7 minute read

Inhoudsopgave

Boek 4

Feitenreconstructie 2017-2022

Advertisement

Boek 4

Feitenreconstructie 2017-2022

“Ja hoor, opnieuw scheuren.” Dat constateerde Lukas Duijts zaterdag, na de aardbeving met een kracht van 2,6 bij Slochteren. Het epicentrum lag niet ver van de boerderij aan de Noorderbroeksterweg in Slochteren, waar Duijts woont met zijn vrouw en fanatiek appels teelt. Zondag belde Duijts met het Centrum Veilig Wonen (CVW). “Er is een nieuw dossier gemaakt”, zegt Duijts. “Daar heb ik een bevestiging van gekregen. Maar verder gebeurt er voorlopig niets. Ik kreeg te horen dat er vanaf 1 juli een nieuw schadeprotocol komt en dat de schade pas daarna wordt bekeken.”

Hans Alders, de Nationaal Coördinator Groningen, werkt aan een nieuw schadeprotocol dat op 1 juli klaar moet zijn. Vanaf dan oordeelt een onafhankelijke commissie over de schade, belooft de NAM. Vertrouwen in het nieuwe protocol heeft Duijts niet. “Ik ben er nogal pessimistisch over. Eerst zien, dan geloven. Iedere keer zou er iets veranderen. En steeds veranderde er niets. Het Centrum Veilig Wonen zou ook onafhankelijk worden. Nou, dat is volstrekte onzin gebleken.”

‘Nieuwe schade, geen oplossing’, Dagblad van het Noorden, 30 mei 2017.

7.1 Inleiding

Op dinsdag 30 mei 2017 zijn aardbevingen onderwerp van gesprek in het wekelijks vragenuurtje van de Tweede Kamer. Minister Kamp moet ervoor naar de Kamer komen. Aanleiding is de beving die dat weekend in Slochteren plaatsvond; de vijfde in een maand tijd. Vragensteller is Kamerlid Sandra Beckerman (SP), die haar bijdrage als volgt begint: “26 april Scharmer: 2,0 op de schaal van Richter. 3 mei Stedum: 1,5 op de schaal van Richter. 9 mei Emmen: 1,6 op de schaal van Richter. 16 mei Overschild: 1,7 op de schaal van Richter. 27 mei Slochteren: 2,6 op de schaal van Richter. Vijf aardbevingen met een kracht van ten minste 1,5 op de schaal van Richter in een maand. Zaterdag de 1.391ste beving, de zwaarste in twee jaar, allemaal geïnduceerd ofwel het resultaat van menselijk handelen, het handelen van dit kabinet. Het stopt niet. Mensen voelen zich moedeloos.”1

Minister Kamp (h)erkent het probleem: “De aardbeving van 2,6 op de schaal van Richter is niet alleen gevoeld en heeft dus onrust veroorzaakt in het gebied, maar heeft ook schade veroorzaakt. Er zijn inmiddels 97 schademeldingen binnengekomen. Dat geeft de ernst van de situatie weer, niet alleen rond deze aardbeving, maar ook in algemene zin. Er is in Groningen nog steeds sprake van een aardbevingenproblematiek die grote impact heeft op het leven van de mensen daar. Vandaar dat wij er met alle macht aan werken om daar te doen wat nodig is.”

De minister benadrukt daarna wat er gedaan is en wordt: “Het volume van de aardgaswinning is drastisch teruggebracht. In het jaar 2012 was dat 48 miljard m3. Inmiddels hebben we besloten terug te gaan tot 21,6 miljard m3. Verder zijn we bezig om een grootschalig versterkingsprogramma op te zetten, juist omdat de problematiek in Groningen ernstig is. […] Het aantal aardbevingen neemt drastisch af. […] schadegevallen worden allemaal in behandeling genomen. Op dit moment is er sprake van een overgang van het ene op het andere systeem. […] We hebben van de 80.000 schademeldingen in Groningen – het is vreselijk om te zeggen: 80.000 schademeldingen! – er inmiddels al 67.000 helemaal afgehandeld.”2

Een terugkerend patroon: de kloof tussen de belevingswereld in Groningen, waar traagheid, onrechtvaardigheid en onzekerheid worden ervaren, versus de systeemwereld in Den Haag, waar vooral de voortgang, verbeteringen en beleidsdaden worden benadrukt.

Kenmerkend voor het jaar 2017 is dat er nauwelijks sprake is van de door de minister aangehaalde voortgang, verbeteringen en beleidsdaden. Dit is mede het gevolg van de demissionaire status van het kabinet en de langdurige kabinetsformatie. In dit hoofdstuk wordt duidelijk dat de schadeafhandeling nagenoeg tot stilstand komt, in afwachting van een nieuw kabinet. Opvallend is het contrast met de voorgaande jaren. In die jaren kwamen, mede in reactie op de onvrede bij de Groningers, juist wel belangrijke vernieuwingen tot stand: de start van een Nationaal Coördinator Groningen, de introductie van de Nederlandse Praktijkrichtlijn en de Meijdamnorm. Er zijn hierdoor richtlijnen beschikbaar aan de hand waarvan bepaald kan worden of een gebouw versterkt zou moeten worden of niet. Het is bij het begin van het jaar 2017 de vraag hoe deze vernieuwingen in praktijk uitpakken. Dit hoofdstuk gaat hier dieper op in, evenals op de vraag waarom in de kabinetsformatie en in het regeerakkoord van

Boek 4

Feitenreconstructie 2017-2022

10 oktober 2017 van het nieuwe kabinet Rutte-III een relatief bescheiden vermindering van de Groningse gaswinning wordt opgenomen. Er was minder reductie dan in sommige verkiezingsprogramma’s was opgenomen, maar ook veel minder reductie dan ‘technisch mogelijk’. Dat laatste zal eind 2017 ook blijken, wanneer de nieuwe minister van Economische Zaken en Klimaat, Eric Wiebes, potentiële afbouwscenario’s laat opstellen en opties voor verlaging van de gaswinning aan zijn keukentafel bestudeert. Dat is de opmaat naar een historisch nulbesluit.

Leeswijzer hoofdstuk 7 (2017-2018)

In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 7.2 beschreven hoe SodM zijn rol als toezichthouder moeizaam kan invullen, terwijl het aantal aardbevingen toeneemt. SodM meent dat het niet kan toetsen of de gaswinning in Groningen veilig is. Paragraaf 7.3 gaat in op de besprekingen tussen de oliemaatschappijen en het ministerie van Economische Zaken over de hoogte van de gaswinning. Daarbij komt het effect van de strafrechtprocedure tegen de NAM en van de demissionaire status van het kabinet aan de orde. In deze paragraaf wordt beschreven hoe de oliemaatschappijen niet langer de aansprakelijkheid willen dragen voor de mijnbouwactiviteiten van de NAM en de instelling van een winningsplicht willen. In paragraaf 7.4 komt aan de orde hoe de besprekingen over een nieuw schadeprotocol in 2017 verlopen en welke rol de NAM, het ministerie van Economische Zaken, de maatschappelijke belangenorganisaties en de regiobestuurders daarbij spelen. Daarnaast is in deze paragraaf te lezen welke obstakels zich in de versterkingsoperatie voordoen, met name in de samenwerking tussen de NCG, het CVW en de NAM. De paragraaf eindigt met de stand van zaken in de versterkingsoperatie eind 2017. De vijfde paragraaf van dit hoofdstuk beschrijft de nog steeds geringe aandacht voor de gevolgen voor bewoners en laat zien welke regelingen voor bewoners wel tot stand komen.

7.2 Risico’s gaswinning en kennis: meer aardbevingen en onzekerheid

Van het aanvankelijke optimisme bij SodM over de mogelijkheden om met een ‘hand aan de kraan’ het niveau van de gaswinning aan te passen vanwege het aantal aardbevingen in Groningen en de zwaarte ervan, is in de loop van 2017 weinig meer over. De nationale veiligheidsnorm voor de gaswinning blijkt in de praktijk moeilijk te handhaven. En hoewel er in rap tempo meer onderzoeken komen, blijft de ondergrond in Groningen moeilijk te doorgronden.

7.2.1 SodM kan veilige gaswinning niet toetsen

Discussie over omgang met onzekerheden in rekenmodellen

“Ik wil de wereld niet langer de indruk geven dat we kunnen toetsen wat veilig is”, zegt Inspecteur-generaal der Mijnen Harry van der Meijden op 21 juli 2017 in een interview met Het Financieele Dagblad op de vraag of de gaswinning verder omlaag moet. “Daar is een wetenschappelijke doorbraak voor nodig die ik voorlopig niet zie. Moeten we naar 33 miljard kuub, zoals de NAM eerst wilde? Naar 24 miljard kuub? Dat is een accuratesse die we niet kunnen geven. Juist toen we bij Loppersum de minste problemen verwachtten, begonnen daar weer de bevingen.”

Volgens Van der Meijden, die dan bijna drie jaar als toezichthouder werkt, is het Groningenveld ‘ontzettend lastig’. “Voor Schiphol en de dijken kunnen we normen berekenen en weten we hoe we die moeten halen. Maar er is nergens een accuraat model dat de bevingen kan voorspellen. Nergens.”

Hoewel de NAM volgens Van der Meijden hard heeft gewerkt aan een rekenmodel waarmee kan worden voorspeld bij welke gasproductie aardbevingen optreden, hoe zwaar en waar deze bevingen zijn, blijft dit rekenmodel ‘onvoldoende om te toetsen of wordt voldaan aan de normen van de commissie-Meijdam, die stelt dat Groningers niet slechter af moeten zijn dan mensen die elders in het land wonen’, aldus Van der Meijden in Het Financieele Dagblad.3

Met zijn uitspraken in de media over het ontbreken van een wetenschappelijke basis om de hoogte van een veilige gaswinning vast te stellen, probeert de inspecteur-generaal eerlijk naar buiten te communiceren, verklaart Van der Meijden in zijn openbaar verhoor. “Dit was getriggerd […] door het OVV-rapport onder andere. Dat zei: je moet eerlijk communiceren. Dit was mijn poging om eerlijk te communiceren: we weten het niet.”

“Wat ik geprobeerd heb te zeggen, is dat mijn insteek als toezichthouder was: alles wat ik zeg, alles wat wij zeggen als organisatie, dient zo goed mogelijk wetenschappelijk onderbouwd te zijn. Daar heeft de samenleving recht op, want wij hebben een set van wetten en regels en daar zijn normen op gebaseerd. Dus daar wil je als toezichthouder aan meten. Als je dat niet hebt – dat heb ik ook gezegd, ook publiekelijk en in de krant – ontslaat dat een ig [Inspecteur-generaal, red.] niet van wikkend en wegend toch een advies geven, met alle onzekerheden.”

Van der Meijden vervolgt: “Kijk, elke toezichthouder wil, neem ik aan, het liefst zo wetenschappelijk mogelijk te werk gaan: als we dat doen en dat doen, is het dat en dat; dan is het duidelijk. Maar ja, zo werkt het in de praktijk niet. En nooit. Ik zag aankomen dat er om het wetenschappelijke bewijs van ingrepen in de productie […] heel veel grijze zones zaten. Een aantal dingen waren redelijk intuïtief, maar dat ontsloeg mij en ook het team er niet van om wikkend en wegend te zeggen: en toch gaan we het zus en zo doen. Dat betekent wel dat we dus van die concrete plafonds [productieplafonds, red.] afgaan.”4

Binnen SodM deelt niet iedereen de mening van Van der Meijden over de omgang met onzekerheden, blijkt uit het verhoor met Annemarie Muntendam-Bos, senior inspecteur bij SodM. Van der Meijden ‘vond dat je eerst inderdaad heel goed moest weten wat alle getallen moesten zijn en dan doorrekenen wat je risico is’, licht Muntendam-Bos toe. “Dat is precies waar we het net over hadden, over die onzekerheden en dat je daarmee moet leren omgaan. Je moet daar toch conclusies uit trekken. Dat wilde hij niet, dat kon hij niet. De Raad van State heeft ook gezegd: nee, als je een risicoberekening hebt, moet je die zo goed mogelijk gebruiken. Maar hij zei: nee, er zitten zo veel onzekerheden in dat die onbruikbaar is. Dat is een verschil van inzicht.”

En, zegt Muntendam-Bos: “Ik denk dat de Raad van State helemaal gelijk heeft: je moet gebruiken wat je hebt en je goed bewust zijn van de onzekerheden en van met hoeveel zekerheid je er conclusies uit wil trekken en daar dan ook rekening mee houden.”5 Muntendam-Bos doelt hier

This article is from: