18 minute read

1.2 De talgklieren

talgklieren

vellushaarfollikels

Advertisement

Talgklieren (Glandulae sebaceae) bestaan uit afzonderlijke groepjes cellen of uit grote en complexe groepen zak- of trosvormige (alveolaire) klieren. Ze zijn gelegen in de oppervlakkige laag van de cutis. Via een afvoerbuisje, dat het haarzakje doorboort, scheiden de talgklieren een vettige substantie af, de talg of huidsmeer (Sebum cutaneum). Meestal bevinden zich twee talgklieren bij één haarzakje. Het grootste gedeelte van de talgklier bevindt zich tussen de haarschacht en het haarspiertje.

Verreweg het grootste aantal is gebonden aan de aanwezigheid van haren. De haarfollikels dienen ook als afvoergang voor de talg. Slechts op enkele plaatsen, zoals in de huid van de lippen, van de neusvleugels en op het overgangsgebied van huid naar slijmvlies, komen de talgkliertjes niet gebonden aan de aanwezigheid van haren voor. Hier hebben ze een ‘eigen’ porie voor de directe afvoer van de talg naar het huidoppervlak. Talgklieren ontbreken volledig in de handpalm, aan de voetzool, tussen de vingers en tenen. Zij zijn onderling verschillend van grootte. Het aantal talgklieren in de huid is veel minder groot dan het aantal zweetklieren. Met uitzondering van de handpalmen en de voetzolen komen zij over het gehele lichaam voor. In het ene huidgebied zijn ze talrijker dan in het andere. Ook in littekenweefsel, dat zich bij herstel na een weefselbeschadiging vormt, komen geen talgklieren, haren en zweetklieren meer voor.

Soorten talgklieren

Er zijn verschillende soorten haarfollikels met daarbij behorende talgklieren. We onderscheiden: A de vellushaarfollikels. Deze komen zeer talrijk voor. De follikel is nauw, de zich daarin bevindende haar dun en het bijbehorende kleine enkelvoudige talgkliertje gelobd. Het ligt hoog in de lederhuid. Dit soort talgkliertjes produceren weinig van de vetsubstantie, die zich op het huidoppervlak bevindt; A B C

B de talgklier of sebumfollikel. Deze talgklieren zijn groot, meervoudig gelobd, de follikel is wijd, terwijl de zich daarin bevindende haar dun is. In deze situatie is er relatief veel ruimte tussen haar en haarfollikelwand, waardoor zich hier talg en hoorncellen kunnen ophopen. Dit soort talgklier is hormonaal zeer gevoelig voor androgenen. Deze kunnen er voor zorgen dat het talgklierlichaam groter wordt en de talgproductie toeneemt. Daardoor komt juist bij dit soort talgklieren het acneprobleem voor; C de terminaalhaarfollikel. Het stijve, relatief dikke haar vult bij deze follikel het haarzakje bijna helemaal op. Er is dus geen ruimte tussen haar en haarfollikelwand, zoals bij de talgklierfollikel. Het meervoudig gelobde klierlichaam produceert vooral de talg om de haren soepel te houden. Dit soort follikels ligt dieper in de lederhuid dan de andere twee soorten; • de solitaire talgklier. Slechts op enkele plaatsen, zoals in de huid van de lippen, van de neusvleugels en op het overgangsgebied van huid naar slijmvlies, komen de talgkliertjes niet gebonden aan de aanwezigheid van haren voor. Hier hebben ze een ‘eigen’ porie voor de directe afvoer van de talg naar het huidoppervlak. Dit zijn de zogenaamde solitaire talgklieren. talgklier of sebumfollikel

terminaalhaarfollikel

solitaire talgklier

klierlichaam

Bouw van de talgklieren

Elke talgklier bestaat uit een klierlichaam (acinus/acini) dat is samengesteld uit een aantal zak- of trosvormige klierkwabjes. Aan de buitenkant Epitheelcellen is het bekleed met een dun laagje bindweefsel. Aan de binnenkant ligt het basale membraan, waarop de kliercellen (die het eigenlijke klierweefsel vormen) liggen. Deze kliercellen in het randgebied van Haarvat het klierlichaam vormen van onder af steeds nieuwe cellen, waarna de ‘oude’ cellen naar binnen in de kliercel worden geschoven. Bij deze verplaatsing naar het centrum van het klierlichaam veranderen de cellen van karakter en van vorm. De kliercellen slaan tijdens hun ontwikkeling grote hoeveelheden vet op in het cytoplasma. Ze nemen kleine vetdruppels op, die steeds groter worden en tenslotte de gehele cel opvullen. De celkern wordt

Afvoerbuis

Klierzakje

Kliercel

functie van talg

hydrolipidenfilm

samenstelling van talg

vrije vetzuren palmitinezuur stearinezuur

stearinen vetalcoholen ergosterol cholesterol

glyceriden triglyceriden hierbij tegen de wand gedrukt, sterft af en barst open. Daarna lost de celwand op en uit de celresten ontstaat een vormloze vetmassa. Daarnaast vormen de kliercellen zelf ook lipiden. In het afvoerbuisje van de talgklier wordt deze vetmassa vermengd met hoorncellen, die aan de binnenwand van het klierbuisje worden afgestoten. Net als de wand van het haarzakje is ook de wand van het afvoerbuisje opgebouwd uit bindweefselelementen (buitenkant) en epitheelweefsel (binnenkant). Talg is dus een vettige substantie, samengesteld uit vetstoffen van te gronde gegane kliercellen, vermengd met hoorncellen. De opstuwing van de talgsubstantie naar het huidoppervlak vindt plaats door de steeds opnieuw afgestoten kliercellen in het klierlichaam.

Functie van talg

Talg, een mengsel van vetten, cellen en vrije zuren, voorziet de huid en het haar van lipiden en biedt zo onder andere bescherming tegen uitdroging van huid en haren. Ook voorkomt de talg een te sterke vochtverdamping door de hydrofiele (waterminnende) eigenschappen. De talg vormt hiervoor met het zweet een emulsie, de hydrolipidenfilm die een medebepalende factor voor de zuurgraad is. Bovendien zijn de vetzuren in de talg met het zweet en de zuurstof in de omringende lucht componenten (bestanddelen) nodig voor de zuurgraad. Deze zuurgraad dient (zoals eerder vermeld) als afweer tegen ziekteverwekkende microben. De sturing van de talgproductie is een complexe aangelegenheid, waar we nog niet alles van weten.

Samenstelling van talg

De talg bestaat uit vetstoffen van de kliercellen vermengd met hoorncellen. De belangrijkste stoffen in de talg zijn: • vrije vetzuren (verzadigde vetzuren palmitine- en stearinezuur, onverzadigd vetzuur oliezuur of oleïne (hoofdzakelijk in olijfolie); • stearinen (vrije aromatische vetalcoholen), ergosterol en cholesterol (provitamine D2 en D3). Als de huid aan ultraviolette bestraling (van zon of hoogtezon) wordt blootgesteld, worden ergosterol en cholesterol in vitamine D2 en D3 omgezet. Deze vitaminen zijn van belang voor de kalkhuishouding in ons lichaam. Onder andere daarom is het noodzakelijk de huid af en toe aan de zon bloot te stellen. • glyceriden (± 50%) (verbindingen van vetzuren met glycerol = glycerolesters waaronder triglyceriden (± 32%) (bij triglyceriden zijn

drie moleculen van de vetzuren gebonden aan glycerol). Deze zijn belangrijk voor de vorming van de fosfolipiden, die onder andere de celmembranen vormen; • resten van de talgkliercellen; • squaleen (onverzadigde koolwaterstof). Squaleen absorbeert zuurstof en werkt als bactericide op de huid; • sporen van lipoïdachtige stoffen. Talg is een olieachtige substantie met twee functies. Het vormt een barrièrelaag om de huid te beschermen tegen uitdroging en daarnaast zorgt het voor een zuur milieu van de huid door de vetzuren en de omzetting van vetzuren naar zuren door de normale huidflora. squaleen

lipoïde stoffen

Hoeveelheid talg

De hoeveelheid talg die door de talgklieren wordt afgescheiden, hangt af van verschillende factoren. Bij een te overvloedige talgafscheiding verdikt de talgsubstantie zich. We spreken dan van een vette huid of seborroe. Dit soort talg bevat over het algemeen te veel glyceriden. Ook de zuurgraad wordt dan afgezwakt. Om de zuurgraad weer te versterken kun je producten gebruiken met een pH van ± 4 tot 4.8. Bij een overvette huid is de talgsubstantie iets veranderd en doet deze zich olie-achtig voor. We spreken dan van een seborroe oleosa. Deze vorm treffen we vooral aan bij jongeren. Bij een droge huid, sebostase, die ook vaak vochtarm is, komen er meestal te veel vrije vetzuren in de talg voor. Hierdoor verandert de hydrofiele eigenschap van de talg in een hydrofobe (waterafstotende). Normale talg is een vetachtige, dun vloeibare substantie, die onzichtbaar en gelijkmatig over het huidniveau wordt verspreid. De hoeveelheid geproduceerde talg hangt af van: • het aantal talgklieren per cm2 huid; • de soort talgklier; • de celactiviteit van de kliercellen; • de voeding (waaronder vitamine A); • hormonale invloeden; • psychosomatische invloeden. hoeveelheid talg

seborroe

seborroe oleasa sebostase

Aantal

Het aantal talgklieren per cm2 huid is verschillend en afhankelijk van het huidgebied. De meeste, en ook de grootste, talgklieren zijn te vinden in het midden van de gezichtshuid op de neus (waar je de

celactiviteit van de talgklier

voeding uitmondingen altijd met het blote oog als poriën kan zien), op de huid van de schouders, ter hoogte van het borstbeen en in het midden van de rug. Vooral in de huid van de oogleden komen daarentegen weer minder talgkliertjes in voor. De talgklieren die horen bij de sebumfollikels geven het meeste kans op acne.

Celactiviteit

De celactiviteit van de talgklier is mede afhankelijk van de weefselstofwisseling van de huid. In de jeugd is er een levendiger weefselstofwisseling, waardoor de ook celactiviteit van de talgklieren groter is. Bij de oudere huid met een verminderde weefselstofwisseling is ook de cel activiteit van de talgklieren kleiner. Mensen met een donkere huid hebben over het algemeen meer en grotere talgklieren, dus een vettere huid dan mensen met een blanke huid.

Voeding

Er is al veel geschreven over de relatie tussen voeding en talgafscheiding. Intussen is er ook veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de effecten van voeding op talgafscheiding. Deze onderzoeken zijn echter niet van kwaliteit en omvang dat daar duidelijke, onomstotelijke conclusies uit getrokken kunnen worden. Het wordt zeer onwaarschijnlijk geacht dat het sporadisch eten van bepaalde voedingsmiddelen leidt tot overvloedige talgafscheiding. Wel wordt gedacht dat het veelvuldig consumeren van producten met een hoge glycemische lading (koolhydraten), zuivelproducten en varkensvlees (dierlijke vetten) kan leiden tot een verstoorde talgafscheiding.

Van bepaalde voedingsmiddelen weten we dat ze het bloedsuikerpeil en in reactie daarop het insulinepeil in het lichaam extreem laten stijgen. Voorbeelden van deze voedingsmiddelen zijn: aardappelen, witte rijst, wit brood, zoete snacks. Door de stijging van het bloedsuiker- en insulinepeil wordt glucose in de vetcellen van ons lichaam omgezet in vetten. Hierdoor kan de talgproductie gestimuleerd worden. Zuivelproducten zijn ook mogelijke veroorzakers van een verstoorde talgklierfunctie. Zuivel bevat natuurlijke hormonen van de drachtige koe, omdat zij melk produceert dat eigenlijk voor een kalf bedoeld is. Deze natuurlijke hormonen stimuleren de talgklieren tot extra aanmaak van talg. Daarnaast raakt ook de hormoonspiegel van de mens van slag door de hormonen in de melk, waardoor de talgproductie toeneemt.

Vetten in voeding

De voeding kan voor de talgklieren meer of minder aanbod van vetten betekenen. Niet alleen de hoeveelheid vetten, maar vooral de soort vetten is belangrijk. Uit onderzoek is gebleken dat voeding waarin veel vetten met verzadigde vetzuren voorkomen (dat zijn vooral de vaste vetten van dierlijke afkomst) de talgklierafscheiding vermeerderd wordt, terwijl ook de consistentie (de vastheid of vloeibaarheidsgraad) van de talg beïnvloed wordt. De talg wordt door dit soort vetten ingedikt en pasteus (deegachtig). Te dikke talg kan niet naar het huidoppervlak afvloeien maar blijft als een propje in het afvoerbuisje achter; de comedo. Vooral plantaardige vetvoeding met onverzadigde en meervoudig onverzadigde vetzuren maken de talgsubstantie meer vloeibaar, zodat het beter kan afvloeien.

Voedingsmiddelen met verzadigde vetzuren zijn ook mogelijk veroorzakers van verergering van acne. Voorbeelden van producten met dierlijke vetten (met veel verzadigde vetzuren) zijn: • slagroom (30%); • kaas (20-35%); • vlees (20-30%); • melk (4%); • boter (50-60%); • mayonaise (90%).

Voorbeelden van plantaardige verzadigde vetzuren zijn cacaoboter en kokosvet. Dat zit bijvoorbeeld in chocolade (30%). Hoewel verzadigde vetten nodig zijn voor het leveren van energie, vernieuwing van de celvliezen, de vorming van hormonen en het voorzien van zachte beschermlagen rond de organen hebben ze ook grote invloed op de talgklierwerking en daarmee ook op het eventueel verschijnen van acne. Met name de verzadigde vetzuren stearine- en palmitinezuur zijn in dit opzicht van belang.

stearinezuur

palmitinezuur

myristinezuur

laurinezuur

vitamine A

vitamine B3

Stearinezuur

Stearinezuur of in de chemie ook wel n-octadecaanzuur genoemd, is een lange keten verzadigd vetzuur. Het komt met name in dierlijke vetten (25%) voor, maar sommige plantaardige vetten en olien bevatten ook wat stearinezuur. Chocolade bijvoorbeeld bevat 35% stearinezuur. In andere voedselbronnen komt het maar 1 tot 2% voor. We vinden het ook in raap-, soja-, zonnebloem- en maisolie.

Palmitinezuur

Palmitinezuur is een verzadigd vetzuur met 16 koolstofatomen. De IUPAC-naam is daarom ook hexadecaanzuur. Het is in normale omstandigheden een vaste stof (kleurloze of witte kristallen). Palmitinezuur komt onder meer voor in palm- en kokosolie (45%) en in dierlijke- en zuiveleiwitten (25%). Ook maakt het lichaam zelf palmitinezuur uit overtollige koolhydraten en eiwitten. Andere verzadigde vetzuren, die wel van belang zijn voor het functioneren van ons lichaam, maar niet specifiek voor de talgproductie, zijn laurinezuur en myristinezuur. Myristinezuur is een belangrijk vetzuur dat door het lichaam wordt aangewend om bepaalde eiwitten te stabiliseren, inclusief eiwitten die door het lichaam worden gebruikt om tumoren te bestrijden. We treffen het aan in margarine en ossenwit. Laurinezuur is een antimicrobieel vetzuur dat ook een stabiliserende functie heeft wanneer het zich hecht aan bepaalde eiwitten. Het zit vooral in kokos- en palmpitolie. Palmitinezuur, myristinezuur en laurinezuur verhogen het cholesterolgehalte, maar verlagen de cholesterol/HDL-cholesterolratio. Deze ratio is een sterkere indicatie voor het risico op hart- en vaatzieken dan alleen het totaal cholesterolgehalte. Deze vetzuren zitten in harde margarines en vet vlees. Stearinezuur en de korteketenvetzuren doen dit niet.

Vitamine

De voor de huid cruciale vitaminen zijn: • vitamine A (retinol) speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling en differentiatie van de huidcellen en de talgklierwerking. Bij een sebostase huid kan een tekort aan vitamine A leiden tot een droge en schilferige huid. Bij een seborroehuid kan een tekort aan vitamine A de talgklierwerking echter doen toenemen. In beide gevallen is het belangrijk dat de voeding voldoende caroteen bevat, dat in de lever tot vitamine A wordt omgezet; • vitamine B3 (niacinamide) verbetert de conditie van de huid op

zeer veel verschillende manieren en heeft hierdoor een sterk huidegaliserend vermogen; • vitamine C (ascorbic acid) zorgt voor de aanmaak van collageen en speelt een belangrijke rol bij wondgenezing; • vitamine E (tocopherol) is de van nature meest voorkomende vitamine in de huid, die via talgafscheiding de bovenste lagen van de gezichtshuid bereikt en daar bescherming biedt tegen schadelijke invloeden van buitenaf. vitamine C

vitamine E

Hormonen hormonen Allerlei lichaamsfuncties blijven met elkaar in balans dankzij de werking van chemische boodschapperstoffen. In de praktijk zal de (allround) schoonheidsspecialist met de gevolgen van de hormoonwerking op de huid te maken krijgen. Hormonen zijn afscheidingsproducten van endo- endocrienen criene klieren, die direct afgegeven worden aan Hypofyse het bloed. Via het bloed kunnen hormonen het Bijschildkliertjes Schildklier hele lichaam beïnvloeden. Hormoonklieren kunnen elkaar beïnvloeden en dat Projectie van het hart kan leiden tot activeren of Bijnier remmen van uitscheiden Eilandjes van Langerhals in de pancreas van hormonen. Belangrijke hormonen voor de acnespecialist zijn de hormonen Ovarium van de geslachtsklieren. Testis Deze hormonen bepalen het geslacht, maar ook de verschillen in lichaamslengte, spiermassa, lichaamsbouw en vetlaag bij een man en vrouw. De hypothalamus stuurt de hypofyse (hersenaanhangsel) aan in het hypothalamus uitscheiden van hormonen met een directe werking en een indirecte hypofyse werking. Een indirecte werking betekent dat de (glandotrope) hormonen andere endocriene klieren aanzetten tot afscheiding van hun hormoon.

hormonen met een directe werking groeihormoon pigmenthormoon

antidiuretisch hormoon oxytocine Hormonen met een directe werking zijn: • het groeihormoon: heeft invloed op lengtegroei, ontwikkeling van het spierweefsel en geslachtsorganen; • het pigmenthormoon: is verantwoordelijk voor een normale pigmentatie; • antidiuretisch hormoon: beïnvloedt de waterhuishouding in het lichaam en remt de urine-uitscheiding; • oxytocine: heeft een samentrekkende werking van de dikke darm en een samentrekkende werking van de baarmoeder bij een vrouw tijdens de bevalling.

hormonen met een indirecte werking thyreotrope hormoon luteotope hormoon (prolactine)

adrenocorticotrope hormoon mineralcorticoïden gluccocorticoïden

geslachtscorticoïden

gonadotrope hormoon follikel stimulerend hormoon luteïniserend hormoon Hormonen met een indirecte werking zijn: • thyreotrope hormoon dat de schildklier stimuleert tot afscheiding van het schildklierhormoon, thyroxine. Thyroxine beïnvloedt de stofwisseling in het lichaam; • luteotrope hormoon/prolactine stimuleert de borstklier van een vrouw tot afscheiding van moedermelk na de geboorte van een kind; • adrenocorticotrope hormoon prikkelt de bijnierschors tot afscheiding van corticoïden. Er zijn verschillende corticoïden: - mineralcorticoïden: beïnvloeden de water- en zoutuitscheiding; - gluccocorticoïden: beïnvloeden de koolhydraatstofwisseling en hebben een ontstekingsremmende invloed; - geslachtscorticoïden: beïnvloeden de processen omtrent de vruchtbaarheid, geslachtsontwikkeling, lichaamsvormen, bot- en spierontwikkeling, huid en haar (secundaire geslachtskenmerken). De geslachtscorticoïden zijn androgenen (mannelijke hormonen zoals testosteron), oestrogenen (vrouwelijke hormonen) en progesteron (vrouwelijke hormonen) afscheiden door de bijnieren bij een man en vrouw. Androgenen die door de bijnieren worden geproduceerd zijn adrenale androgenen. Door de hyperfunctie van adrenale androgenen kan acne ontstaan; • gonadotrope hormoon prikkelt de geslachtsorganen tot het afscheiden van geslachtshormonen; • follikel stimulerend hormoon: prikkelt eierstokken tot afscheiding van oestrogeen; • luteïniserend hormoon: prikkelt na de ovulatie de eierstokken tot afscheiden van progesteron.

De geslachtshormonen hebben veel invloed op de talgklierfunctie. Afhankelijk van de leeftijd komen deze in mindere of meerdere mate

in het bloed voor. Van de geslachtshormonen zijn het vooral de androgenen, die er bij een dominante (overheersende) invloed voor zorgen dat de talgklieren groter worden en de talgproductie wordt gestimuleerd. Androgenen worden zowel bij de man (in meerdere mate) als bij de vrouw (in mindere mate) door de bijnieren en de geslachtsklieren afgescheiden.

Androgenen

Het belangrijkste endogene androgene hormoon is testosteron. Het wordt gevormd in de testes en in mindere mate in de bijnieren. Bij vrouwen vormen de ovaria en de bijnieren er kleine hoeveelheden van (van betekenis voor het libido, het ovulatieproces en de lichaamsbeharing). De productie van androgenen staat onder invloed van het adrenocorticotroop hormoon (ACTH) in de bijnieren en het lutineïserend hormoon (LH) in de gonaden. ACTH en LH worden geproduceerd in de hypofyse. androgenen testosteron

Acne is een typische huidaandoening die wordt gekenmerkt door een overmatige productie van androgenen. Dit kunnen zowel testosteron, als ovariële en adrenale androgenen zijn. Androgenen zijn rechtstreeks van invloed op de vorming van hormonale acne, ze: • verhogen de talgproductie; • stimuleren de afscheiding van dode huidcellen; • verhogen de ontstekingsgevoeligheid. Dit geldt met name voor testosteron en dihydrotestosteron; • vertragen de wondgenezing. hormonale acne

Ook verzwakken androgenen de huidbarrière. Een gezonde huidbarrière zorgt ervoor dat de huid vocht vasthoudt en voorkomt dat

geslachtsklieren van een vrouw eierstokken oestrogeen progesteron

ovulatie bacteriën en andere pathogenen de huid kunnen binnendringen. Een zwakke huidbarrière maakt de huid ook kwetsbaar voor acne. Een andere aanwijzing dat androgenen een rol spelen bij de ontwikkeling van acne is dat zich bij ziekten die gepaard gaan met een overproductie van androgenen, zoals bepaalde tumoren en het polycysteusovariumsyndroom ook vaak acne manifesteert.

De geslachtsklieren van een vrouw zijn de eierstokken (ovaria). De eierstokken scheiden oestrogeen en progesteron af. Deze hormonen werken regelend op de menstruatiecyclus en de instandhouding van het baarmoederslijmvlies bij zwangerschap. Oestrogeen heeft een remmende werking op de talgklieren en progesteron heeft een stimulerende werking op de talgklieren.

Onder invloed van oestrogeen Hypofyse rijpt een eitje in de follikels van de eierstokken. Dit Progesteron proces duurt ongeveer 14 dagen. Oestrogeen LH FSH Zodra het rijpingsproces klaar is, barst de follikel open en wordt de eicel afgestoEierstok ten. Dit proces Gele lichaam Follikel wordt de ovulatie genoemd. Het eitje gaat via de eileiders op weg naar de baarmoeder en het eitje is één dag vruchtbaar. Het restant van de follikel blijft achter in de eierstokken en scheidt progesteron af. Dit hormoon zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies gereed wordt gemaakt voor het eitje. Wanneer het eitje niet bevrucht wordt, stopt na 14 dagen de werking van het progesteron en het oestrogeen. Op dat moment worden het baarmoederslijmvlies en eitje uitgestoten. Dit proces is de menstruatie. Indien het eitje wel bevrucht wordt, gaat de productie van progesteron door om het baarmoederslijmvlies geschikt te maken en te houden als bescherming voor de eicel.

Eierstok

De geslachtsklieren van een man zijn de zaadballen (testes). De testes scheidt het geslachtshormoon testosteron af. Testosteron is een mannelijk geslachtshormoon (androgeen). Testosteron zorgt voor de ontwikkeling van zaadcellen. geslachtsklieren van een man zaadballen, testes androgeen

ovariële androgenen

De mannelijke en vrouwelijke geslachtshormonen worden zowel in de bijnieren geproduceerd als in de geslachtsklieren. Bij een vrouw wordt 30% testosteron door eierstokken geproduceerd en 70% door de bijnieren. In de eierstokken wordt testosteron gevormd uit progesteron. Androgenen die geproduceerd worden door de eierstokken zijn ovariële androgenen. Bij een vrouw worden minder androgenen geproduceerd dan oestrogenen en progesteron. Bij een man worden meer androgenen dan oestrogenen en progesteron geproduceerd.

Testosteron en DHT

Wanneer er een hyperfunctie ontstaat van de mannelijke geslachtshormonen (androgenen) en dus te veel testosteron wordt geproduceerd, ontstaat er een sterke beharing, een seborroe en acne. Testosteron bereikt de talgklier via de het bloed. Onze huid verwerkt en creëert actief hormonen. Een voorbeeld hiervan is de omzetting van testosteron door het enzym 5ɑ (alfa)-reductase omgezet in het actievere 5ɑ-dihydrotestosteron (DHT), dat wel tot tien keer krachtiger is dan testosteron. Het enzym dat hiervoor verantwoordelijk is, is 5-alfa-reductase dat zich in de talgklier bevindt. Bij een acnehuid is dit enzym nog veel actiever. Hierdoor verergert de aandoening. 5ɑ (alfa)-reductase 5ɑ-dihydrotestosteron

Wanneer mannen een hoge 5-alpha-reductase activiteit hebben, kunnen ze al vroeg kaal worden. Dit enzym speelt een grote rol bij alopecia androgenetica: de erfelijke vorm van haaruitval.

Het enzym DHT heeft een hogere affiniteit voor de receptor van de talgkliercel en treedt op als versterker van het androgenen signaal. Door het enzym DHT ontstaat er een grotere gevoeligheid voor androgenen, waardoor de talgproductie gestimuleerd wordt.

Wanneer er een hyperfunctie ontstaat van de vrouwelijke hormonen en dus te veel oestrogenen worden geproduceerd, ontstaat er een alopecia androgenetica

insuline

IGF1 verfijning van de beharing en wordt de huid zachter, de talgklierwerking remt. Bij een hyperfunctie van de mannelijke geslachtscorticoiden (androgenen), dus een te hoge productie van testosteron door de bijnieren, ontstaat bij een vrouw hirsutisme en acne.

Activiteit geslachtshormonen

De relatie tussen geslachtshormonen en talgafscheiding is als volgt: In de kinderjaren: • weinig talgafscheiding; • nog geen afscheiding van geslachtshormonen door de geslachtsklieren. In de puberteitsjaren: • sterke toename van de talgafscheiding, vergroting van de talgklieren; • geslachtsklieren beginnen met hormoonafscheiding. Vrouwen tussen 2035 jaar: • een langzame vermindering van de talgafscheiding tijdens de meer stabiele lichamelijke volwassenheid; • normale productie van geslachtshormonen. Vrouwen tussen 3555 jaar: • vermindering van de talgafscheiding; • verminderde hormoonproductie van de geslachtshormonen. Vrouwen vanaf 55 jaar: • steeds droger worden van de huid door sterk verminderde talgafscheiding, verminderde huidstofwisseling en degeneratie van de talgklieren; • wijziging in de hormonale verhouding, de vrouwelijke geslachtsklieren scheiden geen geslachtshormonen meer af. Mannen: • na de puberteit blijft de afscheiding van androgene hormonen vrij constant, zodat mannen over het algemeen een vettere huid hebben dan vrouwen.

Insuline

Het hormoon insuline zorgt voor een goede regulatie van de bloedsuikerspiegels. Wanneer de insulinehuishouding verstoord is, wordt het lichaam gevoeliger voor (huid)infecties en (huid)ontstekingen. De productie van testosteron, Insulin-like Growth Factor (IGF-1) en Epidermaal Growth Factor (EFG) nemen boven-

This article is from: