5 minute read

Het kuilvraagstuk

Next Article
Ter afsluiting

Ter afsluiting

‘Winsen in wouen Is een arremoedig heushouwen.’ Vooral nadat bij Rijkswet de havengelden zijn afgeschaft wordt de haven van Urk druk bezocht door vissers van elders. In het ‘Lozemint’ kan men ’s avonds vissers uit Huizen, Volendam, Harderwijk, Hindeloopen, Marken en Enkhuizen aantreffen, die er een borrel komen drinken. Toch is er onder de vissers veel onderlinge naijver, waarvan vooral de moord- ofwonderkuil der Volendammers de oorzaak is: de Volendammers visten naar puf of nest voor hun eendenhouderijen: ze visten de zee ‘dood’, hetgeen door de andere vissers met lede ogen werd aangezien. Klachten erover hadden een kuilverbod ten gevolge. Toen klaagden weer de Volendammers dat hun het brood ontnomen was. En met behulp van de Urkers. die misschien de Volendammers als mededingers op de Noordzee vreesden, wisten deze gedaan te krijgen dat een zogenaamde proefvaart werd gedaan en dat daarna het kuilverbod werd ingetrokken. De Markers zeiden: Die proefvaart betekent niets; ze hebben wel niet veel nest opgehaald, maar anders vangen ze veel meer. De Volendammers gingen weer kuilen, zelfs reeds voordat het kuilverbod was inge¬ trokken. Velen werden gestraft, maar telkens kwamen ze met voile schuiten thuis, de vlag in top om de Markers te treiteren. Die vlaggen zouden de Markers niet licht vergeten.

Het kuilvraagstuk

Nu gaan we verder met de bespreking van het kuilvraagstuk. Het deed op Urk in 1908 een heftigen strijd ontbranden. Hier lagen eigenlijk twee problemen naast elkaar. Voor het bedrijf der Urkers zelf was de vraag: Moeten we doorgaan met het gebruik van staande netten voor de vangst van haring, ansjovis en bot, of moeten we terugkeren tot de vanouds gebruikte en veel goedkopere kuil? Daamaast was het dan nog, bij keuze voor de kuil, de vraag of dan ook de wonderkuil der Volendammers met haar kleinere mazen kon worden toegelaten. Hier had men dezelfde kwestie, die reeds in de 16e eeuw de Zuiderzeevissers verdeelde. Zo namen dus de Volendammers onder de verdedigers van de kuil een eigen plaats in. De in dezen tijd opgerichte Julianabond in Volendam trachtte het gevaar, dat de wonderkuil

90

weer zou verboden worden, tegen te gaan. Ook de Julianabond maakte propaganda, met name op Urk. In het begin van 1908 riep zekere Spaanders van Volendam de Urker vissers bijeen en trachtte ze te winnen voor het streven van zijn bond. Na zijn vertrek werd druk vergaderd om het voor en tegen te bespreken. Voor- en tegenstanders bleken ongeveer even sterk. Toen werd op Urk het vreemde verschijnsel gezien, dat twee requesten aan de Tweede Kamer werden gezonden, die elkaar lijnrecht tegenspraken. Het ene verklaarde het een ramp te achten ‘als de Regeering mocht besluiten den toestand, zooals heden de Zuiderzee bevischt, neen uitgemoord wordt, te bestendigen.’ Het andere meende dat het staande netwerk de oorzaak was van den achteruitgang der visserij en verzocht dat nimmer een algemeen kuilverbod zou worden afgekondigd. Elk request had ongeveer 100 handtekeningen gekregen. Uit die tweeslachtige houding der Urker vissers moesten ongelukken voortkomen. Het eerste ongeluk was al, dat de ene partij besloot een afdeling van den Julianabond op te richten. De 100 tegenstemmers bleven niet achter en stichten een vereniging Recht door Zee als afdeling van de algemene Zuiderzeevereniging, boven genoemd. Deze nieuwe vereniging Recht door Zee hield 30 maart 1908 haar eerste openbare vergadering. De heer Gelder, redacteur van de Visscherijcourant en tevens nettenfabrikant, was de spreker. Die bestreed niet alleen de Volendamse wonderkuil, maar stuurde ook aan op het uitsluitend gebruik van staand netwerk. Geen wonder dat in het debat de opmerking werd gemaakt, dat de nettenfabrikanten daar het meeste voordeel van hadden. Terloops moet worden opgemerkt dat de heer Gelder onder de bedoelingen van de Zuiderzeevereniging (ZZV) ook noemde de bestrijding van ‘knoeierijen’ in den ansjovishandel. Vermoedelijk bedoelde hij daarmee, dat de vissers bij den afslag steeds een hogeren prijs voor de ansjovis maakten dan bij de zouters. De zouters hadden een soort gedwongen winkelnering: zij hielpen de vissers met voorschotten en netten en eisten daartegenover, dat de vissers de ansjovis rechtstreeks aan de zouterij afleverden, maar dan tegen een lageren prijs. De vergadering nam tenslotte zonder stemming deze motie aan: ‘De vergadering van visschers, bijeengekomen in de Van Alphenstichting op 30 maart 1908 te Urk, en bezocht door tal van

91

Winter 1924. De ‘Geusau’ bekneld bij het Ketelvuur van de IJsselmond. (Coll. A. van Urk)

Het peilen van de ijsdikte en het uitzetten van ankers. (Coll. A. Weerstand)

visschers van Urk, Huizen, Spakenburg, Elburg en andere plaatsen, gehoord de besprekingen inzake de kuilkwestie, verklaart een algeheel verbod van de wonder-, de dwars- en de kwakkuil nodig voor de instandhouding der Zuiderzeevisscherij.’ In de Visserijwet werd 6 oktober daarna inderdaad een verbod van nestvissen opgenomen. Maar hiermee was de kwostie niet uit. Op Urk allerminst.

Om begrijpelijke redenen, maar ongetwijfeld na een taaie actie van den Julianabond, werden 1 juli 1911 haring en ansjovis geschrapt van de verboden lijst van onvoldragen vis (nest of puf). En juist tegen die twee had de ZZV haar strijd aangebonden. Volendamjuichte weer! Nu bestond op Urk de vereniging Hulp en Steun, de zogenaamde IJslopersvereniging, die ten doel had om hulp te verlenen aan vissers, die door storm ofstranding, ofook door het ijs, hulp nodig hadden. De meeste leden waren schippers die de Noordzee bevoeren. Wat het doel der vereniging betreft, stond zij buiten den strijd voor en tegen de kuil, maar de Noordzeeschippers vreesden dat de Volendammers, als ze in de Zuiderzee niet mochten kuilen, de Noordzee zouden opgaan en dus den Urkers concurrentie aandoen. Daarom lieten ze den Volendammers maar liever hun wonderkuil behouden. Hoe het zij, op 8 januari 1912 verschenen enkele Volendammers op Urk om te trachten de Urkers in actie te zetten voor den Julianabond. Het werd toen een zeer stormachtige vergadering, waarin alleen door het kalmerend optreden van burgemeester Gravestein voorkomen werd dat ze in een vechtpartij ontaardde. Het gevolg van die vergadering was dat Hulp en Steun met een toevallige kleine meerderheid besloot zich los te maken van de ZZV en zich aan te sluiten bij den Julianabond. Het was te verwachten dat dit besluit protesten zou uitlokken. Niet minder dan 104 leden van Hulp en Steun en anderen die rechtstreeks belang hadden bij de Zuiderzeevisserij, tekenden een verzoekschrift aan het bestuur van Hulp en Steun om op het besluit terug te komen. Pas op 8 april viel de beslissing over dat verzoek. Een vissersvergadering die niet alleen bestond uit leden van Hulp en Steun, maar ook uit anderen — het gaat wat dat betreft op Urk niet al te formeel toe - besloot weer met een kleine meerderheid om een nieuwe vereniging Visschersbelangen te

93

This article is from: