
4 minute read
De eerste jaren
Steun, al was het alleen al om de gezellige jaarvergaderingen met chocolademelk en koek, waar de sigarenrook te snijden was, want ook een rokertje werd cadeau gedaan. Niet elk jaar was er veel werk aan de winkel; er waren immers ook zachte winters, maar de vereniging deed meer dan de naam ‘ijsschuitenvereniging’ inhield. Er werd gerapporteerd en gecorrespondebrd over mistsignalen, boeien en bakens op zee en remmingswerk en ducdalven in havens voor betere ligplaatsen van de vissersschepen in onder meer IJmuiden en Den Helder, maar ook over het aantal en de diepte van de netten. Tijdens de eerste officiele jaarvergadering, op 18 januari 1900, kwam bericht binnen van de ramp met de UK 169. De schuit sloeg om en de bemanning (D. Romkes, P. Kramer en H. de Boer) verdronk. Zulke berichten waren ware merktekens in Urks geschiedenis. De muur bij het vissersmonument getuigt ervan
De eerstejaren
De inkomsten en uitgaven beliepen in 1899 ruim 250 gulden, de contributie bedroeg slechts enkele kwartjes per lid, en knechts konden lid worden voor een kwartje. Daar werd dan nog wanordelijk over gediscussieerd ook. Er was aanvankelijk ook geen goed reglement en de onordelijkheid werd geweten aan het niet openen en sluiten met gebed! Toen een paarjaar later een regle¬ ment van kracht werd en er met gebed werd begonnen en geeindigd, verbeterde langzamerhand de situatie, vooral onder de leiding van Jacob Brands, jaren lang voorzitter. Een 25-tal begunstigers betaalde 50 cent of 1 gulden. Behalve door vissers werden de jaarvergaderingen ook vaak bezocht door de burgemeester, de havenmeester en nu en dan ook een schoolmeester en een enkele middenstander. In 1903 reikte burgemeester Van Suchtelen een cadeau uit aan Comelis J. Loosman en Teunis A. van Slooten, die zich op 25 december verdienstelijk maakten door zich op de door storm opgezweepte ijsmassa voor de haven te begeven en verbinding aan te brengen met de vaartuigen die door wind en ijskracht het havenhoofd voorbij dreigden te gaan. In 1904 en volgende jaren is ‘de moordkuil’ bron van opwindende gesprekken vanwege de voor- en tegenstanders van de kuilvisserij. In 1907 gaat het onder meer over een gewenste gas- of

55
Herinnering aan de Zuiderzeevisscherij-tentoonstelling en vlootrevue. Enkhuizen 1930. (Foto’s A. Weerstand)

56


lichtboei in het Schuitegat, stopmiddelen voor de Velser spoorbrug, een boei op het wrak van de ‘Servia’ en een gewenst mistsignaal voor de haven van Scheveningen. Het levert vrij veel correspondentie op, waaronder een adres aan Amsterdam om de visafslag aldaar te mogen behouden. Intussen is de vereniging dan ook koninklijk goedgekeurd, beseft een roeping te hebben op maatschappelijk terrein, debatteert over onder andere de rijksongevallenverzekering en stelt de vraag naar een tweede dokter aan de orde, maar daar bleefhet bij. In 1908 tekenden 290 personen, zowel schippers als knechts, voor het behoud van de kuil en een begeleidende actie. De secretaris sprak vanwege de commotie van ‘een scheepje op dolle zee’. Het moet er wel gespookt hebben! Op de volgende jaarvergadering waren ook de onderwijzers Jansma en Nieuwhuis aanwezig, die waarderende woorden spraken. Het peil van de bijeenkomsten steeg. Vrezend voor zedelijk misbruik wilden Hulp en Steun toen geen assuradeur zijn, maar het zou toch mooi zijn als een vergoeding zou kunnen worden uitgekeerd, bijvoorbeeld bij een ramp als die Luit Bakker trof, was het oordeel. In 1911 wordt om meer verlichting op de haven gevraagd; er is iemand ingevallen door de diepe duisternis. Ook wordt gevraagd om het zilveren ijsschuitje ten toon te stellen, dat als huldeblijk aan de vertrokken burgemeester Van Suchtelen was geschonken en dat men toch wel wilde zien. Z.K.H. Prins Hendrik werd in hetzelfde jaar vorstelijk ontvangen, maar het vorderde wel grotere uitgaven. Die bedroegen datjaar f289! De ijslopervereniging behartigde langzamerhand de belangen van een visserijvereniging. Er werden in korte tijd wel vijf requesten verzonden. Gedelibereerd werd over een verplichte ansjoviskeuring om de invoer van Spaanse ansjovis tegen te gaan. En kon de ijsvlet niet van een motor worden voorzien om ook als reddingsboot dienst te doen? Een redelijke vraag, maar de kas liet het niet toe: Er zouden meer leden moeten zijn en minder wanbetalers! En het bestuur had al de handen vol aan de ongevallenwet, de drukkende last van de loonlijsten en de minder gewenste behandeling aan de Amsterdamse visafslag. Er zou wel een advocaat nodig zijn voor onderzoek van al de zich voordoende problemen. Het zag er niet allemaal zo rooskleurig uit. En hoewel de burgemeester geen zwarte kool wilde tekenen, had hij vorig jaar toch gesproken over de ‘goddeloosheid’ van

57