4 minute read

In Meppel

Next Article
In Nederland

In Nederland

In de barakken We zaten met velen in de barakken, maar vooral de Urkers zochten elkaar op. Om de tijd door te komen, werden er luimige voordrachten gehouden of ernstige gesprekken gevoerd, want buiten mochten we niet. Als je naar de W.C. moest, ging er een soldaat met je mee. Toch is het daar ook nog aan een enkele gelukt door een onderluikje in de achterwand te ontsnappen. De eersten die hun verjaardag „vierden” in gevangenschap waren Jacob van den Berg Jacobszoon en Joost de Ridder. En ook Leen Verduin, die toen bericht ontving, dat hij vader was geworden van een zoon. De eerste Urker die vrijgelaten werd, was Henk Hartman. Daarna Jac. Hakvoort (de paardeboer) wegens het sterven van zijn vader.

Wat gaat er met onsgebeuren ? We lopen hier maar wat rond. Wat gaat er met ons gebeuren? De een ziet het zeer donker in. „Ik zou niet weten wat ze met ons moeten doen”, merkt een ander optimistisch op. ,,Let op mijn woorden, we gaan weer naar huis”. Nu, dat gaan we niet. ’s Woensdagsavonds horen we, dat we naar Meppel getransporteerd zullen worden. En vreemd, nu we dat weten, wordt de avond verder in een opgewekte stem¬ ming doorgebracht. Het blijkt dat vele Urkers gaven bezitten in de kunst van voordragen. Leendert en Frans Brouwer ga¬ ven staaltjes van hun kunnen, en emst en luim wisselden el¬ kaar af. Van Frans herinner ik mij: „Teun en de luchtbescherming”. Johannes Romkes draagt voor: „Jaap en de reuzendoder”; Steven de Vries: ,,Het leven op de boerderij”; en Roelof Oost Annezn: ,,Bij de muur van’t oude kerkhof”. Maar ook zijn er die heimwee hebben, en in gedachten stil voor zich uit zitten te staren. Uit de collecte tenslotte voor het Rode Kruis blijkt de grote waardering voor deze organisatie. En weer komt de nacht.

21

Weer op transport Op de morgen van donderdag 23 novenber is er appel. De namen worden afgeroepen, maar bij de Urkers met al die Kramers, Bakkers en Romkesen loopt het mis. Er wordt opnieuw begonnen, maar ook bij de voomamen zijn dubbelgangers en weer gaat het tout. De Hollandse SS-ers moeten er smakelijk om lachen, en wij niet minder, ondanks de emst van de situatie. Dan wordt er gevraagd of er nog zieken zijn. Twintig komen naar voren en hopen zich vrij te praten. Ze moeten de aard van hun ziekte opnoemen, maar vrijstellingen voor de tocht naar Meppel worden er niet gegeven en ieder moet zich na dit oponthoud klaar maken voor vertrek en dan begint de streng bewaakte voettocht. Het wordt een zware bloedreis. In de striemende regen strompelen we voort over de dijk, die nergens enige beschutting biedt. De vele uitvallers worden met de gummiknuppel weer vlug overeind geslagen. Enkelen, die ondanks de slagen die ze krijgen, toch blijven liggen, omdat ze echt niet verder kunnen, worden in vrachtwagens gesmeten en komen achteraan. Langs de weg zijn er mensen die ons brood aanreiken en melk geven, appels en peren en snoep, en zelfs zakjes met voetpoeder tegen de opgelopen blaren, om onze nood ook maarenigszins te lenigen. Het zal bij ons in dankbare herinnering blij¬ ven.

In Meppel

Het is half vier als we ons door de straten van Meppel voortslepen. De burgers mogen niet naar buiten, er is luchtalarm gegeven, maar ze kijken medelijdend door de ramen. Met 46 Urkers worden we in een klas van de gemeentelijke school gestopt de anderen komen in andere lokalen terecht. We zijn met ongeveer vierhonderd man, want behalve de Ur¬ kers zijn er veel Friezen en Amsterdammers, opgepakt bij de razzia in de Noord-Oostpolder. Het is er een treurige toe-

22

stand.Velen kunnen niet meer staan en nog minder lopen. Gelukkig komt het Rode Kruis onze gewonde voeten verzorgen. De allerergsten worden voor onderzoek meegenomen naar het ziekenhuis, en deze ongelukkigen werden daar meteen gelukkig. Ze kwamen vrij omdat er geen bewaking was.

We nemen de schade op. Toen we enigzins van de vermoeidheid bekomen waren, en onze voeten onder liefdevolle handen genomen waren, zochten we droge kleren op en namen de schade op. Zij die surrogaatschoenen droegen, merkten dat die door de regen vrijwel waren opgelost. Ds. Pietersma zag er uit als een getatoeeerde inboorling. De verf van zijn hoed was in grikxge strepen over zijn gezicht uitgelopen, en ondanks onze treurige situatie moesten we wel lachen. Op de gangen deelden de Duitsers schreeuwend hun bevelen uit. Beurt om beurt moest er door iedereen deurwacht gehouden worden, zowel ’s nachts als overdag. En je werd verantwoordelijk gesteld voor wat er gebeurde. Niemand mocht op het appel ontbreken. Dat werd, regen of geen regen, ’s mor¬ gens en ’s middags gehouden. Je stond daar buiten in de kou een uur te verkleumen, en meestal regende het. De Duitsers en de heren van de SS stonden dan droog in de portiek. Ook hier was verwarring bij het afroepen van de namen. Bij ,,Kra¬ mer” riepen er wel tien* gelijk ,ja!”. Als Chiel de Wit met grote stemverheffing zijn „ ja, dat ben ik!” liet horen, werkte ook dat op de lachspieren.

Conflictsituatie Een Hollandse SS-er, ene van der Plas, paste er voor bij onze avondsluitingen aanwezig te zijn, en hij zette zich af tegen onze geloofsovertuiging. Hij zei o.m. :,,Aan het Russische front heb ik van dichtbij de gruweldaden geziendiede Russen op weerloze burgers pleegden. Ook heb ik de bombardementen op de Duitsers burgerbevolking van dichtbij meegemaakt.

23

This article is from: