
4 minute read
Feitenreconstructie 2017-2022
Tekstkader 7.1 Gedeeltelijk sluiten van het Loppersum-cluster leidt tijdelijk tot minder aardbevingen
In februari 2014 vermindert de NAM op verzoek van het ministerie van Economische Zaken – en na advies van toezichthouder SodM – de gasproductie bij vijf productielocaties van het zogeheten Loppersumcluster met 80%. Dit besluit leidt in de eerste twee jaar na de beslissing tot minder aardbevingen in het betreffende gebied.
Advertisement
Vanaf het najaar van 2016 treden opnieuw clusters van aardbevingen in het gebied rond Loppersum op. “De reden daarvan is dat de drukdaling gedurende een periode van ongeveer een jaar niet is gedaald, maar zelfs iets is gestegen, om vervolgens door de doorgaande gaswinning elders in het veld, weer te gaan dalen”, aldus toezichthouder SodM in een schriftelijke toelichting.
Doordat de druk in het gasreservoir daalt, wordt er spanning op de breuken opgebouwd. Dit veroorzaakt de bevingen. “Vanaf het moment dat de druk in het Loppersumgebied weer onder de druk van februari 2014 komt, beginnen er ook weer bevingen op te treden”, vervolgt SodM. “Op het moment dat de druk steeg was er niet langer sprake van doorgaande opbouw van spanning op de breuken, maar werd de spanning tijdelijk minder. Vanaf het moment dat de druk weer onder die van februari 2014 komt, wordt er weer nieuwe spanning op de breuk opgebouwd en kunnen er daardoor ook weer bevingen gaan optreden.”16
7.2.3 ‘Sluimerende oorlog’ tussen SodM en Economische Zaken
Positie SodM staat nog steeds onder druk
De Onderzoeksraad voor Veiligheid besteedt in zijn vervolgrapport over de gaswinning in Groningen in maart 2017 (zie paragraaf 6.2.9 in hoofdstuk 6) nauwelijks aandacht aan de situatie bij toezichthouder SodM. SodM stelt zich steeds onafhankelijker op, zo luidt de conclusie.
Achter de schermen staat de positie van de toezichthouder nog steeds onder druk, blijkt uit de openbare verhoren. De relatie tussen het ministerie en inspecteur-generaal Harry van der Meijden, benoemd tot 1 januari 2018, omschrijft Van der Meijden als een ‘sluimerende oorlog’. ‘Alles moest bevochten worden’, aldus Van der Meijden.
De voorbeelden zijn talrijk, van de moeizame relatie met directeur-generaal Mark Dierikx en de discussies over de wetenschappelijke zekerheden die SodM niet kan geven, tot de achterstanden op het ministerie en de zogeheten ‘handhavingsspagaat’ die Van der Meijden ervaart.
7 Van Slochteren tot Zeerijp Uit het moeras van de schadeafhandeling? (2017-2018)
“Bij het ministerie van Economische Zaken waren in mijn optiek ontoelaatbare achterstanden bij de goedkeuring van winningsplannen”, licht Van der Meijden toe. “Niet dat ding van de NAM, maar wel van allerlei andere organisaties, bedrijven, die in de olie- en gassector bezig waren. […] Ik vond dat ik als toezichthouder een helder mandaat had, maar als ik in de praktijk te maken heb met allerlei achterstanden en die bedrijven bij mij aan de deur kloppen van “ja, maar hoe zit dat eigenlijk?”, dan moeten die achterstanden weggewerkt worden. Ik vond dat EZ een ontoelaatbare spagaat voor mij creëerde door die achterstanden te hebben en ik vond dat de sector recht had op duidelijkheid, helemaal toen in 2016 de nieuwe Mijnbouwwet van kracht werd waarbij decentrale consultatie van kracht wordt en burgers dus een grotere say hebben in het toekennen van vergunningen. […] Natuurlijk vind ik dat prima, maar ik voelde me met de handen op de rug.”
Van der Meijden kaart de problemen aan en vindt dat het ministerie extra mensen moet krijgen om de achterstanden weg te werken. “Er was maar één geoloog in die hele organisatie die iets van die onderwereld afwist, die ondergrond.”
Van der Meijden is ook niet onder de indruk van de expertise van het ministerie op het gebied van geothermie, een sector die in deze periode snel groeit. “Ik was niet onder de indruk van het ministerie, niet van de manier waarop ze georganiseerd waren en niet van de manier waarop mijn relatie met het ministerie gestructureerd was, maar ook niet van de inhoudelijkheid. Geothermie, warmwaterwinning, is buitengewoon belangrijk. Het is beleid, hoeksteen van het beleid, van het ministerie: alternatieve energie. Prima. Daar ga ik niet over, maar waar ik wel over ga, is veiligheid. Alleen hadden we het in Nederland niet goed georganiseerd.”
Van der Meijden vervolgt: “Ik kwam er op een gegeven moment achter dat de stad Groningen, de gemeente Groningen, bezig was met een geothermieproject. Ik had, zoals ik al zei, mijn Groningengasdossier en mijn reorganisatiedossier en dit kwam in mijn ooghoek. […] Dat warmwater zou moeten komen uit dezelfde gasvoerende laag waaruit de NAM een kilometer verderop het gas won. Nou, geothermie kan veilig gebeuren, maar je moet het wel goed doen. Geothermie kan, onder omstandigheden, ook aardbevingen veroorzaken. […] Maar moet je nou een geothermieproject opstarten een of twee kilometer verwijderd van het gebied waar de NAM … In dezelfde zandlaag waaruit het gas gewonnen wordt, ga jij naar warmwater zitten peuteren. […] De gemeente had daar blijkbaar al 6 miljoen in geïnvesteerd.”
“Ik heb […] aan de directeur Energie Mark Dierikx zijn afdeling gevraagd: gaat het wel goed daar? […] Ik werd de dag erop gebeld en het ging letterlijk zo: ik heb de wethouder die daarover gaat, gebeld en je kunt rustig gaan slapen. Ik maak geen grapje. Dit ging over een project waar al zes miljoen aan was uitgegeven. De gemeente […] kon blijkbaar heel ver gaan in het committen, het toezeggen van gelden en het ontwikkelen van een project waarvoor de kennis onvoldoende was en Economische Zaken dacht dus blijkbaar: het is wel oké zo. Dan krijg je dus zo’n lastige inspecteur-generaal die zegt: wacht even, moet ik rustig gaan slapen? Uiteindelijk hebben wij geoordeeld dat dat een onveilig project was en onverstandig, nog los van de aansprakelijkheidsvraag. Een voorbeeld waarom mijn relatie met Economische Zaken niet altijd een denderende relatie was, omdat ik niet onder de indruk was van de kwaliteit van bepaalde delen van de club.”