6 minute read

Ode aan de oude ijsvlet. Toelichting (1949

de toekomst te behoeden, wordt dit boek de bevolking aangeboden en wordt een bronzen monument onthuld dat een posthuum eerbetoon is aan de moedige mannen die zich voor de bevolking niet alleen op glad, maar ook op onbetrouwbaar ijs waagden. Hun nagedachtenis blijve onder ons nog lang in ere.

Uit Het Urkerland van 29juli (1949)

Ode aan de oude ijsvlet

Oude, trouwe Urker ijsvlet: Bitter stevig vastgesnoerd, Werd jij, boven op een auto Naar de Geuzenstad gevoerd.

Over Zwolle, Utrecht, Mokum Gingje! Voorje laatste reis! Zal het weer een ‘bloedreis’ worden, Net als vroeger, over’t ijs?

Menig barre Noordpool-winter Hebje goede dienst gedaan: En je voerde post en kranten, Ja, ook levensmiddelen aan.

Op de allerlaatste ‘ijsreis’ Zat een stoomboot in de knel Tusschen huizenhooge schotsen In’t Zuid-west, zeg, weetje wel?

Hier van Urk afnauw’lijks zichtbaar Seinde men, uit bitt’re nood, Vrouwen en zelfs kind’ren waren In gevaar op deze boot.

Dapp’re mannen waagden’t leven, Grepen spaak en roer en touw, Gingen onverschrokken voorwaarts, Ondanks vorst en felle kou.

121

Het einde van Urk’s isolement: Kamperdijk in aanleg (1940) en bijna voltooide Lemmerdijk (1939). (Foto’s coll.: A. van Urk)

122

Piepend’ knarsten j’ oude ijzers Krakend’ ging’t gebinte mee... Wieg’lend’, schuivend’, zeilend, glijdend, Zeulde de bemanning mee.

God beloonde’t emstig streven: Vrouw en kind werd rijk gered: En in menig Urker woning Steeg een vurig dankgebed.

In de oude Drommedaris Treft men vele dingen aan... Doch ik smeek U, laat de ijsvlet Op een eereplaatsje staan!

TOELICHTING Wij praatten deze week nog even met iemand, die vele tochten met de ijsvlet meemaakte. Tjonge tjonge, dan verdiende de bemanning het niet gemakkelijk hoor! ’s Morgens vroeg kregen zij, voor hun uitvaart, eerst een bord erwten of boonen voor ‘vastigheid’ in de maag. Daarna werd gebeden voor een goede overtocht. Was men voor de avond terug, dan had men vijf gulden verdiend, duurde de tocht langer, dan was het loon f 7,50. In het kastje van de vlet bevond zich: 1 liter brandewijn, 5 pond spek en een roggebrood. De tocht ging via Schokland, over de Ramspol naar Kampen. Moest de bemanning in Schokland overnachten, de rietsnijderskeet stond open ofde sleutel hing aan een spijkertje. Een oude potkachel, die betere dagen gekend had, was aanwezig, en het toch al schaarsche rantsoen aardappelen van de Middelbuurt (het middelste huis) werd aangesproken en de mannen aten, liepen of geeuwden zich warm. Altijd had er een de wacht, wanneer de anderen door slaap overmand ‘duudoorden’, doch meestal bleef door koude en tocht, de slaap toch verre. Was de vlet in zicht op Urk, na een moeizame tocht, dan liepen de jongelui van ons eiland de bemanning tegemoet, de zeelen ofspantouwen werden dan overgenomen, en de ijsvletters liepen achter de jongkerels aan. Dat was een triomftocht. Het gebeurde echter ook wel, dat op het ijs de nacht werd doorgebracht. Wijlen oude Gerrit Bakker was jarenlang de onbetwistbare alleenheerscher of schipper van dit thans verdwenen vervoermiddel, dat deze week een

123

roemloos einde heeft gevonden in de schaduw van den ouden Drommedaris te Enkhuizen. Wat niet verdwenen is, dat is de rheumatiek, niet te verwarren met romantiek, van alle visschers die tot de bemanning van deze schuit hebben behoord. En in een hoekje van de kast staat nog wel het fleschje ‘perecheulie’ (pijlrogolie) dat moeder de vrouw maar vast klaarzette, als onfeilbaar middel om de oververmoeide gewrichten op gang te helpen, na een “bloedreis’. Want dat was het!

MARIAP VAN URK

Hulde aan de ijsloper

Voor de hoop in bange dagen, dat de vlet er in zou slagen, ’t knellende isolement, dat van dagen klom tot weken, met een ‘bloedreis’ te doorbreken, komt er straks eem monument. Waar de roep eens werd gehoord: ien-o, twie-jo, aol’m maar voort!

’t Is een hulde aan de mannen die zich hebben ingespannen, om zo’n bloedreis aan te gaan, voor het welzijn van zovelen, en met schor geschreeuwde kelen toch aan’t eindpunt kwamen staan. Waar de roep eens werd gehoord: ien-o, twie-jo, aol’m maar voort!

Tegen karige beloning lieten zij gezin en woning voor’t gevaar van kruiend ijs, en voor al wat kon gebeuren door de duinen en de scheuren op die barre winterreis. Waar de roep eens werd gehoord: ien-o, twie-jo, aol’m maar voort!

124

’t Was’t verlangen in die dagen dat de vlet erin zou slagen (tot de rand met goed gevuld) d’ elementen te trotseren en heelhuids terug te keren op de ouwe, trouwe bult. Waar de roep eens werd gehoord: ien-o, twie-jo, aol’m maar voort!

Wat was’t prachtig als die mannen bek-afwerden uitgespannen aan de oude palenrand. Want daar was na wachten, hopen, de bevolking uitgelopen naar’t met ijs bedekte strand. Waar de roep eens werd gehoord: ien-o, twie-jo, aol’m maar voort!

Zij verdienen nog de hulde om de vreugd’ die ons vervulde, als met post en melk en gist, na zoveel gespannen uren die kordate poolfiguren plots opdoemden uit de mist. Waar de roep eens werd gehoord: ien-o, twie-jo, aol’m maar voort!

T. de Vries, 1992

Uit Het Urkerland

De verbouwing van Hulp en Steun (januari 1978)

Hulp en Steun is een gebouw wat toch een bijzondere plaats inneemt in het visserijverleden van Urk. In 1905 werd het gebouwd door de eerste visserijorganisatie die Urk heeft gekend. In het allereerste begin bestond het uit een verdieping, hier had de ‘IJsschuiten Vereeniging Hulp en Steun’ haar reddingsmateriaal, touwwerk en de ijsvlet opgeslagen. In strenge winters werden de deuren opengegooid en begon men van hier-

125

uit de ‘bloedreaze’ met de ijsvlet. Maar ook wanneer bij windstil weer de botters de haven binnengesleept moesten worden, gebeurde dit door de vereniging. Omstreeks 1910 werd er een verdieping bijgebouwd, dit werd de boetzaal van de Urker vissers. Nu nog steeds ademt deze boetzaal iets van de sfeer van vroeger, van de Zuiderzee, van de schuiten en de botters en van de verhalen die men elkaarvertelde onder het breien en boeten. Menige visserman heeft hier zijn oude dag gesleten. Momenteel is men begonnen met de gedeeltelijke afbraak van Hulp en Steun. De laatste vissers hebben deze week mopperend hun spullen bij elkaar gezocht en zijn vertrokken. Het gebouw blijft gelukkig bestaan, echter op zo’n manier dat van de herinnering aan vroeger weinig over zal blijven. De boetzaal wordt een gewone zolder en van buiten gaat het een Urker huisje worden. De geschiedenis van Hulp en Steun wordt weggerestaureerd. Hoe mooi zou het zijn geweest, wanneer we over 50 jaar nog een authentieke boetzaal hadden kunnen laten zien. De huidige is (was) de laatste van de voormalige Zuider¬ zee. Het heeft niet zo mogen zijn. De plannenmakers hebben anders gewild en zo verdwijnt weer een van de laatste resten Zuiderzeegeschiedenis van Urk.

Klaas de Vries

Enige vissers vielen de schrijver bij in zijn kritiek, maar het werk ging door. Het gebouw werd nog ingericht als visserijmuseum, maar is, toen dit naar het oude gemeentehuis verhuisde, gesloopt en door andersoortige nieuwbouw vervangen.

126

This article is from: