

Stijn Ronsse

Het gevaar van de hongerklop
Niet investeren in het uitbouwen van innovatieprocessen en het opbouwen van kennis, hoeft op de korte termijn niet noodzakelijk een probleem te zijn. Op de langere termijn loert ‘een hongerklop’ dan echter om de hoek.
Iemand die af en toe de sportschoenen aantrekt kent het volgende ongetwijfeld: je bent volop aan het sporten, alles gaat goed, het lijkt alsof je niets kan overkomen, tot je plots geen stap of trap meer vooruit geraakt. Wat is er gebeurd? Een ‘hongerklop’. Je vergat te eten, bent door je energievoorraad heen en de weg vooruit lijkt eindeloos. Je kunt ondernemen wat je wil, niets zal nog helpen. Geen achterstand kan nog worden gedicht, geen voorsprong is nog uit te bouwen.
Innovatie is als drank en spijs tijdens het sporten. Je kunt op de korte termijn het gevoel hebben dat het niet nodig is, maar dat wreekt zich op de langere termijn. Wie niet voldoende investeert in vernieuwing, dreigt stil te vallen, achterop te geraken en wendbaarheid te verliezen. Net daarom is het broodnodig om op regelmatige basis te reflecteren over de noodzaak van vernieuwing en te bevragen of je meer kunt doen met hetzelfde, hetzelfde kunt doen met minder, hetzelfde beter/anders kunt doen of gewoon iets nieuws kunt doen.
Met de voeten in de operationele loopgraven is het niet eenvoudig om bovenstaande afweging te maken. Niet alleen is het van daaruit moeilijk om strategisch het hele slagveld te overzien, ook bevinden we ons vandaag in een perfecte storm van uitdagende veranderingen.
Denk bijvoorbeeld aan de digitale transformatie, klimaat- en milieu-uitdagingen, nieuwe communicatiemogelijkheden, verdienstelijking, veranderende businessmodellen, automatisatie, datarevoluties, snel opeenvolgende technologische mogelijkheden, externe schokken…

Dit maakt het voor bedrijven en andere organisaties moeilijk om door de bomen het bos te blijven zien en zicht te krijgen op: (1) huidige en toekomstige uitdagingen en opportuniteiten, (2) mogelijke antwoorden, (3) daaraan gekoppelde nieuw te ontwikkelen en op te sporen kennis/inzichten/toepassingen en (4) wie en wat er nodig is om dit mogelijk te maken. Nochtans is deze innovatie-intelligentie vereist om relevant te blijven in een uitdagende context.
Dat is niet alleen zo voor de individuele organisatie, maar evengoed voor de gehele samenleving. Voldoende investeringen in het opbouwen, ontwikkelen en het verspreiden van kennis zijn een voorwaarde om een innovatief weefsel te huisvesten dat toelaat om duurzaam te groeien, voldoende aanpassingsvermogen aan de dag te leggen en het risico op een ‘hongerklop’ te minimaliseren.
+32 11 397 585 o
LEES MEER
4 Zorg(en) voor morgen
6 Neen, elektrisch is niet per definitie duurder
8 Industrie 4.0, huwelijk tussen mens en technologie
12 Interview: Pol Deturck

14 Geef wetenschappers een podium
18 Op weg naar een klimaatneutralere wereld
20 We leven langer met dank aan innovatie

22 Nawoord: Barbara Veranneman
COLOFON.
COUNTRY MANAGER
CHRISTIAN NIKUNA PEMBA CONTENT DIRECTOR
ANNICK JOOSSEN
TEKST CIARA REID
BAVO BOUTSEN COVERBEELD TIM VANNEROM DRUKKERIJ ROULARTA
SMART MEDIA AGENCY LEYSSTRAAT 27 2000 ANTWERPEN +32 (0)3 289 19 40



REDACTIE@SMARTMEDIAAGENCY.BE FOKUS-ONLINE .BE
Veel leesplezier! Tara Troch Project Manager

Innovatie is als drank en spijs tijdens het sporten. Je kunt op de korte termijn het gevoel hebben dat het niet nodig is, maar dat wreekt zich op de langere termijn.
Door Stijn Ronsse, COO van onderzoeksplatform CAPTURE
Richting een rookvrije toekomst
In deze snel veranderende wereld moeten bedrijven wendbaar zijn om snel te kunnen inspelen op nieuwe markten, opportuniteiten en inkomstenbronnen. R&D speelt daarbij vaak een cruciale rol. Als je een van de grootste tabaksbedrijven ter wereld bent, is dat niet anders.
De schadelijke gevolgen van roken zijn al heel wat jaren bekend en de overheid lanceert dan ook de ene na de andere ontradingscampagne. Die lijken zeker een effect te hebben, en het is daarom belangrijk dat de overheid hierop blijft inzetten. Maar toch rookt in ons land nog ongeveer één persoon op de vijf. Volgens de Stichting tegen Kanker nam het aantal dagelijkse en occasionele rokers vorig jaar zelfs toe tot 27 procent. Wereldwijd pleiten daarom steeds meer experts en volksgezondheidsinstituten, naast sensibilisering en rookstopbegeleiding, voor een derde pijler in het tabaksbeleid: die van de schadebeperking. Het concern Philip Morris International (PMI) besliste om zijn businessmodel radicaal om te gooien en een voortrekkersrol te spelen in het ‘tobacco harm reduction’-verhaal. Een van de hefbomen van die strategie is onderzoek en ontwikkeling.
“Laat me eerst duidelijk stellen dat wij absoluut erkennen dat sigaretten schadelijk én verslavend zijn en ziekten veroorzaken”, zegt Miguel Matos, managing director van PMI Benelux. “Dat is voor ons ook net de reden om als eerste én enige grote sigarettenfabrikant het geweer radicaal van schouder te veranderen. Als ik het in één zin moet samenvatten: wij willen af van de traditionele sigaret en zullen zo snel als het kan stoppen met de commercialisatie daarvan. Dat gaat niet van de ene dag op de andere, maar we hebben sinds een jaar of zeven al enorme stappen gezet.”
PMI draait wereldwijd een omzet van iets meer dan 76 miljard dollar. Nu al is zowat 30 procent van de nettoinkomsten afkomstig van andere producten dan klassieke sigaretten. “Tegen 2025 willen we naar 50 procent evolueren en we zijn ervan overtuigd dat we in sommige markten over 10 tot 15 jaar kunnen stoppen met het verkopen van sigaretten”, zegt Matos gedecideerd. “Het is een enorme ommezwaai voor ons als bedrijf, maar eentje waar we rotsvast in geloven.”
Een van de grote hefbomen van die omschakeling is onderzoek en ontwikkeling van nieuwe producten. Philip Morris heeft in zijn labo’s in het Zwitserse Neuchâtel meer dan 900 onderzoekers en wetenschappers rondlopen. Sinds 2008 heeft het bedrijf al zowat 9 miljard dollar in onderzoek en ontwikkeling gepompt, wat hen ongeveer 1.700 patenten opleverde. “Dat zijn ingenieurs, wetenschappers en PhD’s van wereldniveau”, zegt Matos. “Ze werken bijvoorbeeld al aan volgende generaties van tabaksproducten die niet verbrand moeten worden, maar parallel daarmee zijn we ook compleet nieuwe productgroepen aan het ontwikkelen. Wij beschikken over enorm veel expertise rond inhalatie- en aërosoltechnologie. Die zou je kunnen inzetten om medicijnen te inhaleren. Zoiets bestaat al voor astmapatiënten, maar stel dat je bijvoorbeeld ook een pijnstiller zou kunnen inhaleren. We zijn dat ook aan het bekijken voor middelen tegen hartfalen. Tot slot onderzoeken we ook of we dergelijke producten zouden kunnen ontwikkelen in de sfeer van wellness, bijvoorbeeld inhalatoren met een kalmerende werking. De mogelijkheden zijn eindeloos.”
Matos noemt de nieuwe richting die PMI is ingeslagen onomwonden “een van de grootste bedrijfstransformaties die er momenteel in de wereld aan de gang zijn”. “Kijk, wij
hebben meer dan 150 jaar gewoon sigaretten gemaakt. Dat is een vrij traditionele business, daar heb je eigenlijk geen PhD’s of researchers voor nodig. Ondertussen ziet onze strategie er compleet anders uit en moet de tanker volledig draaien. Dat is niet evident.”
Om die interne en externe transformatie mogelijk te maken werkt PMI volgens de ‘Buy, Build, Borrow’-strategie. Matos: “Buy wil zeggen dat we kennis die we niet hebben gaan inkopen. Zo hebben we profielen aangetrokken die we eerst niet hadden, bijvoorbeeld wetenschappers en experts in customer centricity en projectmanagement. Zij hebben expertise in huis die wij in onze transformatie goed kunnen gebruiken. Build houdt in dat we onze eigen medewerkers actief begeleiden en opleiden om hun rol op te nemen in onze transformerende organisatie. Je mag niet vergeten dat we al 8 van onze 38 fabrieken volledig hebben omgeschakeld. Borrow wil zeggen dat we ons eigen talent dat net nog dat laatste duwtje in de rug nodig heeft,ondersteunen via het tijdelijk inhuren van externe expertise. Bijvoorbeeld door een maand of drie een consultant aan hun zijde te zetten.”
Ondanks alle inspanningen wijst Matos erop dat PMI ook de hulp nodig heeft van de overheid om zijn omschakeling te laten lukken. “Om onze transformatie ook in België met succes uit te rollen, is een meer innovatievriendelijke regelgeving cruciaal, aangezien ons land steeds meer geïsoleerd raakt door het negeren van innovatie, wetenschap en technologische vooruitgang in onze industrie”, zegt hij. “Elke dag dat het regelgevend kader voor alternatieven voor de sigaret ontbreekt in België, is een verloren dag voor de volksgezondheid.”
Miguel Matos Managing director PMI Benelux
De roots van Philip Morris International (PMI) gaan terug tot 1847, toen de gelijknamige Britse tabakshandelaar zijn eerste winkel opende in Londen. Ondertussen is het bedrijf een multinational die zijn producten in 180 landen wereldwijd verkoopt, zowat 71.000 mensen tewerkstelt en meer dan 76 miljard dollar omzet draait. In 2016 kondigde PMI aan dat het met zijn rookvrije alternatieven zo snel mogelijk sigaretten wil vervangen en volledig rookvrij wil gaan.


Wij beschikken over enorm veel expertise rond inhalatieen aërosoltechnologie. Die zou je kunnen inzetten om medicijnen te inhaleren.
De puzzel van de zorg moet worden herbekeken
De vergrijzingsgolf die al meer dan tien jaren op ons afstevent wordt versterkt door het nijpend personeelstekort in de zorg. Toch zijn experts optimistisch. De puzzel moet hertekend worden, maar de technologie en de bevolking zijn er klaar voor.
De levensmissie van vooruitgangsoptimist, gastdocent moleculaire oncologie en digitale gezondheid aan de Universiteit Gent en auteur Koen Kas is om bij te dragen aan een samenleving waarin mensen nooit meer ziek zijn. “In de Chinese geneeskunde moet de arts patiënten gezond houden zodat ze niet op consultatie moeten komen. Die kentering moet er bij ons ook komen”, zegt hij.
Ook Nico De fauw, psycholoog en directeur van In4care, deelt die visie. “Hoewel de vergrijzingsgolf niet nieuw is, spreken we nu van een acuut probleem. Het is een complexe uitdaging. Enerzijds moeten we de noden van zorgbehoevenden beter opvangen en anderzijds kampen we met een tekort aan zorgpersoneel”, zegt De fauw. “Bovendien staat het zorgbudget serieus onder druk”, gaat Kas verder. “Het curatieve model is niet langer houdbaar. Momenteel wordt 98 procent van het budget ingezet voor de laatste twee levensjaren. Dankzij technologie kunnen we mensen langer gezond thuis houden met meer autonomie, onafhankelijk van een zorgverlener.”
“De puzzel van de zorg moet worden herbekeken”, beaamt De fauw. “Sterker
nog, we moeten een nieuwe puzzel maken.” Kas is het daarmee eens: “We moeten niet wachten tot de tsunami ons overspoelt. We moeten inzetten op preventie en technologie gebruiken om ouderdomsziekten te voorspellen en te voorkomen. Mijn ultieme droom is om mensen jong te laten sterven, maar wel zo laat mogelijk.”
Technologie als reddende engel
“Technologie kan niet alleen het leven van patiënten verbeteren maar ook de taken van zorgmedewerkers of mantelzorgers verlichten. Ik geloof ook sterk in de vermaatschappelijking van de zorg”, zegt De fauw. “Buurtgerichte zorg in combinatie met professionele hulp waar nodig. Technologie inzetten lijkt beangstigend, mensen hebben immers schrik om vervangen te worden of om de zorg te ‘ontmenselijken’. Maar door routinematige taken of monitoring uit te besteden, blijft er juist meer tijd over voor menselijk contact.” Of zoals De fauw het kort samenvat: koude technologie gebruiken voor warme zorg.

“Uit de coronacrisis is gebleken dat zelfs tachtigplussers snel vertrouwd raken met technologie. Sommigen hebben meer
ondersteuning nodig, en dat kan door geduldige begeleiding”, zegt Kas. “Vroeger was de drempel groter, maar de digitale geletterdheid neemt toe. Bovendien zijn de aankomende generaties opgegroeid met technologie”, vult De fauw aan.
Van ceintuurs tot adaptieve vloeren
Het is verbluffend hoeveel innovaties er vandaag beschikbaar zijn. Gaande van bloempotten om tegen te praten, ceintuurs met trackers en airbags voor patiënten met dementie tot virtuele ziekenhuizen, lampen met valdetectie en adaptieve vloeren om ziektebeelden zoals MS of depressie op te sporen. Hoewel er geen gebrek is aan innovatie, leidt de implementatie van nieuwe technologieën zonder dat ook de onderliggende zorgprocessen veranderen tot niets, waarschuwt De fauw. De volledige sector, met inbegrip van de overheid, moet mee in de transitie. Hoewel de validatiepiramide een stap in de goede richting is, moeten de terugbetalingsmechanismen nog verder uitgewerkt worden. “We mogen ons overigens ook niet blindstaren op technologie”, zegt Kas. “Soms moeten we ons boerenverstand gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan de
In de Chinese geneeskunde moet de arts patiënten gezond houden zodat ze niet op consultatie
— Koen Kas, UGentkletskassa’s bij Jumbo: die zijn niet hightech, maar wel nuttig.” De sector is klaar om technologie te omarmen, en de evolutie gaat snel. Beide experten zijn dus hoopvol voor de toekomst. “Ik geef al acht jaar keynotes. In het begin was er veel scepticisme, nu kan het niet snel genoeg gaan”, besluit Kas.
Wil je meer leren over de toekomst van ouderenzorg? Neem deel aan het Happy Aging-evenement van In4Care op 6 oktober 2022 in Hasselt. Koen Kas zal er onder meer spreken over Delightful Aging. Meer info op www.in4care.be
Door Ciara Reid“België is toonaangevend in de ontwikkeling van innovatieve geneesmiddelen. Door de toegenomen complexiteit van nieuwe behandelingsstrategieën zien we echter een sterk gestegen nood aan diepgaande proces- en formulatiekennis binnen de geneesmiddelenproductie. Hierbij komt ook de evolutie naar modulaire en geminiaturiseerde productielijnen die continu gemonitord en bijgestuurd worden op basis van realtimedata. Deze transformatie, gedreven door tools zoals digitale tweelingen, draagt bij tot efficiëntere en duurzamere productie,” volgens UGent-professor Thomas De Beer, directeur van CESPE.

CESPE, het Centre of Excellence in Sustainable Pharmaceutical Engineering & Manufacturing, is een publiek-privaat partnerschap gehuisvest aan Universiteit Gent dat antwoorden biedt op uitdagingen binnen de (bio)farmaceutische productie. De ambitie van CESPE is dan ook om dé toonaangevende innovatiehub in Europa te zijn voor ‘end to end’-productie van geneesmiddelen.
“Daarom zijn we trots tegen eind 2025 intrek te kunnen nemen in onze nieuwe faciliteiten op het Tech Lane Ghent Science Park. Onze CESPE Innovatie Accelerator zal o.a. ‘state of the art’-cleanrooms, laboratoria voor productie van biofarmaca, een ‘highthroughput’-faciliteit voor organische synthese en een (bio)pharmtech-incubator omvatten. Deze unieke combinatie van onderzoeksinfrastructuur op vlak van productie-innovatie is uniek in België. Om onze leidinggevende positie binnen (bio)farmaceutische productie verder te versterken, moeten we daarnaast blijven inzetten op de uitbouw van het farmaceutisch ecosysteem en hierbij alle stakeholders betrekken,” besluit Dr. Christoph Portier, projectmanager bij CESPE.
Professor Thomas De Beer, Universiteit Gent, Directeur CESPEmoeten komen. Die kentering moet er bij ons ook komen.
De menopauze krijgt stilaan de aandacht die ze verdient
Hoewel de menopauze hoort bij het leven van iedere vrouw, hangt hier tot vandaag nog een duidelijke taboesfeer rond. Innovatieve spelers uit de farmaceutische industrie die hier verandering proberen brengen, krijgen steeds meer bijval. Hierdoor stijgt de levenskwaliteit van heel wat vrouwen zienderogen.
Meisjes die voor het eerst menstrueren of starten met anticonceptie krijgen over het algemeen de kans om hierover te praten. Deze gebeurtenissen worden gezien als een belangrijke mijlpaal in hun leven. Dat geldt niet voor de menopauze. Hier wordt in de praktijk heel weinig over gepraat. Nochtans heeft het stoppen van de menstruatie een grote impact op het leven van vrouwen. Zo geeft maar liefst 77 procent van de vrouwen aan dat hun levenskwaliteit hierdoor negatief wordt beïnvloed1. Bovendien neemt de periode na de overgang gemiddeld een derde van een vrouwenleven in beslag. Wie beweert dat het hier gaat om een voetnoot in het leven doet de waarheid dus overduidelijk oneer aan.
Dat hier nog een taboesfeer rond heerst, heeft voor een deel te maken met het feit dat vrouwen over het algemeen minder snel geneigd zijn om hun bezorgdheden te delen met hun omgeving. Daarnaast kampen bepaalde behandelmethodes voor vrouwen in de menopauze met een negatieve perceptie. Dit is vooral terug te brengen op een grootschalige studie van het Women’s Health Initiative (WHI) die begin jaren ’90 werd gepubliceerd en die aangaf dat hormonale behandelingen de kans op borstkanker zouden doen stijgen. Ondertussen hebben heel wat recentere studies echter aangetoond dat deze vermeende risicotoename onterecht is. Tegenwoordig bestaat er een wetenschappelijk bewijs dat het uitblijven van hormonale therapie net meer risico’s op bepaalde aandoeningen zoals hart-en vaatziekten en osteoporose met zich meebrengt.
Omwille van de grootschalige media-aandacht die deze studie destijds kreeg, gecombineerd met het gebrek aan extra kadering, leeft de impact van deze studie echter tot vandaag voort. Zo zijn er nog steeds landen waar er simpelweg geen hormonale therapieën voor vrouwen in de menopauze worden voorgeschreven. Toch is er onmiskenbaar een duidelijke tendens voelbaar en geraakt het behandelen van vrouwen in hun menopauze steeds meer ingeburgerd. Dat is ook nodig, want hoewel vrouwen na de menopauze geen oestrogeen meer aanmaken, hebben ze dit wel nodig om optimaal te kunnen functioneren.
“Zo’n behandeling kun je eigenlijk vergelijken met het toedienen van insuline bij diabetespatiënten”, vertelt Anne-Sophie Lesceu, country lead bij farmaceutisch bedrijf Theramex, een bedrijf dat een groot aandeel heeft in deze evolutie. Deze farmaspeler biedt therapieën binnen vier domeinen: contraceptie, fertiliteit, osteoporose en menopauze. Dit laatste luik krijgt hierbij steeds meer aandacht. “We beschikken over een uitgebreid gamma aan producten rond de menopauze, gaande van hormoonpatches tot orale hormonale en niet-hormonale behandelingen. We zijn een relatief kleine speler, maar proberen met onze innovatieve producten toch impact te genereren”, aldus Lesceu.
Dat deze aanpak werkt, bewijzen de cijfers die Theramex kan voorleggen. Zo is het bedrijf, dat slechts een vier jaar geleden ontstond als op zich zelf staande entiteit, vandaag reeds actief in meer dan 80 landen. “We hebben al meer dan zes miljoen
vrouwen kunnen helpen”, vertelt Lesceu trots. “Door ons gamma verder uit te breiden en elk jaar nieuwe therapieën te lanceren, hopen we dit aantal verder te kunnen doen stijgen. Het feit dat we een kleinere speler zijn, speelt hierbij in ons voordeel, omdat het toelaat om snel te kunnen schakelen als er zich mogelijkheden voordoen.”
En er is meer: het bedrijf wil deze groei gebruiken om ook de maatschappelijke bewustwording rond dit thema verder te verhogen. Met dat doel voor ogen lanceert Theramex samen met de Belgische menopauzevereniging (BMS) een awarenesscampagne rond de impact van menopauze op het leven van vrouwen. “Wat we uiteindelijk willen bereiken, is dat vrouwen zelf de ownership van hun mogelijke behandeling in handen krijgen en zelf kunnen kiezen voor welke optie ze willen gaan. Daar geloven wij heel sterk in”, besluit Lesceu.

Theramex is een gespecialiseerd farmaceutisch bedrijf dat vrouwen wil steunen in iedere levensfase. Door patiëntgerichte oplossingen aan te bieden proberen ze vrouwen iedere dag de beste versie van zichzelf te laten zijn.


Waarom doe je stadsleveringen beter met cargofietsen dan met busjes?
“Uit onderzoek blijkt dat leveringen per fiets efficiënter verlopen dan met een bestel wagen: minder kilometers in minder tijd. Dat komt omdat je files, lage-emissiezones en parkeerproblemen kunt ver mijden. Je hebt geen rijbewijs nodig, waardoor je uit een gro tere pool koeriers kunt putten. En dat alles zonder uitstoot.”
Wat zijn de voordelen van leasing ten opzichte van kopen?
“Het is budgetvriendelijker omdat je geen grote investering moet doen. Je bent flexibeler omdat je op korte termijn kunt leasen en omdat je snel kunt op- en afschalen naargelang je behoefte. En het ontzorgt: alle verzekeringen en onderhoud zitten in het leasebedrag vervat.”
Waarom is er schaarste in het aanbod aan cargofietsen?
“De vraag naar cargofietsen is momenteel groter dan het aanbod. Bovendien zijn er ook supplychainproblemen, bijvoorbeeld met batterijen en aluminium. Wij hebben gelukkig nog een grote voorraad fietsen beschikbaar.”
Neen, elektrisch is niet per definitie duurder
Hoewel de gemiddelde kostprijs van elektrische voertuigen de jongste jaren duidelijk is gedaald, blijft het vooralsnog een onomstotelijke realiteit: elektrische wagens zijn duur in aankoop. Hierdoor leeft bij een groot deel van de bevolking de perceptie dat elektrisch rijden duurder is dan rijden op fossiele brandstof. Duurzame mobiliteit is dus vooral iets voor de lucky few, zo luidt de redenering.
Die gedachtegang strookt echter niet met de realiteit, vertelt Lieselot Vanhaverbeke, die verbonden is aan het Onderzoekscentrum voor Mobiliteit, Logistiek & Autotechnologie (MOBI) aan de VUB en onderzoek doet naar de socio-economische impact van elektrische mobiliteit. “Als je gaat kijken naar de zogenaamde Total Cost of Ownership (TCO), de totale kostprijs van een voertuig gedurende de volledige levensduur van je eigenaarschap, is een elektrische wagen vandaag soms al interessanter dan een klassieke diesel- of benzinewagen”, aldus Vanhaverbeke. “Dit geldt met name voor het premiumsegment. Voor het middensegment zijn de kosten vrij gelijklopend. Enkel voor het stadssegment, de kleinere wagens, zijn de traditionele wagens dus nog goedkoper.”
Eenzelfde geluid is te horen bij Geert Degroote van Certipower, een bedrijf dat laadpalen
installeert. “Zeker voor mensen die jaarlijks veel kilometers doen, is een elektrische wagen vandaag al heel interessant”, klinkt het. Dat deze realiteit niet overeenstemt met de heersende perceptie bij een groot deel van de bevolking, komt volgens Vanhaverbeke vooral doordat slechts een minderheid de TCO van een voertuig in rekening neemt wanneer men nadenkt over een nieuwe wagen. “Uit onderzoek blijkt dat slechts een kwart van de mensen op deze manier redeneert. De aankoopprijs is nog steeds een doorslaggevende factor.”

Tegelijkertijd voelt men op het terrein ook dat de TCO-benadering steeds meer ingeburgerd raakt. “Zeker met de huidige energieprijzen is iedereen het er de facto over eens dat de verbruikskosten meer doorwegen dan de aankoopprijs”, verduidelijkt Degroote. Vanhaverbeke verwacht dan ook dat de huidige energieprijsstijgingen de omslag naar een duurzamere mobiliteit nog verder zullen versnellen. “Elektrische voertuigen zijn efficiënter qua energie-omzetting en dus ook interessanter in tijden van hoge brandstofprijzen.”
Bovendien is dit verschil tussen perceptie en realiteit vandaag al volledig verleden tijd op de bedrijfswagenmarkt. “Bedrijven redeneren sowieso altijd op basis van de TCO, dus voor hen
is de keuze voor elektrisch voor de hand liggend. Daarbovenop zitten bedrijfswagens ook meestal in het iets hogere segment”, aldus Vanhaverbeke.
Dat vertaalt zich ook in de cijfers: liefst 9 op de 10 nieuw ingeschreven elektrische auto’s waren vorig jaar bedrijfswagens. In de praktijk zien we dat bedrijven ook volop inzetten op systemen die de traditionele tankkaart vertalen naar de nieuwe, elektrische realiteit.
Zo laten steeds meer bedrijven een laadpaal installeren bij hun werknemers thuis, en nemen vervolgens ook de elektriciteitskosten die gepaard gaan met het gebruik van deze paal op zich.
Het bestaande fiscale kader, dat de overstap naar elektrisch aantrekkelijk wil maken, speelt hierbij een belangrijke rol. “Daarnaast zie je ook dat het beleid van onze overheden steeds duidelijker gericht is op mobiliteit als een gelaagd verhaal. Het gebruik van verschillende mobiliteitsmodi vormt hierbij het uitgangspunt. Europa wijst wat dit betreft duidelijk de weg”, vult Vanhaverbeke aan. Zij verwacht dan ook dat het perceptieprobleem dat – vooral op de particuliere markt – rond de kostprijs van elektrificatie hangt, de komende jaren zal verdwijnen.

Een nieuwe realiteit voor de autosector
De elektrificatiegolf, de ontwikkelingen rond de zelfrijdende wagen, de opkomst van Chinese spelers… In de automobielwereld is er heel wat gaande en volgen de evoluties zich steeds sneller op.

De elektrificatiegolf trekt als een storm door autoland, aan een snelheid die zelfs door veel fabrikanten onderschat werd. De R&D naar verbrandingsmotoren staat dan ook op een laag pitje. Die trend gaat over meer dan de pure aandrijving van de auto’s, zegt Oliver Sermeus, algemeen directeur bij distributiereus Astara Western Europe. “Door de coronapandemie denken bedrijven én particulieren nu meer na over mobiliteit en autobezit. Niet iedereen wil eigenaar zijn van een auto, er is meer behoefte aan flexibelere formules, zoals abonnementen. Tegelijk zien we ook de opkomst van onlineverkoop. Een groot deel van de kopers gaat nog altijd naar een showroom om de bestelbon te tekenen, maar een groeiende groep wil graag alles online afhandelen. Waarmee ik niet wil zeggen dat de dagen van de klassieke garage geteld zijn, service en onderhoud blijven belangrijk.”
niet verloren gaan en breiden we zelfs nog uit”, zegt Sermeus. “Maar tegelijkertijd bekijken we ook hoe wij bijvoorbeeld zo’n abonnementsmodel voor wagens in de markt kunnen zetten. We kijken naar digitale showrooms en onlineverkopen. We zien ook kansen in tweedehandsauto’s: een ideale opstap voor particulieren om een EV aan te schaffen. Op termijn willen we zelfs evolueren naar het aanbieden van globale energiepakketten, met niet enkel laadpalen, maar bijvoorbeeld ook zonnepanelen, de thuisbatterij én de installatie en service. Op die manier worden we een one-stop-shop voor energie.”
Daarnaast worden ook de mogelijkheden bekeken van data als “grondstof”, wat helemaal veraf staat van autodistributie. Daarvoor werd een eigen unieke tool (de “Digital Competitiveness Index”) ontwikkeld die de digitale customer journey opmeet. Sermeus: “Hoeveel ROI haal je als autobedrijf uit digitale investeringen? Welke brand awareness levert je dat op? Hoeveel trafiek naar de showroom? Door deze tool weten we dat niet alleen van onze eigen merken, maar ook van de concurrentie. Als we dat commercieel inzetten, kan dat op termijn een fikse toegevoegde waarde meebrengen.”
de verwachting. “Chinese wagens zijn tegenwoordig zeer kwalitatief, zeer goed afgewerkt en zeer competitief”, zegt Sermeus. “Ook in batterijtechnologie zijn ze enorm sterk. De snelheid waarmee ze nieuwe modellen ontwikkelen, is verbluffend. Omdat ze zo’n grote thuismarkt hebben, kunnen Chinese merken er enorme middelen en veel personeel tegenaan gooien. Dat is een gigantisch voordeel. En Europa is voor hen een prestigeverhaal, ze willen hier absoluut slagen.”
Astara maakt zich alvast klaar voor die nieuwe realiteit. Het bedrijf is vooral bekend als distributeur, maar achter de schermen zijn de voorbereidingen volop aan de gang om bijkomende zakenmodellen te lanceren. “De expertise die we hebben opgebouwd in distributie en logistiek laten we natuurlijk
Vandaag is Astara Western Europe vooralsnog vooral distributeur voor Aziatische automerken. Uit die contreien komen ook de meeste nieuwe aanvragen voor distributiedeals met nieuwe spelers. Maar Sermeus wil daar selectief in blijven. “Er moet een sterk businessmodel achter zitten en ook zaken als service en productiecontinuïteit moeten verzekerd zijn. Bovendien wordt soms onderschat hoe complex de Europese markt is. Voor een Chinees merk komen alle mogelijke fiscale regels, de EURO-normen en de homologatie-normen, die in de verschillende landen vaak ook nog eens apart ingevuld worden, soms compleet absurd over.”
Desondanks zal veel innovatie in mobiliteit de komende jaren allicht toch uit het land van de draak komen, zo is
Om af te sluiten: velen in de sector hebben de mond vol van met zelfrijdende auto’s die met een app worden opgeroepen. “Technologisch is dat zeker mogelijk binnen een decennium, maar België is zo’n klein land, met kleine steden… Ik weet niet of dat businessmodel hier snel van de grond zal komen”, meent Sermeus. “Bovendien is er nog een struikelblok: de wetgever en de juridische verantwoordelijkheid. Die lijkt mij zelfs nog groter te zijn dan de technologie.”
Oliver Sermeus Algemeen directeurAstara (Western Europe) is de nieuwe naam voor de Spaanse groep Bergé Automoción en haar dochter Alcomotive. Het bedrijf distribueert wagens in heel Europa, Zuid-Amerika en de Filipijnen. Door een verkoop van 230.000 auto’s, tikt de omzet op groepsniveau af op ruim 4 miljard euro. In ons land verdeelt Astara Hyundai, Suzuki, Isuzu, MG, SsangYong en Maxus.

Niet iedereen wil nog eigenaar zijn van een auto, er is meer behoefte aan flexibelere formules, zoals abonnementen.Chongqing, China
Het huwelijk tussen mens en technologie wordt alleen maar beter
De zogenoemde industrie 4.0 hoor en zie je stilaan overal. Deze steeds verder doorgedreven technologisering van ons economisch weefsel biedt een karrevracht aan opportuniteiten, maar zet ook het spanningsveld tussen mens en technologie verder op scherp. Al is er zeker reden tot optimisme.
Robotica. Cobots. Drones. Data. We kunnen er niet meer omheen: het tijdperk van de industrie 4.0 of smart industry, gekenmerkt door een intensief gebruik van (slimme) technologieën, automatisering en ver doorgedreven digitalisering, is aangebroken. Dit heeft een grote impact op de manier waarop het bedrijfsleven en de arbeidsmarkt zijn georganiseerd. Bedrijfsvoeringsprocessen worden massaal omgegooid en de invulling van heel wat jobs verandert zienderogen.

Deze samensmelting van mens en technologische ontwikkelingen is een motor voor vooruitgang, maar stelt ons als samenleving ook voor grote uitdagingen. Dit betekent namelijk dat menselijke gedragingen en instincten moeten worden afgestemd op de logica van machines en technologie. Een huwelijk dat in de praktijk zeker niet altijd van een leien dakje loopt.
Tom Mondelaers, projectadviseur van het Industrie 4.0-project van VLAIO, voelt dit spanningsveld duidelijk in de praktijk. “Het succesvol in gebruik nemen van nieuwe technologieën is geen top-downverhaal, integendeel. Uit onze contacten met experten en bedrijven horen we vooral dat de menselijke factor een voorwaarde is voor de uitrol van technologische innovaties op de werkvloer. Het gaat dan niet alleen over de vereiste kennis, maar ook over de aanvaarding van technologieën door het personeel”, klinkt het.
Een bron voor deze terughoudendheid zijn bestaande twijfels rond de veiligheid van deze technologieën. Zo zijn pakweg cobots of andere geautomatiseerde toepassingen door hun gewicht en handelingssnelheid
steeds een potentieel gevaar voor hun directe omgeving. Bovendien ontbreekt in veel gevallen een uitgewerkt wettelijk kader, omdat dit pas kan worden opgesteld nadat de bewuste technologische innovatie op de markt is gebracht. Bij early adopters gebeurt de installatie met andere woorden wettelijk gezien meestal in een grijze zone.
Precies daarom staat veiligheid echter zeer hoog op de prioriteitenlijst van ontwikkelaars.
“Onze focus ligt altijd op de veiligheid van de bedieners of operatoren. Daarnaast proberen we ook zoveel mogelijk te sensibiliseren en wijzen op de mogelijke gevaren”, verduidelijkt Fran Audenaert, Sales Engineer Automation bij Actemium, een bedrijf dat geautomatiseerde machines op maat ontwikkelt.
Dit verhaal rond de veiligheid kan ook verder worden doorgetrokken: de pijnpunten die de transitie met zich
meebrengt wegen niet op tegen de uiteindelijke voordelen. De verwachting is dan ook dat, naarmate de voordelen van de industrie 4.0 duidelijker voelbaar zullen worden, er minder bezwaar zal worden gemaakt. “Eigenlijk zijn veiligheid en verdere automatisering rechtevenredig verbonden met elkaar”, vertelt Audenaert, die het huidige spanningsveld dan ook vooral ziet als een overgangsperiode. “Machines zullen ook op vlak van veiligheid enkel intelligenter worden en dus beter kunnen inspelen op de aanwezigheid van operatoren. Hierdoor zullen mens en machine op termijn kunnen samenwerken zonder dat alles op voorhand gebarricadeerd moet worden met hekwerk.”
Ook bij VLAIO delen ze die overtuiging. Daarom zetten ze volop in op het kenbaar maken van deze voordelen. Zo werd er de voorbije drie jaar via de zogenaamde proeftuinen geïnvesteerd in sensibilisering en begeleiding rond belangrijke industrie 4.0-technologieën, voor onder andere het capteren van machinedata, het ondersteunen van operatoren en opleiden en bijscholen van medewerkers. “Nu zetten we de volgende stap door aan deze technologieën begeleidingstrajecten te koppelen die de link leggen met het menselijk kapitaal. Dat doen we onder andere in de nieuwe proeftuin ‘Technologie voor Werkbaar werk’, die we pas hebben opgestart en waarin we demonstreren hoe bedrijven hun jobs met behulp van technologie werkbaarder kunnen maken”, besluit Mondelaers.

Het succesvol in gebruik nemen van nieuwe technologieën is geen top-downverhaal, integendeel.
— Tom Mondelaers, VLAIO
‘Langer gezond dankzij wetenschap en data’
De wereld van de zorg staat voor een digitale (r)evolutie waarin wetenschap en het gebruik van data cruciaal zullen blijken in het preventiebeleid van de medische sector. Via slimme technologie kunnen parameters aan elkaar worden gelinkt zodat bepaalde ziektes misschien nooit de kop opsteken.
Preventie is het toverwoord dat moet helpen om onze gezondheidszorg de komende decennia te verlichten. “Aan primaire preventie wordt nog te weinig aandacht gegeven”, vertelt Marius Declerck, CEO van E-Health Venture. “We moeten voorkomen dat mensen ziek worden. De focus ligt nog te veel op tertiaire preventie: investeren in optimale levenskwaliteit eens een ziekte is vastgesteld. Als je ouder wordt, stijgt de kans op ziektes. We moeten ervoor zorgen dat die zo ver mogelijk in de tijd worden geduwd.”
Om die levensstijl aan te passen moet de mindset veranderen. Michael Verschueren, medeoprichter van E-Health Venture, legt uit: “In de moderne maatschappij leven men sen gemiddeld langer, maar ze krijgen vaker te maken met gezondheidsproblemen. Met ons ‘2H center’-project willen we factoren in kaart brengen die een lifestyle switch aan
moedigen. Wetenschap en data moeten we slim gebruiken om mensen langer gezond te houden.” Om dit kracht bij te zetten wordt eind oktober door E-Health Venture een ‘call for project’ opgestart. Verschueren: “Op die manier willen we het belang van preventie extra benadrukken en innovatie binnen dat domein daadkrachtig stimuleren.”
“De wereld heeft behoefte aan een ingrij pende verandering in de manier van denken en aanwenden van middelen met focus op preventie. Mensen willen proactief geïnfor meerd worden over hun risicofactoren en hoe ze die kunnen minimaliseren”, vertelt Hans Chabert namens 2H center. “Digitale en slimme technologieën bieden een oplossing en zorgen voor een revolutie in de manier waarop consumenten, patiënten, zorgverle ners en instellingen met elkaar omgaan en zorg verlenen.”
Verschueren ziet veranderingen bij de pati ent, maar ook in de omgeving die een impact hebben op de levensstijl en de gezondheid van een patiënt. “Er is een omschakeling gebeurd van fysieke naar mentale arbeid, mensen bewegen minder, de mentale ver moeidheid zit in de lift, we hebben schrik om iets te missen, onze voeding is minder kwalitatief en onze work-lifebalans raakt ontregeld. Dat is een basis voor een burn-out of een depressie. Er zijn tools beschikbaar waarbij je mensen kunt screenen, rekening houdend met al die factoren. De rol van data is daarin bepalend. Hoe meer data je hebt, zowel van de fysieke conditie van de patiënt als van de omgeving, hoe meer je in kaart kunt brengen.”
“Bewustwording gaat echter traag”, besluit Verschueren. “Veel mensen beseffen niet dat hun gezondheid achteruitgaat tot ze
niet meer te herstellen is. Je moet in kaart durven brengen wat er niet goed gaat. Al te vaak zeggen mensen dat ze over twee jaar wel zullen stoppen met roken, als ze 55 zijn. Die mindswitch moet eerder afgedwongen worden, want vaak is het dan al te laat.”
Marius Declerck CEO

E-Health Venture is een start-upstudio en richt zich als incubator en accelerator tot veelbelovende projecten en start-ups in de slimme en digitale gezondheid. Eind oktober wordt een ‘call for project’ opgestart rond preventie.
2H Center is een preventief gezondheidscentrum dat een geïntegreerd ondersteuningsnetwerk biedt om mensen te begeleiden door middel van wetenschappelijk gevalideerde en innovatieve benaderingen om een duurzaam welzijn te creëren.
Michael Verschueren MedeoprichterChemie in Vlaanderen is klaar voor de toekomst
Vandaag staat de Vlaamse chemie, een van de belangrijkste industriële sectoren, voor grote uitda gingen op vlak van klimaatproblematiek en grond stoffenverbruik. We zijn in Vlaanderen echter goed geplaatst om die uitdaging aan te gaan.
Innovatie als sleutel tot meer duurzaamheid
Catalisti, de innovatiecluster van de Vlaamse chemie- en kunststoffensector, heeft als ambitie om via innovatiesamenwerkingen tussen universiteiten, kenniscentra, bedrijven én met ondersteuning van de overheid, duurzame projecten op te zetten in ant woord op zowel economische als maatschappelijke uitdagingen zoals duurzaamheid, klimaat, circulari teit en digitalisering. De klimaatproblematiek wordt verder door de Vlaamse overheid aangepakt met het Moonshot-programma voor fundamenteel on derzoek. Het innovatieve onderzoek moet leiden tot nieuwe technologieën die vervolgens snel hun weg moeten vinden naar bedrijven om Vlaanderen tegen 2050 koolstofneutraal te maken.
Meer circulariteit door beter te recycleren
We moeten naar een circulaire economie. Vlaande ren doet het bijvoorbeeld goed op het vlak van sor teren en mechanisch recycleren van plastic afval. Vandaag wordt er in Vlaanderen ook sterk ingezet
op chemische recyclage die ernaar streeft plas tic te ontbinden in zijn elementaire bouwstenen, waarmee weer nieuwe kunststofproducten kunnen worden gemaakt.
Groene grondstoffen
Ook op het vlak van grondstoffen zijn er doorbraken. Aromaten bijvoorbeeld zijn chemische componenten die belangrijk zijn in de meest uiteenlopende toepas singen en producten zoals kledij of isolatiemateriaal.
Tot hiertoe konden aromaten alleen uit ruwe aardolie worden gewonnen. Maar Vlaamse onderzoekers zijn erin geslaagd om procedés te ontwikkelen om mole culen met gelijkaardige eigenschappen uit houtafval te halen.
Elektrificatie en radicale procestransformatie
Door bestaande processen grondig te herdenken kunnen ook aanzienlijke stappen worden gezet.
Door bijvoorbeeld kraakinstallaties elektrisch te ver warmen, in plaats van hiervoor aardgas te moeten verbranden, kunnen jaarlijks enkele miljoenen ton nen aan CO2-uitstoot vermeden worden in Vlaande ren. Ook waterstof biedt zich als oplossing aan. Het veroorzaakt geen uitstoot en kan worden geprodu ceerd uit water en groene stroom die in periodes van piekproductie niet altijd op het net terecht kan.
Samenwerking als motor van innovatie
Om de kans te vergroten dat een aantal van de nieuwe technologische ontwikkelingen tot en met marktintroductie doorgang vindt, is samenwerking binnen de waardeketen én tussen de sectoren nood zakelijk. Gelukkig heeft Vlaanderen ook voor ande re sectoren innovatieclusters die onderling actief samenwerken: Flux50, de Blauwe Cluster, Flanders’ FOOD, SIM, VIL en MEDVIA.
In Vlaanderen zijn de omstandigheden gunstig om wereldtop te worden of te blijven in een duurzame chemie: kennisinstellingen die uitblinken in hun on derzoeksveld, gemotiveerde bedrijven die zeer be dreven zijn in het runnen van complexe processen, succesvolle sectorinnovatieplatformen, een onder steunende overheid én de wil om samen aan ideeën te werken. De toekomst van de Vlaamse chemie is duurzaam en ziet er goed uit.
Ann Verlinden Managing director Catalisti


Hoe deze ontwikkelaar van miniwaterkrachtcentrales hydropower weer ‘waw!’ wil maken

In het licht van de huidige energiecrisis, die in de eerste plaats draait rond fossiele brandstoffen (gas en olie), klinkt een alternatief als waterkrachtenergie als een gedroomd alternatief. Turbulent speelt hier doelgericht op in met zijn kostenefficiënte, compacte waterkrachtcentrales die aan elke rivier of andere waterweg geïnstal leerd kunnen worden, zonder het visbestand te verstoren. Het enige wat nodig is: een verval tus sen 0,8 en 4 meter. En liefst zo’n 2 à 2,5 miljoen euro aan extra kapitaal.
Turbulent begon in 2015 als ambitieuze start-up, die vertrok vanuit de idee dat waterkracht een van de oudste manieren is om energie op te wekken – denk maar aan de vele molens die hier vanaf de middeleeuwen stonden – maar dat het als alternatief voor fossiele energie bijna nooit ter sprake komt, in tegenstelling tot zonne- en windenergie. Daar lagen met andere woorden opportuniteiten. Om het in cijfers uit te drukken: waar in België vandaag 150 megawatt aan water krachtenergie wordt benut, ligt het potentieel op maar liefst 3 gigawatt.
Het probleem was echter dat de huidige waterkrachtturbines niet zo eco-vriendelijk zijn. “De uitdaging was dus tot een design komen dat wél duurzaam was”, legt bio-ingenieur (daarnaast ook waterbouwkundig ingenieur) en huidig CEO Walter Buydens uit. “Bovendien werd de lat nog een stukje hoger gelegd: de resulterende miniwaterkrachtturbine moest ook gebruiksvriendelijk én gemakkelijk te installeren zijn. Turbulent wilde er kortom voor zorgen dat waterkracht weer ‘waw!’ werd: een waardige hefboom voor de toekomst.”

Op zoek naar kapitaal
Turbulent ontwikkelde een aantal prototypes, die in 2019 overal ter wereld werden geplaatst: onder meer in Chili, Indonesië (Bali), Estland en in Frankrijk (Versailles). Corona vormde daarna een spelbreker, maar na de crisis kwam het bedrijf –letterlijk en figuurlijk – in een stroomversnelling en plaatste en/of exporteerde het zo’n 12 turbines, bijvoorbeeld in de VK, de VS, Thailand, Congo, Por tugal, en Taiwan. “In dat laatste land voorziet Turbu lent de productie-eenheden van TSMC, de grootste chipfabrikant ter wereld, van groene energie”, aldus Buydens. “En er zijn plannen om er de huidige 6 turbines uit te breiden tot maar liefst 140. In Afrika kunnen ze daar weer ingezet worden als alternatief voor de erg vervuilende dieselgeneratoren, die bo vendien voor veel stank- en geluidsoverlast zorgen. We kunnen er bovendien energie mee opwekken in het midden van de brousse, de reden waarom de VN ook al tot samenwerking heeft opgeroepen.”
“Afhankelijk van de energievraag gaat het bij plaatsing ofwel om op zich staande dan wel om een cluster van turbines, stuk voor stuk ontwikkeld om langdurig te opereren met een minimum aan onderhoud. Elke turbine is goed voor 15 tot 70 kW aan non-stop energie. Typisch plaatsen we turbines in serie of in parallel en installeren we 300 à 500 kW.”
Middelen om te schalen
“We kunnen gerust zeggen dat de zaken goed draaien”, gaat Buydens verder. “Alleen zitten we nu in een fase dat we kapitaal nodig hebben om ons verder te kunnen ontwikkelen, onder meer door
onze salesorganisatie te verstevigen, én om een onderdelenvoorraad – met vooral generatoren en versnellingsboxen – te kunnen aanleggen, zodat we nooit met een supply-probleem zitten. Om dat te garanderen, moet onze cashflow goed zitten. In totaal mikken we daarom op zo’n 2 à 2,5 miljoen euro bij investeerders. Kortom, we zitten met een goed product, we hebben nu alleen de middelen nodig om te kunnen opschalen. Want het potentieel is er, zeker aangezien er in België alleen al, zoals ik aangaf, 3 gigawatt aan waterkrachtenergie gewonnen kan worden. We zijn met andere woorden de fase start-up ontgroeid, aangezien de technologie zich afdoende bewezen heeft, en kunnen de volgende stap zetten.”
Klein draaikolkje
Maar wat maakt de waterkrachtturbines van Turbulent zo’n goed product, willen we dan uiteraard weten. “Klassieke turbines hebben een enorme impact op hun omgeving”, legt de CEO uit. “Er moeten dammen worden gebouwd, dorpen verplaatst, weg van de vruchtbare oevers waar die zich al eeuwenlang bevonden. De dammen slibben op termijn dicht, en het waterleven, vooral dan het visbestand, wordt er grondig door verstoord. Onze turbines zijn om te beginnen heel klein en de schoepen draaien onder water tegen een heel lage snelheid – ongeveer de zwemsnelheid van een vis, die daar rustig tussen of langs kan zwemmen. Het drukverschil is bijgevolg ook minimaal, ook al omdat onze schoepen – in tegenstelling tot klassieke waterturbines – horizontaal draaien en functioneren op potentiele energie, opgewekt door een klein draaikolkje. Aan de biodiversiteit raken onze turbines dus niet of nauwelijks.”


Hoe blikt u terug op uw eerste jaar als CEO van Beaulieu?

“Ik heb de overstap naar BIG (Beaulieu International Group)
gemaakt omdat ik ervan overtuigd ben dat bedrijven zoals Beaulieu de motor moeten zijn van wat ik maatschappelijke innovatie noem. Ondernemingen moeten hun businessmodel herdenken zodat innovatie en waardecreatie voor iedereen centraal staan. Niet alleen voor de klanten, maar evenzeer voor de medewerkers, aandeelhouders en de maatschappij in zijn geheel.
Het is een illusie te denken dat wij alle problemen de wereld uit kunnen helpen, maar we moeten wel een bijdrage leveren op de vlakken waar we goed in zijn. Dat maakt dat we ook bij Beaulieu onze processen moeten herdenken.”
Hoe wilt u dat doen?
“We zitten vandaag in een transformatieproces, wat een traject van meerdere jaren zal zijn. Transformatie is onlosmakelijk verbonden met, soms lastige, beslissingen. Het startschot is gegeven en ik hoop dat we binnen enkele jaren kunnen terugblikken op een ander soort bedrijf, waarbij de balans tussen de verschillende belanghebbenden evenwichtiger verdeeld is.”
Wat is uw tijdshorizon voor deze transformatie?
“Goede bedrijfsvoering is een reis zonder eindbestemming. Ik vergelijk Beaulieu vandaag graag met een half geslepen diamant. Hoewel de steen al mooi fonkelt, kunnen we hem als team de komende jaren verder laten schitteren door hem hier en daar wat bij te slijpen.”
U bent erin geslaagd om de winst op een jaar tijd nagenoeg te laten verdubbelen. Aan wat schrijft u deze indrukwekkende groeicijfers toe?
“Het is belangrijk om nederig te blijven. De chemiesector is in grote mate onderhevig aan de markt van vraag en aanbod. De toegenomen grondstofprijzen hebben uiteraard ook een effect gehad op de prijzen van onze goederen, wat een deel van de groei verklaart. Anderzijds hebben we onze focus ook deels verlegd van basisproducten naar totaaloplossingen. Door toegevoegde waarde te creëren kunnen we hogere inkomsten genereren.”
Duurzaamheid is een van uw belangrijkste doelstellingen. Hoe wilt u een sector die niet gekend staat als ‘duurzaam’ vergroenen?
“Het debat rond duurzaamheid wordt vaak emotioneel gevoerd. Men gaat er dikwijls verkeerdelijk van uit dat ‘natuurlijk’ synoniem staat voor ‘duurzaam’. Uiteraard moet er een grote omslag komen op vlak van duurzaamheid, maar het is belangrijk dat we ons baseren op feitelijke data. Katoen bijvoorbeeld lijkt vaak een duurzaam product. Nochtans vergt de katoenproductie enorme landoppervlakten en water en worden er vaak pesticiden gebruikt die de biodiversiteit schaden. Neem anderzijds plastic, wat een heel slecht imago heeft.
Ik geloof dat we plastic zodanig kunnen recycleren dat we het kunnen blijven hergebruiken. Uiteraard mogen we niet blind zijn voor de problemen die verbonden zijn aan plastic, zoals microplastics en de opstapeling ervan op vuilnisbelten, maar die problemen gelden ook voor alternatieve producten.
Wij geloven dat de chemiesector de sleutel in handen heeft om met 8 miljard mensen comfortabel op deze aardbol te kunnen blijven leven. Door ons enkel te beroepen op natuurlijke systemen gaan we er niet komen.”
Dus chemie is niet de grote boosdoener?
“In plaats van de chemiesector te veroordelen, moeten we naar de feiten kijken. Wanneer we de evolutie in CO2-emissies sinds de jaren negentig bekijken, zien we dat de chemiesector veruit de meeste inspanningen geleverd heeft om de ecologische voetafdruk te reduceren.

Bovendien hebben we dankzij de chemiesector heel wat producten en tools in handen om de CO2-uitstoot verder te beperken, zoals isolatiemateriaal. Zonder deze sector zouden wij niet in staat zijn om ons welvaartsniveau aan te houden. De sector wil tegen 2050 volledig duurzaam zijn, bij Beaulieu doen we er alles aan om die omschakeling te bespoedigen en willen we dit al tegen 2030 bereiken.”
U wilt dus tegen 2030 een volledig gesloten loop hebben?
“Onze ambitie is om tegen dan volledig duurzaam te zijn. Dat houdt niet enkel in dat onze productie CO2-neutraal moet zijn, maar ook circulair en dat we een herbruikbaar watersysteem hebben. We zetten ook sterk in op de productie van recycleerbare producten. Het grote probleem vandaag is dat de meeste producten geen monomaterialen zijn. Hierdoor zijn ze moeilijk te scheiden en te recycleren. Met als gevolg dat ze vaak verbrand of gedumpt worden. Wij willen er in de designfase dus vooral voor zorgen dat al onze producten recycleerbaar zijn. Uiteraard kunnen we de cirkel niet volledig zelf sluiten, maar we werken hiervoor wel nauw samen met partners.”
Spenderen jullie dan proportioneel gezien veel middelen aan duurzaamheid?
“Dit is een van onze speerpunten en de rode draad doorheen al onze projecten. We investeren dan ook ruim een derde van het budget in innovatie en duurzaamheid, wat dit jaar neerkomt op 100 à 130 miljoen euro.”
Gaat duurzaamheid niet verder dan productie en recyclage alleen?
“Ja, we hechten ook belang aan de sociale dimensie van duurzaamheid. Dat wil zeggen dat we een ethisch verantwoorde productie nastreven en mensen voldoende opportuniteiten geven.”
Duurzaamheid is anno 2022 een trendwoord geworden, hoe voegen jullie daad bij woord?
“Erger dan niet-duurzaam zijn, is greenwashing. Met andere woorden doen alsof je producten of diensten duurzaam zijn. Hoewel we nog een lange weg af te leggen hebben voor we een net zero player zijn, nemen we die ambitie wel erg serieus. Sinds dit jaar publiceren we jaarlijks een duurzaamheidsrapport (route 2030). We geven heel transparant aan waar we mee bezig zijn, wat onze succeservaringen zijn maar ook onze werkpunten. Voor de uitdagingen kunnen we dan samen naar oplossingen zoeken zodat we onze doelstellingen tegen 2030 kunnen realiseren.”
Smart Fact.
Naar wie kijkt u op?
“Ik kijk op naar mensen die belan geloos op de barricade staan om het status quo te doorbreken. Niet omdat ze er zelf beter van worden, maar omdat het beter is voor de groep. Bij BIG hebben we gelukkig veel werknemers die initiatief durven nemen en stappen vooruit willen zetten om onze visie en onze missie te realiseren. Daar mogen we ons zeer gelukkig om prijzen.”
Investeren in innovatie BIG trekt de kaart van Industrie 4.0 met een hoofdfocus op digitalisering en circulaire economie. Hiermee willen ze de productieprocessen beter aansturen om zo afvalverspilling tegen te gaan, energieverbruik te optimaliseren en meer flexibiliteit in productieprocessen te brengen. De digitalisering heeft ook een commerciële insteek, waarbij er gefocust zal worden op e-commerce om eindconsumenten rechtstreeks te benaderen.
Technologie en innovatie kunnen het klimaat redden Dat Pol Deturck een wereldwijde voortrekkersrol wil opnemen op vlak van duurzaamheid, vertelde hij ook aan De Tijd. Volgens Deturck is het de plicht van bedrijven zoals Beaulieu om mee na te denken over de toe komst. Met innovatie en technologie kunnen er nieuwe producten gecre eerd worden die milieuvriendelijk zijn, zonder dat mensen daarvoor hoeven in te boeten aan comfort.

Ik kijk op naar mensen die belangeloos op de barricade staan om het status quo te doorbreken.
Geef wetenschappers een podium
Erkenning voor wetenschappelijk onderzoek en innovatie is vaak gebaseerd op publicaties of wetenschappelijke output. Toch gaan aan doorbraken vaak jarenlange testprojecten of innovatietrajecten vooraf waarvoor onderzoekers amper maatschappelijke erkenning krijgen. Maar tijden veranderen, blijkt uit de ervaringen van Greet Heylen, hr-professional met een brede ervaring in technologie- en innovatieomgevingen. “Organisaties kunnen enkel groeien als mensen bloeien”, zegt Heylen, die haar carrière gewijd heeft aan de ontwikkeling van mensen en organisaties. “Dit geldt in het bijzonder voor kenniswerkers, waarbij het resultaat niet altijd makkelijk te meten is.”

Ook Tim Henkens en Lorenzo Carreon merken een ommekeer. Zij werken respectievelijk als R&D-manager en R&Dscientist bij lifesciencebedrijf YUN. “Als first mover in de probiotische huidverzorging hebben we de eerste jaren veel publicaties en onderzoek uitgebracht. Nu zetten we daarnaast ook in op onze groeistrategie. Ongeacht de fase waarin we ons bevinden, beoordelen of belonen wij medewerkers nooit op basis van harde resultaten”, zegt Henkens. “Wij geven medewerkers verantwoordelijkheid en evalueren hun prestaties op individuele basis in plaats van KPI’s te tracken.”
En dat werkt goed, getuigt Carreon: “Waardering gaat vooral om een gevoel dat je hebt bij je job en je werkomgeving. We krijgen bij YUN veel autonomie en we weten dat ons individueel aandeel een im pact heeft op het globale resultaat. Iedereen
is op elkaar afgestemd en er is ruimte om ideeën te delen of vragen te stellen. Die open cultuur werkt enorm stimulerend en helpt om innovatief te blijven.”
“Wanneer je medewerkers initiatief laat nemen en ze betrekt bij het definiëren van opdrachten hebben ze meer eigenaarschap, wat een grote motivator is”, beaamt Heylen.
Heylen gelooft ook sterk in het belang van cultuur. “Laat medewerkers deel uitmaken
van de missie en het doel van je organisatie, hierdoor zullen ze gemotiveerd zijn om hun steentje bij te dragen. Wanneer je nadien ook de resultaten deelt, zowel de sterktes als de zwaktes, zal dat het team in de gewenste richting bijsturen. Verder hecht ik veel waarde aan het bijdragemodel, dat is opgebouwd uit vier lagen. Je kunt dit model gebruiken om opdrachten te geven, maar ook voor ontwikkeling en nadien voor evaluatie, telkens op het juiste niveau. Tot slot kun je ook peers betrekken bij de beoordeling.”
“Talentontwikkeling is enorm belangrijk om medewerkers gemotiveerd te houden”, zegt Heylen. Henkens stemt daarmee in: “Doordat mensen blijven leren en nieuwe dingen uitproberen, blijven ze gedreven. We zijn momenteel in volle transitie van start-up naar scale-up. Onze werknemers weten dat dit nog maar de beginfase van het verhaal is en ze zijn geprikkeld door het groeipotentieel.”
“Dankzij corona is de aandacht voor wetenschappelijk onderzoek toegenomen, vooral voor bacteriën en virussen, wat een belangrijke evolutie is voor onze sector”, zegt Henkens. “Toch is er nog een lange weg af te leggen”, vult Carreon aan.

“Wetenschappelijk onderzoek zou vaker vertaald moeten worden naar heldere taal voor een breed publiek. Er zijn een aantal goede wetenschapsjournalisten en publieke figuren zoals Dirk Draulans en Lieven Scheire die het voortouw nemen, maar doorbraken van universiteiten bijvoorbeeld krijgen nog te weinig media-aandacht.”
“Geef wetenschappers een podium”, zegt Heylen, “investeer in Fablabs en kinderuniversiteiten, en stimuleer jongeren om voor STEM-richtingen te kiezen of wetenschap te studeren.” Daar is Henkens het mee eens: “We nemen jaarlijks deel aan de dag van de wetenschap waarbij we onze labo’s openstellen voor kinderen en jongeren, om hen inzicht te bieden in wetenschappelijk onderzoek.” En die resultaten mogen eens wat vaker in the picture worden gezet, concluderen de drie experts.
Wetenschap speelt een belangrijke rol in onze samenleving, en bepaalt in grote mate onze toekomst. Toch krijgen onderzoekers niet altijd de erkenning die ze verdienen. Hoog tijd dus om te eren wie ere toekomt. Door Ciara ReidWerkgeluk voor een ‘prikje’: waarom Catalent op zoek is naar veel talent
De war for talent woedt wellicht in geen andere sector harder dan in de farmaceutische.
Dat is problematisch. Bij Catalent Biologics, dat voor grote bedrijven de injectiespuiten vult, staan heel wat interessante vacatures open die ingevuld moeten worden met mensen die tot in Algerije worden gerekruteerd. Helaas blijven die vacatures vaak openstaan omdat er niemand wordt gevonden. En dat terwijl het bedrijf zich op meer dan één vlak een aantrekkelijke werkgever toont.
Catalent, met een vestiging in Brussel en in het Waalse Gosselies, vult, labelt en transporteert in opdracht van grote, internationale farmaklanten injectiespuiten. “En daar zoeken we vandaag heel wat nieuwe collega’s voor”, vertelt Huguette Hoorens, senior hr-manager bij Catalent Biologics. “Dat gaat van medewerkers in de afdelingen quality assurance en quality control in de laboratoria, over medewerkers binnen supplychain en (onderhouds) technici tot preventie-adviseurs, medewerkers in new product development en operatoren binnen
de productieafdeling zelf. Kortom, een heel divers aanbod – met zelfs mogelijkheid tot assignments in het buitenland – maar ook met één rode draad binnen de gezochte profielen: ze moeten, gezien onze sector, altijd patient first denken en handelen. Uiteraard werken wij voor bedrijven en dus niet rechtstreeks voor eindklanten, maar onze producten en dienstverlening hebben wel rechtstreeks impact op patiënten. Onze mensen zijn hiervan sterk doordrongen. Om die reden is het bijvoorbeeld voor productiemedewerkers binnen een steriele omgeving belangrijk dat ze zich voortdurend bewust zijn van het belang van die steriliteit, en dat ze zich strikt aan de procedures houden zodat de veiligheid van de producten gewaarborgd blijft.”
Skillsets scherp houden Doordat patiënten de uiteindelijke doelgroep zijn, dragen jobs binnen Catalent Biologics op een directe manier bij tot maatschappelijk welzijn. Maar los daarvan stelt het bedrijf alles in het werk om medewerkers zich zo goed mogelijk te doen voelen. Zo is er een fraai opleidingsaanbod zodat men zich kan blijven ontwikkelen – wat gezien de razendsnelle en onophoudelijke ontwikkelingen
binnen de farmaceutische sector geen overbodige luxe is – en de skillset scherp houden. “Maar we houden ook volop rekening met het welzijn van onze werknemers”, gaat Huguette Hoorens verder. “Bijvoorbeeld door flexibele uren en thuiswerk aan te bieden. Ook het verbeteren van onze onboarding en onze ontwikkelingsplannen staat hoog op de agenda. Zeker de jongere generaties zijn veeleisender geworden op dat vlak. Bovendien zijn dat vaak echte jobhoppers, die na twee jaar uitkijken naar een andere functie. Wij doen er dan ook alles aan om hen toch bij ons te houden.”

Ook vaak een dealbreaker bij young potentials en zelfs wat oudere talenten: de aandacht die de toekomstige werkgever aan duurzaamheid besteedt. Dat is bij Catalent zeker het geval. “Zo kopen wij energiecertificaten van 100 procent hernieuwbare energie”, legt Huguette Hoorens uit, “en wordt vijftig procent van ons niet-gevaarlijk afval gerecycleerd.”
Wie zin heeft om aan de slag te gaan bij een ambitieus en internationaal bedrijf, met vestigingen in Brussel en in Gosselies, moet zeker eens grasduinen in de openstaande vacatures bij Catalent.
OIP: als grote denkers elkaar ontmoeten...
De in 1919 opgerichte firma OIP is vandaag geves tigd in Oudenaarde en Doornik. Ze ontwerpt en produceert innoverende optische instrumenten voor de ruimtevaart en de militaire sector. Van daag zijn hier zo’n 120 personen werkzaam. Zij trachten zich een beeld te vormen van de wereld van morgen en deze te begrijpen, om zo een op lossing te kunnen vinden voor enkele grote maat schappelijke vraagstukken.
OIP: koploper in innovatie

Bij OIP is elke missie een unieke, technologische uitdaging. Om die tot een goed einde te brengen, kan de onderneming rekenen op een team van hoogopgeleide ingenieurs. Om hen bij hun werk te ondersteunen, zorgt OIP voor geavanceerde in frastructuur waarmee ze elke fase van hun project kunnen volgen, vanaf het ontwerp tot de levering bij de klant. Bart Desoete, Business Development Ma nager, bevestigt dit: “Het schenkt onze medewer kers veel voldoening om te weten dat de toestellen die zij ontworpen en gebouwd hebben uiteindelijk in de ruimte belanden!”


Om concurrentieel te blijven, zet de onderneming sterk in op de opleiding van haar medewerkers (zo wel intern als extern). Levenslang leren en bijscho len is essentieel.
Voeten op de grond, hoofd in de wolken en blik op de toekomst.
Wie bij OIP wil werken, moet een degelijke tech nische achtergrond hebben in de technologische of de wetenschappelijke sector. Maar dat is niet alles. OIP verlangt van zijn medewerkers dat zij met open geest maar eveneens met voldoende realiteitszin van de toekomst dromen. Daarnaast zijn sociale vaardigheden uiterst belangrijk. Bart Desoete legt uit: “De projecten waaraan we wer ken zijn soms zo complex dat er veel mensen bij betrokken worden en mee over nadenken. Van uit die teamgeest ontstaan de beste ideeën.”
De onderneming beseft hoe belangrijk het is dat de teams een hechte band hebben, en neemt een gezonde werkomgeving voor haar mede werkers dan ook ter harte. Creatief uit de hoek komen, goed communiceren, elkaar helpen en vaak van gedachten wisselen zijn kernwaarden bij OIP.
Aangezien het de missie van de onderneming is om de technieken van de toekomst te bedenken en uit te werken, is een supercreatief en inno vatief brein een onmisbare kwaliteit voor wie bij OIP aan de slag wil gaan. Bart Desoete voegt er glimlachend aan toe: “Alle profielen zijn welkom!
Overtuig ons ervan dat jij de geknipte persoon bent voor de job, meer is er niet aan.”
Grootschalige projecten
OIP wil zijn teams uitbreiden om vooruitgang te boeken bij twee specifieke projecten. In de eer ste plaats ALTIUS, een project waarbij een instru ment gemaakt wordt om de gassen in de atmo sfeer te monitoren. Dankzij dit instrument zullen we het klimaat van de komende jaren kunnen ‘voorspellen’ en vooruitgang kunnen boeken in diverse klimaatkwesties. Daarnaast is er CLIM, een instrument op een satelliet om de concentra tie van CO2 in de atmosfeer op te volgen en zo een duidelijker beleid voor vervuilende emissies te bepalen.
OIP heeft aantrekkelijke vacatures voor ingeni eurs en technische profielen, maar zoekt ook nieuwe medewerkers voor andere afdelingen: oipspace.be/careers
In de trechter van het onderzoek
Er is maar één manier voor farmabedrijven om tot nieuwe producten te komen en dat is door aan doorgedreven onderzoek en ontwikkeling te doen. België is bovendien een goed land om in deze branche te vertoeven en telt dan ook een bovengemiddeld aantal farmaceutische ondernemingen. Wij gingen bij een van hen ons licht opsteken.
Elke dag worden er vanuit België voor ongeveer 230 miljoen euro aan farmaceutische producten uitgevoerd, een enorme hoeveelheid die nog maar eens het belang van de sector voor ons land onderstreept. Een deel daarvan komt van bij Oystershell, een Gentse ontwikkelaar van ‘over the counter’-producten zoals luizenshampoo, pennen om wratten te bevriezen en medische hulpmiddelen tegen schimmelnagel.
“België heeft een paar stevige troeven”, zegt Head of R&D Laurens De Schepper. “Het hoge niveau van onze universiteiten is er daar een van, maar ook het feit dat (bio)farma een sector is die door onze overheden goed gesteund wordt met subsidies en innovatiepremies. Daarnaast is er ook nog onze centrale ligging in Europa, wat uitvoer vereenvoudigt en maakt dat we gemakkelijk kunnen werken met subcontractors die bijvoorbeeld productiecapaciteit aanbieden. Tot slot is er ook nog een levendige farmascene in België met heel veel incubators, spinoffs en netwerkevents die kruisbestuivingen mogelijk maken.”
CEO Mike Van Ganse noemt R&D onomwonden een kerntaak van zijn bedrijf. De ideeën voor nieuwe producten kunnen van overal komen, zegt hij. “Vaak komen die intern bij ons bovendrijven, maar evengoed zijn het klanten die met interessante voorstellen komen. De eerste vraag die we onszelf echter altijd stellen is: ‘Is er voor dit product een onvervulde behoefte bij de consument of patiënt? Hoe behandelt de consument vandaag zijn gezondheidsprobleem en wat zou de behandeling kunnen verbeteren? Dat kunnen tal van zaken zijn, zoals de effectiviteit van het product, de snelheid, minder nevenwerkingen, makkelijker in gebruik… Er is dus van bij het begin een nauwe samenwerking tussen ons R&D-team en ons marketing- en verkoopteam.”
In de volgende fases worden er enkele fundamentele lijnen uitgezet en onderbouwd. De Schepper somt op: “Welke claims kunnen we met dit product hard maken? Wat zijn de regulatoire vereisten? Wat is het potentieel van het middel? Welke ontwikkelingsstrategie gaan we volgen? Dit alles vereist een uitstekende samenwerking tussen alle departementen, dus naast
R&D en commercieel, ook supply, regulatory, quality en finance. Daar ligt de basis van een business case die we aan ons executive committee presenteren. Die leggen ons dan het vuur aan de schenen, een beetje zoals in het tv-programma Leeuwenkuil (lacht). Hoe zit het met de risico’s? Welke budgetten zijn er nodig? Wie is de klant? Pas als we dat stadium voorbij zijn, gaan we bijvoorbeeld op zoek naar subcontractors.”
Hoe verder in de trechter, hoe meer R&D het roer overgeeft aan de operationele mensen en hoe dichter Oystershell bij een lancering zit. “Hoe lang dit allemaal duurt hangt af van product tot product, maar als je een medical device ontwikkelt, zoals onze wrattenpen, mag je toch op drie à vier jaar rekenen”, zegt Van Ganse. “Ook de overheid moet je dossier grondig checken en goedkeuren voor je op de markt mag komen, dat kost veel tijd.”

De Schepper gaf al aan dat subcontractors in dit proces een belangrijke rol spelen, maar benadrukt ook dat Oystershell gedurende heel de ontwikkelingsfase de uiteindelijke belissingen blijft nemen. “Bij de ontwikkeling van de wrattenpen hebben we met zeer gespecialiseerde contractors samengewerkt om bepaalde onderdelen voor ons te ontwikkelen. Maar wij managen en betalen hen en nemen ook het intellectuele eigendom en alle patenten op ons. Dat is toch ook een beetje beroepsfierheid.”
Dit principe werkt trouwens ook in de andere richting. “Wij hebben zelf twee business units”, legt Van Ganse uit. “Eentje waar we producten maken voor onze eigen merken die we zelf op de markt brengen. En een andere waarin we ontwikkeling doen voor zogenoemde ‘brands of partners’. In dat laatste geval werken we met licenties en supply-overeenkomsten.”

Zoals De Schepper en Van Ganse het uitleggen, lijkt R&D een vrij gemakkelijke business. Maar schijnt bedriegt, zegt De Schepper. “In de wereld van consumer health start alles bij een innovatief idee gevolgd door een plan voor de ontwikkeling van
Goed projectmanagement en teamwork maximaliseren de kans op succes.

een nieuw product. Goed projectmanagement en teamwork maximaliseren de kans op succes. Je moet eerst iets maken dat een onvervulde behoefte vervult, het moet goed werken, het moet een veilig product zijn en het moet ook nog eens gebruiksvriendelijk zijn. En dat alles moet dan ook nog eens in een zeer streng regulatoir kader passen. Dus nee, R&D is niet zo gemakkelijk als het lijkt (lacht).”
“Daarom ook dat onze researchstrategie zo belangrijk is en zo agile mogelijk is opgebouwd”, vult Van Ganse aan. “Wij hebben een historiek bij het ontwikkelen van complexe innovatieve producten die we tot een goed einde hebben kunnen brengen. Dat heeft veel ervaring opgeleverd om toekomstige innovaties te kunnen tackelen.”
Oystershell werd in 1979 opgericht en sinds 2002 ligt de focus op gezondheidsproducten die vrij verkrijgbaar zijn. De grote doorbraak kwam er met de ontwikkeling van een luizenproduct zonder insecticide. Met Rid en Elimax (luizen), Pistal (insecten), Pixie (wratten) en Ultractive (magnesium) zet Oystershell eigen merken in de markt, maar het ontwikkelt ook voor tal van grote farmabedrijven over de ganse wereld. Meerderheidsaandeelhouder van Oystershell is het investeringsfonds Rivean Capital.
Laurens De Schepper Head of R&D Mike Van Ganse CEOSubsidies als innovatie-stimulans
Innoveren is cruciaal voor bedrijven die in een snel veranderende wereld relevant en competitief willen blijven. Toch ondernemen velen nog met de rem op, omdat zulke innovaties niet meteen renderen en financiële risico’s met zich meebrengen. En dat terwijl heel wat kmo’s en start-ups voor die investeringen een subsidie zouden kunnen krijgen, maar daar nog te weinig gebruik van maken. “Omdat ze door de bomen het bos niet meer zien - er zijn zoveel overheidsinstanties, allemaal met hun eigen geplogenheden - maar ook omdat het veel tijd en expertise vraagt”, ervaart Geert Spapen, bestuurder bij A-Chief, waar ze ondernemers doorheen het volledige subsidie-traject begeleiden. “We starten altijd met een subsidiescan: wat doet het bedrijf, waar wil het naartoe, hoe wil het dat bereiken en op welke steun kan het dan aanspraak maken. Kortom, we ontzorgen bedrijven in hun

volledig subsidietraject zodat zij zich focussen op de transformatie.”
Een gebrek aan tijd of expertise is echter niet de enige reden waarom kmo’s hun weg niet vinden naar de subsidies. Vaak leeft ook het idee dat de premies niet voor hen, maar voor de grotere spelers zijn bedoeld. “Die halen soms hoge subsidiebedragen binnen, dat klopt, maar je moet dat in verhouding met hun eigen investering zien”, verduidelijkt Geert Spapen. “Er bestaan nochtans heel wat subsidieregelingen die speciaal voor de kleinere en middelgrote ondernemingen zijn uitgeschreven en waar zij dus vlot aanspraak op kunnen maken.”
Via die subsidies krijgen bedrijven een financiële buffer waardoor ze durven innoveren. “Zonder die steun zien sommige innovatieve
plannen nooit het levenslicht of komen ze pas later of maar beperkt tot leven”, ervaart Geert Spapen, die benadrukt dat subsidies niet alleen de economie, maar bij uitbreiding ook de maatschappij vooruit kunnen helpen. “We kampen met enkele grote uitdagingen - de klimaatverandering, energietransitie, grondstoffenschaarste - en hoe je het ook draait of keert, de oplossingen zullen niet van de overheid maar van de bedrijven komen. Zij zullen de innovatieve oplossingen moeten vinden en commercialiseren, maar de overheid kan hen daar met een gericht subsidiebeleid wel financieel bij helpen. Dat is zelfs noodzakelijk, want die ondernemingen hebben natuurlijk ook een economische realiteit om rekening mee te houden.”
Het stimuleren van innovatie staat alvast hoog op de agenda van de verschillende overheden.
Dat is bijvoorbeeld te merken aan de stijgende budgetten die zowel in het huidige Vlaamse regeerakkoord als in de meerjarenplanning van de Europese Commissie zijn voorzien. Een goede zaak, besluit Geert Spapen: “Zo investeren we niet alleen in oplossingen die de uitdagingen van vandaag en morgen aanpakken, maar helpen we bedrijven ook groeien, waardoor ze verder kunnen investeren en nieuwe werkgelegenheid voor de regio zullen genereren. Elke euro subsidie vloeit dus vroeg of laat terug naar de maatschappij.”
Geert Spapen BestuurderA-Chief is er voor alle ondernemers die op zoek zijn naar extra financiële draagkracht. Het zoekt uit welke subsidie- en steunmaatregelen er zijn voor hun bedrijfsprojecten en maakt hen wegwijs in alle procedures, voorwaarden en administratieve verplichtingen. Met hun gericht advies en oplossingsgerichte begeleiding stimuleren ze ondernemers om te blijven groeien, innoveren of internationaliseren, zonder daarbij hun eigenlijke corebusiness uit het oog te verliezen.
Hosted Energy,



Hoge energieprijzen en de roep om verduurzaming zijn kenmerkend voor de huidige situatie in de wereld. Maar hoe gaat u hier als ondernemer mee om?
Hosted Energy staat voor u klaar! Met onze expertise helpen wij u navigeren in de wereld van energie. Wij optimaliseren de gehele energiehuishouding van uw organisatie en zorgen ervoor dat u niet alleen minder energie verbruikt, maar er ook minder voor betaalt.

Wilt u verduurzamen met zonnepanelen of bent u geïnteresseerd in energieopslag? Met ons uitgebreide aanbod van duurzaamheidsproducten zijn wij van alle markten thuis.
Gratis analyse van uw energiecontract!
Lijkt besparen op uw zakelijke energiefactuur haast onmogelijk? Laat dat maar aan ons over!
Onze experts maken gratis en vrijblijvend een analyse van uw energiecontract en kijken op welke manier u kunt besparen.
Scan de QR-code en upload direct uw huidige energiecontract!





Op weg naar een klimaatneutralere wereld
De wereldwijde energiecrisis maakt duidelijk waar de focus van onze klimaatambities de komende jaren naartoe zal gaan.
Onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en buitenlandse import moet in sneltempo worden afgebouwd.
Door volop de kaart te trekken van duurzame energie-innovatie kunnen beide ambities worden gerealiseerd.

Wij zetten vier veelbelovende innovaties, telkens met een duidelijk Belgisch tintje, op een rij.
Kernenergie.
Kernenergie beschouwen als een innovatieve energievorm, voor velen klinkt het allicht wat contradictorisch. In België wordt immers al jaren bijzonder fel gedebatteerd over de totale stopzetting van nucleaire energie, die bovendien al sinds begin jaren 50 wordt gebruikt. Los van de Belgische kernuitstap geldt ons land, door de decennialange ervaring met deze energievorm en bijhorend onderzoek, als een referentie binnen de nucleaire sector. Omdat kernenergie geen CO2-uitstoot genereert, groeit het besef dat het een interessante piste is om te bewandelen in de strijd tegen de klimaatopwarming. Het radioactief kernafval dat geproduceerd wordt blijft uiteraard het grootste tegenargument tegen deze energievorm.

Binnen de nucleaire wereld wordt echter volop gezocht naar manieren om de veiligheid van de reactoren te verhogen en de afvalproductie te verlagen. Dat leidt onmiskenbaar tot veelbelovende innovaties. Een voorbeeld hiervan is de kernreactor die gebruikmaakt van gesmolten thoriumzout. Dit procedé levert gevoelig minder afval op. Omdat deze technologie nog in de kinderschoenen staat, moet dit wel gezien worden als een ontwikkeling die is gericht op de lange termijn. De voorstanders van kernenergie kregen onlangs wel een belangrijke duw in de rug vanuit Europa. Sinds kort staat kernenergie namelijk gelabeld als duurzaam op de zogenaamde Europese groene taxonomie, het classificatiesysteem voor beleggers en investeerders dat – in het kader van de Green Deal – bepaalt welke investeringen als milieuvriendelijk worden beschouwd.
Restwarmte.
Warmte ligt aan de basis van heel wat industriële processen. De economie, en dus ook de samenleving, verbruikt in de eerste plaats warmte, die in de praktijk wordt opgewekt door fossiele brandstoffen. Wereldwijd is de industrie dan ook goed voor een kwart van de uitstoot van broeikasgassen.
In sterk geïndustrialiseerde gebieden is dit nog veel meer. Vandaag is het zo dat de meeste warmte die vrijkomt na industriële processen, de zogenaamde restwarmte, de facto niet meer hergebruikt kan worden omdat deze een te lage temperatuur heeft om opnieuw te kunnen dienen in de industrie. Door gebruik te maken van speciaal ontwikkelde warmtepompen voor de industrie kan deze warmte echter wel opnieuw worden gecapteerd en opgewaardeerd tot een voor de industrie bruikbare temperatuur.

Bijgevolg hoeft er gevoelig minder warmte te worden geproduceerd. Rekening houdend met de huidige productiemethodes voor deze warmte, komt deze omslag neer op een enorme nettobesparing voor wat betreft de uitstoot van CO2. Door de exponentiële verhoging van de kosten voor energieopwekking, door de stijging van de huidige fossiele energieprijzen, maar zeker ook door de groeiende kost van CO2uitstoot, zal de aantrekkingskracht van het gebruik van restwarmte bovendien enkel maar toenemen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de Belgische scale-up Qpinch, die dit soort van warmtepomp ontwikkelde, op bijzonder veel internationale interesse kan rekenen.
Groen gas.
Gas moet zowat de meest besproken energievorm van het moment zijn. De explosie van de kostprijs en de afhankelijkheid van buitenlandse leveranciers, waardoor het in de praktijk gebruikt wordt als een geopolitiek wapen, maakten van gas een bijzonder gevoelig thema. Toch hebben bepaalde gassoorten zeker hun plaats in de energiemix van de toekomst. Hierbij gaat het niet over het klassieke aardgas, wat uiteraard een fossiele brandstof is, maar over nieuwe gasvormen die het gevolg zijn van innovatieve technologieën. Een duidelijk voorbeeld hiervan is biogas dat geproduceerd wordt uit landbouwafval. Dit is het product van specifiek ingerichte vergistingsinstallaties of biomethanisatie-eenheden en is een 100 procent hernieuwbare en circulaire energievorm. Het methaan dat wordt uitgestoten door koeienstallen in ons land kan hierbij dienen als de basisgrondstof voor deze innovatieve energievorm.

Wagens die uitgerust zijn met een speciale gasmotor kunnen vandaag al bij heel wat Belgische tankstations terecht om deze gasvorm te injecteren en te gebruiken als brandstof. Wie dit doet, rijdt met andere woorden rond in een voertuig dat volledig werkt op basis van een circulair product en dus 100 procent CO2-vrij is. Bovendien toont dit ook aan hoe de landbouw kan worden betrokken bij energie-innovaties die een oplossing kunnen bieden voor de klimaatproblematiek. Heel wat autobouwers, ook voor landbouwvoertuigen, zijn vandaag dan ook bezig met de verdere ontwikkeling van voertuigen die kunnen rijden op basis van deze innovatieve brandstof.
Waterstof.
Waterstof, het chemisch element met atoomnummer 1, komt in geïsoleerde vorm niet voor op onze planeet. Met dank aan technologische innovatie kunnen we het wel produceren en als brandstof gebruiken. Wanneer dit proces gekoppeld wordt aan hernieuwbare energiebronnen zoals zon- of windenergie, is er sprake van een volledig klimaatneutrale brandstofvorm. Precies daarom wordt er vandaag volop ingezet op de ontwikkeling van de waterstofeconomie. Voor die onderdelen van de industrie en transportsector waar een totale elektrificatie geen optie is, kan dit een belangrijke aanvulling zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan zwaar transport of luchtverkeer.
Dit groeipad ligt echter bezaaid met complexe uitdagingen. In de praktijk kan het productieproces van groene waterstof op grote schaal enkel gebeuren in gebieden waar voldoende plaats is voor wind- en zonne-energie-installaties. Hierdoor zal Europa voor waterstof hoe dan ook afhankelijk blijven buitenlandse import. België probeert de jongste jaren echter duidelijk een voortrekkersrol te spelen in de uitbouw van de waterstofeconomie. Die ambitie spraken de verschillende regeringen al meermaals openlijk uit. Dit vertaalt zich onder andere in een aantal toonaangevende initiatieven in de haven van Antwerpen, waar ze via pilootprojecten op basis van lokale en aangekochte groene stroom een duidelijke expertise proberen uit te bouwen. Ook opende de hogeschool VIVES eerder dit jaar een eigen waterstofonderzoekscentrum om het potentieel van waterstof verder te bestuderen.
Hoe software de zon een handje helpt
Grote zonnepanelenparken – die uit honderden en vaak zelfs uit wel duizenden panelen bestaan – worden voor de uitvoering minutieus uitgetekend. Op die manier kunnen bijvoorbeeld zaken als de beste plaatsingshoek en optimale oriëntatie bepaald worden. “Vroeger gebeurde dat veelal manueel, wat meebracht dat er vaak fouten en misrekeningen gemaakt werden”, zegt Kim Eyckmans van het Geelse bedrijf Virto Solar. “Soms werden de panelen zelfs een per een op het ontwerp toegevoegd, met heel veel copypaste. Het gebeurde dan wel eens dat men per ongeluk twee panelen bovenop mekaar plaatste, waardoor men op het einde van de rit een paneel te veel of te weinig had. En dan kon je helemaal opnieuw beginnen.”
Dankzij software is zo’n klus veel sneller geklaard en is de kans op fouten quasi nul. Gespecialiseerde software maakt het
bijvoorbeeld mogelijk om automatisch legplannen en elektrische schema’s te genereren, kabels te berekenen en bouwtekeningen te maken. “Door de ingebouwde foutdetectie is missen bijna niet meer mogelijk”, zegt Eyckmans. “Bovendien verloopt het ontwerp ook veel sneller. Bij een gemiddelde installatie spendeer je er gemakkelijk 75 procent minder tijd aan. Bovendien zijn er bij de werken zelf ook minder onderbrekingen omdat er iets fout liep in de ontwerpfase.”
De programmatuur om zonne-installaties te ontwerpen, komt in verschillende vormen. “Je kunt deze bijvoorbeeld installeren als een plugin voor AutoCAD, dat veel gebruikt wordt door grote installateurs en projectontwikkelaars”, legt Eyckmans uit. “Daarnaast werken we ook aan een apart softwareframework waarmee we
op maat gemaakte webapplicaties voor groothandelaars en montagefabrikanten in de markt zetten. Via datzelfde framework komt er ook nog een webapplicatie met eigen branding. Met deze laatste kun je bijvoorbeeld foto’s van drones ingeven en daarmee heel gedetailleerde 3D-modellen van de omgeving maken.”
Door de stroomprijzen van vandaag is er een hausse in de installatie van zonnepanelen. Zeker in landen als Duitsland en in OostEuropa wordt er volop bijgebouwd, zegt Eyckmans. “In België, en zeker in Vlaanderen, zijn we eigenlijk ook vrij goed bezig. De gemakkelijkste daken zijn hier ondertussen al min of meer gedaan. Nu zijn de ‘moeilijke’ aan de beurt, daken waarvoor meer knowhow vereist is en waarvoor je bijvoorbeeld lichtere panelen moet gebruiken. Ook daar kan goede software zijn diensten bewijzen.”
Door de ingebouwde foutdetectie is missen bijna niet meer
Kim Eyckmans Managing directorWORDT
Ons Belgenland staat voor herculi sche uitdagingen om de Europese doelstellingen rond oppervlaktewa ter te behalen. Nutriënten infecteren onze rivieren en vreten aan het wa terleven. Dit moet aangepakt wor den of het zal België duur komen te staan… letterlijk. Huishoudelijk afval water van woningen is een belang rijke boosdoener, want een slordige 400.000 woningen lozen nog hun afvalwater in de grachtjes, recht streeks de natuur in. “Niet langer in Ledegem”, zei burgemeester Bart Dochy en hij trok naar HelloWater voor een waterdichte oplossing. Een kleurrijke plantenfilter met fosfaat verwijderingsstap zorgt sinds enkele maanden al voor kraakhelder afval water van een wooncluster.
LEDEGEM WORDT LEAUDEGEM
De buurtbewoners van de woon cluster (14 huizen) zijn verlost van de stank en het ongedierte. Dat ter wijl ze voor plan A, riolering, moesten wachten tot 2035. Dit probleem be perkt zich niet enkel tot de grenzen van Ledegem. Het laaghangend fruit is immers al geplukt voor rio lering. De maatschappelijke kosten zijn torenhoog in het buitengebied
en de aanleg verloopt traag. Een decentrale aanpak biedt kansen om de afvalwaterproblematiek sneller aan te pakken, terwijl voor delen naar kost, milieuvoetafdruk, schaalbaarheid en infiltratie mee genomen dienen te worden.
Het systeem in Ledegem zuivert het afvalwater op een natuurlijke manier tot helder water dat geschikt is voor hergebruik en infiltratie. De hoofd zuivering bestaat uit een modulaire plantenfilter met bloeiende planten, wat zorgt voor een heuse biodiver siteitsboost. Het water komt er met een zwak straaltje gezuiverd uit, door het samenspel van planten en bac teriën. Het effluent wordt 24/7 gemo nitord en elk uur worden effluentre sultaten openbaar gedeeld op de website www.leaudegem.be. Het po tentieel werd dan ook opgemerkt bij de Vlaamse Landmaatschappij en Blue Deal (Onder Water-Land-Schap 2.0), die bereid waren het proefpro ject te ondersteunen.

FOSFAAT OP DE KORREL GENOMEN
Vooraleer het water terug in de na tuur terechtkomt wordt een fosfaat verwijderingsstap uitgevoerd. Dit is
uniek en de manier waarop nog unie ker. Conventionele fosfaatverwijde ring zijn niet geschikt voor decentrale toepassingen, door het gesukkel met chemicaliën, slib en secundaire pol luenten. HelloWater komt nog maar pas uit een 7 jaar lopend Europees Interreg-project I-QUA, waar onder andere alternatieve fosfaatverwij dering werd uitgetest. De goede re sultaten deden snakken naar meer en een opgeschaalde versie werd geplaatst in Ledegem, onder de naam: FOSCUBE®. Deze zorgt voor een fosfaatreductie van +99 %, door middel van een ijzerhoudend rest product uit de drinkwaterproductie duurzaam te hergebruiken. De per formantie van de FOSCUBE® wordt gewaarborgd door middel van een cassettesysteem. De korrels worden bij verzadiging vervangen en opties zijn mogelijk naar fosfaatrecupera tie, waardoor de korrels terug kun nen heringezet worden. HelloWater richt zich nu tot gemeenten om de centrale waterzuiveringssystemen te installeren in het buitengebied. Daar zijn de uitdagingen immers het grootst. De FOSCUBE®, als duurzame fosfaatverwijderingstechnologie op zichzelf, werd ook gehoord in andere sectoren en buurlanden.

mogelijk. Bovendien verloopt het ontwerp ook veel sneller.
We leven langer, met dank aan innovatie
We leven alsmaar langer. Die stijgende levensverwachting hebben we voor een groot deel te danken aan innovatieve toepassingen in de geneeskunde en de farmaceutische industrie. We zoomen dieper in op de rechtstreekse impact van hoogstaande R&D op ons leven.
Jérôme Van Biervliet Managing Director VIB


“Ik denk meteen aan immunotherapie. Dit komt erop neer dat je het eigen immuunsysteem van de patiënt gebruikt om de tumorcellen aan te vallen en te verwijderen. Dat is een duidelijke paradigmashift ten opzichte van het verleden en heeft ook heel wat nieuwe vormen van curatieve behandelingen in gang gezet. Zo is ook celtherapie hier eigenlijk een variant van. Voor ons is het vooral interessant om te belichten hoe dit tot stand kan komen. Eigenlijk moet je dit zien als een estafetterace waarbij de academici aan de start staan. Zij geven de stok met hun onderzoeksbevindingen door aan start-ups, die dit ontwikkelen tot een product en dat op hun beurt doorgeven aan de spelers uit de big pharma.”
“We begrijpen vandaag beter hoe ziektes ontstaan en vooral ook hoe ze evolueren, wat de onderliggende genetische en biologische processen zijn. Hierdoor zijn we ook beter in staat om de ziekte vroeger te onderscheppen of zelfs de start van een ziekte af te weren. We zien dus dat de geneeskunde evolueert van een focus op behandeling naar een focus op interceptie en zelfs preventie. Dat leidt tot meer personalized medicine of geneeskunde op maat, met immunotherapie als sterkste voorbeeld. Ik denk dat we op dit vlak gerust van een revolutie mogen spreken. Daarbij komt nog eens de verhoogde synergie tussen technologie en wetenschap, die meer gepersonaliseerde geneeskunde mee mogelijk maakt.”
“De afgelopen decennia verbeterden nieuwe geneesmiddelen continu de overlevingskansen en de levenskwaliteit van veel patiënten. Zo is het aantal longkankerpatiënten dat één jaar na de diagnose nog in leven is vandaag tien keer hoger dan in 1995. Bij metastatische huidkanker is het aantal patiënten dat vijf jaar na de diagnose nog leeft vertienvoudigd, van 5 procent naar 50 procent. Dit is te linken aan de introductie van monoclonale antilichamen en immunotherapieën en de evolutie naar gepersonaliseerde behandelingen zoals cel- en gentherapieën. Ook de doorbraken inzake vaccinontwikkeling, niet enkel tegen corona, maar ook bijvoorbeeld tegen ebola of HPV, zijn recente gamechangers.”
“Innovatieve geneeskunde heeft zeker een grote invloed. In België zitten we wat dit betreft bij de top in de wereld, kijk bijvoorbeeld naar de overlevingskansen van kankerpatiënten. Bovendien – en dit is iets wat we bij het VIB willen benadrukken – is hier zeker nog potentieel tot verbetering. Door technologische vooruitgang zijn we vandaag in staat om ziektes op moleculair niveau in kaart te brengen. Dat zal leiden tot nog veel betere behandelingen op maat. Tegelijkertijd is het evident, zeker als je het op wereldschaal bekijkt, dat een gezondere levensstijl ook een rechtstreekse impact heeft op de levensverwachting. Maar dat verband moet dan eigenlijk meer sociologisch bekeken worden.”
“Het effect van innovatie op levensduur en levenskwaliteit is een realiteit waar je niet omheen kunt. Kijk naar de overlevingskansen voor kankerpatiënten. Voor verschillende soorten kankers is de overlevingstijd aanzienlijk verlengd op relatief korte tijd. Of kijk naar de vooruitgang in hiv/aids, twintig jaar geleden was dit nog een dodelijke ziekte terwijl een hiv-positieve volwassene nu een gelijkaardige levensverwachting heeft als een niet-besmet persoon. Daarnaast is ook levensstijl uiteraard een deel van dit verhaal. Ik merk dat we hierin als maatschappij een shift doormaken en evolueren van ‘sick-care’ naar het principe van ‘well-care’, waarbij we mensen langer gezond willen houden.”
“Hiervoor zijn vele redenen, maar de impact van innovatieve geneeskunde staat vast. De studie ‘The Value of Medicines in Belgium’ van onderzoeksbureau Seboio, die de impact op zowel patiënten en hun families als de maatschappij in kaart bracht, toont aan dat de gemiddelde levensverwachting in België de afgelopen 20 jaar met 4 jaar steeg en de vroegtijdige sterfte tussen 2001 en 2015 daalde met 22 procent. Dankzij medische vooruitgang leven de Belgen langer en gezonder. Een internationale studie in de OESO-lidstaten beaamt dit resultaat en toont aan dat innovatieve geneesmiddelen verantwoordelijk zijn voor 73 procent van de stijging van de levensverwachting.”
“Die lagere graad van transparantie is een realiteit in het tweede deel van de estafetterace. In de eerste fase wordt wel heel open gecommuniceerd, dat is hoe wetenschap werkt. Ook in de finale ziekenhuisfase is er zeker sprake van communicatie. Tot op zekere hoogte is het gebrek aan transparantie in de middenfase onvermijdelijk. Je wil immers eerst je product op punt stellen voor je ermee naar de markt trekt. Uiteraard speelt er hier ook altijd een commercieel motief. Ik denk soms dat de verwachtingen naar veelvuldige communicatie afgewogen moet worden ten opzichte van de realiteit waar de bedrijven zich in bevinden, al is het zeker zo dat hier nog inspanningen voor kunnen worden geleverd.”
“Om een antwoord te bieden op complexe medische uitdagingen werken we doorheen alle fasen van het onderzoekstraject nauw samen met partners als universiteiten en ziekenhuizen. Dat innovatie enkel binnen onze vier muren zou gebeuren is misschien eerder een onjuiste perceptie die leeft. Het ontwikkelen van medicijnen is een lang en complex proces en kan algauw meer dan tien jaar in beslag nemen. Bovendien kun je de uitkomst van deze processen niet op voorhand voorspellen. We hebben vandaag zo’n honderd geneesmiddelen in onze pijplijn zitten, maar weten dat een aanzienlijk deel daarvan de finish niet zal halen. Dat maakt dat er vaak niet eenvoudig over te communiceren is.”
“Investeringen in onderzoek en ontwikkeling zijn cruciaal voor de farmaceutische industrie. Deze gebeuren op verschillende manieren en kennen verschillende stadia. Vaak wordt ook samengewerkt met innovatieve biotechbedrijven, universiteiten of onderzoeksinstellingen. Dat lange onderzoekstraject neemt 10 à 15 jaar in beslag. En zeker niet alle trajecten eindigen succesvol. Vaak is het ook zo dat onderzoek dat werd gestart voor een bepaalde ziekte uiteindelijk voor een andere problematiek werkzaam blijkt te zijn. Neem het voorbeeld van het coronavaccin op basis van de messenger RNA-techniek. Dat onderzoek was aanvankelijk gericht op kankerbehandeling. Communiceren hierover is dus niet evident.”
Welke innovatie van de jongste decennia had de grootste impact op de levensverwachting? Leven we echt langer dankzij innovatieve geneeskunde, of is dit vooral omdat we gezonder leven?Over R&D in de farmaceutische sector wordt meestal weinig transparant gecommuniceerd. Waarom?
‘Ondanks de kanker van Paolo ben ik het leven altijd van de positieve kant blijven bekijken”
Elk jaar krijgen ongeveer 2.800 Belgen te horen dat ze een tumor hebben in hun hoofd- of halsstreek.
Dat is niet alleen klap voor henzelf, ook voor hun partners komt het nieuws hard aan. Hoe beleven zij de ziekte van hun geliefde? Op welke steun kunnen ze rekenen? En hoe is hùn leven veranderd?
De benaming ‘hoofd- en halskanker’ slaat op tumoren die zich manifesteren in het gebied rond de keel, de neus, de mond, de tong, het strottenhoofd en de slokdarm. Paolo uit Zaventem had er nog nooit van gehoord toen hij, een tiental jaar geleden, een bolletje ontdekte in zijn keel. Eerst besteedt hij er niet veel aandacht aan. Hij is geen roker en drinker, en denkt dat hij een opgezwollen kliertje heeft. Tot hij, op aandringen van zijn partner Carla, naar de dokter gaat. De uitslag van een punctie is onverbiddelijk: keelkanker.
“Zo’n diagnose komt als een mokerslag”, vertelt Carla. “Ook al omdat dat het startschot is van een machine die plots op
gang komt: Paolo moest zo snel mogelijk worden geopereerd. De chirurgen beslisten om de klier weg te nemen en ook Paulo’s amandelen, om zeker te zijn dat er geen aangetast weefsel zou achterblijven.”
Een jaar later duikt de kanker echter opnieuw op, op de tong van Paolo. Er wordt voor een ingrijpende aanpak gekozen: ongeveer een derde van zijn tongweefsel wordt verwijderd. Ook het genezingsproces is een hobbelig parcours, met wekenlange ziekenhuisopnames, een paar inwendige bloedingen en zelfs een kunstmatige coma.
“Dat was een zware periode”, getuigt Carla.
“Ik werkte toen nog en dat had ik ook nodig
om af en toe mijn zinnen te verzetten. Wat ook hielp was dat mijn oudste dochter in die periode een kindje heeft gekregen. Ook voor Paolo was dat iets om zich aan op te trekken. Maar ik heb meer dan eens geweend toen ik de parking van het ziekenhuis afreed.”
Na drie weken beslissen de artsen om Paolo uit zijn coma te halen. Hij weegt dan nog 70 kilo. Stapje voor stapje begint hij aan zijn genezing en revalidatie: opnieuw leren eten, drinken en spreken. De werkgever van Carla gaat heel begripvol met de situatie om en drukt haar op het hart om alle tijd te nemen. “Ook het ziekenhuis zelf heeft ons psychologische hulp aangeboden, maar het was
snel duidelijk dat ze aan mij geen werk gingen hebben. Ik zie het leven altijd van de positieve kant, dat was toen niet anders.”
Desondanks ziet Carla een duidelijk verschil in het leven voor de kankerdiagnose en erna. “Paolo was vroeger heel extravert, sociaal, open, maakte veel grappen… dat is wel veranderd. Hij heeft minder vertrouwen in zichzelf én in andere mensen, en is meer in zichzelf gekeerd. Ik snap dat wel, zo’n diagnose heeft enorme invloed op hoe je in het leven staat. Gelukkig hebben we daar als koppel heel veel over gepraat en zijn we er sterker uit gekomen. Maar dan nog: Paolo mag gerust nog meer van het leven genieten. Hij verdient het.”
‘Inventing for Life’ is reeds meer dan een eeuw het credo van MSD. Als toonaangevend wereldwijd biofarmaceutisch bedrijf ontwikkelt MSD innovatieve geneesmiddelen en vaccins voor de meest uitdagende ziekten ter wereld. Meer dan ooit heeft MSD vandaag een voortrekkersrol in de preventie en behandeling van ziekten die mensen en gemeenschappen over de hele wereld bedreigen zoals kanker, hiv, ebola, HPV en nog veel meer. www.msd-belgium.be
Van afvalolie tot biodiesel dankzij innovatie
In juni heeft Cargill in Gent zijn eerste ultramoderne biodieselfabriek geopend, die afvalolie en -residuen omzet in hernieuwbare brandstof. Hiermee wil de onderneming haar ambities waarmaken om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en circulaire brandstoffen te stimuleren. De geavanceerde biodiesel die in de fabriek geproduceerd wordt, is bestemd voor de scheepvaart en het vrachtvervoer, en helpt klan ten om de koolstofvoetafdruk van hun maritieme en wegtransportactiviteiten te verlagen
Dit innovatieve project om afval om te zetten in biobrandstof, het eerste van Cargill, is een van de grootste faciliteiten in Europa. Met behulp van toonaangevende technologieën transformeert de fabriek allerlei vloeibare afvaloliën en -vetten, zoals gebruikte bak- en braadoliën, dierlijk vet en residuen van de productie van eetbare olie, tot geavanceer de biodiesel. Op die manier ondersteunt Cargill de circulaire economie door producten op te waarderen die vroeger werden weggegooid of enkel bestemd waren voor laagwaardige toepassingen.
“Met deze geavanceerde afvalverwerkingstechnologie bieden we een innovatieve oplossing die inspeelt op de wereldwijde vraag naar hernieuwbare energie, de milieuvereisten respecteert en klanten helpt om hun broeikasgasverplichtingen na te komen”, zegt Steven Matthys, plant superintendent in Gent. “De troeven zijn echter veel ruimer, zeker in combinatie met onze wereldwijde portefeuille van alternatieve brandstoffen. Deze oplossingen slaan immers een brug naar een koolstofvrij transportsysteem voor de toekomst. Er bestaat geen allesomvattende oplossing om de wereldwijde energie-uitdaging aan te pakken. Daarom blijven we investeren in innovatieve groenere oplossingen en technologieën.”
Cargill investeert 150 miljoen dollar in de bestaande oliezaad- en biodieselfabriek in Gent en zet zo een eerste stap in de productie van geavanceerde biodiesel. De nieuwe faciliteit, die enkel olie en residuen als grondstof gebruikt, zal tot 115.000 ton per jaar produceren. Dat levert lokaal 20 nieuwe
directe banen en 60 indirecte banen op. “Omdat we blijven groeien, zijn we steeds op zoek naar enthousiaste medewerkers. We hebben momenteel verschillende uitdagende jobopportuniteiten voor zowel arbeiders als bedienden binnen plant operations, supplychain en finance”, zegt Steven.
Cargill biedt al hoogwaardige, hernieuwbare oplossingen in uiteenlopende sectoren, van bouwmaterialen en schoonheids- en verzorgingsproducten tot energieopwekking en hoogwaardige chemicaliën, zoals schuim, kaarsvet en smeermiddelen. Het bedrijf stimuleert ook verantwoorde, duurzame landbouwpraktijken bij de productie van de grondstoffen die voor deze biologische oplossingen worden gebruikt.

Mensen en moleculen bepalen onze toekomst
Ons huidige levenscomfort en onze hogere levensverwachting danken we in belangrijke mate aan de vele innovaties uit de chemie- en farmasector. De combinatie van menselijke vindingrijkheid en duurzame moleculen zal ook onze toekomst bepalen.
Minder CO2 uitstoten, spaarzaam omspringen met energie en water, kunststoffen meer hergebruiken en recycleren, duurzame alternatieven ontwikkelen om een groeiende wereldbevolking te kunnen blijven voeden. Het is maar een greep uit enkele van de belangrijkste uitdagingen waar onze maatschappij voor staat op het vlak van klimaat, milieu en gezondheid.
Het zijn dezelfde uitdagingen die centraal staan bij BlueChem in Antwerpen, de eerste incubator voor duurzame chemie in België, en een van de weinige in Europa. BlueChem helpt startups en groeibedrijven om duurzame innovaties te ontwikkelen voor de chemie van de toekomst. De incubator biedt daarvoor de juiste accommodatie – van gespecialiseerde labo’s tot een uitgebreide dienstverlening op maat – op de juiste plek, in het hart van de grootste chemiecluster van Europa.

Wat als we CO2 zouden kunnen opvangen om het broeikasgas om te zetten in een waardevolle grondstof? Wat als we industrieel afvalwater zouden kunnen zuiveren tot drinkwater en er bovendien kostbare metalen als palladium of platina uit
kunnen recupereren? Wat als we kunststoffen die vandaag moeilijk te recycleren zijn via een nieuw chemisch proces toch kwaliteitsvol zouden kunnen recycleren en hergebruiken? Wat als we duurzame vleesalternatieven zouden kunnen ontwikkelen met veel minder milieu-impact?
Sciencefiction denkt u? Al die zaken worden vandaag al succesvol uitgetest en uitgeprobeerd door gepassioneerde wetenschappers en ondernemers in BlueChem. Meer nog, de eerste pilootinstallaties worden uitgetekend en bepaalde innovaties zijn zelfs al op industriële schaal aan het proefdraaien bij grote chemiebedrijven. Amper twee jaar na de opstart neemt de interesse vanuit binnen- en buitenland voor de beloftevolle innovaties die BlueChem voortbrengt almaar toe.
We beschikken in Vlaanderen over een van de grootste en gespecialiseerdste chemieclusters in de wereld. Het is hier bij ons dat we de troeven in handen hebben om de innovaties in duurzame chemie concreet te maken. Dat is de ambitie die BlueChem nastreeft, in nauwe samenwerking met de stad Antwerpen, POM Antwerpen,
VITO en Catalisti, en met de financiële steun van de Vlaamse overheid. Zo bouwt de sector aan een nieuw hoofdstuk in een al uitgebreid innovatieverhaal.
De Belgische chemie en farma zijn namelijk de innovatiefste van Europa, met de hoogste R&D-intensiteit. Liefst 40 procent van alle Belgische patentaanvragen is gelinkt aan innovaties in chemie, farma en biotechnologie, een aandeel dat nergens ter wereld zo hoog ligt. Farma- en chemiebedrijven in ons land investeren jaarlijks zo’n 5,5 miljard euro in onderzoek en ontwikkeling, dat is 15 miljoen euro per dag! België is daardoor Europees koploper in de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en heeft de hoogste specialisatiegraad voor kunststofrecyclage.

Het mag duidelijk zijn: wie toekomst zegt, zegt innovatie. Wie innovatie zegt, zegt chemie en farma.
Door Barbara Veranneman, voorzitter BlueChem-incubator voor duurzame chemie

CIRCULAIRE EN DUURZAME INNOVATIE UIT TIENEN
“We zijn de enige citroenzuurproducent ter wereld die werkt op basis van suikermelasse, en hebben een unieke knowhow rond oppervlakte fermentatie, een uitermate natuurlijk proces”
Op basis van een mix van melasse, bijproduct van de suikerproductie, produceert Citribel jaarlijks 100.000 ton citroenzuur en 250.000 ton natuurlijke reststromen. “We zijn de enige citroenzuurproducent ter wereld die werkt op basis van suikermelasse, en hebben een unieke knowhow rond oppervlaktefermentatie, een uitermate natuurlijk proces”, zegt CEO Wim Vandenbrande. “Eén van die bijproducten is mycelium, een netwerk van draden dat in onze fermentatiekamers ontstaat wanneer onze schimmel de suikerbron omzet in citroenzuur.”
“Elke dag produceert Citribel het equivalent van zes voetbalvelden. We zijn veruit de grootste producent ter wereld van dit kwalitatieve restproduct, en kunnen daarom snel opschalen naar industriële toepassingen”, weet Sylvia Gilis. “Hoewel ook onze andere reststromen meer
en meer aandacht krijgen, geniet mycelium wereldwijd een bijzonder interesse, vooral in functie van nieuwe materialen.”
“Daarom zijn we zelf gestart met MycaNova, een project waarin we mycelium gebruiken voor de productie van synthetisch leer. Met behoud van alle kwaliteit, textuur en kleurenopties vervangt MycaNova tot 20 procent van de plastics door myceliumpoeder. We zien daarom niet alleen interesse uit de modesector, maar ook uit de meubel- en automotive industrie.”
Citribel krijgt steeds meer aanvragen van bedrijven uit verschillende b2b-markten, die op zoek zijn naar natuurlijke en vegan componenten die bestaande ingrediënten kunnen vervangen, zoals vezeladditieven, proteïnen en chitines. Ook betaïne wordt steeds populairder omwille van het natuurlijke immuuneffect.
www.citribel.com www.mycanova.com



Wim Vandenbrande, CEOBarbara Veranneman
EIT InnoEnergy brengt verduurzaming naar het bedrijfsleven door coalities te vormen in de hele waardeketen
Staal, meststoffen, chemicaliën, zwaar transport, luchtvaart: deze sectoren - en nog veel meer - maken deel uit van waardeketens waar de verduurzaming moeizaam verloopt. De vraag naar hun producten is altijd groot en de klanten zijn bereid een redelijke prijs te betalen, maar de productieprocessen veroorzaken een onaanvaardbaar hoge CO2-uitstoot. De betrokkenen weten dat ze koolstofarm zullen moeten worden, maar het lukt ze maar niet om dat te bereiken zonder hun bedrijfskansen te verliezen.
Om deze cyclus te doorbreken, heeft EIT InnoEnergy het initiatief genomen voor het European Green Hydrogen Acceleration Center (EGHAC). In dit initiatief wordt het gesteund door Breakthrough Energy. “Met deze activiteit willen we complete industriële waardeketens koolstofvrij maken, vooral die ketens die daarvoor nog niet de commercieel haalbare zakelijke mogelijkheden hebben gevonden”, zegt Jacob Ruiter, CEO van EIT InnoEnergy Benelux en Managing Director van EGHAC. Met behulp van groene waterstof, ammoniak, methanol en andere groene brandstoffen wil EGHAC deze bedrijven helpen hun verduurzaming te versnellen en tegelijk de zakelijke risico’s te beperken. “Ons eerste doel is de staalindustrie”, zegt hij. “Deze sector is verantwoordelijk voor 8% van de wereldwijde vraag naar energie en 7% van de CO2-uitstoot van de energiesector - waarmee het een van de belangrijkste koolstofuitstotende industrieën is.”
Bewijs van levensvatbaarheid
Complete waardeketenbenadering
Essentieel bij deze inspanning is het ecosysteem dat EIT InnoEnergy de afgelopen tien jaar heeft opgebouwd, vult Ruiter aan. “Het stelt ons in staat om nieuwe industriële organisaties te creëren door middel van investeringen en versnellingsmiddelen in een vroege fase. Van belang daarbij is dat het alles bij elkaar een complete waardeketenbenadering omvat. Door alle belanghebbenden samen te brengen, inclusief de afnemers, kunnen de risico’s en voordelen worden gedeeld zodat de extra kosten voor een koolstofvrij eindproduct tot een minimum worden beperkt.”

Ruiter en zijn team hebben ervaren dat deze denkwijze het best wordt toegepast wanneer je dat met een nieuw bedrijf doet, met waardeketenpartners om
Na al betrokken te zijn geweest bij de initiële opzet van H2 Green Steel, heeft EGHAC onlangs GravitHy opgericht. Met dit duurzame ijzer- en staalbedrijf in Zuid-Frankrijk willen EIT InnoEnergy en zijn partners het bewijs leveren van de levensvatbaarheid van het model. Oprichters zijn, naast EIT InnoEnergy, Engie New Ventures, FORVIA, GROUPE IDEC, Plug, en Primetals Technologies. Met het project moet voor 2,2 miljard euro aan investeringen opgehaald kunnen worden. De fabriek in Fos Sur Mer zou tegen 2027 volledig operationeel moeten zijn en heeft tot doel jaarlijks twee miljoen ton direct gereduceerd ijzer (DRI) te produceren en meer dan 3.000 directe en indirecte banen te creëren voor de regio.
“GravitHy zal de emissiereductie van deze industrie ondersteunen door groene en koolstofarme waterstof op te wekken en te gebruiken voor de productie van ijzer”, vat Ruiter de plannen samen.
de risico’s en opbrengsten te delen. “Als je dit in een traditionele projectaanpak doet, zijn de lusten en lasten vaak niet gelijk verdeeld over de stakeholders. Dat maakt het lastiger om resultaat te boeken. En voor alle duidelijkheid: voor de EGHAC-initiatieven zijn nooit subsidies nodig om de businesscase sluitend te maken. Natuurlijk zijn subsidies nog altijd welkom, maar we zijn er niet van afhankelijk. Dit aspect onderscheidt ons van de honderden waterstofprojectaankondigingen die wachten op subsidies en vaak blijven steken in de projectfase.”
Holistische benadering
Hoewel veel industrieën het potentieel zien van groene waterstof om energie op te slaan en te gebruiken, is er een groot debat over de efficiënte productie ervan, voornamelijk veroorzaakt door het duidelijke energieverlies in het productie- en opslagproces en, mede daardoor, de hoge kosten. GravitHy wil daar verandering in brengen. Ruiter: “Onze holistische aanpak kan deze - begrijpelijke - bezwaren doorbreken. Door de onderlinge afhankelijkheden helemaal te zien, van het veiligstellen van voldoende duurzame energie, het produceren van de groene waterstof, het integreren van deze waterstof in chemische of andere processen, tot het uiteindelijk produceren van het product en het vinden van de afnemers, kunnen we stakeholders verenigen in plaats van ze te verdelen. De positie van EIT InnoEnergy als neutrale begeleider ondersteunt dit: wij kunnen het hele proces vergemakkelijken door al deze elementen en spelers aan boord te brengen.”
EGHAC en GravitHy zien een groeiende vraag naar groen staal van afnemers die op zoek zijn naar manieren om hun koolstofvoetafdruk te verkleinen. Deze trend wordt versterkt door politieke en regelgevende druk en de geopolitieke situatie. “Toch is groene waterstof een middel en nooit een doel op zich”, voegt Ruiter toe. “Het is een middel om die industrieën koolstofvrij te maken waar directe elektrificatie onmogelijk is; waterstof biedt dan het beste alternatief om duurzamer te worden.”
Batterijenalliantie en zonne initiatief Voor EIT InnoEnergy is het groene waterstofproject niet de enige manier om duurzame energieprojecten te ondersteunen. Het is ook gestart met de European Battery Alliance (EBA), waar projecten in zitten die het hele spectrum bestrijken van grondstoffen tot batterijrecycling, om zo de concurrentiepositie van Europa te versterken. Een andere activiteit is het European Solar Initiative, dat de productie van zonnepanelen weer naar Europa wil halen. Ruiter concludeert: “Bij deze projecten gaat het, net als bij EGHAC, om het creëren van duurzame industriële waardeketens. Als ‘s werelds grootste investeerder in duurzame energie-innovaties is dit wat Europa van ons mag verwachten - en waarop het een groenere toekomst kan bouwen.”
www.innoenergy.com / www.eghac.com

OOK TECHNISCHE- EN ICT-PROFIELEN VINDEN DE WEG NAAR DE ZORGSECTOR
Sinds 1 januari 2022 vormen het voormalige AZ Nikolaas en AZ Lokeren samen het fusieziekenhuis Vitaz. Vitaz is, naast de grootste werkgever van het Waasland, ook een bijzonder dynamische zorgorganisatie waar onze medewerkers meebouwen aan de gezondheidszorg van de toekomst.


Met de nieuwste technologieën (zowel medisch als niet-medisch), de modernste apparatuur, het ambiëren van nieuwe erkenningen en het opvolgen van innovaties binnen de sector streven we naar de beste zorg voor onze patiënt. Onze medewerkers zijn hierin uiteraard cruciaal. Als werkgever bieden wij hen dan ook de kans om zich verder te ontplooien bij de grootste werkgever van het Waasland, tussen de grootsteden Gent en Antwerpen.

Wij merken dat de stabiliteit die hiermee gepaard gaat als bijzonder belangrijk wordt beschouwd. Het feit dat wij zeer vlot bereikbaar zijn (zowel met de auto, de fiets en het openbaar vervoer) is een troef die niet onderschat mag worden.

War for talent




Ook wij zijn blijvend op zoek naar nieuwe collega’s om mee te bouwen aan de gezondheidszorg in het Waasland. Naast de evidente functies binnen de zorg zien wij echter ook veel mogelijkheden voor niet-zorgprofielen in onze organisatie.
Ziekenhuizen zijn geëvolueerd naar hoogtechnologische omgevingen, waar we onder andere mensen met een achtergrond in techniek of ICT zeer uitdagende en interessante functies kunnen bieden.




De mogelijkheden die er binnen de zorgsector zijn voor dergelijke profielen zijn misschien niet bij iedereen al gekend, maar we merken dat, dankzij de combinatie van een inhoudelijk uitdagende functie in een organisatie met een belangrijke maatschappelijke rol, een goede bereikbaarheid en aandacht voor de work-lifebalance, ook deze profielen ondertussen de weg naar Vitaz vinden.



Sinds 1 januari 2022 vormen het AZ Nikolaas en het AZ Lokeren samen Vitaz. Vitaz is als algemeen ziekenhuis actief op zes locaties in het Waasland: Beveren, Hamme, Lokeren, Sint-Gillis-Waas en Temse en kan zich de grootste werkgever van het Waasland noemen.
