kader uit en ga dan op zoek naar hoe de gewone mens dat beleefd heeft. Als je geschiedenis geeft, wil je in de breedte en de diepte gaan. Vaak is het verleden een heel mannelijk verhaal van veroveren en veroverd worden. Heel alfa. Ik ga op zoek naar hoe een vrouw dat beleefde, hoe een kind dat zag. Of ik lees het dagboek van een soldaat in de loopgraven. Ik vertel het verhaal van mensen die vergeten worden of tussen de plooien van de geschiedenis vallen. Daar herkennen mensen zich in. ‘Dat had ik kunnen zijn, of mijn moeder.’ Dat spreekt mensen aan omdat het een beetje hun eigen verhaal is.”

“Ik vraag dikwijls aan mijn camera- en geluidsman ‘Begrijpen jullie het, verdwaal ik niet in expertentaal?’ Ik mik met mijn documentaires op niveau eerste secundair. Zij zijn mijn toetssteen: slaag ik erin iets moeilijks aan die gasten uit te leggen? Met geschiedenis kan dat: de krachtlijnen helder uitleggen. Als ik het gevoel heb dat daar het tandwiel pakt, dan ben ik geslaagd. Ik maak geen programma voor Canvas, maar wel voor een klas van een miljoen. Dat is veel moeilijker. Je moet ze allemaal mee hebben en in de klas houden zonder dat de eerste gefrustreerd is. En de laatste ook niet. Ge ziet, er schuilt een leraar in mij!”

Geef je je bagage ook door aan je kinderen?

Arnout Hauben: “Mijn zoon is een jaar met de rugzak weg. Mijn dochter zit in het secundair en kreeg recent het compliment dat ze een grote algemene kennis heeft. Ik ben blij dat hun interesses zich niet te fel beperken. Ik probeer ze veel aan te reiken op een zachte manier, zoals een boek dat geen verplicht nummer is voor school.”

“Mijn ouders – vader professor en moeder leraar geschiedenis, godsdienst, Nederlands – reikten mij ook veel aan, maar als tiener verzet je je daartegen. We gingen elke zomer met de Lada naar Frankrijk, met de vier kinderen, ik in de koffer. De discussie over wat we gingen doen, begon al in de auto. Dat was zwaar onderhandelen: een dag iets bezoeken, een dag zwemmen. Ouders kunnen maar aanreiken en kinderen zullen zich verzetten, maar er is een gulden middenweg en er blijven altijd wel zaadjes hangen.”

Stel dat die carrièreswitch er toch ooit komt, welk vak zou je dan geven?

Arnout Hauben: “Zoals ons moeder, geschiedenis geven in de eerste graad secundair. Of Nederlands, of godsdienst. In gesprek gaan met leerlingen. Het gevoel hebben dat ik verhalen kan vertellen of ze eens mee naar buiten kan nemen.”

“Maar wat ik als mijn hoofdtaak zou zien: iedereen hun eigen stem laten vinden. Zoals ik die ook heb moeten vinden. Dat doe je door veel aan te bieden vanuit je vak, maar je tegelijkertijd niet blind te staren of te beperken tot wat je zelf wil vertellen en in hun hoofd steken. Altijd de reflex maken: wat kunnen de leerlingen ermee, helpt het ze om een identiteit op te bouwen? Alleen zo worden ze fijne, sterke mensen. Dat is toch het belangrijkste?”

“Ik nodig iedereen uit om het examen geschiedenis van het zesde jaar secundair opnieuw te doen. Je zal niet slagen. Er blijft niet ontzettend veel plakken van de leerstof. Waar gaat onderwijs dan wel over? Je werkt aan mensen, aan een manier van zijn, van kijken, aan interesses ontwikkelen, aan hoe je zelf betekenis geeft aan je leven en aan de wereld rond jou. Dat doen we allemaal samen. Amen. Ik moet echt ooit godsdienst geven.”

“De belangrijkste taak van leraren is leerlingen hun eigen stem laten vinden”

Advertentie

Wie is Ali El Marchouhi?

• leraar L.O. en wiskunde in Stedelijk Lyceum

Linkeroever (tweede graad aso-tso) • werkte via startbanenproject JoJo als jongerencoach in Stedelijk Lyceum Cadix (kso) • haalde zijn diploma secundair via de examencommissie en het tweedekansonderwijs

Brief aan mijn jongere zelf

Toen hij op zijn vijftiende in de waterval terechtkwam, voelde Ali zich machteloos en gelaten. Vandaag is hij een optimistische leraar met een groot hart voor leerlingen.

