
8 minute read
Razzia op Urk (verhaal voor dejeugd) S. Snoek
RAZZIA OP URK (JEUGDVERHAAL)
In de oorlog werden eens 85 mannen uit Urk opgepakt door de Duitsers. We noemen dat een razzia. Ze moesten werken voor de Duitsers in Duitsland. En wat moesten ze precies doen? Loopgraven maken en leren vechten! Dat was niet zo leuk! Na de oorlog werden deze gebeurtenissen geschreven in een boek. Dat boek heet “Na de razzia, dagboek van Sjoerd Snoek”. Hier volgt een stukje over dat dagboek.
Razzia Met is oorlog. Er gaat een omroeper door het dorp: “Alle man¬ nen moeten zich onmiddellijk in de school melden. Wie zich niet meldt, zal worden doodgeschoten!” De Duitse soldaten willen alle mannen van het dorp meenemen! De soldaten zoeken in alle huizen. Sommigen hebben zich verstopt. Maar de soldaten vinden toch nog een heleboeljongens. Ze worden in de Wilhelminaschool gebracht. Deze school stond vroeger dicht bij de vuurtoren.

Bij de november-razzia van 1944 werden dejongens en mannen verzameld in de Wilhelminaschool (links op defoto).
Boot Op de vroege morgen van zondag 19 november 1944 klinken er Duitse bevelen door de gangen van de school. In rijen van vier aan vier en onder strenge bewaking worden de gevangenen naar de haven gebracht. Daar liggen al boten klaar om de gevange¬ nen weg te brengen. Hier en daar wordt een hartelijk vaarwel geroepen. Iemand probeert wat dichterbij de gevangenen te komen. Maar een soldaat ranselt hem af. Hij maakt dat hij wegkomt!
Lopen De gevangenen gaan naar Duitsland. Dat is een zware reis. Soms gaan ze te voet. Dan strompelen ze in de stromende regen voort. Wie niet meer kan, wordt met de gummiknuppel vlug weer overeind geslagen. Een gevangene kan niet meer. Ook hij krijgt slaag. Maar hij blijft liggen op de weg. Een paar soldaten ‘smijten’ hem in een vrachtwagen. Langs de weg zijn er mensen, die brood en melk geven aan de gevangenen.

Trein Maar gelukkig lopen de gevangenen niet het hele stuk naar Duitsland. Soms gaan ze met de trein. De trein ziet er triest uit. De ramen van de trein zijn stuk. Er zitten kogelgaten in. Omdat het juist zondag is, zingen de gevangenen een psalm of een gezang. Plotseling staat de trein sdl! Met een oorverdovend lawaai scheert een Engels vliegtuig over de trein. Even later volgt een Duits vliegtuig. Ze zijn aan het vechten! “Dekking”, schreeuwen de mannen in de trein. Ieder wurmt zich in paniek door deuren en ramen naar buiten. Ieder zoekt dekking in het weiland aan de kant van een sloot. Even later is het gevecht voorbij. De bewakers beginnen te schreeuwen en te schieten. De bewakersjagen de gevangenen “snel, snel!” de trein weer in.

Luizen Eindelijk komen de gevangenen in Haren. Haren is een plaats in Duitsland. Het ligt twaalf kilometer over de Nederlandse grens. De soldaten brengen ze in een school. In een lokaal moeten ze met 55 man slapen. Nee, er zijn geen bedden in het lokaal. Er ligt stro. En ze zijn ook niet alleen in het lokaal... Er zijn luizen! Weet je, wat er precies in het dagboek staat? Lees maar: “We krabben ons op de rug of in de nek. We denken eerst, dat het stro ons plaagt. Maar al spoedig weten we beter! Al zit je elke
avond metje hemd op schoot, er is altijd een ruime vangst. Je raakt er zo aan gewoon, datje rustig aanje buurman vraagt hoeveel hij er heeft geknipt...” Geknipt: dat is tussenje vingers dood maken.
Loopgraven Overdag moeten de gevangenen loopgraven maken. Loopgraven zijn kuilen in de grond. Die kuilen worden gebruikt door de soldaten. Ze kunnen zich dan verstoppen voor de kogels. Werken de gevangenen hard? Geen denken aan! Als het lukt, doen ze niets. Dan staan ze met elkaar te praten. Maar laat de bewaker niet boos worden! Op een keer roept de bewaker iemand. En wat doen de gevangenen? Ze komen allemaal rondom de bewa¬ ker staan! Ze doen net of ze het niet goed verstaan. De bewaker wordt boos. Hij schreeuwt: “Vandaag moetenjullie twintig meter loopgraaf klaar hebben. Eerder mogenjullie niet terug!” Ja, dat maakt wel indruk. Na veel gemor gaan ze weer aan het werk.

Eten Halverwege de dag komt de etenswagen. Iedereen rent er naar toe. Ze krijgen waterige soep. Veel te weinig om de honger te stillen. De bewakers gaan ook eten. Zij hoeven de waterige soep niet. In een boerderij, iets verderop, eten ze hun buik rond.

Eten halen. (Foto: Collectie gemeente archie/Rotterdam)
Ondertussen werken de gevangenen niet veel, dat begrijpje wel. De gevangenen praten veel over het eten. Want ze hebben vaak honger. Wat eten we vandaag? “Nou, zeg maar verdunde gortepap, gebonden met wat aardappelmeel. En gemalen biggevelletjes. En het ruikt naar afvalwater!”
Zondag Op zondag moeten ze ook werken. ’s Avonds is er een kerkdienst. Natuurlijk niet in een kerk! In de gang van de school houdt een dominee uit Urk een preek. Het is donker in de gang. Na de dienst is het heel rustig. Elk denkt aan thuis. Hoe zou het daar zijn? De een schrijft een brief, de ander leest wat in zijn Bijbeltje. Trouwens, elke avond houden de gevangenen een avondsluiting. Bij het licht van een kaars lezen ze dan een hoofdstuk uit de Bijbel en ze zingen een psalm.

Vechten? Later worden de gevangenen weggebracht naar Oldenburg. Dat is een andere plaats in Duitsland. Moeten ze daar weer loopgraven maken? Nee, nog erger! Ze moeten soldaat worden! Soldaat in het leger van Duitsland. De Urkers vinden dat verschrikkelijk! Ze moeten gaan vechten tegen de Russen. Het moet van de Duitsers! Maar eerst moeten ze leren hoe ze moeten vechten. Leren marcheren. Leren, hoeje een kogel in een kanon moet afschieten. De gevangen Urkers houden zich dom. Als ze moeten mar¬ cheren, links, twee, drie, vier... dan gaan ze ‘per ongeluk’ naar rechts! Zo hopen de Urker gevangenen, dat ze nooit echt hoeven te vechten.

Drei Liter Ze moeten ook oefenen in het brengen van de Hitler-groet. Ze moeten zeggen: “Heil Hitler”. Maar dat wil niemand! Wat nu? En dan komt er een op een idee: “Laten we zeggen ‘drei Liter’ in plaats van 'Heil Hitler’”. Zo gezegd, zo gedaan. En de Duitsers hebben het niet door.
Weer naar een andere plaats De Urker gevangenen moeten vertrekken. Ze hebben nu genoeg geleerd. Ze moeten soldaat worden. Met de trein gaan ze op weg. Het is op Urkjuist biddag, als ze vertrekken. Hoe zal het nu op Urk zijn? Bidden ze vandaag ook op Urk? In de trein klinkt ook een stil gebed: “U hebt ons tot nu toe willen sparen. Wil ons
weer behouden thuis brengen. We vragen het om Jezus’ wil. En zo Uw weg anders is...” Hier stokt het gebed en de trein rommelt voort. In een andere treinwagon wordt een lied aangeheven: “Ruwe stormen mogen woeden; alles om mij heen zij nacht; God, mijn God, zal mij behoeden...” Tranen branden in de ogen van de gevangenen. Toch voelen ze zich wonderlijk getroost.
Karlsruhe Eindelijk komen ze in hun nieuwe plaats aan: Karlsruhe. Dat is een stad in Duitsland. Ook daar zien ze veel ellende. Lees maar eens een stukje uit het dagboek van Sjoerd Snoek: “We komen voorbij een keet, waarin blijkbaar mensen worden gefolterd. De Duitser, die erbij staat, loopt even weg. Een gevangene vraagt aan mij om brood. Hij draagt kampkleding. Hij heeft geen vlees meer op zijn botten. Wat jammer, dat ik niets bij me heb. De Duitser komt terug en vraagt: “Wat heeft de gevangene gezegd?” Ik zeg: “Ik heb hem niet verstaan”. De arme stakker wordt naar binnen geslagen. De deur gaat dicht. Ik zal het mijn leven lang nietvergeten”.

De Russen komen Ook in deze nieuwe plaats moeten de Urker ‘soldaten’ veel oefenen. Eigenlijk rekent niemand er meer op, dat ze nog eens aan het front moeten vechten. De oorlog is bijna voorbij. Je kunt het merken aan de Duitsers. Toch is het voor de Urker gevangenen nog niet voorbij. Ze moeten naar de stad Berlijn. In Berlijn is het verschrikkelijk. Het gevecht is daar hevig. Er vallen bommen. Heel vaak schuilen de Urkers in een schuilkelder. Op 28 april 1945 zeggen de Duitsers tegen de Urker gevangenen, dat ze maar beter knnnen vluchten. Vluchten naar Nederland. Want de Russische soldaten komen er aan! En daar is iedereen bang voor. De Urkers naaien rood-wit-blauw-vlaggetjes op hun jassen. Zo kunnen de mensen zien, dat ze Nederlanders zijn.

De weg terug De terugweg naar Nederland is moeilijk. Ze moeten over een rivier. De brug is kapot. Je kunt er nog wel overheen. Maar er staan schildwachten. Alsje toch over de brug gaat, wordje doodgeschoten. Later zijn de schildwachten even weg... De Urkers gaan de brug op, klimmen over spanten en spijlen. Het gaat omhoog en omlaag tot aan het midden van de brug. Dan gaat het nog verder omlaag. Het water stroomt snel onder hen... Ze
zien het dode lichaam van een soldaat. Die werd dus doodgeschoten... Eindelijk bereiken ze de overkant. Er is niet geschoten. En verder gaat het weer.
Weer thuis Eindelijk, na een lange, moeilijke tocht, bereiken ze Urk. Een angstig oorlogsavontuur is voorbij. In alle kerken worden dankdiensten gehouden. Met grote dankbaarheid wordt psalm 126 gezongen: “Hij heeft door wond’ren ons bevrijd; diesjuichen wij, en zijn verblijd!”
Wilje meer weten over dit angstige oorlogsavontuur'? Lees dan het complete verhaal! Je hunt het lezen in het boek “Na de razzia, dagboek van Sjoerd Snoek

