6 minute read

Praktijkgericht onderzoek op de basisschool –daar hebben scholen wat aan

Elk studiejaar reikt de Pedagogische Academie de Berend Brugsmaprijs uit aan de winnaar van het beste afstudeeronderzoek van de Pabo. Voor studiejaar 2021/2022 waren er drie genomineerden: Femke, Ilona en Suzanne.

Leesmotivatie in de bovenbouw

Advertisement

Het is regelmatig in het nieuws: het gaat niet goed met de leesvaardigheden. Hoe kan je ervoor zorgen dat kinderen van groep 6/7/8 het leuk vinden om te lezen? Dat is het onderwerp van het afstudeeronderzoek van Ilona Ohlsen. Ze won er de Berend Brugsmaprijs mee.

Hier is al best veel onderzoek naar gedaan, constateerde Ilona toen ze begon. In de literatuur zocht ze naar voorwaarden voor leesmotivatie. In observaties keek ze wat ze daarvan terugzag op OBS De Woldstee in Slochteren, waar ze haar LIO-stage deed. De school was al bezig om het hele leesonderwijs te herzien. Ilona pakte het zelfstandig lezen en stillezen op en ging met de leerlingen van verschillende groepen in gesprek. “Ik wilde van hen horen: hoe vinden ze het voor jezelf lezen op school, wat zou er anders kunnen, wat missen ze en wat is nou juist wel heel erg fijn? Met een leerkracht keek ik naar hoe zij

Speelgedrag tijdens de pauze

Gedrag kan leren bevorderen en leren in de weg staan. Dat geldt extra voor kinderen in het speciaal onderwijs. Femke van Kempen zag tijdens stage veel gedoe en ruzie in de pauze onder ‘haar’ kinderen, groep 4-5. Wat gebeurt er nou op het plein, hoe komt het dat bepaalde kinderen alleen maar rondlopen en geen contact maken, constant negatieve aandacht vragen en conflicten aangaan? En wat kunnen we doen om het zo goed mogelijk te verbeteren, om het positief en leuker en veiliger te maken? Haar school zag onderzoek daarnaar wel zitten.

Femke bestudeerde de literatuur, deed observaties en sprak met leerkrachten en de kinderen van groep 4-5. “Sommige kinderen zeiden ‘maar ik wil gewoon níks doen’. Dan weet je dat en hoef je er niet per se de focus op te leggen. Maar ik zag wel: áls leerkrachten iets begonnen, een spelletje ofzo, dan deden zij toch ook wel mee.” Ga met de kinderen spelen, dat werkt heel goed, is dus een van haar aanbevelingen. “Geef ze bijvoorbeeld een groot springtouw en ook de kinderen die het lastig vinden om met anderen te spelen, komen er vaak bij. Ieder komt aan de beurt en zo hebben alle kinderen een fijne pauze.”

Het punt is alleen: hoe organiseer je het, want je hebt als leerkracht zelf ook pauze nodig. “Vier leerkrachten op het plein is niet altijd haalbaar. Je kunt ook om en om, de ene pauze buiten staan en de andere pauze sparren en koffiedrinken met de collega’s.”

Een andere aanbeveling is: doe vervolgonderzoek naar gedrag van leerkrachten op het schoolplein. “Wat helpt om in contact te zijn met de kinderen? Wanneer voelen kinderen zich veilig genoeg om contact te maken? Stralen de leerkrachten uit dat ze er voor de kinderen zijn?” Haar school ziet dat wel zitten.

Femke’s conclusies en aanbevelingen:

• Je taak als leerkracht houdt niet op tijdens de pauze

• Meer leerkrachten goed gespreid over het plein

• Heb aandacht voor de leerlingen en initieer spelletjes

• Zorg voor een gevarieerde inrichting van het plein en uitdagende spelmaterialen

• Doe onderzoek naar gedrag van leerkrachten op het schoolplein daar tegenaan keek en besprak ik wat de leerlingen hadden gezegd.”

Femke van Kempen deed de Verkorte Pabo, is 46 jaar en afgelopen februari is ze afgestudeerd. Na haar stage op de Fiduciaschool, een school voor speciaal basisonderwijs in Groningen, heeft ze op dezelfde school een baan aangeboden gekregen. Ze staat daar nu als leerkracht voor groep 3/4.

Kinderen lezen bijvoorbeeld graag over populaire spelletjes of boeken van populaire YouTubers, zag ze. En die waren er niet op school. “Als boeken aansluiten bij hun belevingswereld en interesses, dan zijn ze kinderen vanuit zichzelf gemotiveerder om te lezen, want dan vinden ze het leuk. Spannende boeken vonden ze heel erg leuk en die waren weinig. De school had sowieso niet veel boeken voor groep 7/8. Wel heel veel voor de onderbouw, dus daar heb ik wat tips voor gegeven.” Ilona kreeg ook terug dat kinderen behoefte hebben aan een rustige sfeer als er gelezen wordt. “De leerkracht gebruikt de tijd vaak om iets buiten de klas te doen en dan ontstaat er onrust. Ook waren er in het lokaal en in school weinig fijne leesplekken. Ik heb geadviseerd om hoekjes te maken in de klas en/of op de gang.”

Drie elementen waarmee je kunt puzzelen om het lezen te stimuleren:

• Wat komt er vanuit kinderen zelf, waarover lezen ze graag, wat vinden ze leuke onderwerpen, wat vinden ze een fijne leesomgeving? Zorg voor boeken die ze leuk vinden, maak leeshoekjes.

• De leesomgeving: welke boeken biedt de school aan. Wat voor plekjes zijn er om te lezen. Hoe is de sfeer in de groep als ze aan het lezen zijn, is er veel lawaai, is het stil? Blijf als leerkracht in de klas, ga zelf ook lezen.

• Vanuit de leerkracht: ben je zelf enthousiast, heb je genoeg tijd om te lezen, hoeveel tijd maak je ervoor, te lang te kort. Twee keer een kwartier per dag kan beter zijn dan een keer een half uur.

Op www.ilonaohlsen.wixsite.com/leesmotivatie is alles te vinden over haar onderzoek en hoe je de leesmotivatie in de bovenbouw kunt bevorderen.

Betekenisvol spel stimuleren

Suzanne Klopstra onderzocht of een andere inrichting ook zorgt voor ander spelgedrag. Dat deed ze op de school waar ze haar LIO-stage liep en sinds september werkt: de Borgmanschool in de Oosterpoort in Groningen-stad.

Haar school heeft een unitplein, een soort binnenplein. Elke dag mogen hier wat kleuters uit verschillende groepen spelen, zonder dat er continu een leerkracht bij aanwezig is. Er zijn een vaste bouwhoek en huishoek en het is de bedoeling dat de kinderen voor een bepaalde plek kiezen. “Maar we zagen dat de kinderen vaak even hier gingen kijken en dan weer daar. Ze gingen heen en weer rennen, soms met materialen gooien, of waren er onvoorzichtig mee”, vertelt Suzanne. Ze vroeg zich af of de kinderen betekenisvol spel zouden laten zien als de inrichting werd aangepast. “Betekenisvol spel gaat erom dat leerlingen kunnen ‘oefenen’ met dingen die ze later tegenkomen in de samenleving. Daarnaast is spel betekenisvol wanneer het aansluit bij de leefwereld, beleving en interesses van leerlingen”, legt ze uit.

Observaties van het huidige spelgedrag op het binnenplein had ze al. Ze zocht in de literatuur naar middelen in de inrichting die betekenisvol spel stimuleren, ze maakte een kunstatelier met museum, observeerde het spelgedrag en bevroeg de leerkrachten. “Een atelier, omdat in de hele school toen net een kunstproject liep.” De bouwhoek en de huishoek kregen kleine aanpassingen.

In het atelier kwamen een verfbord, grote bakken met kosteloos materiaal om mee te knutselen. Alles stond klaar, de kinderen konden zo aan de slag. Suzanne: “De jongsten waren vooral aan het experimenteren het met materiaal, de oudere kinderen maakten gerichter tekeningen en knutselden. En wat zo leuk was: ze gingen bij elkaar kijken en brachten hun werk naar het museum in de vide, voor de tentoonstelling.” In de bouwhoek had ze afbeeldingen neergelegd van gebouwen en in de huishoek hingen reproducties van Femkes Gogh. “Kinderen gingen vanuit de huishoek naar hun werk in het atelier, het museum of de bouwhoek. Net als in de echte wereld. Het bleek ook helemaal niet storend dat kinderen van hoek verwisselden of contact zochten met andere kinderen. Het was onderdeel van hun spel.”

We hadden bijvoorbeeld meer met het museum kunnen doen, door er een kassa te neer te zetten en kinderen te vragen om een rondleiding, bijvoorbeeld. Dat er meer kan, kreeg ik ook terug van de collega’s. Door die handvaten weet ik nu ook beter wat belangrijk is als ik de klas anders wil inrichten. Ik kan het op elke school en voor elke groep toepassen.

De handvatten van Suzanne:

• Kies een thema, dat werkt stimulerend.

• Kies een thema op basis van de interesses, (be)leefwereld en het niveau van de kinderen.

• Zorg voor een georganiseerde omgeving, zodat de kinderen weten wat er is en wat ze ermee kunnen doen. Het stimuleert zelfstandig spelen.

• Denk erover na hoe je speelplekken met elkaar kunt verbinden, om het spel te versterken.

• Gebruik zoveel mogelijk materialen die in het ‘echte’ leven ook gebruikt worden. Bijvoorbeeld echt servies in plaats van speelgoed servies.

• Biedt ze inspiratie in de vorm van afbeeldingen.

• Zorg voor gevarieerd materiaal in de hoeken, zodat de verschillende spelontwikkelingsfases bediend worden.

“Er had natuurlijk nog veel meer gekund”, stelt Suzanne achteraf vast. “We hadden bijvoorbeeld meer met het museum kunnen doen, door er een kassa te neer te zetten en kinderen te vragen om een rondleiding, bijvoorbeeld. Dat er meer kan, kreeg ik ook terug van de collega’s. Door die handvaten weet ik nu ook beter wat belangrijk is als ik de klas anders wil inrichten. Ik kan het op elke school en voor elke groep toepassen.”

Waarom ben je deze leergang gaan doen?

In het eerste jaar dat ik voor de klas stond, moest ik steeds iemand anders vragen om gymles te geven. En gym moest ook nog eens vaak worden overgeslagen. Dat vond ik jammer want ik ben redelijk sportief, ik weet dat je leven kan veranderen door sport. Sport is gewoon heel belangrijk voor kinderen.

Wat is voor jou de meerwaarde van de leergang?

Mijn gymlessen zijn erdoor verrijkt. In het begin dacht ik ‘mwah, dit durf ik wel te geven’. Dan was het ‘vandaag op het klimrek of vandaag doen we trampoline’. Nu denk ik na over de lessen. Ik zorg voor een opbouw door het jaar heen, ik houd rekening met de verschillen tussen de kinderen. Dat zorgt voor alle kinderen voor meer plezier.

This article is from: