8 minute read

A. van Urk

Next Article
Epiloog M. Bogerd

Epiloog M. Bogerd

Toen in 1939 de oorlog uitbrak, dacht men in Nederland meteen aan een mogelijke voedselschaarste. Immers, ook in de oorlog van 1914-1918 was er nijpend gebrek aan levensmiddelen geweest. Daarom werd distributie van de belangrijkste levensmid¬ delen ingevoerd. Ze kwamen zogezegd ‘op de bon’. Mensen die een stamkaart gekregen hadden, konden op vertoon daarvan een bonnenkaart krijgen. Het begon met suiker en tenslotte kwa¬ men ook textiel en brandstof op de bon. Veel produkten waren slechts ‘mondjesmaat’ te verkrijgen.

Van schaarste tot gebrek De schaarste werkte de ‘zwarte handel’ in de hand, maar versterkte desondanks ook de hulpvaardigheid. Aangevoerde vis was voor de distributie bestemd en kon dus niet vrij verhandeld worden. Met produkten die niet onder de distributie vielen, kon men illegaal (dus strafbaar) bijverdienen, maar anderzijds was het ook mogelijk met deze produkten zonder winstoogmerk een goede zaak te dienen. Ook ruilen van levensmiddelen kwam voor. Door de paling en snoekbaars, die toen ruimschoots in het Ijsselmeer gevangen werden, was er op Urk niet zo’n nijpend voedseltekort als in het westen van Nederland, waar de ‘hongerwinter’ (1944-1945) zwaar was en slachtoffers eiste.

Naarmate de oorlog vorderde, nam de schaarste toe. Artikelen die voor de oorlog goedkoop en volop te verkrijgen waren, werden nu opeens een luxe. Hetwerd een dagelijks terugkerend probleem om de kachel gevuld te krijgen en om aan een beetje zout en suiker te komen. Koffie en thee - echte, wel te verstaan waren allang vervangen door surrogaten.

Er kwam eveneens groot gebrek aan olie voor de motoren van de botters die op het Ijsselmeer visten. Ook die brandstof werd gerantsoeneerd, totdat het een afgelopen zaak was. Er werd dan ook weer zoveel mogelijk van de wind als krachtbron gebruik gemaakt, althans door die scheepjes die niet door de bezetters voor andere doeleinden dan vissen ‘gevorderd’ waren. Ook in dit opzicht waren de moeilijkheden groot en vele.

Op Urk werden in die tijd nog overwegend klompen gedra-

60

gen, en ook daaraan kwam groot gebrek. Als er bij de verkopers weer eens een partijtje binnenkwam, was er nooit genoeg en dat gafveel gekrakeel. De distributie is ook na het einde van de oorlog in mei 1945 nog geruime tijd doorgegaan. De ambtenaren van de distributiedienst hadden het niet gemakkelijk, toen door de bezetters gezochte ‘illegalen’ geen bonkaarten konden krijgen. Langs allerlei wegen moest voor deze mensen een oplossing gezochtworden, wat zeer gevaarlijk, zo niet levensgevaarlijk was.

Paalscherm De oude zeewering die het eiland Urk eeuwenlang beschermd had tegen het water, had na het droogvallen van de Noordoostpolder geen functie meer. Vooral in de laatste oorlogsjaren deed zich een nijpend gebrek aan brandstofvoor. De nog in de grand zittende palen werden geleidelijk door de plaatselijke bevolking in stukken gezaagd om als aanvulling op de schaarse brandstofvoorraad te dienen. In november 1944 werd aan deze illegale praktijken een einde gemaakt. In opdracht van de Dienst Zuiderzeewerken werden de nog resterende palen door het personeel van de fa. Daalder uit de grand getrokken en opgeslagen op het terrein van Zuiderzeewerken bij de werkhaven.

Dat moet voor havenmeester Zeeman een hele opluchting geweest zijn, want blijkens een berichtje in de ‘Oprechte Urker’ had hij grijze haren gekregen van het toezicht houden op het palenscherm.

Aan de binnenkant van de nieuwe meerdijken werd eveneens hout gesprokkeld. Daarvoor moest men soms uren lopen, terwijl de ‘oogst’ gering was.

Ook in het brandstofafval van het stoomgemaal bij de sluisput was nog wel wat brandbaars te vinden.

A1 met al leverde dat, samen met wat op de bonnen verkrijgbaar was, in de laatste koude oorlogswinter net voldoende verwarmingsmateriaal op. Maar wat bracht de zorg voor de kost en de kachel voorjong en oud veel inspanning mee!

In de winter van 1942 maakte de dorpsdichteres Mariap van Urk een gedichtje over de brandstofproblemen en stopte meteen haar Oranje-liefde in het laatste couplet.

Stoken met hout Een stapel hout - gelijk de Himalaya Is reeds verdwenen voor den middagdisch.

61

Dorpslafereeltje in de ‘Torenstraat’. Louw Groen

Wee u, wanneer gij soep of ‘toe’ moet eten, Wijl’t ‘hooggebergte’ dan nog hooger is.

De kind’ren kunnen u zoo veel niet zagen, Niet hakken, ofhetwordtweer grifgebruikt; Het is al knett’rend in den muil verdwenen Des Molochs, die naar teer en olie ruikt.

Dan lekken spitse vlammen rond uw pannen En schiet het vuur al blazend in de pijp. Roodgloeiend daalt een vonkenregen neder, Terwijl de vlammenzee uw voorraad grijpt.

De asch is als een brandend heete krater: De lava daalt tot in de kamer neer... Het resultaat? Een ketel lauwig water En’t aanzijn dik met stofen roet besmeerd.

Zoo zeulen wij met zwart gelakte handen... Wij denken aan dien goeden, gouden tijd... Aan stellen, die zoo pittig konden branden, Waarop het eten smaak’lijk werd bereid.

62

O, goede dagen van Prinsesseboontjes, VanJuliennesoep en alzoo meer... Van biefstuk malsch, gebakken in wat boter... O, goede dagen van een rijk weleer!

Woningnood Op Urk was eigenlijk altijd al sprake van woningnood. Vooral toen in de negentiende eeuw de bevolking snel begon te groeien, werd de toenemende behoefte aan woonruimte duidelijk merkbaar. Na het goede ansjovisjaar 1890 werden veel nieuwe woningen gebouwd op het terrein tussen de vuurtoren, het Kerkje aan de Zee en de Bethelkerk, het huidige Wijk 5.

Vlak voor de oorlog verrezen tal van woningen, die van de wijken 7 en 8. Dat was mogelijk geworden door de aanleg van de Afsluitdijk, die voor een veiliger Ijsselmeer zorgde. Zo kon er eindelijk gebouwd worden op het voormalige weiland, het ‘Top’. Maar de woningnood bleef. De gemeente deed er alles aan om het probleem op te lossen en her en der op Urk verrezen zogenaamde noodwoningen. Een rijtje van zulke huizen werd gebouwd tussen de westelijke zeewering en de voet van de ‘bult’. Dat rijye kreeg in de volksmond de naam ‘Kooidorp’, omdat Urker boeren daar enige tijd experimenteerden met het fokken van eenden.

In de oorlog kwam er nog een probleem bij. Van elders uit het land, vooral uit de kustplaatsen Den Helder en Scheveningen, kwamen oud-Urkers als evacue naar onze plaats, bijvoorbeeld omdat hun eigen woningen door de Duitse bezetter gevorderd waren. Veel van die mensen werden door familieleden op Urk hartelijk opgenomen. Voor minder gelukkigen moest natuurlijk ruimte gezocht worden. Dat zoiets niet altijd gemakkelijk ging, blijkt uit een oproep van NSB-burgemeester Landman aan de bevolking, op 29 augustus 1944:

“Het huidige woningvraagstuk is zeer moeilijk. En niets geeft ons hoop daarin spoedig verbetering te kunnen aanbrengen. Er rest dus niets anders, dan een en ander met elkaar zoo dragelijk mogelijk te maken. Gemeenschapszin en goede wil kunnen ook hier nog veel, wat onhoudbaar is, meer dragelijk maken. Wij zullen binnenkort een onderzoek instellen naar degenen, die met weinig personen over veel woonruimte beschikken. Het ligt in de bedoeling - door overleg - die menschen samen te brengen, die door tijdelijke samenwoning, voor anderen ruimte kunnen maken. Bereidwilligheid in dezen kan veel narigheid voorko-

men. Een vrijwillig gebracht offer is altijd nog meer waard dan een dat afgedwongen moet worden. Ik reken op alle mogelijke medewerking van de betrokkenen”.

Wat gafhet een opluchting toen de bevrijding een feit was en de schaarste aan voedsel, textiel en brandstoffen tenslotte verleden djd werd, al bleef de woningnood tot ver na de oorlog een nijpend probleem.

yastkbka-ni

v1.Kr.SCJJ VLEESi»- ,VLEE*»I VLEESttl VLEES*} VLEESjfo VLEES£4] VLEESCfo 48HJ-V 47W 46A * i 45*54* 44AHi 43'4> 42*<!> 41

v,,ii v jab .4 VOEDINGSMIDDELEN llo EN 12e PERIODE 1944 voorhoudemvankiegvellengc«>i (1 OCTOBER-25 NOVEMBER) KC411-412 Reserve reserve reserve reserve reserve reserve reserve re:

RESERVE RESERVE RESERVE RESERVE RESERVE RESERVE RESERVE RESERVE C9><6 C34 eg>a C90 CSS C8B C§d C82

Bonkaarten.

HIMi.il 1 IVViO'Ul IlKOOD J! RO.l 2e3*|>oD• jnsjoOV

®tf0ad 'BfiOO D “BfiOOD .:“»ROOD ''xlR'o i VB'tf.bdi>

Pieter Hoekman

Geboren 14januari 1917 op Urk Overleden 6 november 1943 te Keent (Noord-Brabant)

Als wachtmeester bij de marechaussee heeft Pieter zich onderscheiden door een bijzonder moedig optreden. Op avontuurlijke wijze wist hij vanuit bezet Nederland toch Engeland te bereiken. Hij ging er in opleiding voor parachudst. Op 19 September 1943 werd hij met een vriend boven Brabant gedropt om inlichdngen voor de Nederlandse regering-in-ballingschap in te winnen en verbindingen met Engeland tot stand te brengen. Ook moesten zij behulpzaam zijn wanneer nieuwe parachudsten werden gedropt. Het ging goed totdat in november de bagage van enkele nieuwkomers moest worden geborgen. De dropping was niet geheim gebleven, maar doorverraad ook aan de Duitsers bekend geworden. Pieter wist bij een confrontatie anderen te redden door zijn onverschrokken optreden, maar verloor zelf door een geweerschot het leven. In 1948 werd hij postuum onderscheiden met ‘de bronzen leeuw’, die door de Koningin persoonlijk aan zijn naaste familie werd overhandigd. ‘Hij gafzijn leven voor zijn vriend, zijn volk en vaderland, en heeft het tot den dood gediend met kracht van hart en hand’. In krant en tijdschrift is enige malen uitvoerig over hem geschreven. Op Urk werd een straat naar hem genoemd.

66

This article is from: