6 minute read

Ter afsluiting

Uit een gedicht van Marretje Bos-Romkes

De ijsvlet, als die spreken kon, dan luisterden we alien vast wat ze al die jaren heeft vervoerd, ook wel een droeve last.

Want’s winters is er meestal sneeuw ofmist, dat viel niet mee. Het was compleet een ijswoestijn, die ouwe Zuiderzee.

Op Schokland stond een oude kerk, daar kwam men op verhaal. Was’t weer niet goed, men bleefook’s nachts. Men had een lijfvan staal!

Maar was het weer best naar hun zin, ze treuzelden niet lang, men laadde uit, men laadde in, ging weg, men was niet bang.

En was op Schokland nog geen vracht door Kampen daar gebracht, meteen ging men naar Kampen door, al werd het middernacht.

En kwam men in het ‘kis’ terecht, dat is los fijn ijs in zee, kon men niet lopen, roeien niet, dat viel voorwaar niet mee.

156

Met een been stond men in de vlet, het and’re been in’t ‘kis’. Zo tobde men, u snapt het wel wat ofeen ‘bloedreis’ is.

Dat is, men heeft het mij verteld, een lange barre tocht. En’t weer, ’t was meest een vijand waar het dapp’re volk mee vocht.

En’t loon dat men na afloop kreeg dat was een sober deel. Het was een schamel roggebrood, dat is, dunkt mij, niet veel.

Maar later, toen’t iets beter werd, kreeg men zijn loon in geld, vijfharde guldens, hoogstens tien, werd voor hen neergeteld.

Heel vroeger, toen geen radio noch telefoon hier was. In Kampen had men telegraaf en dat was nog maar pas.

’t Was midden winter, na een storm, op Urk had men gebeefd. Men wist van niets maar voelde het, ’t was al zo vaak beleefd.

Na barre tocht, de ijsvlet kwam en vrouwen togen uit. Ze waren hopend naar bericht, dat nieuws kwam met de schuit.

Een vrouw en moeder stond op wacht, ze vroeg: ‘Mijn zoon, mijn man, hebt gij van beiden geen bericht’? ‘Och ofik nieuws vernam’.

De ijsvletmannen stonden stil. Men zei: ‘Ga maar naar huis, straks hoorje wel het bitter nieuws’. Zij ging, droeg stil haar kruis.

Maar later toen er radio en telefoon verscheen, toen werd het alles beter hier, was’t grote leed geleen.

Nu ligt ons dorp vast aan de wal en rijdt men afen aan. ’t Verkeer zoals het vroeger was, dat heeft nu afgedaan.

Wij hebben nu een vissersvloot, modern en ‘up to date’. Maar denk nu niet dat Urk daardoor die oude tijd vergeet.

Nog hangt, gij ziet dit alien hier, een zeilschip in de kerk. Wij vragen zinnebeeldig, Heer zegen onzer handenwerk!

1956.

Een monument voor de ijsloperbemanning

De maker, P. Brouwer, zei daarover het volgende: Mijn hobby’s zijn al jaren aquarelleren, houtsnijden en bronsjes maken. Mijn keus werd dan hoofdzakelijk bepaald door onderwerpen uit de Urker geschiedenis en de huidige samenleving. Het was dan ook logisch dat vroeg oflaat de ijsvlet met bemanning aan mijn ‘kunsthorizon’ zou verschijnen. Vooral ook, omdat de geschiedenis van de barre tochten door sneeuwstormen, drijfijs, mist en bittere kou, mij altijd heeft geboeid door de verhalen van vissers en oude familieleden. Eigenlijk is daarbij nooit genoeg uit de verfgekomen dat met de ijsloper niet alleen voedsel werd gehaald, zieken werden wegge-

