6 minute read

Van luchtwacht tot luchtbescherming A. van Urk

Next Article
Epiloog M. Bogerd

Epiloog M. Bogerd

VAN LUCHTWACHT TOT LUCHTBESCHERMING

“Over de oorlogsdreiging hebben we maar niets geschreven. Dat maakt maar zenuwachtige menschen”. Een zin uit de ‘Oprechte Urker’ van 26 augustus 1939. Veel leuks was er ook niet te melden. Bij het ter perse gaan van het krantje moet de redacteur, Klaas Koffeman, geweten hebben van de voormobilisatie die daags daarvoor was afgekondigd. De oorlogsdreiging was acuut geworden, nu duidelijk werd dat Hider aan Tsjechoslowakije alleen niet genoeg had.

Waakzaam Niet alleen het Nederlandse leger was paraat. Bovenop de vuurtoren spiedden de mannen van de Luchtwacht met hun verrekijkers naar overvliegende vliegtuigen. De Luchtwacht was een semi-militaire organisatie die uit vrijwilligers bestond. Velen van hen hadden eerder bij de Bijzondere Vrijwillige Landstorm gediend. De taak van de Luchtwacht bestond uit het waarnemen en herkennen van vliegtuigen en het melden daarvan. Omdat Nederland nog neutraal was, werd met alle mogelijkheden rekening gehouden. Vliegtuigherkenning was daarom van groot belang, zowel van Duitse als van andere mogelijk vijandelijke toestellen.

Hendrik Koffeman, oud-luchtwachter, weet zich nu, na 56jaar, nog veel uit die tijd te herinneren. We laten hem aan het woord.

“Op Urk bestond de Luchtwacht uit 24 manschappen, onderverdeeld in groepen van zes man. Commandant was Hendrik Snijder; groepscommandanten waren G. Heetebrij, G. Metz enJ. ten Napel. De eerste oefeningen werden gehouden op de toren van het Kerkje aan de Zee. Later verhuisden we naar de vuurtoren. Na de Duitse inval in Polen werden we opgeroepen voor permanente bewaking. Inmiddels hadden we allemaal een uniform gekregen. Van tijd tot tijd moesten we naar Zwolle voor lessen en instructiefilms. Bij het uitbreken van de oorlog hadden we genoeg te melden, maar we konden onze informatie niet doorbellen naar het hoofdkwartier: de telefoonverbindingen waren

De UrkerLuchtwacht in 1939. Foto coll. G. Wakker. De namen van de mannen staan in de tekst vermeld.

verbroken. Twee mannen, ik meen Johannes Kramer en Lub Hoekman, zijn toen met een bootje naar Enkhuizen gegaan voor nadere instructie. Zij kwamen terug met de order dat wij ons in Alkmaar moesten melden. We zijn toen met de boot naar Enk¬ huizen gegaan en vandaar verder naar Alkmaar. Dat was in de nacht van zaterdag op zondag. In Alkmaar kregen we te horen dat we in Amsterdam een korte opleiding voor de Aan- en Afvoertroepen zouden krijgen. Zo ver is het niet gekomen. Toen we op de dag van de capitulatie stonden aangetreden, kwam er een vrouw naar buiten die ons huilend vertelde dat het afgelopen was. Wij werden als krijgsgevangenen beschouwd, maar niet ge'interneerd. Na tien dagen konden we weer naar Urk terug”.

Tot zover het verhaal van Koffeman. Op de foto van de Lucht¬ wacht, in dit boek afgedrukt, zien we de volgende mannen: achterste rij van links naar rechts Lub Hoekman, Hendrik Koffe¬ man, Jan Gerssen, Abbe Hoekman, Hein Hagedoorn, Ab Koffeman, Jacob Loosman en Johannes Kramer. Middelste rij Lub Kramer,Jaap Bakker, Fokke Hoekman, Iede van Veen, Teun

Kramer, Bertus Gerssen, Jan Oost, Hendrik Gerssen. Zittendjan ten Napel, Hendrik Snijder, Gerardus Metz en G. Heetebrij.

De Luchtbeschermingsdienst (LBD) In September 1936 werd de ‘Nederlandsche Vereniging voor Luchtbescherming’ opgericht. Bij de start had deze vereniging driehonderd leden, in december 1939 waren dat er zestigduizend. Anders dan de Luchtwacht, die een militaire taak had, was de LBD in het leven geroepen voor de bescherming van de burgerbevolking.

De organisatie van de LBD verliep op Urk zeer traag en moeizaam. Dat lag zeker niet aan de redacteur van de ‘Oprechte Urker’. Wij telden in zijn krantje meer dan vijftig artikelen over dit onderwerp. Een vuriger propagandist kunnen wij ons nauwelijks voorstellen. Klaas Koffeman wist waarover hij schreef; als brandmeester bij de plaatselijke brandweer beschikte hij over de nodige informatie en ervaring.