Hey Ali

Eindelijk, op je 25e, heb je dat diploma secundair op zak. Je kan aan de lerarenopleiding beginnen. Je fietst er vast even vlot door als door je vorming jongerencoach in het avondonderwijs. Nooit zal je vergeten dankzij wie je daar kwam: “Wat doe jij hier, Ali?” Je hoort het de jongerencoach in het middelbaar nog zeggen. Je was achttien en zat in 4 Hout. Hij was de eerste die zag dat jij een mensen-mens bent. Je volgde in zijn voetsporen.

Je JoJo-stage op de kunsthumaniora mondde uit in een job die je vijf jaar lang met hart en ziel deed en die je kleine wereld verruimde. Je eigen worsteling in het secundair maakte jou alleen maar geloofwaardiger. Al moest je zelf eerst leren met je emoties om te gaan. Je had ze sinds het vroege overlijden van je papa weggestopt.

Nu is de tijd rijp voor een nieuwe uitdaging: leraar worden. Een betere dan die in 3 STW ooit – ze moest eens weten waar jij nu staat. Eentje die met leerlingen práát. In wiskunde ben je sterk en je bent een sportieve gast, dus ga voluit voor de combinatie met L.O. Je vrienden geloven in je. Al waarschuwen ze ook: “Wacht maar tot je moet solliciteren.” Ze krijgen ongelijk!

Je stages verlopen straks vlot: door je ervaring heb je de klas in de hand. Bij je lesvoorbereidingen zoek je telkens naar een sterke instap. Ook in je latere school zal je dat doen. Leerlingen die zeggen ‘ik kan geen wiskunde’ trek je over de meet met je ‘trucjes’ en bijles. Jij kiest dit vak niet voor de zeventig procent leerlingen bij wie het vlot gaat. Jouw uitdaging zit in die andere dertig. Die doen slagen, is missie voltooid.

Jouw geheim als leraar, Ali? Je bent altijd jezelf. Leerlingen volgen je bijzondere reisverhalen – Kirgizië! – op Instagram en in de klas ‘dissen’ jullie elkaar. Je toont ook oprechte interesse. In het weekend ga je kijken naar hun voetbalwedstrijd. En wie het niet breed heeft, geef je discreet een paar schoenen door. Een ‘moeilijk publiek’? Van dat soort veralgemeningen moet jij niets weten.

Langetermijnplannen zal jij nooit doen. Zodra lesgeven routine wordt, kies je wel een ander pad. Want je wil gelukkig zijn. Ook voor je leerlingen. Een goedlachse leraar, dat verdienen ze.

Tekst Nele Beerens Beeld Tine Schoemaker

Tijd voor ontbijt?

Beeld Emilie Bonjé Tekst Cherline De Maeght

Als leraar weet je niet met wie, waar en wat je leerlingen ontbeten hebben. Houden ze het in je klas een hele ochtend vol op vlokken, een banaan of een energiedrankje? Klasse checkte het bij negen zesdejaars van GO! Atheneum Voskenslaan. Doe jij dat ook bij jouw klas?

Robbe woont bij zijn oma. Elke ochtend zet ze een pot ontbijtgranen en drinkyoghurt voor hem klaar. Voor een boterham met opgegoten koffie past hij.

Sema vult ’s morgens vooral haar hersenen. Dagelijks kraakt ze een energiedrankje om wakker te worden. Meestal net voor de schoolbel rinkelt.

Marie kiest voor een zelfgerolde sigaret onderweg, tussen de vriendinnen. Honger knaagt pas om 10 uur. Die stilt ze met een koekje op de speelplaats.

Nour krijgt ’s morgens moeilijk wat binnen. Dus presenteert haar mama dadels, besjes en sesamkoekjes als niet te weerstaan gezond snoepgoed.

Owen durft zich wel eens te verslapen. Dan is er voor ontbijt geen tijd. Maar wel die kleine angst: zullen mijn hersenen zonder energiebron functioneren?

Louise knabbelt onderweg een boterham binnen. Zo kan ze langer onder de wol blijven liggen. Melk mag niet ontbreken. Daaraan is ze verslaafd.

Lotte staat elke dag om 6 uur op want ze moet vijftig minuten de bus op. Haar papa is haar wekker en zet havermoutvlokken en brooddoos klaar. Mama, broer en zus slapen nog.

Keana kent vlot de weg naar de supermarkt om de hoek. De geur van afgebakken ontbijtkoeken kan ze moeilijk weerstaan.

Felix kiest voor een banaan wanneer hij zich moet haasten. Is hij op tijd uit bed geraakt? Dan slorpt hij wat met melk overgoten cornflakes naar binnen.

This article is from: