
4 minute read
Feitenreconstructie 2017-2022
pleit ervoor geen strikte juridische benadering te hanteren waarbij precies moet worden nagegaan wat is toegezegd aan wie.
3. Toekomstperspectief bieden aan de regio. Hier gaat de Mijnraad niet uitgebreid op in, maar de raad ziet hier wel het belang van in. De Mijnraad stelt dat betrokken partners hun middelen en inzet moeten bundelen. Het Rijk en regio zouden gezamenlijk de kaders moeten bepalen, waarna de verantwoordelijkheid voor de uitvoering bij de regio wordt belegd.341
Advertisement
Het advies van de Mijnraad betreft een overkoepelend advies, waaraan vijf verschillende rapporten ten grondslag liggen. Op verzoek van de minister van Economische Zaken en Klimaat hebben SodM, KNMI, TNO, NEN en een panel van hoogleraren elk afzonderlijk technische adviezen opgeleverd.
SodM: 7.000 woningen onderdeel van versterkingsprogramma tot en met 2021 Het rapport dat SodM op verzoek van de minister van EZK opstelt voorafgaand aan het advies van de Mijnraad, richt zich op de impact van het besluit de gaswinning per 2030 geheel te beëindigen op de veiligheid in Groningen en de versterkingsaanpak. Daarvoor maakt SodM gebruik van de HRA van de NAM. Daarbij merkt SodM op dat de hoewel de HRA in de afgelopen jaren steeds verder is verbeterd, er nog altijd veel onzekerheden zitten in de kennis over de ondergrond en doorwerking van grondbewegingen op de gebouwen. Die onzekerheden kunnen nog niet meegenomen worden in de berekeningen. Om toch uitspraken te kunnen doen over vereiste veiligheidsmaatregelen, hanteert SodM daarom een veiligheidsmarge.
Over de veiligheidsrisico’s stelt SodM dat door de afbouw van de gaswinning de veiligheid in Groningen verbetert. In het eerstvolgende jaar gaat het om een beperkte afname van het veiligheidsrisico. Vanaf 2020 zal het risico verder afnemen. Uitgaande van de veiligheidsnorm van 10-5 (en de belofte dat gebouwen die niet aan die norm voldoen, binnen vijf jaar versterkt worden) stelt SodM dat: “Om met voldoende zekerheid te kunnen garanderen dat in 2021 alle gebouwen aan de veiligheidsnorm voldoen, zullen naar verwachting zo’n 7.000 gebouwen in het versterkingsprogramma moeten worden opgenomen”. Daarbij wordt opgemerkt dat voor ongeveer 2.000 gebouwen geldt dat versterking hier alleen korte tijd nodig is voor de veiligheid. Zonder versterking zouden deze gebouwen vanaf 2021 ook aan de veiligheidsnorm voldoen. Voor nog eens 3.100 gebouwen geldt dat deze tot 2022 versterking nodig hebben en daarna ook zonder versterking aan de norm voldoen. Voor circa 1.900 gebouwen geldt volgens SodM dat versterking ook nodig is om voor een langere periode aan de veiligheidsnorm te voldoen, ook nádat bijvoorbeeld de stikstofinstallatie beschikbaar komt waardoor de gaswinning uit het Groningenveld fors wordt afgebouwd. Deze gebouwen bevinden zich verspreid over het gehele Groningenveld, maar grotendeels ten noorden van de stad Groningen. Een deel van de gebouwen ligt buiten de tot nu toe voor prioritering gehanteerde 0,2g contour (zie paragraaf 6.4.14 van hoofdstuk 6 voor een toelichting op deze contour).
Volgens SodM blijkt uit de analyses dat 40% van de woningen uit batch 1588 ook volgens deze laatste risicoberekening versterking nodig hebben. Bij batch 1581 gaat het om 15% van de gebouwen. Dit betekent dus dat ongeveer een kwart van de meest kwetsbare 1.900 gebouwen
(die uit deze laatste risicoberekening naar voren komen) op dit moment al onderdeel is van de versterkingsaanpak. Het advies van SodM aan de minister is om zo snel mogelijk de meest kwetsbare 1.900 gebouwen te inspecteren en versterken, en de prioritering van het versterkingsprogramma zo veel mogelijk te baseren op de best mogelijke inschatting. Omdat een deel van de gebouwen die in aanmerking komen voor versterking buiten de risicocontour van 0,2g ligt, adviseert SodM het gebruik van de contourenkaart van het KNMI los te laten. Voor de 3.100 gebouwen die vanaf 2023 veilig zullen zijn, adviseert SodM snelle, generieke maatregelen te treffen om ook op korte termijn al de veiligheid te verbeteren (geen inspecties, maar oplossingen per type gebouw bijvoorbeeld). Versterking van de 2.100 gebouwen die vanaf 2021 aan de norm voldoen, acht SodM niet nodig. Wel stelt SodM dat het nodig is dat de gebouwen uit de batches 1588 en 1581 met een P90-risicoinschatting boven de veiligheidsnorm, conform de reeds opgestelde versterkingsadviezen versterkt worden. Voor de in totaal 1.453 huizen in batch 1588 en 1581 die volgens de nieuwe berekeningen aan de veiligheidsnorm voldoen, is versterking vanuit het oogpunt van veiligheid niet nodig. Maar SodM adviseert de minister, die over de versterking van deze huizen een besluit zal moeten nemen, om bij zijn overwegingen ook de veiligheidsbeleving mee te nemen.
KNMI: maximale piekgrondversnelling daalt tot 2027 naar 0,12g Het KNMI onderzoekt op verzoek van de minister het effect van de voorgestelde wijziging van de gaswinning over de periode 2018 tot en met 2027. Daarbij heeft men gekeken naar drie verschillende scenario’s en het effect daarvan op de verwachte seismiciteit. Het KNMI stelt dat in de periode 2018-2020 de seismiciteit zich zal verspreiden over het centrum en zuidwestelijk deel van het gasveld. In de periodes daarna (2020-2023 en 2023-2027) zal het risico afnemen en zich vooral concentreren in het noordelijke deel van het gasveld. De verhouding tussen grote en kleine bevingen zal stabiel blijven. Het KNMI spreekt van een verwachte daling van het risico in termen van een piekgrondversnelling van 0,16g naar 0,12g.
TNO: aantal woningen dat niet aan de veiligheidsnorm voldoet, neemt komende jaren steeds verder af Aan TNO is gevraagd “naar het effect van veranderende seismische dreiging op de omvang van de versterkingsoperatie in aantallen gebouwen als ook de orde grootte van versterkingsmaatregelen. Beoogd middel hiervoor zijn de risicoanalyses, aangevuld met de vraag hoe deze uitkomst zich verhoudt tot de praktijk waarin op basis van de Nederlandse Praktijk Richtlijn (NPR) wordt versterkt.” In een brief aan de minister plaatst TNO een kanttekening bij de uitkomsten van het onderzoek. TNO stelt dat de tijd dermate kort is, dat het instituut volstaat met wat redelijkerwijs te beantwoorden is en aanbevelingen doet tot noodzakelijke nadere verdieping.
In de beantwoording van de gestelde vragen stelt TNO dat het verlagen van de gasproductie, zoals blijkt uit data van afgelopen jaren, resulteert in een vermindering van het aantal bevingen per jaar. Wanneer het Groningengasveld niet volledig leeg geproduceerd zal worden, zal dat dus ook leiden tot een lager totaalaantal bevingen. En aangezien het aantal bevingen per jaar de kans op een grote beving bepaalt, neemt ook de kans op een grotere beving af en daarmee het seismische risico.
Ook stelt TNO dat door verlaging van de gaswinning het aantal woningen dat niet voldoet aan de veiligheidsnorm (10-5) afneemt. TNO spreekt hier over een bandbreedte van 500 tot 1.000 woningen die niet aan de veiligheidsnorm voldoen. In 2024 zullen hooguit nog enkele