Uiteindelijk kwam de LBD toch van de grond, zij het op last van hogerhand.

In het vooijaar van 1939 trad de dienst in werking met burgemeester G. Keijzer als hoofd. Hij was dat ambtshalve. Plaatsvervangend hoofd en dus feitelijk leider was Hendrik Brouwer Pzn., die voor deze funcde een cursus had gevolgd in Den Haag. Manschappen waren onder meer: Toon van den Berg, Harmen Kra¬ mer, Louwe Kramer, Roelof T. Oost, Pieter Pasterkamp en vele vrijwilligers.

De LBD was onderverdeeld in vijfdiensten: 1. Waarschuwingsdienst 2. Ordedienst 3. Brandweer 4. Technische dienst 5. Geneeskundige dienst De laatste dienst stond onder leiding van dokter A. Vonk.

Verduistering Op 19 September 1940 werd een vaste wacht ingesteld en ondergebracht in het Witte-Kruisgebouwtje tussen het oude jeugdgebouw en de latere Amsterdamsche Bank aan het plein bij de Bethelkerk. De LBD moest onder andere toezicht houden op het nakomen van de sinds 1939 geldende verduisteringsvoorschriften. De ramen van de huizen moesten ’s avonds en ’s nachts

31

Roelof T. Oost en zijn vrouw Bet.

namelijk afgeschermd worden met zwart papier. Dit om waarneming vanuit overvliegende vliegtuigen te verhinderen. Dat gaf natuurlijk de nodige problemen voor de bevolking, die zich in de Egyptische duisternis nauwelijks kon orienteren. Om toch enige herkenningspunten te hebben, werden de houten lantaarnpalen op ooghoogte wit geschilderd. Bij nadering van vlieg¬ tuigen werd luchtalarm gegeven door middel van sirenes, een op de Bethelkerk en een andere op Hotel Van Woudenberg.

Slachtoffers Een aparte, moeilijke en uiterst delicate taak voor de mannen van de Urker luchtbescherming vormde het bergen van de omgekomen vliegers in het Ijsselmeer en de Noordoostpolder. Harmen Kramer, die zijn belevenissen op schrift stelde, heeft berekend dat er 175 omgekomen vliegers bij de polderdijken werden geborgen. Daarbij komt nog een klein aantal slachtoffers in de nog niet geheel drooggevallen Noordoostpolder, die zo verminkt waren”, aldus Kramer, “dat was ontzettend, armen en benen, schedels en rompen, en dan op een plaats waar nog veertig centimeter water stond, want de polder was daar nog niet droog”. Het vervoer van de slachtoffers geschiedde doorgaans met paard

32

Harmen Kramer.

en wagen. Op beide dijken moest worden gepatrouilleerd over een lengte van totaal 28 kilometer, veertien kilometer in elke richting. Een man die zich daarbij zeer verdienstelijk heeft gemaakt, was Roelof T. Oost, een onverschrokken Urker die in

de oorlog verscheidene onderduikers heeft gehuisvest en voortgeholpen. Dat diverse leden van de LBD betrokken waren bij pilotenhulp, mag nu vanzelfsprekend lijken, in de oorlog riskeerden helpers hun leven ofwachtte hen, bij ontdekking en arrestatie, het concentratiekamp.

Begraven

Harmen Kramer, luchtbeschermer van het eerste uur, raakte in die functie steeds meer betrokken bij het verzet. Diverse geallieerde vliegers heeft hij naar de overkant gebracht. Hij en zijn beschermelingen reisden gewoon met de Urker boot naar Enkhuizen. Samen met Lub Hoekman bracht hij ook wel vliegers naar Amsterdam en de Zaanstreek. De firma Hoekman stelde voor deze tochten belangeloos een sleepboot ter beschikking. Kramer kreeg voor zijn verdiensten in de oorlog het Verzetsherdenkingskruis.

De aangebrachte gesneuvelde vliegers werden aanvankelijk op Urk ter aarde besteld. Op de oude begraafplaats naast het Kerkje aan de Zee zijn ruim twintig vliegers begraven. Hetjuiste aantal is, door gebrekkige registratie, niet te achterhalen. Na de oorlog zijn ze op diverse erevelden in Nederland herbegraven.

De eerste begrafenissen vonden plaats onder enorme belangstelling van de Urker bevolking. Later moest het in alle stilte gebeuren en nog weer later werden omgekomen vliegers naar Schellingwoude overgebracht.

This article is from: