4 minute read

Het reddingswerk

Next Article
Ter afsluiting

Ter afsluiting

bond. De president wil daarmee nog wachten en zegt verder dat de ZZB Urk wel een duw in de laagte heeft gegeven door het verwerpen van de drie punten van de afdeling Urk van 31 oktober 1911, te weten: 1. Om op zondag geen netten in zee te hebben. 2. Wat het aantal en de diepte der netten betreft, te vissen met 50 haringnetten bij een lengte van 800 en diepte van 100 mazen; en met 60 ansjovisnetten met een lengte van 1.000 en diepte van 250 mazen. 3. Geen maat op haring, spiering en ansjovis aan te houden. Daarover vraagt Albert Kramer het woord. Hij wil allereerst dat wat door de vorige sprekers gezegd is aandikken en zegt verder dat er met Enkhuizen een anti-beginsel inzit en dus daarom Urk op die vergaderingen erg tegenwerkt. Met algemene stemmen wordt dan besloten “ons bij Volendam aan te sluiten bij de Julianabond”. Kramer las nog een stuk uit de Enkhuizer Courant voor omtrent de vergadering door de Volendammers op Urk gehouden.’

De visserijproblemen groeiden Hulp en Steun tenslotte zo boven het hoofd, dat er plaatselijk een aparte vereniging voor Visserijbelangen werd opgericht en de ijsschuitenvereniging zich tot het reddingswerk kon beperken.

Het reddingswerk

Zowel in strenge als zachte winters, altijd was er wel wat. Zo werd er een Vollenhoofse hotter geholpen en er werd brievenpost naar de postboot gebracht omdat die niet in de haven kon komen. Door het onregelmatig trekken aan schepen leed het materiaal grote schade. Voor de ijsschuiten moesten de bekwaamste mannen gevraagd worden, ook al waren ze geen lid. Er was dankbaarheid dat de uitgebroken grote oorlog nog geen slachtoffers op Urk gemaakt had. Marken en Wieringen hadden door mijnen al verliezen te betreuren in 1915. De vraag knelt dan of er vergoeding gevraagd kan worden voor door de oorlog opgelopen schade. Een tjalk op de Vormt wordt met draad geholpen en goederen, waaronder suiker, in het pakhuis geborgen, het schip wordt door de Urker boot vlot getrokken. De Noordzee was onveilig

60

geworden, ook twee Urkerjongelingen vonden de dood in de golven, maar alle schepen kwamen veilig in de haven. E. de Groot in IJmuiden vond het lichaam van de zoon van Wil¬ lem Weerstand. Hem werd een huldeblijk met inscriptie toegezegd. Ook burgemeester Gravestein kreeg een huldeblijk en de 12,5 jaar fungerende voorzitter Brands een zilveren bril in dito doosje. Het lijkt zo vredig, maar de onenigheid is weer groot als het gaat om het nemen van een aandeel in de Urker boot. Op 8 juni 1916 wordt het bestuur zelfs ontbonden, maar in 1917 komt er een nieuw, want de zaken gaan door: een schip op de havendam, brandgevaar door taanderijen en het gamalenkoken, de verkoop van de oudste ijsschuit, de verplichtingen van de Wet van uitwijking. Er zal op Urk toch ook een school voor de zeevaart gesticht moeten worden, zo schrijft de inspecteur van het onderwijs. ‘Journalist’ Albert Kramer onderhield contact met de Urker krant, maar met de pers buiten Urk liep het wel eens mis en ontstonden er misverstanden. Zo verscheen in de Zwolsche Courant van 13 februari 1917 een artikel waarin werd gesproken van gewetenloze schurken en schurkenstreken door Urkers gepleegd. Hulp en Steun wilde daarover circulates op Urk verspreiden. Een stuk werd opgesteld en beoordeeld om als tegenstuk in de Zwolsche Courant te plaatsen. Ook in de Urker Courant en de Kamper Courant werd een stukje geplaatst om beschuldigingen te weerspreken en misverstanden uit de weg te ruimen. De ene reddingsoperatie had veel meer om het lijfdan de andere en dat blijkt ook uit de notulen. Zo werd in 1912 van een assurantie 350 gulden ontvangen voor het binnenbrengen van een tjalkschip. Hoe moest met dit geld worden gehandeld? Allereerst werd besloten aan de burgemees¬ ter een extraatje te geven en aan de twee klerken ter secretarie elk een gulden, en aan Albert Kramer een kistje sigaren voor de in dezen gedane moeite. Omdat het niet uit te maken is wie wel en wie niet aan het schip getrokken heeft, wordt aan de jaarvergadering voorgesteld de 350 gulden maar in de kas van de vereniging te storten. In 1917 kreeg de bemanning van de ijsschuiten die de vele passagiers van de ingevroren ‘Geusau’ hadden gehaald, loon uitgekeerd, met dank voor de betoonde hulpvaardigheid. Aan het personeel van de eerste ijsschuit die de tocht heen en terug maakte

61

Jan Schraal en zijn vrouw Klaziena van Dalfsen. (Coll. A. Weerstand)

Jacob Brands en echtgenote. (Coll. A. Weerstand)

62

This article is from: