
7 minute read
Toen de klokken zwegen A. van Urk
TOEN DE KLOKKEN ZWEGEN...
In juli 1942, midden in de oorlogsdjd, verscheen een verordening van Rijkscommissaris Seyss-Inquart. Deze bepaalde, dat voorwerpen van koper, lood, tin, nikkel of legeringen daarvan, aangemeld moesten worden bij de ‘Rustungsinspektion’ ten behoeve van de Duitse oorlogsindustrie. Ook kerkklokken stonden op de lijst. In de herfst van datzelfde jaar begon de grote klokkenroof. Vijfenzestighonderd klokken verdwenen uit kerktorens en carillons. Een onwezenlijke stilte viel over stad en land. Toch bereikten niet alle klokken hun oorlogsbestemming. Op de Vormt bij Urk strandde een schip met de toepasselijke naam ‘Op hoop van zegen’. Het had meer dan tweehonderd klokken aan boord. Kerst 1944, somber klotsten de golven van het Ijsselmeer rond en boven de tot zwijgen gedoemde klokken...
P.J. Meulenberg was de man die zich in opdracht van de Dnitsers (maar geenszins onder dwang of bedreiging) belastte met de klokkenroof. Hij maakte daarmee naam: 'Klokken-Peter'. Het was geen erenaam, integendeel. Eerder had hij schatten verdiend bij de aanleg van een vliegveld bij Venlo.
Veel Nederlanders waren ‘goecl’, teveel landgenoten echter ‘fout’ in de Tweede Wereldoorlog. Het laatste predicaat was helaas niet uitsluitend voorbehouden aan aanhangers van de NSB.

De Urker klokken
In 1943 waren er op Urk drie kerkgebouwen: het Kerkje aan de Zee, de Gereformeerde kerk (die toen nog niet Bethelkerk heette) en de Christelijke Gereformeerde kerk in Wijk 4. Sinds enige tijd was daarbij gekomen het houten gebouw ‘Patrimonium’, als tweede Gereformeerde kerk.
Alleen de Gereformeerde Kerk en het Kerkje aan de Zee hadden een luidklok. De laatste, gegoten in 1461 en overgegoten in juli 1936, was aangemerkt als monument en bleef voor deportatie gespaard, maar de kleinere bijklok werd meegenomen. In de
Bethelkerk had voor 1910 een luidklokje gehangen, een scheepsbel, waarschijnlijk gekocht van een scheepssloperij. In 1910 werd een hogere toren gebouwd en een zwaardere klok gekocht. Het opschrift luidde: ‘Gegoten door Gebr. Van Bergen, Midwolde. Ps. 48 : 10: “O God, wij gedenken Uwe weldadigheid in het mid¬ den Uws tempels” Deze klok werd door de mannen van Meulenberg gevorderd en weggehaald om nooit terug te keren. In

De monumentale luidklok van het Kerkje aan de zee (1461). De klok werd overgegoten in 1936.

1947 werd een nieuwe klok aangekocht. Daar kwam op te staan: ‘De oude ontnam ons de Duitsche tyran A.D. 1943. Deze werd verkregen onder Godes zegen A.D. 1947. O God! Wij gedenken Uwer weldadigheid in het midden Uws tempels’.
Het klokje van 1870 (van de Christelijke Afgescheiden Gemeente) overleefde de oorlog in een verborgen hoekje en kwam in het Urker museum terecht. De oorlog kostte de Urker gemeenschap dus een klok, maar dat was wel de helft van het toenmalige bestand!

Op hoop van zegen Zo heette het scheepje dat met een kostbare lading in de herfst van 1944 onderweg was van Leerdam naar Hamburg. Het maakte waarschijnlijk deel uit van een door een of meer sleepboten gesleept konvooi. Aan boord bevonden zich 226 klokken en 145 klepels. Ter hoogte van Urk raakten twee schepen los van het konvooi. De ‘Op hoop van zegen’ strandde op de Vormt recht tegenover de Vuurtoren. De oorzaak van het losraken en de daaropvolgende stranding zal wel nooit worden opgehelderd. Was er sabotage in het spel? Niet onmogelijk. Trouwens, al zou het schip niet bij Urk gestrand zijn, dan nog was het de vraag of het ooit zijn bestemming bereikt zou hebben.

De Engelse luchtmacht, de Royal Air Force, was namelijk via ondergrondse kanalen op de hoogte gesteld van het klokkentransport. Eerder waren de twee fabrieken in Hamburg, waar de klokken werden omgesmolten, gebombardeerd en geheel of gedeeltelijk buiten werking gesteld. Het waren de ‘Norddeutsche Affenirie’ en de ‘Zinnewerke Wilhelmsburg’. Beide bedrijven maakten deel uit van de Duitse oorlogsindustrie.
De klok van de Bethelkerk zal daar waarschijnlijk zijn stukgeslagen en langs elektrolytische weg omgesmolten tot maagdelijk koper en tin. In ieder geval bleven de 226 klokken van de ‘Op hoop van zegen’ (hoe toepasselijk!) voor deze smadelijke ondergang gespaard. Tot augustus 1945 bleven zij rusten op de zeebodem. Er werden in die laatste, bange oorlogswinter en het daaropvolgende voorjaar geen pogingen ondernomen om schip en lading te bergen. De dierbaarste ‘sjouw op de Vormt’ bleef zelfs door de Urker bergers - toch voor geen kleintje vervaard - onaangeroerd.
Op bezoek bij Sjouke Zoer
Dejaren verstreken en de geschiedenis van het ‘Urker’ klokkenscheepje dreigde zich op te lossen in de nevels van de tijd. Er werd nauwelijks iets over gepubliceerd. Zo vlak na de oorlog waren kranten en tijdschriften nog van minimale omvang en herrijzend Nederland had wel belangrijker dingen aan het hoofd.
In het vooijaar van 1989 werden wij getipt omtrent een gepensioneerde sleepbootkapitein Sjouke Zoer. Deze zou een belangrijk aandeel hebben gehad in de berging van de klokken aan boord van de ‘Op hoop van zegen’. In de vroege herfst zochten wij hem op in zijn geriefelijke woning aan de Eekwal in Zwolle. Hij weet zich de berging van het klokkenschip nog goed te herinneren.

“In mei 1945 keerde ik uit Duitsland terug naar het bevrijde Nederland. In Duitsland (ik was injuli 1944 opgepakt) moest ik, als zovelen, dwangarbeid verrichten, puin ruimen en schepen lossen met van joden geroofde goederen. Het was geen prettige tijd. Op 11 mei 1945 kwam ik in dienst van de fa. Daalder, de opzichter heette Leijnse. Vier weken lag ik met onze mastbak in Oostvaart (Noordoostpolder). Toen kreeg ik opdracht mij op Urk te vervoegen bij Fokke Hoekman. Wij gingen naar Monnickendam om dertien gezonken schepen te bergen die gevaar opleverden voor de scheepvaart.
Op dinsdag 31 juli 1945 werd onze mastbak - het karwei bij Monnickendam was inmiddels geklaard - naar het klokkenschip bij Urk gesleept en namen de bergingswerkzaamheden een aanvang. Van de Urker medewerkers herinner ik mij Andries Hakvoort. Voor de klokken die in dieper water lagen, was een duiker ingehuurd. Als we’s avonds het werk voor die dag geklaard hadden, sloegen we met een ijzeren staaf op de grootste klok. Dat was het sein voor de ‘Albert IV’ dat wij gehaald konden worden. De werkzaamheden strekten zich uit van eind juli tot begin augustus 1945”.
Aan het eind van het gesprek haalt Zoer een paar oude kiekjes uit zijn portefeuille: het klokkenschip!

Het verloop
Uit dagboekaantekeningen van de Urker havenmeester kennen wij hetverloop van het verhaal.
Verdeeld over vijfwerkdagen werden in totaal 226 klokken en
145 klepels geborgen. Ze werden op Urk aan land gebracht en ujdelijk opgeslagen in de hoek bij het strand. De ‘Eben-Haezer van Jan van Laar bracht de kostbare lading op donderdag 9 augustus naar Amsterdam, gesleept door de ‘Albert II’. In december 1945 enjanuari daaropvolgend is nog geprobeerd het wrak van het klokkenschip te lichten. De werkzaamheden wer¬ den belemmerd door storm, ijs, mist en regen.
Toen eindelijk de weersomstandigheden kenterden, bleek het wrak in tweeen gebroken en berging onmogelijk. De gebroeders Hakvoort van de gelijknamige werfop Urk gingen het wrak in de strenge winter van 1963-1964 met branders te lijf. Voor het schroot ontvingen zij / 300,-. Een aardig bedrag voor die tijd.


Pieter Romkes
Geboren 15 September 1915 op Urk Overleden 23 april 1943 in Birma

Pieter Romkes vertrok op 20 September 1955 als vrijwilliger naar het toenmalige Nederlandsch Oost-Indie. In de laatste brief die hij van daaruit schreef, meldde Pieter dat hij was bevorderd tot onderofficier in het Koninklijk Nederlandsch Indische Leger. De oorlog brak uit en de brieven bleven uit. Na de nederlaag in Indie werd Pieter als krijgsgevangene tewerkgesteld aan de beruchte Birma-spoorlijn. Daar overleed hij in eenJappenkamp aan de gevolgen van difterie. Op een van de oorlogskerkhoven in Birma ligt hij begraven. Na de oorlog deden zijn vrienden verslag van zijn dood en begrafenis aan zijn familie; een veldprediker had de dienst geleid. Pas in 1952 kreeg de familie enige persoonlijke bezittingen terug. In het verre Birma ligt een Urker begraven, maar dichtbij gedenkt Urk dezejongen van het eiland met een straatnaam.