158

bracht en overleden plaatsgenoten opgehaald, en mensen van in het ijs beknelde schepen werden gered, maar dat voor de komst van telegraaf en telefoon de ijsvlettochten ook zorgden voor het enige contact tussen Urk en de rest van de wereld. Bij behouden thuiskomst van de ijsloperbemanning hoorde de bevolking pas wat er buiten Urk bij familie, op de vissersvloot en in het land de laatste weken gebeurd was In 1985 maakte ik al eens een gestileerde betonnen versie van de ijsvlet, en driejaar later een bronzen exemplaar van de zwoegende tien-koppige bemanning. Die stond een paar jaar bij ons thuis in de kamer en was vorig jaar op een expositie te zien en werd daar toen met aandacht bekeken door een welzijnswerker van onze gemeente, en deze berichtte daarover aan wethouder mevrouw Kramer-Brouwer. Zij kwam kijken en vroeg mij wat zo’n bronzen exemplaar, maar dan van een meter of vijf lang, zou moesten kosten, als het als eerbetoon aan de dappere mannen van ons voorgeslacht in de vorm van een monument in het dorp zou kunnen worden geplaatst. Immers, die mannen maakten’s winters vaak 'bloedreizen’ tegen een schamele beloning en vervoerden soms zelfs zieken en overledenen, en dat laatste gra¬ tis. Een enkele ijsloper-man ontving wel een medaille, maar in het dorp herinnerde niets aan die helpers, redders en bergers. Ik schrok een beetje van de vraag, maar was er wel ‘verkeafd’ (d.i. ‘ingenomen’) mee en ben aan het rekenen geslagen, heb offertes opgevraagd, en mijn eigen kunnen afgetast, en heb toen een prijs genoemd. En toen kwam de opdracht van het gemeentebestuur! Van de ijsvlet in het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen werden de maten genomen en een triplex model, ‘in schaal’, van vijf meter werd uitgeslagen, onder supervisie van mijn jeugdige vriend, de scheepsbouwkundige Gerrit de Wit. Toen kon het maken van het wasmodel beginnen, en na wat technische problemen kwam het bij de bronsgieter. En zo wordt Urk, na het monument voor in zee gebleven vissers, nu ook een tastbare herinnering rijk aan wat de ijsschuitenbemanningen voor het eiland betekend hebben.

Naschrift

De tijd gaat snel, en veel van wat eigen was aan het oude eiland ging niet alleen verloren, maar dreigt ook geheel in het vergeet-

159

boek te geraken. Zo ook de gevaren en noden die de eilandbevolking in strenge winters te verduren kreeg. Het op te richten monument voor de bemanningen van de ijslopers die dan het knellende isolement trachtten te breken en het verschijnen van dit boek over hun barre reizen, werken er naar we hopen, aan mee, niet te vergeten. Het boek geeft echter meer, en gaat ook over ‘Hulp en Steun’ en de problemen van deze vereniging. Ook wordt iets verteld over ijsschuiten in andere plaatsen en barre winters in het algemeen. Het samenstellen van een en ander heeft heel wat voeten in de aarde gehad door het te verrichten speurwerk en de beperkt beschikbare tijd. Dat toch zoveel gegevens, verslagen, verhalen en foto’s geboden kunnen worden, gaf de samenstellers veel voldoening en zij hopen dat ook de lezers dat genoegen zullen smaken. Dank dient daarbij getracht te worden aan alien die op de vraag om gegevens, van zich lieten horen en feiten meldden of foto’s deden toekomen. De foto’s komen vooral uit de verzamelingen van Albert van Urk, Auke Weerstand, Gerrit Wakker (van Sijtje) en Piet Brouwer. Van Jan Hakvoort konden we gebruk maken van knipsels uit zijn archief. De tekening op de omslag is van de bekende illustrator J.H. Isings.

Besluit

Wat eens op Urk bedreven is, met sneeuw en ijs verweven is en alles wat daameven is...

Wat’t winterse gegeven is van wat zo niet gebleven is, maar in dit boek beschreven is...

Zij, voor wie nu in leven is, dat wat ons aller streven is, een boeiende belevenis.

dV

160

De Stichting Urker Uitgaven heeft tot doel de uitgave van min of meer belangrijke bijdragen in enigerlei vorm over of in verband met het volksleven, de taal, cultuur en geschiedenis van Urk mogelijk te maken.

This article is from: