
17 minute read
Kerken in de knel T. de Vries
KERKEN IN DE KNEL
Tot 1947 telde Urk drie kerkelijke gemeenten met elk een eigen gebouw. Het waren de Hervormde gemeente, de Gereformeerde kerk en de Christelijke Gereformeerde kerk.
In de Hervormde gemeente was van 1937 tot 1942 Ds. E. van Wieringen predikant. Door zijn besliste optreden dwong hij, bij een optocht bijvoorbeeld, zelfs bij rumoerige knapen ontzag af. Hij was zich ook al vroeg bewust van het grote gevaar van het Nazi¬ dom. Over zijn twee oorlogsjaren op Urk zei hij het volgende.
“De eerste Duitsers die in mei 1940 op Urk verschenen, waren over de Lemsterdijk gekomen. Het was al avond toen zij bij ons aanbelden en om kamers vroegen. Ik verwees ze naar ‘Obadja , waar ze die eerste nacht geslapen hebben.
In de begintijd waren de contacten met de Duitsers nog tamelijk gemoedelijk. Zo ben ik eens bij de Ortskommandant geroepen. Iemand had hem verteld dat ik anti-Nationaal Socialist was en tegen Hitler preekte. De commandant vroeg of dat waar was. Ik zei hem, dat ik steeds tegen alles en iedereen gepreekt had die zelf voor Onze Lieve Heer wilde spelen en “das geht jetzt nicht anders”, voegde ik er aan toe. Hij antwoordde toen: “Haben Sie Vorsicht, Herr Pfarrer; es gibt Krieg”. Deze man was geen nazi, wel een drinker. En Willem van Dokkum, die toch geen groot verstand bezat, sprak de wijze woorden: “Hoe zal deze man ons regeren als hij het zichzelf niet eens kan?”

Bijna in de val Mijn positie werd in de loop van de bezettingstijd steeds moeilijker. Ik ben er zeker van dat enkele sympathisanten van de bezetter - hun getal was op Urk gelukkig klein - hebben geprobeerd mij in de val te lokken.
Wat was het geval? Op een dag kwam er een vertegenwoordiger in papier en schrijfbenodigdheden bij mij in de pastorie. Ik meen dat het in 1942 was. Hij vertelde mij dat hij lid geweest was van de inmiddels verboden Nederlandse Unie. Hij had zojuist een bezoek gebracht aan iemand die heel boos op hem gewor-
den was, toen deze ontdekt had dat hij nog steeds het speldje van de Unie droeg. Ik wist dat degene over wie hij het had NSBer was en dat maakte mij wantrouwend.
En dat was maar goed ook, want korte tijd later hoorde ik van veldwachter Kamman dat hij deze vertegenwoordiger uit zijn geboorteplaats kende. Hij wist bovendien nog te melden, dat een van diens zoons aan het Oostfront gesneuveld was en dat het gezin als aanhangers van de NSB bekend stond.
Vermoedelijk is het de bedoeling geweest er achter te komen of ik betrokken was bij hulp aan neergekomen geallieerde piloten. Maar als deze man zich inderdaad leende om voor de Duitsers te spioneren, dan betekende hij een gevaar.


Liquideren
Daarom heb ik met politieman Harmen Visser - de bekende verzetsman die later naar Vollenhove is overgeplaatst en die op de dag van de bevrijding bij Schoterzijl is gesneuveld - ernstig overwogen of wij deze persoon onopvallend de Lemsterdijk op zouden kunnen lokken om hem daar te liquideren en vervolgens zijn lichaam onder de basaltblokken weg te werken. Maar we zouden ons met zo’n daad nodeloos in gevaar brengen, want de Duitsers wisten immers precies bij wie hij geweest was”.
Daarna, in Werkendam, deed Ds. Van Wieringen veel in het verzet, tegen het nationaal-socialisme en het optreden van de bezetters en voor hulp aan onderduikers en de verbinding tussen bezet gebied en geallieerden, die door de Biesbosch liep. Hij ontving daar later ettelijke onderscheidingen voor.

Zijn opvolger op Urk was Ds. A. Pietersma. Hij werd hier begin januari 1943 in het ambt bevestigd. Nadat hij een soort ontgroening had meegemaakt, won hij aan invloed. Toen dejongelingsvereniging opgeheven zou moeten worden, werd die omgezet in een groep van deJonge Kerk en kon zo blijven bestaan. De kerk kreeg meer en meer met de oorlog te maken. Hij vertelde er onder meer hetvolgende over.

“In 1944 kreeg ik tijdens een kerkdienst de mededeling dat er een razzia gehouden zou worden. Ik onderbrak de preek, liet onmiddellijk de mannen de kerk verlaten en ik beeindigde zo snel mogelijk de dienst. De oogst van de Duitsers was toen nihil!
Tijdens een andere dienst kondigde de sirene onverwacht luchtalarm aan. Gedurende het alarm was men verplicht binnenshuis te blijven en dus waren wij genoodzaakt in de kerk rustig maar gespannen af te wachten wat er zou gebeuren. Ook werd gedu¬ rende het luchtalarm de stroomtoevoer onderbroken. Om de tijd te korten, stelde ik voor een psalm te zingen. Die maand was Albert Ras ouderling van dienst en het geviel dat hij niet alleen een goede zanger was, maar ook een zeer groot deel van de psalmen kende. Omdat het orgel door het uitvallen van de stroom niet kon spelen, was Ras de aangewezen man om als voorzanger op te treden. Ik had echter een weinig gezongen psalm opgegeven en door de spanning van het ogenblik zong nauwelijks iemand mee. En zo werd het een onbedoeld solo-optreden voor
Albert Ras. Even later was het alarm voorbij en daarmee ook de spanning.
Huisbezoek
Het doen van huisbezoeken was door de verduisteringsmaatregel niet altijd een pretje. Hoewel in het laatste oorlogsjaar de ‘sperrtijd’ tussen acht uur’s avonds en vijfuur’s ochtends viel, hadden predikanten vergunning terwille van het pastorale werk na acht uur over straat te lopen. Daarbij mocht hij vergezeld zijn van een ouderling. Op een avond gingen Jan Pereboom en ik op weg naar een gezin dat op de sluisput woonde. Het was zo donker, dat wij nauwelijks konden zien waar wij liepen. Wij waren net op de werkhaven, toen Pereboom met een harde klap tegen een van de daar opgeslagen stapels hout tot stilstand kwam. “U weet nu in elk geval langs welke paan uw voet niet moet gaan”, stelde hij droogjes vast.
Inzameling kolen

Wij woonden in de studeerkamer, omdat de grote woonkamer door de schaarste aan kolen nauwelijks te verwarmen was. In de winter van 1943 op 1944 kregen wij echter de beschikking over een ruimere hoeveelheid brandstof, omdat wij gebruik mochten maken van de kolenvoorraad die bestemd was voor de verwarming van de kerk. Er was toen namelijk een behoorlijke reserve. Die was als volgt tot stand gebracht. Toen het mij duidelijk werd dat de kolen voor de verwarming van kerk en pastorie bijna op waren, bracht ik dit punt in een kerkeraadsvergadering ter sprake. Ik stelde voor om aan elk gemeentelid te vragen een kit kolen af te staan. Met verbazingwekkend enthousiasme stemde de kerkeraad met mijn plan in. Ik kondigde de zondag daarop het verzoek van de kansel af en die week werd zo’n hoeveelheid kolen bij de kerk afgeleverd, dat ik mij verbaasd afvroeg waar de mensen die vandaan hadden gehaald. Nu, dat bleek al gauw. Een groot deel was namelijk afkomstig uit de voorraad van het stoomgemaal. Bezit van de gemeenschap, zo hadden enkelen geredeneerd en zij hadden met een bootje een flinke lading opgehaald. Affijn, ’s zondags heb ik de gemeente vriendelijk bedankt voor de hartverwarmende meelevendheid!

Voorzien in de nood
Het begrip mijn en dijn had in die oorlogsjaren nu eenmaal een andere inhoud dan in normale tijden, zoals de Duitsers ons in
hun gedrag voordeden. Ontroerend was in die tijden van schaarste de zorg van veel gemeenteleden voor ons gezin. Hoe vaak gebeurde het niet dat wij ’s avonds laat vis en andere etenswaar in onze keuken aantroffen, zonder dat wij gemerkt hadden dat iemand binnen geweest was!
Overigens hebben ook wij waar mogelijk geprobeerd te helpen in de nood. Zo hebben wij tijdens de hongerwinter een paar kinderen uit Amsterdam in huis gehad.
Tyfusepidemie

Vlak voor de bevrijding brak er op Urk een tyfusepidemie uit. Patrimonium, de Gereformeerde houten noodkerk, werd tijdelijk als hospitaal ingericht. Gelukkig is het aantal slachtoffers beperkt gebleven, maar de situatie was niettemin heel ernstig. Een van de ernstig zieken was eenjonge vrouw uit onze gemeente. Haar man was als marinier in de meidagen van 1940 naar Engeland overgestoken. Zij hoopte zo dat zij hem nog terug zou zien, maar helaas heeft zij dat niet mogen beleven.
Wij hadden gelukkig nog een flinke voorraad thee en die kwam nu goed van pas, omdat tyfuspatienten veel moeten drinken.
Zoals bekend, was ook ik bij de groep Urkers die tijdens de grote razzia van 18 november 1944 werd opgepakt. Samen met Ds. Spijker en dokter Andriessen heb ik hun lot gedurende zes weken in Duitsland gedeeld”.
Ook de vrouw van de dominee stond in die tijd haar mannetje.

Problemen
In de Gereformeerde Kerk waren de problemen in de oorlogstijd vele. De grote gemeente, die ongeveer driekwart van de bevolking van Urk omvatte, had aanvankelijk nog maar een kerkgebouw en een predikant. De onzekerheid die na de crisistijd door inpolderingsproblemen en oorlogshandelingen ontstond, hield lange tijd de nodige voorzieningen tegen. Ds. W. Doorenbos was er predikant van 1931 tot 1952 en Ds. G. Spijker van 1943 tot 1947. Kandidaat K.S.G. Zijlstra verrichtte hulpdiensten in de evangelisatie onder Zuiderzeewerkers van 1938 tot 1942.
Alle drie hadden ze met oorlog en bezetdng van doen.
Buiten Urk was het drooggevallen poldergebied nog een ware wildernis van onkruid en riet, een broedplaats en toevluchtsoord

Ds. W. Doorenbos.

voor vogels en knaagdieren en soms ook een tijdelijke onderduikplaats voor door de bezetters gezochte personen. Doorgangswegen waren er nog niet, zodat Urk, al lag het tussen dijken, in feite nog volop een eiland was.
Toch werd men er reeds vroeg met landelijke en internationale problemen geconfronteerd. Reeds in de herfst van 1938 werd geld ingezameld voorverdrukten vanwege ras en geloof.
Een jaar later moest geoefend worden door de luchtbescherming en verduisteren geleerd worden. Toen kreeg de kerkeraad
ook te maken met enige leden die zich bij de Nationaal Socialistische Beweging, de NSB, hadden aangesloten. De behandeling daarvan bevredigde niet iedereen. Het werd een classiszaak. De vergaderingen buiten Urk konden door het slechte vervoer maar moeilijk bijgewoond worden. Je moest voor zo’n bijeenkomst twee dagen uittrekken.

Medeleven In 1942 werd bij de kerkeraad ‘een stuk’ bezorgd met een kanselboodschap. Het werd aanvankelijk niet voorgelezen, maar daarna op aandrang toch bekend gemaakt. Ook latere stukken over de in het gedrang gekomen positie van dejeugdverenigingen en de bezwaren tegen de arbeidsdienst werden van de kansel bekend gemaakt.
Er werd ook steeds meer met vervolgden en verdrukten meegeleefd. Aan Ds. Van Ginhoven uit Diever werd toegestaan op Urk te preken en een collecte te houden ‘voor een goed doel’. Dat was werk in een doorgangskamp, voor Westerbork, vanwaar zoveel joden naar de gaskamers in concentratiekampen werden afgevoerd. De opbrengst was ‘niet te geloven’, aldus de predikant in een dankbrief.
Zo raakte men op Urk steeds meer bekend met wat dejoden te wachten stond. Op het eiland was men van oudsher wel met joodse handelaars bekend, die er nu en dan hun waren kwamen aanbieden. Vissers losten in Amsterdam hun vangst en Urker meisjes dienden in ‘de stad’ vaak bijjoden.
Net voor het uitbreken van de oorlog kwam dejoodse familie Kropveld op Urk en voelde er zich thuis. Helaas, tweejaar later werden vader, moeder en dochter Kropveld gedwongen naar Amsterdam terug te keren.
In de herfst probeerde Ds. Zijlstra nog wat voor de bedreigde familie te doen. Door de kerkeraad werd toen een ‘Angehorigkeitserklarung’ afgegeven aan de familie, die mogelijk deportatie zou verhoeden.
Het hielp niet. In maart 1943 werden de Kropvelds met vele anderen naar Westerbork vervoerd en medio april in Sobibor omgebracht.

Bidstond De nood, zowel landelijk als plaatselijk, werd steeds hoger. De kerktelefoon werd verboden, de luidklok werd gevorderd en uit de kerk gehaald. In de hulpkerk werden daklozen gehuisvest,

Ds. K.S.G. Zijlstra

zodat er niet meer gepreekt kon worden. Ds. Doorenbos werd uit zijn pastorie gezet, omdat daarin Duitsers gestationeerd werden, en een poos later ook uit zijn tweede verblijfplaats om
plaats te maken voor de door de bezetters aangestelde burgemeester.
Toen na acht uur niemand meer op straat mocht komen en er weinig ofgeen elektrische stroom geleverd kon worden, kwamen catechisaties te vervallen en moesten de middagkerkdiensten eerder beginnen.
De kerk leende aan het schoolbestuur om de salarissen van de onderwijzers uit te betalen. Enige breeders uit de gemeente werden gearresteerd en weggevoerd, nog voor de grote razzia’s van eind 1944.

In samenwerking met de Hervormde en de Christelijke Gereformeerde gemeente werd er wekelijks een bidstond gehouden. In de kerkdiensten werd ook ernstig gewaarschuwd tegen winstbejag en zwarte handel en aangedrongen op verootmoediging en gebed, en onder bedekte termen ook het nationaal-socialisme afgewezen.
Toen uit westelijk Nederland personen gedwongen werden te vertrekken, kwamen tal van oud-Urkers weer op het eiland. Onder kerktijd was er soms luchtalarm.
Toen de zelfstandige verenigingen verboden werden, werd het jeugdwerk onder toezicht van de kerkeraad gesteld. Aanvankelijk floreerde het, maar na de beruchte razzia’s kwam het welhaast tot stilstand, gehinderd door de sperr-tijd en het gebrek aan elektra en brandstof.
Er werd zoveel mogelijk contact met de weggevoerden gezocht. De boten voeren nog slechts twee keer in de week en helemaal veilig was de overtocht niet. De kerkdiensten gingen nog wel door en telkens werd gecollecteerd voor ‘bijzondere noden’.

De razzia 18 november 1944 ging de geschiedenis in als de dag van de gro¬ te razzia. Onder de vele jongens en mannen die toen werden weggevoerd, bevond zich ook Ds. G. Spijker. Samen met Ds. A. Pietersma en dokterj. Andriessen verbleef hij totjanuari 1945 in Duitsland. De predikanten hielden in Oldenburg in de avond bijbellezingen voor de weggevoerden en deden samen met de dokter nuttig werk in een noodhospitaal. De Oberhauptmann wilde hen niet als soldaten inschrijven. Hij zei, dat hij zelf de zoon van een dominee was en een mensenvriend. Hij gaf hen papieren voor de terugreis. Die was nog spannend bij de contro-

Ik. G. Spijker.

le aan de grens en de tocht naar het nog zo geiisoleerde Urk. Daar bood ieder weer op eigen wijze stil verzet. Zo klopten bij Ds. Spijker wel eens onderduikers aan, die hij dan, dankzij giften uit de gemeente, verder hielp met geld en zo mogelijk bonkaarten. De winter werd heel moeilijk.
Ds. E. du Marchie van Voorthuijsen In de Christelijke Gereformeerde Kerk was van 1937 tot 1942 Ds. E. du Marchie van Voorthuijsen de veel toehoorders trekkende predikant. Zijn gemeente groeide tijdens zijn verblijf op het eiland. Ook in zijn gemeente waren enkelen lid van de NSB. Hij heeft die letters eens verklaard als ‘Nooit Schuldig Bevonden’, dat wil zeggen, nooit schuldig bevonden voor God.
Ds. Du Marchie legde, toen de oorlog uitbrak en slachtoffers vroeg, zeer sterk de nadruk op de hand Gods in dezen, om het

Ds. E. du Marchie van Voorthuijsen.


volk tot verootmoediging voor het bedreven kwaad te bewegen. Hij voelde zich al gauw thuis op Urk en weldra moest het kerkje in de Kerkstraat wegens de grote toeloop van hoorders vergroot worden. Er kwamen ook wel Duitse militairen onder zijn gehoor. Er waren nogal wat oudere mannen door de Luftwaffe op Urk geplaatst om te registreren welke vliegtuigen er over vlogen. “Daar waren ernstige mannen onder die ook in ons kerkje kwa¬ men, eerst enkelen, later meer. Ze gingen weldra ook de psalmen meezingen en kennen. Afen toe sprak ik voor hen ook een Duitse zin of iets uit de Heidelberger Catechismus in het Duits. Dat vonden ze prachtig. Helaas werd dit door Hitler later verboden”, aldus de dominee.
In een interview zei hij later nog, dat hij tijdens de oorlog niet and-Duits was, maar wel pro-Oranje. Over de eerste uren van de oorlog vertelde hij toen ook het volgende:
“Er heerste op Urk, net als overal in het land, een grote span¬ ning, omdat men voelde dat er iets op komst was. Vrij plotseling kwam het bericht op Urk, dat de oorlog was uitgebroken en dat de vijand reeds onze grenzen had gepasseerd. Heel in de verte hoorden we kanongebulder.
Ik wandelde die morgen door Urk en sprak met verschillende mensen. Ze waren ontroerd en aangedaan over het uitbreken van de oorlog. Ik kwam bij een vrouw van een diaken die de was aan het doen was, in een grote ouderwetse wastobbe. Ik wist dat haar zoon in dienst was en in de buurt van de Grebbeberg lag. Ik had het daarover met haar. Ze bleek niet ongerust te zijn.
Ze zei: “En aan des hemels bogen, staat mijn Getuige trouw te schitteren in elks ogen!”...
Ze bedoelde er dit mee: al zal alles vergaan, de Heere blijft bestaan. Daar mocht ze dus houvast aan hebben”.
In 1942 vertrok hij naar Driebergen en werd de gemeente vacant. Omdat er niet gemakkelijk predikanten konden komen, was er vaak preeklezen. Voor het overige had de kerk tijdens de bezetting van doen met de moeilijkheden die wij al eerder genoemd hebben en die heel Urk aangingen. In Driebergen verleende Ds. Du Marchie aan een voortvluchtige wekenlang onderdak op een zolder van de consistoriekamer. De vrouw van de dominee bracht hem daar meestal brood.

Bevrijding
Wat bracht de bevrijding in april 1945 tenslotte een grote opluchting op Urk en wat werden de dankdiensten spontaan en
blij gevierd. Weggevoerden keerden weer en in vergelijking met andere plaatsen waren de menselijke verliezen — hoe betreurenswaardig ook- in ons dorp niet van grote omvang. De kerk was, hoe dan ook, tenslotte de oorlog nog goed doorgekomen, al viel er veel, heel veel, in geestelijke en stoffelijke zin, weer aan te pakken en op te bouwen.


Hessel Hoefnagel
Geboren 14 april 1922 op Urk Overleden 5 april 1945 te Hierden

Zoals zovelen kreeg ook Hessel bericht om zich te melden voor dwangarbeid in Duitsland. Omdat hij de eerste en de daaropvolgende oproep genegeerd had, besloot hij onder te duiken. In Enter (Overijssel) kwam hij bij een boer,Johan Terkeurs, terecht, die de leider van het ondergrondse verzet bleek te zijn. Hierdoor werd Hessel als vanzelfsprekend bij dat verzet betrokken. In het zicht van de bevrijding, op 5 april 1945, was de groep van Hessel betrokken bij gevechten met de vijand. De verzetsgroep, bestaande uit achttien man, schoot vanuit een boerderij op terugtrekkende Duitsers. De Duitsers kwamen later met een grotere gevechtseenheid terug en schoten de boerderij in brand. Zeventien leden van de knokploeg werden gearresteerd en ter plekke gefusilleerd; slechts een man wist aan de dood te ontkomen, door zich te verbergen. Op 17 april 1945 kwam bij de familie op Urk het bericht van Hessels dood. Op maandag 22 april 1945 is hij met militaire eer op Urk ter aarde besteld. Op 10 november 1981 is Hessel Hoefnagel postuum onderscheiden. Het Heldenverzetskruis is bij deze gelegenheid aan zijn moeder uitgereikt. Naar deze nog zo jeugdige Urker is een straat genoemd. “Hij viel in Wierden voor zijn land en volk, dat werd geknecht, maar is door trouwe vriendenhand alhier ter rust gelegd”.
