HOOFDSTUK 1 INTRODUCTIE Zoals bijna elke staat heeft ook Nederland een wetboek waarin is vastgelegd wat de inwoners mogen en niet mogen en wie wanneer strafbaar is. Dat wetboek heet het Wetboek van Strafrecht. Dit wetboek hebben we niet altijd gehad. In de Franse tijd (1795-1813), waarin Nederland werd overheerst door Frankrijk, werd het Franse Wetboek van Strafrecht (de Code Pénal) ingevoerd. Na het herstel van de onafhankelijkheid bleef de Code Pénal in Nederland gelden. Pas in 1886 werd in Nederland een eigen Wetboek van Strafrecht ingevoerd. Daarin werden ook weer regels opgenomen uit de tijd van vóór de Franse overheersing, zoals lijf- en schavotstraffen. Vanaf 1886 is het Wetboek van Strafrecht regelmatig aangepast. Dat is noodzakelijk omdat onze samenleving voortdurend verandert. Er werden én worden regelmatig artikelen geschrapt, toegevoegd en aangepast. De lijf- en schavotstraffen bijvoorbeeld zijn er allang uitgehaald en nieuwe artikelen zijn toegevoegd. In 2006 is bijvoorbeeld de maximale tijdelijke gevangenisstraf van twintig naar dertig jaar verhoogd. Een toevoeging is bijvoorbeeld het strafbaar stellen van computervredebreuk (artikel 138a). Vóór het massale gebruik van de computer hadden we dat artikel niet nodig. Inhoud thema In dit thema worden de volgende onderdelen behandeld. Inhoud en opbouw Wetboek van Strafrecht Een globaal overzicht van de inhoud van het Wetboek van Strafrecht, de opbouw in drie boeken en uitleg over strafbare feiten. Opzet en schuld Voor het bepalen van de zwaarte van de straf moet een rechter weten of er sprake is van opzet of alleen van verwijtbare schuld. Poging Een beveiliger moet het begrip 'poging' kunnen omschrijven en daarbij een onderscheid kunnen maken tussen een strafbare en een niet-strafbare poging. Daders en medeplichtigen Het Wetboek van Strafrecht onderscheidt vier soorten daders en de medeplichtigen. De rechter bepaalt tijdens de rechtszitting of een verdachte dader is en zo ja, welk soort dader.
28