Casuïstiek
als ik ga sporten en zeer actief ben, neem ik dikwijls een koolhydraatwaarde snoep. Dat is dan zo’n 30 gram. En uitzonderlijk spuit ik wat insuline bij om van een dessertje te genieten op speciale gelegenheden. Gelukkig bestaan er ook lightdrankjes, maar ik drink deze in beperkte mate. Het voordeel is nu wel dat ik de hoeveelheid insuline kan aanpassen aan wat ik voordien heb gegeten. Ik werk nu met snelwerkende insuline in de dag en de langwerkende voor ‘s nachts. Vroeger was het andersom (werkte ik met een mengeling van kort- en snelwerkende insuline) en dat was veel moeilijker en vervelend.” Heb je nog last van een hypo (te laag suikergehalte in het bloed) of hyper (te hoog suikergehalte in het bloed)? Arne: ”Af en toe gebeurt het nog dat ik een hypo of hyper krijg. Hypo’s voel ik meestal wel op voorhand aankomen, maar niet altijd. Net voor een hypo voel ik me slapjes en vermoeid aan de spieren. Mensen rondom me zeggen ook dat ik vaak anders reageer. Als ik het ’s nachts krijg, dan word ik er meestal wakker van. Voor een hypo neem ik snel een sportdrankje, wat fruitsap, een cola of iets zoets om erger te voorkomen. Als ik te hoog sta (hyper) heb ik veel dorst en drink ik veel water. Een hyper voel je eigenlijk niet echt en voel je zeker niet aankomen.” Hoe reageren mensen uit je omgeving op je diabetes? Arne: ”Ik heb niet altijd zin om telkens weer uit te leggen wat diabetes is. Dus ik heb geen behoefte om daar vaak over te praten. Van mijn familie en vrienden kan ik rekenen op veel begrip. Soms geef ik wel spreekbeurten in de klas over diabetes type 1. Op die manier begrijpen de klasgenoten het beter. Ik laat de leerlingen dan ook eens prikken, zodat ze een idee krijgen van hoe dit aanvoelt. Als iemand een ongepaste opmerking zou maken, zou ik me verdedigen. Ik ben gelukkig nooit gepest geweest. Het gebeurt echter wel dat iemand eens jaloers is omdat ik wel iets zoets mag drinken/eten in de klas, terwijl anderen dat niet mogen. Maar dat is meestal met nieuwe leerlingen of mensen die me niet kennen.” Arne wordt behandeld in het kinderziekenhuis van UZ VUB Brussel/Jette. 4 keer per jaar is controle verplicht. De dokter volgt nauwgezet zijn groei op en uiteraard worden zijn bloedwaarden telkens uitgebreid besproken. Ook de prikplaatsen worden gecontroleerd om problemen van vingers en vorming van eelt in buik en billen te voorkomen. Een diëtist volgt zijn voedingsgewoonten op. Arne is dit gewoon en vindt leven met suikerziekte niet zo erg. Zijn ouders en hijzelf zijn er elk moment van de dag mee bezig. Het is een “ziekte” die je niet loslaat. Voedingsgewoonten staan dan ook centraal in het gezin.
11