9 minute read

De meidagen van 1940 A. van Urk

Next Article
Epiloog M. Bogerd

Epiloog M. Bogerd

DE MEIDAGEN VAN 1940

“Als een orkaan is de oorlog over ons gekomen”, schreef de ‘Oprechte Urker’ op 25 mei 1940 in een terugblik op de oorlogsdagen.

Een rake typering, maar die oorlog was elders in Europa al maanden aan de gang. We zetten de gebeurtenissen - in vogelvlucht uiteraard - even op een rijtje.

Voorspel

Op 1 September 1939, ’s morgens in alle vroegte, valt Duitsland Polen binnen. Twee dagen later, op 3 September, verklaren Engeland en Frankrijk de oorlog aan Duitsland.

Op 9 november 1939 worden in Nederland alle verloven ingetrokken. Er zijn namelijk berichten dat Duitsland op 12 novem¬ ber zal binnenvallen. Die berichten blijken afkomstig van een Duitser: Hans Oster, kolonel bij de Abwehr van de Wehrmacht. Hij speelt zijn informatie door aan de Nederlandse militaire attache in Berlijn, majoor G.J. Sas. Veertigduizend militairen moeten naar hun kazernes. Uit voorzorg wordt het terrein voor de Grebbelinie onder water gezet. Tweeduizend mensen moeten daarom hun woning verlaten.

Die aanval gaat niet door, maar was wel door Hider gepland: codenaam ‘Fall Gelb’. De mobilisatie van het Nederlandse leger was al op 28 augustus afgekondigd.

Op 9 april 1940 worden de Denen en de Noren door Duitse troepen aangevallen en een maand later zijn de lage landen aan de zee het slachtoffer van de Duitse agressie. Op 10 mei 1940 vallen Duitse troepen Nederland, Belgie en Luxemburg binnen.

Werkelijkheid De vrijdag voor Pinksteren, op 10 mei 1940 om 3.10 uur, overschreden Duitse troepen de Nederlandse grens bij Nieuweschans en Waubach. Zij vormden de voorhoede van een aanval die weldra over de hele lengte van de grens werd ingezet. Het tot dan toe neutrale Nederland was in oorlog.

Vanaf 3.55 uur, bij het aanbreken van de dag, werden luchtaanvallen uitgevoerd op Nederlandse vliegvelden in het westen.

Luchtlandingstroepen werden neergelaten op de vliegvelden Valkenburg, Ypenburg en Ockenburg bij Den Haag, bij de Waalhaven in Rotterdam en de Moerdijkbruggen. De opdracht van Duitse zijde om de regering en de koninklijke familie gevangen te nemen mislukte echter.

In Rotterdam kregen de Duitsers de Maasbruggen in handen ondanks felle tegenstand. De bruggen bij Dordrecht en Moerdijk gingen eveneens verloren.

Toch was de toestand niet hopeloos te noemen. Onder meer gingen veel vijandelijke vliegtuigen verloren, wat later van invloed bleek op de slag om Engeland. In het verloop van de ‘Pinksteroorlog’ werden sommige vliegvelden door Nederlandse militairen heroverd, soms met behulp van soldaten die hun eerste opleiding nauwelijks achter de rug hadden. A1 met al werd er dapper tegenstand geboden door een relatief zwak leger met een sterk verouderde bewapening. Afgezien van modern luchtafweergeschut beschikte het Nederlandse leger over niet meer dan oude artillerie, deels uit de vorige eeuw afkomstig.

Waterlinie

Op de tweede dag van de oorlog braken Duitse troepen bij Mill (Noord-Brabant) door de Peel-Raamstelling en wonnen snel terrein in Noord-Brabant. Soldaten van de SS-Standarte Adolf Hit¬ ler bezetten de voorpostenstrook van de Grebbeberg.

Zondag, Eerste Pinksterdag, vertrokken prins Bernhard, prinses Juliana en de twee kleine prinsesjes Beatrix en Irene vanuit IJmuiden. Zij werden met de Britse jager ‘Codrington’ naar Engeland gebracht. Inmiddels was de Duitse aanval op de Greb¬ beberg tot staan gebracht, maar ’s avonds bereikte de vijand de Moerdijkbruggen.

Pinkstermaandag 13 mei vertrok Koningin Wilhelmina met de Engelse jager ‘Hereward’ vanuit Hoek van Holland naar Enge¬ land. De regering besloot nog diezelfde dag te vertrekken. Het regeringsgezag werd overgedragen aan de opperbevelhebber, generaal H.G. Winkelman, en de secretarissen-generaal van de departementen. Op de Afsluitdijk werd de Duitse opmars gestuit, maar de vijand brak wel door de Grebbelinie. De Nederlandse troepen trokken zich terug achter de Hollandse Waterlinie.

Op dinsdag 14 mei om half twee ’s middags werd het centrum

van Rotterdam door Duitse bommenwerpers gebombardeerd. Hoewel het bombardement slechts tien minuten duurde, was de schade enorm. Overal in de binnenstad braken branden uit. Vermoedelijk zijn er 900 burgers omgekomen (de schatting van het aantal slachtoffers lag aanvankelijk veel hoger). Het aantal vernielde huizen bedroeg 24.000. Toen de Duitsers ook Utrecht en andere steden dreigden te verwoesten, besloot generaal Winkelman tot capitulatie. Alleen in Zeeland werd de strijd voortgezet. De vijf oorlogsdagen hadden aan Nederlandse zijde ongeveer 2.200 militairen en bijna evenveel burgers het leven gekost.

H.M. Koningin Wilhelmina

Op Urk Toen op 10 mei de oorlog uitbrak, was Urk al geen eiland meer. De dijk naar Lemmer werd gedicht op 3 oktober 1939. De Afsluitdijk, gedicht in 1932, had grote veranderingen veroorzaakt; de zoute Zuiderzee was veranderd in een zoet Ijsselmeer. Haring en ansjovis waren verdwenen en daarvoor in de plaats kwamen paling, pos en snoekbaars. De pessimisten, die voorspelden dat Urk aan ‘dood water’ zou komen te liggen, hadden geen gelijk gekregen. Integendeel, de IJsselmeervisserij begon tot bloei te komen. De oorlogsdreiging werd beschouwd als iets wat zich buiten onze grenzen afspeelde. Nederland was neutraal en dat diende zo te blijven. En waren we ook in 1914-1918 niet buiten de oorlog gebleven? Zeker, er werd meegeleefd met het dappere Finse volk, dat in strijd gewikkeld was met de Russische beer, maar van het Naziregime in Duitsland en de daarmee in het leven geroepenjodenhaat en -vervolging had men nauwelijks weet. En anti-Duits waren de Urkers ook al niet; de Boerenoorlog in Zuid-Afrika en het Engelse optreden daar lag bij velen nog in het geheugen. Urk was in de ban van het nieuwe: de Noordoostpolder zou weldra droogvallen en dat zou grote veranderingen brengen. Er werd gedroomd van een grote toekomst.

Stilte Zo was de situatie op de dag dat de oorlog uitbrak. Toen het nieuws van de inval bekend werd, bracht dat grote schrik en ontsteltenis. Moeders en meisjes gingen plotseling beseffen dat hun mannen, zonen of verloofden wellicht in gevechten aan het front betrokken waren. Dat het achteraf meeviel (alle 150 Urker soldaten keerden behouden terug) doet hier niets van af; voorlopig heersten angst en onzekerheid. Zouden zij hun geliefden ooit weerzien? Weliswaar putten zij moed uit de aanvankelijk opdmistische radioberichten: de Duitse opmars zou zijn gestuit, veel vijandelijke vliegtuigen zouden zijn neergehaald (dat was waar), vliegvelden zouden zijn heroverd en de luchtlandingen bij Den Haag zouden zijn mislukt (ook dat laatste was waar). De werkelijke situatie was echter verre van rooskleurig.

Op de tweede dag bleef alles rustig. Te rustig, in aanmerking genomen hoe anders de zaterdag voor Pinksteren werd beleefd. Nu geen boten met vrolijk zwaaiende gasten, oud-Urkers ‘van de

H,K.H. PrinsesJuliana en Z.K.H. Prins Bernhard.

wal’. De vloot was thuis, gelukkig, alleen van de UK 41 waren nog geen berichten. Alle werk aan de polder was stop gezet en in de sluisput werd het pompen gestaakt. Per circulaire werden door burgemeester G. Keijzer luchtbeschermingsmaatregelen afgekondigd. Er werd zand beschikbaar gesteld tegen brandgevaar na eventuele bominslagen. Verduisteringsmaatregelen werden van kracht.

Pinksteren

De volgende dag, zondag, is misschien wel de meest dramatische Pinksterdag uit de Urker geschiedenis. ’s Morgens vroeg werd door rijksveldwachter H. Greven bekend gemaakt, dat de vloot naar Amsterdam moest vertrekken. De legerleiding was, niet ten onrechte, bang dat Duitse troepen met de Urker botters zouden oversteken naar Noord-Holland en dat moest voorkomen worden. Alles wat varen kon, moest de haven uit. Vooral de zeilschepen ondervonden last van de harde wind. Een van de Urker boten voer langszij voor hulp. Wat niet varen kon, werd buiten de haven tot zinken gebracht. Als laatste vertrok de salonboot ‘Toerist’ met aan boord “eenige plaatsgenoten welke behoorden tot een bepaalde beweging, wier leden door de regeering gevaar-

lijk werden geacht”, aldus de ‘Oprechte Urker’ (bedoeld werden NSB-ers, red.). Voor de ingang van de lege haven werden twee Rijnkasten tot zinken gebracht. De voorraden ijzer van de scheepswerven werden in de haven gedeponeerd.

Het zal duidelijk zijn, dat er van de kerkdiensten weinig of niets terechtkwam. Wei werd door de omroeper meegedeeld dat de middagdiensten zouden doorgaan (de morgendiensten wer¬ den niet gehouden), maar bij afwezigheid van zoveel mannen en jongens zullen die wel zeer matig bezet zijn geweest. De mannen van de luchtwacht waren zaterdagnacht al van Urk vertrokken.

Op Pinkstermaandag werd de haven definitief afgesloten met behulp van bakken van de Zuiderzeewerken. Alle verbindingen waren verbroken, telefoonverkeer was niet meer mogelijk.

In de loop van de dag kwamen er toch nog Pinkstergasten, zij het ongenode: drie Duitsers in een vlet. Wat zij kwamen doen, werd niet geheel duidelijk. Zij waren slechts enkele uren op het eiland.

Vlag gestreken Nog steeds wapperde de Nederlandse driekleur boven de vuurtoren, maar toen op 13 mei de tweede groep soldaten op Urk arriveerde, een drietal, liet burgerwachtman Hoekstra de vlag dalen. Het was voor het op het Ijsselmeer liggende oorlogsschip het teken dat Urk bezet was.

Voorafgaande aan de bezetting was Christien Verstelle (zij was de vrouw van de eerste ambtenaar ter secretarie, Albert van Urk) vergezeld van de omroeper door het dorp gegaan. Na ieder belsignaal van de laatste stond mevrouw Verstelle sdl en raadde de bevolking dringend aan om kalm te blijven en geen onbezonnen acties te ondernemen. Vervolgens wees zij op wat er in het Belgische Dinant was gebeurd aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Schietende burgers waren daar standrechtelijk door de Duit¬ sers gefusilleerd. Het optreden van deze dame maakte op de Urker bevolking diepe indruk.

De gebeurtenissen volgden elkaar snel op. Op 14 mei kwamen ongeveer dertig Duitse soldaten naar Urk. T. de Vries beschrijft deze gebeurtenis in sobere bewoordingen (“Urk in oorlogstijd”, pag. 3):

“Torenwachter Loosman werd met geweld uit zijn huis

gehaald en met een revolver in de rug gedwongen het postkantoor te wijzen. Op de toren werd de radio-installatie vernield en enige grote verrekijkers werden meegenomen. Andere belangrijke dingen waren tijdig veilig weggeborgen. De verlichting van de toren was voor het uitbreken van de oorlog al gewijzigd, om aan vreemde vliegtuigen geen aanknopingspunt te geven. Aan de buitenkant van de vuurtoren brandde toen een lantaarn”.

Bezet Het vrijheidslievende en zich zo graag onafhankelijk voelende Urk was bezet, het had letterlijk de vlag gestreken. De capitulatie

De vuurtoren in 1940

van het Nederlandse leger op 14 mei en het daaraan voorafgaande vertrek van Koningin Wilhelmina en haar regering naar Engeland werden met ongeloofen verbijstering eerst, met berusting en begrip later, verwerkt. Daarbij werden met instemming de woorden van de grijze hofprediker Ds. W.L. Welter geciteerd: “Neen, ’t was geen vlucht die U deed gaan, maar volgen waar God riep” (Anjerdag, 29juni 1940).

En dan: het had zoveel erger kunnen zijn, op Urk waren geen slachtoffers gevallen.

Niettemin viel nu het doek na vijf dagen strijd. Vijf bange jaren zouden volgen. De dichter J.C. Bloem bracht dit, in een inscriptie voor het monument op de Grebbeberg, treffend onder woorden:

Vijfdagen - en de vrijheid ging verloren. Vijfjaren - en eerst toen werd zij herboren. Zo moeizaam triomfeert gerechtigheid. Aan dit besefzij deze grond gewijd.

This article is from: