1 minute read

Op weg naar Berlijn

De laatste dagen in Karlsruhe Er is de laatste dagen weinig of niets gedaan. Alles leek op een capitulatie van Duitsland uit te lopen, maar deze morgen zou je weer kunnen denken, dat Duitsland op alle fronten wint. We krijgen bevel op bevel, en er wordt ons gezegd dat we alles klaar moeten maken, omdat we morgen naar het front gaan. Daar heeft niemand van ons meer op gerekend en nu die werkelijkheid toch op ons aankomt, worden we met het uur onwilliger, We doen alles opzettelijk fout en eigenlijk probeert iedereen om afgekeurd te worden op deze inspectiedag. We trappen tegen elkaars schenen, gaan inplaats van linksom, rechtsom, kortom het wordt een bende, een chaos. „Goed geleerd”, zeiden ze na afloop, maar in hun binnenste moeten ze hebben gevloekt. In de dagen die volgen, merken we wel, dat ze met ons verlegen zitten. We moeten bestaande, maar weer ingevallen loopgraven leeg scheppen. Krijgen we anders een uur etenstijd, nu worden het er twee, en om vier uur gaan we al weer kazernewaarts en zijn dan de rest van de dag vrij. En dan komt de dag, dat we te horen krijgen, dat we naar Berlijn vervoerd zullen worden; voor ons een niet geringe teleurstelling. Inderdaad, het worden onze laatste dagen in Karlsruhe - Durlach. De avond van 3 maart zijn we in de kazerne om te eten, maar rust krijgen we niet. We moeten bij het station de gaten van de gevallen bommen dichten en de rails weer in orde maken. Het gevaarlijkst is het verwijderen van de blindgangers. „Je mocht willen dat hier een Urker woonde”, zegt Teunis ten Napel, ,,dan gingen we daar voor die paar dagen onderduiken, die gaf ons dan wel de kost”. Als enkele jongens zich niet lekker voelen, mogen ze met Teunis naar de kazerne terug om wat uit te rusten. Het wordt spannend voor ons en elke dag kijken we met verlangen uit naar het uur dat de geallieerden hier hun offensief inzetten. We vragen voortdurend aan onze gefreiter wat voor

106

This article is from: