9 minute read

Liefde, wat stelt dat voor?

te brengen in haar gemoed. Met open ogen zag ze toen wat er in de buurt enin de winkel aan geheimen openbaar werd en ging ze begrijpen wat de vrouwen in bedekte termen over huwelijk en geboorte achter de toonbank te berde brachten. En nu had ze dan ook een vermoeden van wat er in haar eigen familie gebeurd was met de geboorte van Ede, haar vriendinnetje. Ze begreep nu de toespelingen en ‘halve woorden’, die haar ineens weer in gedachten kwamen, van vrouwen in de winkel als Hiltje wat uit de bergruimte moest halen en zijzelf in de winkel aan het afwegen was. Ze hadden haar gevraagd of de jongetjes nog niet naar haar keken en of ze al een Pinkstervrijer had. En ook hadden ze haar lachend gewaarschuwd om voor de vrijers uit te kijken: ‘Zo binje gezoend, en zo moet je trouwen’. Met gemengde gevoelens, zowel van afkeer als van nieuwsgierigheid, nam ze woorden, blikken en gebaren in zich op, maar de belangstelling was gegroeid, vooral ook voor haar eigen lichaam en de gevoelens die er in haar wakker werden. Ze noemde dat de kriebeltjes... Zo soesde ze voort. Grotemoeder had gisteravond gelukkig niets gevraagd toen ze zo laat thuis kwam. Dat kwam omdat grootvader bij haar was. Ze had wel argwanend gekeken en Marijtje had gauw haar slaapplaats opgezocht. Ze had ook zoveel indrukken te verwerken. Grubbelt, Ester, Ede, en vooral die jonge man die ze gezien had en hij haar. Toen viel ze in slaap, tot grotemoeder haar de volgende morgen uit de droom hielp. Er viel heel wat te doen. Zoveel ansjovis als dit jaar was er nog nooit gevangen, en net nu de dijk daar ginds al bijna klaar was. Er was werk aan de winkel en van luieren hield Hiltje niet. Een mens heeft plichten, nietwaar?

De zondag brengt verademing, vooral nu Kobus plotseling voor een paar dagen thuis gekomen is. Marijtje heeft een plaatsje in de kerk gezocht vanwaar ze de hele familie in het oog kan houden. Haar moeder Brechtje die van het sloven en slaven in het grote gezin soms zomaar in slaap zakt onder de preek. Haar vader Louwe die daar breed glanzend zit in zijn zondagse kledij, maar weer vergeten heeft zijn haar te kammen. Van de weerom-

12

stuit trekt zijn dochter de knoppen van haar oorijzers wat naar voren en duwt ze de dansende blonde krullen bescheiden onder het heldere hulletje. Dan ziet ze none Kobus zitten op de kraak. Maar wat kijkt die dromerig, en vreemd, hij ziet haar blijkbaar niet. Kobus die geen waarschuwende vinger opsteekt, omdat ze onder de preek zo aan haar hoofdtooi zit te friemelen? Dat is Kobus niet. Ze probeert voorzichtig zijn aandacht te trekken, maar zijn blik is op iets of iemand anders gericht. Ze ziet, als ze die blik volgt, een nieuw gezicht tussen haar volk. Hee, dat is die vreemde, die ze wel eens bij Sibbe en Ester zag. Daar moet wat achter zitten. En ineens weet ze het: Kobus heeft het flink te pakken. Kobus is verliefd. En nu weet ze ook weer dat ze daar al wat over gehoord heeft. Na de kerk drinkt Kobus bij Sibbe koffie en Hiltje, die het blijk¬ baar niet met zijn plannen eens is, neemt thuis Grubbelt onder het mes. Kan Grubbelt daar nou niks aan doen dat die jongen zo onverzettelijk is. ‘Je zult het zien, hij trouwt nog mit die dikke duin voor we erop bedacht binnen. En dat is nou die jongen met die grote plannen. Hij wil toch evangelist worden? Hij volgt toch al zo lang bijbellessen? Hij kan toch zo goed z’n woordje doen? Nou, dan Grubbelt, doe er wat an. Dat komt niet goed, dat zie je zo.’ Maar Grubbelt lijkt wel doof. Wat kun je doen als het middenvak je te pakken heeft. Dan zijn de uiteinden machteloos. Dat weet hij uit ervaring, maar hij zegt het wijselijk niet. Hij zegt: ‘Och Hiltje, evangelist dat is hij al, hij verkletst meer uren dan dat hij werkelijk werkt. En als hij nou van dat meisje houdt, dan is het toch goed dat hij met haar trouwt? En als je daar op tegen bent, je kunt zo goed je boontjes alleen doppen, wie let je om er wat an te doen?’ ‘Ja maar’, werpt Hiltje tegen, ‘as die malle liefde in’t spel is, dan, dan...’. Grubbelt trekt eens aan zijn pijp: ‘Krektens vrouw, en daar kan toch ook een evangelist niet buiten’. De Muiter gaat er in zijn mime rieten stoel gemakkelijk bij zitten. Een verdachte tinteling in zijn ogen doet haar blozen. ‘Och jie’, zegt ze, en dat is het einde van het gesprek. Marijtje komt erin, en die heeft het meeste al gehoord. Kobus is dus op vrijersvoeten. Hij blijkt dat meisje, Vrouwtje heet ze, al lang te kennen en moet haar al heel wat liefdesbrieven geschreven hebben. Hd, als ze die eens zou kunnen lezen. ‘Zeer geliefde Vrouwtje. Uw brief heb ik in goede gezondheid ontvangen en ik hoop van u hetzelfde. Als het anders was, zou het mij van harte leed zijn.’ Marijtje schiet in de lach en verslikt zich in de koffie.

13

Verstoord kijkt grotemoeder haar aan en geeft haar een wenk om weg te gaan, want Kobus komt met zijn geliefde de kamer in. Jammer, dat ze nu het gesprek niet kan meemaken. Maar als ze een half uurtje later met een verleg weer binnenkomt, is het vaarwater rustig. De Muiter heeft een verse pijp gestopt, Hiltje schenkt nog eens in en op elk schoteltje ligt een gevulde koek. Er wordt over koetjes en kalfjes gepraat, over de preek en over de rijke ansjovisvangsten, die den huize Muiter geen windeieren leggen. Kobus is stiller dan anders, maar zijn ogen glinsteren. Marijtje denkt aan een bruiloftsrijm dat hij eens gemaakt en voorgedragen heeft, over een huwelijksbootje dat ging varen over met licht bestrooide baren. Die beroemde regels zijn nog niet vergeten en ze schijnen nu voor Kobus zelf in vervulling te zullen gaan. Vrouwtje zal zijn vrouwtje wel worden. En het huwelijk laat inderdaad niet lang op zich wachten. Kobus vindt voorspraak bij zijn vader, die tot verwondering van zijn zoon ook wel een woord op z’n pas kan spreken, een bijbeltekst nog wel: Het is beter te trouwen dan te branden. En, o wonder, dan duikt er ook nog een bij een jong echtpaar als dit passende betrekking op. Ergens in het Drentse veen, aan een recht rak kanaal, is werk voor een aankomend evangelist, jong en energiek en liefst gehuwd. En bij het sollicitatiebezoek maken Kobus en Vrouwtje zoveel indruk dat de benoeming weldra volgt. En dan komt alles in een stroomversnelling. De Muiter die met het koppen, zouten, inleggen en verhandelen van de rijke ansjovisvang¬ sten prima zaken deed, koopt het praampje van Okken Meindert en maakt Sibbe schipper. En die wil meteen aan de slag om een lading turfuit het veen te halen. Nou, en dan kan hij toch mooi meteen Kobus en Vrouwtje met hun hebben en houden meenemen naar het huisje dat daar aan de vaart op hen wacht? Dus wordt het huwelijk zo snel mogelijk voltrokken. De Muiter zorgt voor meubels, Hiltje voor kleren en beddegoed, Kobus haalt z’n boeken en Vrouwtje haar eigen spulletjes en jan en alleman komt nog met ditjes en datjes aanzetten alsofhet echtpaar naar de binnenlanden van Afrika gaat vertrekken. Ome Lord komt met twee jonge katten aanzetten en een kanarie en Marijtje helpt wat ze kan bij het brengen van de bullen en spullen in het scheepje. En dan breekt de trouwdag aan. Op het raadhuis gaat het vlot en de trouwdienst in het bewaarschooltje is sober en plechtig. Voor bruiloft vieren is geen tijd en geen geld meer. De avond

14

wordt verder gezellig bij tutte Inte in de kleine familiekring doorgebracht. Morgen zal de reis beginnen. En vreemd, voor ze opbreken vertelt Inte nog een verhaal over de liefde. Is het een aanmoediging, een waarschuwing? Ieder kan er wel een gedachte of wat uit plukken. Het wordt heel stil als de zwakke vrouw met duidelijke stem begint te spreken: ‘Er waren eens een vrouw en een man die elkaar liefhadden, maar niet op de juiste manier. Ze eisten teveel voor zichzelf en gaven te weinig aan de ander. Het ging niet goed en op een nacht gingen ze uit elkaar en de deur uit. Zonder het van elkaar te weten zochten ze het flauw verlichte strand op om rust te zoeken aan de rand van het water. Maar de wind stak op en de golven begonnen te bruisen. Toen verhief ook de vrouw haar stem en riep over de vloed: Liefde, waar ben je gebleven, golven, waarom neemje me niet mee naar de einder? Het zeewater spatte haar in het gelaat en ze proefde op haar lippen het zout, maar ze verstond het antwoord niet dat wind en golven haar gaven. Ze hoorde alleen maar haar eigen stem en schreide bittere tranen. Ze begreep nog niet dat in het zout van de zee en het zilt van de tranen loutering en reiniging liggen besloten. Wilder werden de golven, schuim nestelde zich in haar haren en toen een bliksemstraal flitste en de donder rolde, zonk ze beangst en radeloos op het natte zand, tot de mor¬ gen grauwde. Toen naderde een man langs het wilde water. Ook hij had de nacht in een gevecht met zichzelf en de elementen doorgebracht. De wind nam afen de maan liet zich weer zien. De man bleefstaan en de vrouw hiefhaar betraande ogen naar hem op. Ze zag hoe zijn gelaat grauw was en gegroefd en zijn haardos verwilderd. Ook hij had zijn woede en boosheid uitgeschreeuwd en het antwoord niet verstaan. De twee zoekende mensen staken tegelijk hun handen naar elkander uit. Stralen maanlicht gleden over hun gestalten toen hij haar oprichtte en zij hem omvatte. En plotseling hoorden ze in de zang van wind en golven het lied van de schepping: Het is niet goed dat de mens alleen zij, Ik zal een hulpe maken die bij hem past, en zie het was zeer goed. Toen gingen zij beiden te zamen. Na Inte’s verhaal was het een poosje stil, toen namen alien rustig en ingetogen afscheid. Inte had met haar gelijkenis alien een wijze les willen meegeven. Buiten scheen de maan. De milde rust in de natuur beloofde een kalme reis. Marijtje ziet als in een flits het gezicht van diejonge man dat haar zo getroffen heeft en dat ze maar niet vergeten kan.

15

This article is from: