Mol en beer - Thema 1 - Handleiding

Page 1

THEMA 1 – LESSENOVERZICHT

WEEK 1

Les 1.1 ■ ■ Luisteren en spreken / Creatief schrijven

Les 1.2 ■ Taalbeschouwing

Les 1.3 ■ Technisch lezen

Themaverhaal: Ik mis je zo! 1

Taalschat bij thema 1 6

Het woord ik: auditief en visueel aanbieden 9

Les 1.4 ■ Technisch lezen Het woord ik: visueel herkennen en lezen 12

Les 1.5 ■ Technisch lezen Het woord ik: auditief en visueel analyseren en synthetiseren De letters i en k: auditief en visueel discrimineren 15

Les 1.6 ■ Technisch lezen

De letters i en k van ik 19

Les 1.7 ■ Spelling De (schrijf)letters i, k en het woord ik 22

Les 1.8 ■ Technisch lezen Leesles: ik - is 25

Les 1.9 ■ Luisteren en spreken Werken met gedichten: Welkom in de eerste klas 27

Les 1.10 ■ ■ Technisch lezen / Spelling

WEEK 2

Les 1.11 ■ Technisch lezen

Het woord ik en zijn letters: remediëring en gedifferentieerd werken 29

Het woord mol: auditief en visueel aanbieden 33

Les 1.12 ■ Technisch lezen Het woord mol: visueel herkennen en lezen 35

Les 1.13 ■ Technisch lezen

Les 1.14 ■ Technisch lezen

Het woord mol: auditief en visueel analyseren en synthetiseren De letters m, o en l auditief en visueel discrimineren 37

De letters m, o en l van mol 41

Les 1.15 ■ Spelling De (schrijf)letters m, o, l en het woord mol 44

Les 1.16 ■ Technisch lezen Leesles: wisselrijen na het woord mol 47

Les 1.17 ■ Technisch lezen Leesles: de mol 49

Les 1.18 ■ ■ Technisch lezen / Spelling

De woorden ik, mol en hun letters: remediëring en gedifferentieerd werken 51

Les 1.19 ■ Begrijpend lezen Woord en beeld vullen elkaar aan 54

Les 1.20 ■ ■ Technisch lezen / Luisteren en spreken

Poppenspel 1A: Een pakje voor mol 56

THEMA 1 – LESSENOVERZICHT

WEEK 3

Les 1.21 ■ Luisteren en spreken Talige en niet-talige geluiden 63

Les 1.22 ■ Technisch lezen

Het woord beer: auditief en visueel aanbieden 65

Les 1.23 ■ Technisch lezen Het woord beer: visueel herkennen en lezen 67

Les 1.24 ■ Technisch lezen

Les 1.25 ■ Technisch lezen

Het woord beer: auditief en visueel analyseren en synthetiseren De letters b, ee en r: auditief en visueel discrimineren 69

De letters b, ee en r van beer 72

Les 1.26 ■ Spelling De (schrijf)letters b, ee, r en het woord beer 75

Les 1.27 ■ Technisch lezen Leesles: wisselrijen na het woord beer 78

Les 1.28 ■ Technisch lezen Leesles: beer 81

Les 1.29 ■ ■ Technisch lezen / Spelling

De woorden ik, mol, beer en hun letters: remediëring en gedifferentieerd werken 83

Les 1.30 ■ Creatief schrijven Klassikaal een verhaal aanvullen en vertellen 86

Les 1.31 ■ Taalbeschouwing Eind- en beginrijm: Beer Snoet met de rijmpjeshoed 87 WEEK 4

Les 1.32 ■ Technisch lezen Het woord an: auditief en visueel aanbieden 93

Les 1.33 ■ Technisch lezen Het woord an: visueel herkennen en lezen 95

Les 1.34 ■ Technisch lezen Het woord an: auditief en visueel analyseren en synthetiseren De letters a en n: auditief en visueel discrimineren 97

Les 1.35 ■ Technisch lezen

De letters a en n van an 100

Les 1.36 ■ Spelling De (schrijf)letters a, n en het woord an 102

Les 1.37 ■ Technisch lezen Leesles: wisselrijen na het woord an 105

Les 1.38 ■ Technisch lezen Leesles: an 107

Les 1.39 ■ ■ Technisch lezen / Spelling

Les 1.40 ■ Technisch lezen

De woorden mol, beer, an en hun letters: remediëring en gedifferentieerd werken 109

Spelend oefenen met de letters en woorden van thema 1 112

Les 1.41 ■ Technisch lezen Toets technisch lezen thema 1 + spelend oefenen thema 1 113

Les 1.42 ■ ■ Technisch lezen / Luisteren en spreken

Poppenspel 1B: De pen 115

THEMA 1 – WEEK 1 – INHOUD

Les 1.1 ■ ■ Luisteren en spreken / Creatief schrijven

Les 1.2 ■ Taalbeschouwing

Les 1.3 ■ Technisch lezen

Les 1.4 ■ Technisch lezen

Les 1.5 ■ Technisch lezen

Les 1.6 ■ Technisch lezen

Les 1.7 ■ Spelling

Themaverhaal: Ik mis je zo! 1

Taalschat bij thema 1 6

Het woord ik: auditief en visueel aanbieden 9

Het woord ik: visueel herkennen en lezen 12

Het woord ik: auditief en visueel analyseren en synthetiseren De letters i en k: auditief en visueel discrimineren 15

De letters i en k van ik 19

De (schrijf)letters i, k en het woord ik 22

Les 1.8 ■ Technisch lezen Leesles: ik - is 25

Les 1.9 ■ Luisteren en spreken Werken met gedichten: Welkom in de eerste klas 27

Les 1.10 ■ ■ Technisch lezen / Spelling

Het woord ik en zijn letters: remediëring en gedifferentieerd werken 29

Les 1.1

Themaverhaal: Ik mis je zo!

Lesdoelen

1 De kinderen willen en durven spreken in groep.

2 De kinderen kijken naar de persoon die spreekt.

3 De kinderen kunnen inhoudsvragen bij het verhaal beantwoorden.

4 De kinderen kunnen de woordenschat van het verhaal begrijpen.

5 De kinderen kunnen de relatie leggen tussen de hoofdgedachte van het verhaal en hun eigen ervaringen .

6 De kinderen kunnen het verhaal met eigen woorden navertellen terwijl ze het chronologisch opbouwen.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 1 en 2: evaluatielijst luisteren en spreken thema 1

• kopieerblad 3: huistaak

• bijlage 1: aandachtspunt luisteren

• bijlage 2: aandachtspunt spreken

• praatplaten themaverhaal 1

• pop Mol en Beer

Vooraf

Lesmateriaal leerling

• uitdrukplaatjes themaverhaal 1

• leesboek 1 p. 2 en 3

Voorzie elastiekjes of papierklemmen om de uitdrukplaatjes per themaverhaal bij elkaar te houden.

Instap

Activeren van de voorkennis

Vertel in de kring:

Toen ik vanmorgen naar school kwam, had ik een beetje buikpijn. Ik was zenuwachtig. Ik wist niet hoe het er in de klas aan toe zou gaan. Stel je voor: een klas vol nieuwe gezichten! En ik zal pas om vier uur opnieuw naar huis kunnen. Dat is nog lang! Ik heb mijn … (man/vrouw/kinderen/dieren/ …) vanmorgen nog een extra afscheidszoen gegeven. Dan mis ik hen niet zoveel.

Jullie kunnen mij vast ook vertellen over hoe jullie je vanmorgen voelden. We doen dat niet zomaar. We spreken eerst af hoe we vertellen aan de anderen.

Maak afspraken:

Toon bijlage 1: Ik kijk naar de persoon die spreekt.

Doe dit concreet voor met een leerling. Laat een durver iets vertellen en kijk ernaar. Ik kijk naar (naam leerling) om te tonen dat ik geïnteresseerd bent in wat (naam leerling) vertelt. Doe ook eens het omgekeerde. Laat de leerling vertellen en let geen ogenblik op. Laat de leerlingen reageren. Het is beleefder en plezanter als we iemand die iets vertelt aankijken.

Toon bijlage 2: Ik durf in de groep te spreken. Moedig de leerlingen aan. Iedereen die wil, mag iets vertellen.

1
thema 1 welkom • les 1.1
1 LUISTEREN EN SPREKEN CREATIEF SCHRIJVEN

Gebruik de evaluatielijsten op kopieerblad 1en 2 om de leerlingen te screenen op luister- en spreekvaardigheid.

Voer een kort gesprek:

• Hoe voelde jij je vanmorgen toen je naar de eerste klas kwam?

• Mis je nu ook iemand of iets?

• Heb jij iets meegebracht naar school om je wat meer op je gemak te voelen vandaag?

Om je thuis wat minder te missen?

Wijs je ogen aan als je merkt dat een leerling de spreker niet aankijkt.

Moedig de niet-durvers met concrete vragen aan om te spreken: Bv. Lisa, was je vroeg wakker vanmorgen?

Kondig themaverhaal 1 aan en neem de poppen van Mol en Beer erbij. Ik heb vandaag twee hele goede vrienden van me meegebracht: Mol en Beer. Ik weet zeker dat ze ook jouw vrienden zullen worden dit jaar. Je mag ze gerust eens knuffelen. Dat hebben ze graag. Dan voel je je ook niet zo alleen. Ik zal een verhaal over Mol en Beer vertellen. Want ook zij missen iemand heel erg.

Kern

Voorlezen ‘Ik mis je zo!’

Lees het verhaal ‘Ik mis je zo!’ voor. Neem hiervoor de voorleestekst die je vindt op het einde van deze les en de praatplaten van themaverhaal 1

Werkwijze:

• Verduidelijk de groen onderstreepte woorden terwijl je leest. Leg ze uit. (uitleg staat in de marge ) Doe ze voor./Beeld ze uit. (uitgelegde woord staat in de marge en heeft rode achtergrond ) • Stel de blauwe vragen terwijl je leest. Laat de leerlingen ook hier de gespreksregels toepassen.

Bespreek op het einde van het verhaal de hoofdgedachte ervan: Op de eerste schooldag missen we onze thuis, maar doordat juf/meester ons begrijpt en ons laat voelen dat we welkom zijn, valt het allemaal best mee.

Laat de leerlingen het verhaal opnieuw opbouwen aan de hand van het leesboek 1 pagina 2 en 3 en de uitdrukplaatjes bij themaverhaal 1. Je werkt op dit moment aan voorbereidend stellen. Stel gerichte vragen om hen bij de opbouw van het verhaal te helpen. Richt hun aandacht ook al eens op de woorden in het leesboek pagina 2.

Slot

Wijs nog eens op bijlage 1 en 2 met de aandachtspunten spreken en luisteren. Evalueer kort:

• Aan welke afspraak kon jij je al goed houden?

• Met welke afspraak had je moeite? Waarom?

Deel de huistaakstrook, kopieerblad 3, uit. Leg uit waarvoor de leerlingen vier doosjes moeten meebrengen: voor de letters, de steunwoorden, de plaatjes van de steunwoorden, de plaatjes bij de themaverhalen. Laat eventueel enkele voorbeelddoosjes zien die geschikt zijn. Het moeten doosjes zijn die goed sluiten zodat de kaartjes er niet uitvallen. De leerlingen moeten ze makkelijk zelf open en dicht kunnen doen.

2
1
• les 1.1
thema
welkom
2 3

houdt veel van traag snel

IK MIS JE ZO!

Beer geeuwt en rekt zich uit.

Voorzichtig doet hij één oog open.

Ho! Dat is fel licht!

De zon schijnt recht in de kamer.

Zoveel zonnestralen? Heerlijk weer om te gaan zwemmen, denkt Beer.

Beer is dol op zwemmen. Hij zou het liefst elke dag van de vakantie in het water duiken.

‘Goedemorgen, An’, zegt Beer stilletjes.

‘Tijd om wakker te worden. Gaan we straks nog een keertje naar het zwembad?’

Maar An antwoordt niet.

‘Waarom zeg je niets?’ vraagt Beer. ‘Heb je geen zin om te gaan zwemmen?’

Waarom antwoordt An niet, denk je?

(Ze slaapt nog. Ze heeft geen zin om te gaan zwemmen ...)

Beer trekt langzaam het laken weg.

Hee, dat is raar.

An is niet meer in bed.

Ze is zelfs niet in de kamer.

Beer glijdt haastig het bed uit.

Ze zal toch niet gaan zwemmen zijn zonder hem?

Beer rent de trap af.

In de keuken is An niet.

En ook niet in de woonkamer.

Beer zoekt in de hal en de garage.

Geen An te zien.

Dan is ze in de badkamer of op het toilet, denkt Beer.

rent zo hard hij kan zijn weg van huis aan het gebeuren/ gebeurd zijn denkt bezorgd na vroeger, sneller zo luid hij kan

Beer stuift de trap weer op. Maar ook daar is An niet.

Niet alleen An is weg. Ook ma, pa en Tom zijn de deur uit.

Zonder Beer te waarschuwen.

Dat is nog nooit gebeurd.

Er moet iets ergs aan de hand zijn, bromt Beer.

Hij draait rondjes op de mat.

Hij piekert. Wat moet hij nu doen?

Wat kan Beer doen?

(Hij kan ze gaan zoeken. Hij kan iemand vragen of die An, Tom, pa en ma gezien heeft ...)

Ineens heeft Beer een idee.

Dat hij daar niet eerder aan dacht!

Hij rent de slaapkamer van Tom in.

‘Mol!' roept hij uit volle borst, ‘Ben jij nog thuis?’

Mol veert recht in bed.

‘Kan het niet rustiger? Ik sliep nog!’ zegt hij geschrokken.

Het zwart om zijn neus ziet een beetje wit.

thema 1 welkom • les 1.1 3 THEMAVERHAAL 1 - IK MIS JE ZO!

alleen gelaten

Waarom ziet Mol wit om zijn neus?

(Hij is geschrokken van Beer die roept. Hij is nog moe.)

‘Je zal nog veel meer schrikken als je hoort wat er gebeurd is’, zegt Beer.

‘Pa, ma, An en Tom zijn ervandoor.’

‘Ze hebben ons in de steek gelaten, Mol. Of er is iets ergs met hen gebeurd …’

Nu ziet het zwart om Mols neus nog witter.

‘Ben je overal in huis gaan zoeken?’ vraagt hij.

‘Overal!’ zegt Beer.

Mol is droevig.

‘Ik wil niet dat Tom weg is’, zegt hij.

Dat begrijpt Beer goed. Hij heeft hetzelfde met An.

‘We moeten samen op zoek, jij en ik’, zegt Beer.

‘Oké, waar beginnen we?’ vraagt Mol.

Beer haalt zijn schouders op. ‘Ik dacht dat jij dat wel zou weten’, zegt hij.

‘Jij bent de knapste van ons twee.’

Mol glimlacht. Hij zet een piepklein brilletje op zijn snoet.

Daarmee ziet hij er echt slim uit.

‘We beginnen bij Joris’, zegt Mol.

‘Als ze het huis uit zijn, moeten ze aan Joris de tuinkabouter voorbij. Hij weet vast waarheen ze zijn.’ ‘Op naar Joris!’ roept Beer.

En ze spurten weg.

Joris is blij verrast met hun bezoek.

‘Sorry, Joris, we hebben geen tijd voor een bezoek’, zegt Beer

‘We moeten dringend An en Tom vinden. Weet jij waar ze zijn?’

‘Ik heb pa, ma, An en Tom vanmorgen met de wagen zien vertrekken’, zegt Joris.

koffers, tassen hard schreeuwen merkt het niet heel druk

Als je het mij vraagt, komen ze niet snel terug. Want de kinderen hadden bagage bij.’

Waarvoor heb je bagage nodig?

(Om op reis te gaan. Om te gaan logeren. Om naar het ziekenhuis te gaan ...) Waar zijn de kinderen volgens jou naartoe?

‘O … wat erg! Ze zijn op reis zonder ons!’ zegt Beer.

‘Ik mis An nu al!’

‘Welke kant gingen ze uit?’ vraagt Mol.

‘Dezelfde kant als die jongen die net door de straat rijdt’, zegt Joris.

‘Dat is Ben op zijn fiets, zegt Mol.

‘Kijk eens, Beer, Ben heeft ook een tas op zijn rug. Zou hij ook op reis gaan?’

‘We volgen hem!’ roept Beer. ‘Misschien brengt hij ons bij An en Tom!’

Mol en Beer rennen de straat op.

‘Kijk uit!’ gilt Joris.

Waarvoor moeten Mol en Beer uitkijken? (Voor het verkeer op de weg)

Maar Mol en Beer hebben geen tijd om uit te kijken.

Ze hollen als een gek achter de fiets aan.

Ben heeft helemaal niets in de gaten.

Bij een groot gebouw blijft hij staan. Hij zet zijn fiets onder een afdak.

Mol en Beer verbergen zich snel achter een boom.

Wat is het hier een drukte van jewelste!

Bij het gebouw staan een heleboel jongens en meisjes, maar ook mama’s en papa’s.

Ze hebben allemaal tassen bij.

4 THEMAVERHAAL 1 - IK MIS JE ZO! thema 1 welkom • les 1.1
slimste

schel en hard geluid maken

Bij welk gebouw staan al die mensen, denk je?

‘Zouden An en Tom hier zijn?’ vraagt Beer.

Mol zet zijn bril wat beter op zijn neus om goed te kunnen zien.

‘Ik zie An!’ schettert hij ineens. ‘Daar vlakbij de poort!’

‘Hemeltje, wat is er met haar?’ zegt Beer geschrokken.

‘Ze huilt. Er is iets ergs met An gebeurd.’

Waarom huilt An volgens jou?

Mol en Beer rennen naar de poort.

verrast

‘Hee, wat doen jullie hier?’ roept een jongen verbaasd.

‘Moeten een mol en een beer ook naar school?’

‘We komen An helpen’, antwoordt Beer.

‘O … ik wist niet dat ze hulp nodig had’, zegt de jongen.

‘Natuurlijk wel. Zie je dan niet dat ze huilt?’ zegt Beer.

‘Ja. Maar dat is niet erg. Dat gaat zo weer over’, zegt de jongen.

‘An huilt omdat ze naar het eerste leerjaar moet. Toen ik naar de eerste klas moest, huilde ik ook.

Dat komt omdat alles nieuw is in de klas. Je krijgt een nieuwe juf of meester.

Je moet leren lezen, rekenen, schrijven …’

‘Beer en Mol, wat doen jullie hier?’ zegt ineens een stem.

Het is An. Ze veegt gauw haar tranen weg en pikt haar lievelingsknuffels op.

huilt zachtjes en veegt een traan weg sukkel, stakker beschaamd heel erg blij zijn

‘Ik miste je zo’, zegt Beer. ‘Ik dacht dat je me in de steek liet.’

Beer pinkt een traan weg.

‘Arme drommel’, zegt An. ‘Ik was vanmorgen zo zenuwachtig dat ik vergeten ben afscheid van je te nemen. Ben je erg geschrokken?’

‘Heel erg’, zegt Beer met een diepe zucht.

‘Kom je nog terug, An?’

‘Natuurlijk’, zegt An. ‘Om vier uur is de school uit. Dan kom ik naar huis en dan vertel ik jullie alles. Dat is beloofd! Ga nu maar snel naar huis.’

De juf van An komt erbij staan.

‘Tegen wie praat jij, An?’ vraagt ze.

‘Dat zijn Beer en Mol’, zegt An verlegen. ‘Ze zijn me het hele eind naar school gevolgd.’

Waarom is An verlegen?

(Ze gaat nu naar het eerste leerjaar en wil niet dat de nieuwe juf haar met haar knuffels ziet.)

‘Dan moeten ze wel bijzonder veel van je houden’, zegt juf.

‘Beer houdt van mij en Mol van mijn broer Tom’, zegt An.

‘Houden van is mooi’, zegt de juf.

‘Weet je wat? Breng Mol maar naar je broer. En jij mag Beer vandaag meebrengen naar de klas. Ze zijn welkom, net als jij, An. Is dat geen goed idee?’

Vind jij het een goed idee van de juf?

Zou je ook graag eens je knuffel meenemen naar de klas?

An kijkt haar nieuwe juf met grote, blije ogen aan. Ze kan wel een gat in de lucht springen.

‘Kom op, Beer en Mol!’ zegt ze. ‘Ik geloof dat het best zal meevallen in de eerste klas.’

5 THEMAVERHAAL 1 - IK MIS JE ZO! thema 1 welkom • les 1.1

Les 1.2

Taalschat bij thema 1

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de betekenis van volgende woorden, zinnen en uitdrukkingen uitleggen met behulp van synoniemen, een omschrijving, motoriek, mimiek … : verbaasd – verlegen – haastig – langzaam – bagage – dol zijn op – wat is er aan de hand?

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 3 t.e.m. 12: foto’s van bagage

• bijlage 13: klassikale picto werkboek ‘kruis aan’

• bijlage 14: klassikale picto werkboek ‘omkring’

• bijlage 15: klassikale picto werkboek ‘teken'

• bijlage 16: klassikale picto werkboek ‘verbind’

• pop Mol en Beer

• voor wie bijlage 3 t.e.m.12 vervangt door echt materiaal: reistas/koffer, zonnecrème, zonnebril, zeep, washandje en handdoek, tandenborstel, pyjama, blokfluit, appeltaart, rolschaatsen

Vooraf

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 1 en 2

potlood

Bij deze les zitten bijlagen met picto’s bij de opdrachten uit het werkboek. Plastificeer ze en hang ze aan je bord of klaswand. Wil je meteen alle bijlagen met picto's bij de opdrachten uit het werkboek plastificeren? Neem dan bijlage 13 t.e.m. 24.

Gebruik de woordenschat uit de lessen taalschat niet alleen in de les taalschat zelf, maar ook zoveel mogelijk tijdens andere momenten.

Telkens wanneer je de woordenschat kunt laten functioneren, is dit in het rood gemarkeerd in de handleiding.

Instap

Deel werkboek 1 uit. Laat de leerlingen even in het werkboek bladeren.

Leer hen hoe ze onderaan het nummer van elke pagina vinden. Laat hen pagina 1 nemen.

Zet Mol en Beer intussen boven op je bureau en voer een kort gesprek met hen naar aanleiding van het themaverhaal.

Leerkracht Waarom was jij zo in paniek, Beer, toen je An niet meer zag?

Beer Weet je dat niet? Ik vind An echt leuk. Van zodra ze weg is, mis ik haar.

Leerkracht En jij, Mol? Mis jij Tom ook als hij weg is?

Mol Ja, ik hou heel veel van Tom. Hij is mijn allerbeste vriend, net als Beer. Ik ben dol op hen!

Leerkracht Wat fijn voor An en Tom. Zal ik jullie een geheim vertellen, Mol en Beer?

Ik ben ook dol op jullie! (Knuffel hen, laat zien dat je gek bent op Mol en Beer).

Kern

2.1 Dol zijn op

Begrijpen jullie wat ik gezegd heb tegen Mol en Beer? Wat bedoelde ik toen ik zei: ik ben dol op jullie? (Je houdt veel van hen, je bent gek op hen, je kan hen niet missen). Op wie zijn jullie dol? Het mag ook een dier zijn. Waarom zijn jullie dol op die persoon of dat dier?

Zeg dat je ook dol op iets kunt zijn. Geef een voorbeeld: Ik ben dol op pannenkoeken. Ik ben dol op zwemmen. (Je bent er gek op. Je eet/doet het ontzettend graag.) Waar zijn jullie dol op?

6
• les 1.2 TAALBESCHOUWING
thema 1 welkom
1 2

Neem werkboek 1 pagina 1, oefening 1. Hoe herken je oefening 1? (Door het hokje met het cijfer 1.) Wat moeten we volgens jou bij deze oefening doen? (Onder het cijfer 1 staat een hokje met een tekening. Op die tekening kun je zien wat je in de oefening moet doen, namelijk een kruisje zetten.)

Hang bijlage 13 met de picto 'kruis aan' aan het bord. Kies uit elke reeks op wie en waarop je het meest dol bent. Kruis aan. (foto's: ouders/grootouders - hond/poes - zwemmen/fietsen)

2.2 De bagage

Sommige mensen zijn dol op reizen. Ook Mol en Beer reizen graag. Ik heb om hen te verrassen alvast een reistas/koffer meegebracht zodat ze op reis kunnen naar een zonnig land. Maar die reistas is nog leeg. Mol en Beer hebben nog geen bagage, nog geen spullen om op reis te gaan. Weet iemand van jullie welke spullen ik best met hen meegeef op reis? Welke bagage hebben ze nodig om op reis te gaan? Om jullie te helpen heb ik alvast heel wat spullen verzameld. Laat de leerlingen een echte reistas zien met echte bagage of kies voor de foto’s uit bijlagen 3 t.e.m. 12

Maak de afspraak: We zorgen ervoor dat Mol en Beer niet te veel moeten sleuren aan hun koffer/reistas. Geef daarom alleen het meest nodige mee.

Laat de leerlingen de spullen selecteren. Laat ze telkens een zin maken, bv.: In de reistas komen de zonnebril, de zonnecrème, het wasgerei, de tandenborstel, de pyjama. De rest blijft thuis.

Laat een leerling de bagage afgeven aan Mol en Beer.

Neem werkboek 1 pagina 1, oefening 2. Hang bijlage 14 met de picto 'omkring' aan het bord. De leerlingen omkringen individueel drie spullen die ze absoluut willen meenemen in hun bagage als ze op reis gaan. Laat ze even vertellen hierbij.

2.3 Wat is er aan de hand?

Doe alsof je iets hoort op je bureau. Luister met je oor dicht bij Beer. Voer een gesprek.

Leerkracht Wat is er aan de hand, Beer? Huil jij nu? Beer zegt niets.

Leerkracht Mol, weet jij wat er aan de hand is met Beer? Mol Wat bedoel je? Wil je weten of er iets is met de hand van Beer?

Leerkracht Nee, ik wil weten wat er scheelt met Beer. Wat is er gebeurd zodat Beer nu huilt? Mol Ha, dat weet ik. Beer wil niet op reis. Hij is nog maar pas in deze klas en hij wil liever hier blijven. Dat wil ik ook, want het is leuk hier bij de kinderen.

Leerkracht: O …? Dat vinden wij niet erg. Nietwaar, kinderen? Wij zijn ook al dol op jullie. Dus blijf gerust hier.

Neem werkboek 1 pagina 1, oefening 3. Maak deze oefening klassikaal geleid. Kruis het plaatje met de juiste oplossing aan.

Wat is er aan de hand met Beer? Wat scheelt er met hem? (Hij wil niet op reis - Hij wil niet eten - Hij wil niet dansen.)

Wat is er aan de hand met de man? (Hij verbrandde zich bij het koken. - Hij viel met de fiets. - Hij is gaan kaarten.)

Wat is er aan de hand met het huis? (Een man heeft het zwart geschilderd. - Het heeft er gebrand. - Het heeft te lang in de zon gestaan.)

2.4 Verbaasd

Nu ben ik toch wel verbaasd over Beer. (Neem een verbaasde houding aan). Dat had ik niet van hem verwacht. Ik dacht dat hij liever op reis zou gaan dan hier bij ons te blijven. Zijn jullie ook verbaasd?

thema 1 welkom • les 1.2

7

Weet je wanneer ik nog verbaasd was? Toen ik jullie daarnet zo flink zag werken in het werkboek. Ik wist helemaal niet dat jullie zo flink konden werken! Zijn jullie ook al eens verbaasd geweest? Waarover?

Als iemand verbaasd is, kun je dat meestal zien aan zijn/haar gezicht. Wie van jullie kan eens verbaasd kijken? Let op de open mond, open ogen. Soms maken we ook geluiden als we verbaasd zijn. Wie kan eens zo’n geluid maken? (Hé! Hè?)

Neem werkboek 1 pagina 2, oefening 4 Hang bijlage 15 met de picto 'teken' aan het bord. Maak van het blanco gezicht een verbaasd gezicht (bv. door grote ogen en een open mond te tekenen).

2.5 Verlegen

Stap nu naar Beer en probeer een gesprek te voeren.

Leerkracht Beer, ik was verbaasd dat jij in de klas wou blijven. Beer antwoordt niet.

Leerkracht Wat is er nu weer aan de hand met Beer? Waarom antwoordt hij niet, Mol? Mol Ik denk dat hij wat verlegen is. Hij kent jullie nog niet goed genoeg.

En daarom durft hij niet met jullie te praten. Leerkracht Is Beer verlegen? (Kijk Beer goed aan.)

Nu je het zegt. Ik kan het zien aan zijn gezicht.

Herkennen jullie een verlegen gezicht? (het hoofd iets naar beneden, ogen iets naar beneden gericht, vinger tegen mond, een rode blos op de wangen)

Neem werkboek 1 pagina 2, oefening 5 Kunnen jullie de gezichten nabootsen? Kruis nu de verlegen gezichten aan. (illustratie 2 en 4)

2.6 Langzaam - haastig

Mol en Beer, het is tijd voor een nieuwe les. Daarvoor heb ik mijn bureau nodig. Verlaten jullie mijn bureau en kiezen jullie een leuke plek in de klas? Reik hen je hand om hen van het bureau te helpen. Daarbij geef je Mol een duwtje zodat hij van het bureau valt. Raap hem bezorgd op.

Oei, Mol. Niet zo haastig! Ik wou je helpen om van het hoge bureau te komen. Waarom wou je zo haastig weg? Kijk, hoe Beer het doet. Ik geef hem een hand en hij stapt langzaam van het bureau af. Kom, Mol, we doen het nog eens zoals het hoort: niet haastig maar langzaam

Geef Mol en Beer nu een nieuwe vaste plek in de klas. Laat de leerlingen eens door de klas stappen zoals Mol en Beer het bureau verlieten: eerst haastig en dan langzaam.

Hang bijlage 16 met de picto ‘verbind’ aan het bord.

Neem werkboek 1 pagina 2, oefening 6 Verbind de plaatjes met de picto’s langzaam (schildpad) of haastig (rennend persoon).

langzaam: Een kind dat knipt. Een schildpad die een blad sla eet. haastig: Een vrouw die naar de bus rent. Een haas die rent.

Slot

Laat de leerlingen bij elke oefening nog eens de woorden opnoemen die ze tijdens deze les geleerd hebben. Vandaag mogen jullie het werkboek even meenemen naar huis om te laten zien en te vertellen wat jullie hebben geleerd.

thema 1 welkom

8
• les 1.2
3

Les 1.3

Het woord ik: auditief en visueel aanbieden

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord ik auditief herkennen en verklanken.

2 De kinderen kunnen het woord ik betekenisvol gebruiken in een zin.

3 De kinderen kunnen woorden die rijmen op ik herkennen en aanduiden.

4 De kinderen kunnen het woord ik in leesletters lezen, met aandacht voor de leesrichting van links naar rechts.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 4: te verknippen miniversie van de leespijl

• kopieerblad 5: huistaak

• bijlage 13: klassikale picto werkboek ‘kruis aan’

• bijlage 17: klassikale picto werkboek ‘kleef een sticker’

• bijlage 18: klassikale picto werkboek ‘kleef’

• bijlage 25: leespijl

• wandplaat ik

• klassikale woordkaart ik

• pop Mol en Beer

Vooraf

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 3 en 4

• stickervel

• potlood

Bij deze les zitten bijlagen met picto’s bij de opdrachten uit het werkboek en ook een bijlage met een leespijl. Plastificeer ze en hang ze aan je bord of klaswand.

Instap

Wie ben ik?

We hebben Mol en Beer nu al een beetje leren kennen. Maar we weten nog niet veel over hen.

Mol en beer zullen nu elk om de beurt iets meer over zichzelf vertellen.

Laat Mol en Beer zinnen maken met het woord ik.

Mol Ik kijk graag in boeken.

Beer Ik snoep veel.

Mol Ik ben de vriend van Beer.

Beer Ik ben graag lui.

Kern

2.1 Zinnen bouwen met het woord ik

Nu mogen jullie ook om de beurt een zin maken waarin jullie net als Mol en Beer iets meer over jullie zelf vertellen. Elke zin die jullie vertellen, moet starten met het woord ik.

Leerlingen met weinig inspiratie help je door een concrete vraag te stellen: Van welke kleur hou jij het meest, Lars? Wat eet je graag? Waar ben je dol op?

9 TECHNISCH LEZEN thema 1 welkom • les 1.3
1 2

2.2 Auditief herkennen van ik

2.2.1 In een reeks woorden

Ga allemaal staan. Ik som straks een reeks woorden op. Als je het woord ik hoort, ga je zo snel mogelijk zitten. Luister aandachtig, want er zijn woorden bij die heel goed op het woord ik lijken. Dicteer rustig en met pauzes.

reeks 1 is ik in ik is reeks 2 rik tik ik mik sik reeks 3 ok ak uk ik ek

2.2.2 In een zin

Neem je potlood. Ik lees straks zinnen waarin het woord ik staat. Van zodra je het woord ik hoort, tik je één keer met je potlood op je bank. Ik doe dat even voor. Demonstreer dit met de eerste zin.

De zinnen:

Dat ben ik op de foto!

‘Ik eet graag wortelen’, zegt Piet konijn. Gaan we samen: jij en ik?

Rik en ik zijn de beste vrienden. Dat is mijn boekentas. Ik lik aan een ijsje.

2.2.3

In rijmwoorden

Neem werkboek 1 pagina 3, oefening 1 Hoe herken je pagina 3? (Het nummer van de pagina vinden we onderaan.) Hoe herken je oefening 1? (Door het hokje met het cijfer 1.) Wat moeten we volgens jou bij deze oefening doen? (Onder het cijfer 1 staat een hokje met een tekening. Op die tekening kun je zien wat je in de oefening moet doen, nl. een kruisje zetten.)

Ik leg uit wanneer we een kruisje mogen zetten. We zoeken bij elke tekening het woord dat past. Als dat woord rijmt op ik, dan zetten we een kruisje bij die tekening. Laat bijlage 13 met de picto 'kruis aan' zien.

Zoek samen de woorden van rij 1 en verwoord ze hardop. Maak de eerste rij volledig klassikaal. Van rij 2 en 3 zoek je samen eerst de woorden.

Daarna zoeken de leerlingen zelf welke woorden er rijmen op ik. Corrigeer klassikaal.

De woorden: vos - blik - teen - dik - strik - hik - mik - muur - lik

2.3 Het woord ik in leesletters lezen

We praten nu al een hele poos over het woord ik. Ik laat je dat woord nu eens zien.

Hang onder de wandplaat ik de woordkaart ik. Lees het woord ik hardop, terwijl je het van links naar rechts met de hand onderstreept. Doe dit een aantal keren. Laat de leerlingen met je meezeggen.

We lezen altijd van links naar rechts.

Houd bijlage 25 met de leespijl onder het woord ik en demonstreer hoe die werkt.

De leerlingen wijzen mee van links naar rechts, terwijl je het woord ik zegt en aanwijst. Nu mag een leerling jouw taak overnemen.

10
• les 1.3
thema 1 welkom

Slot

Hang de wandplaat en de woordkaart ik goed zichtbaar op in de klas.

Neem werkboek 1 pagina 4, oefening 2 en 3 Daar staat een spiegel. In die spiegel mag iedereen thuis een foto van zichzelf kleven.

Laat bijlage 18 met de picto 'kleef' zien. Wie geen foto heeft, maakt een tekening van zichzelf.

Neem je stickervel en ga op zoek naar het woord ik. Kleef het in je werkboek onder de spiegel. Laat bijlage 17 met de picto 'kleef een sticker' zien.

Kijk de werkboeken na. Deel tot slot de huistaakstrook van kopieerblad 5 uit. Leg nogmaals uit hoe ze thuis de spiegel in het werkboek op pagina 4 moeten aankleden.

Een leerling die moeite heeft om het woord ik te vinden op het stickervel, volg je de volgende lessen van nabij op.

Voorzie voor de volgende lessen een kopie van de miniversie van de leespijl, kopieerblad 4, en kleef die op de bank van leerlingen die moeite hebben met de leesrichting.

11
thema 1 welkom • les 1.3
3

Les 1.4

Het woord ik: visueel herkennen en lezen

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord ik visueel herkennen en discrimineren van andere woorden.

2 De kinderen kunnen het woord ik als globaalwoord lezen.

3 De kinderen kunnen de verbinding leggen tussen het woord ik en de visuele voorstelling ervan.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 14: klassikale picto werkboek ‘omkring’

• bijlage 16: klassikale picto werkboek ‘verbind’

• bijlage 19: klassikale picto werkboek ‘kleur’

• bijlage 25: leespijl

• wandplaat ik

• klassikale woordkaart ik

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 4, 5 en 6

• leesboek 1 p. 2 en 4

• individuele woordkaart mol, beer, ik, an

• potlood

• kleurpotloden

Zorgmateriaal

• kopieerblad 6: aanvullende oefeningen

• kopieerblad 7: aanvullende oefeningen

Vooraf

Voor wie het bordboek niet gebruikt: noteer voor de les de eerste strofe van het slaapliedje (werkboek 1 pagina 6) op het bord.

Instap

Dit ben ik!

Neem werkboek 1 pagina 4, oefening 3 en 4 Laat me even de foto (of de tekening) zien die jullie in de spiegel kleefden (zie huistaak bij les 1.3).

Laat enkele leerlingen een zin met het woord ik maken bij de foto/tekening.

Hang bijlage 16 met de picto 'verbind' aan het bord.

We zullen nu bij oefening 4 de tekeningen rondom de spiegel verbinden met onze foto/tekening, maar enkel als die tekeningen bij ons passen. Bespreek kort klassikaal wat op de tekeningen wordt afgebeeld: ik ben dol op tekenen en kleuren, dansen, de zon, zwemmen, regen, snoep, voetballen, een huisdier.

Laat de leerlingen daarna de oefening individueel maken.

Laat ze bij de klassikale nabespreking zinnen met ik maken.

Laat de wandplaat en de woordkaart ik van vorige les opnieuw zien en lezen.

Hou er bijlage 25, de leespijl, even onder en laat de leerlingen verwoorden waarvoor die dient.

TECHNISCH LEZEN 12 thema 1 welkom • les 1.4
1

Kern

2.1 Oefeningen: het woord ik visueel herkennen

Neem werkboek 1 pagina 4 en 5. We maken daar oefening 5 en 6 Eerst bekijken we samen wat we daar moeten doen.

Begeleid die leerlingen bij wie je problemen verwacht.

Toon de picto's op bijlage 14 en 19 en maak zowel oefening 5 als oefening 6 aan de hand hiervan duidelijk. In jullie werkboek staan ook af en toe oefeningen met een lichtblauwe achtergrond. Dat zijn extra oefeningen. Die maak je als je klaar bent met de andere oefeningen en tijd over hebt.

Besteed bij oefening 5 aandacht aan de minimale verschillen tussen ik – il – ih. Laat bij oefening 6 enkel het woord ik kleuren en niet de woorden waar ik een deel van is.

Neem nu werkboek 1 pagina 6, oefening 7 Ik lees jullie het gedicht voor dat daar staat. In dat gedicht staat verschillende keren het woord ik. Op het bord zie je het eerste deel van dit gedicht staan. Wie herkent het woord ik? Kom dit woord omkringen. Laat vier verschillende leerlingen aan de beurt.

ik kan niet slapen! ook al moet ik gapen, mijn ogen zijn wijd open en ik blijf maar hopen: oogjes val toch toe, want ik ben zo moe.

Zoek nu deze vier woorden ik in de tekst die in het kader staat in jullie werkboek. Omkring deze woorden.

Laat hierna de leerlingen individueel het woord ik omkringen in de rest van het gedicht.

Slaapliedje

ik kan niet slapen! ook al moet ik gapen, mijn ogen zijn wijd open en ik blijf maar hopen: oogjes val toch toe, want ik ben zo moe.

maar ik kan niet slapen! ik lig onder het laken en hoe meer ik probeer, echt keer op keer, het helpt geen zier: was mama maar hier!

want ik kan niet slapen! ik kan niet slapen ik kan niet ik kan ik slaap

uit Strikjes in de struiken, Ben Reynders, Tine van Remoortere - 10 jaar, Davidsfonds Infodok, 1994

thema 1 welkom • les 1.4

13
2

Deze oefening is een knipperlichtoefening. Die herken je aan dit symbool Een knipperlichtoefening is een oefening die je kunt gebruiken als evaluatie.

Leerlingen die moeite hebben met het herkennen van ik kunnen extra oefenen met kopieerblad 6 en 7 als huistaak of in de zorgklas. Verzamel de extra blaadjes in een map per leerling.

2.2 Het woord ik lezen

Neem de klassikale woordkaart en wandplaat ik

Laat het woord ik klassikaal hardop lezen met aandacht voor de leesrichting. Gebruik de leespijl van bijlage 25

Neem nu leesboek 1 pagina 2 bij de praatplaat. Wijs het woord ik aan op de plaat.

Laat de leerlingen nu de vier individuele woordkaarten ik, mol, beer en an nemen. Leg de woordkaart ik onder het juiste woord op de praatplaat. Lees nu dat woord hardop en wijs mee van links naar rechts.

Laat enkele leerlingen hardop het woord ik lezen.

Neem nu leesboek 1 pagina 4

Leg je vier woordkaarten opnieuw bij elkaar. Neem nu het woord ik eruit en leg dat naast de tekening van ik.

Slot

Laat individueel hardop de woordkaart ik lezen, terwijl de leerling meewijst van links naar rechts.

14
3 thema 1 welkom • les 1.4

Les 1.5

Het woord ik: auditief en visueel analyseren en synthetiseren

De letters i en k: auditief en visueel discrimineren

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord ik auditief analyseren en synthetiseren.

2 De kinderen kunnen het woord ik visueel analyseren en synthetiseren.

3 De kinderen kunnen het woord ik auditief spraakmotorisch structureren.

4 De kinderen kunnen de letters i en k auditief en visueel herkennen.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 9A en 9B: kaartreeksen voor het ploegenspel

• kopieerblad 10: huistaak

• bijlage 14: klassikale picto werkboek ‘omkring’

• bijlage 16: klassikale picto werkboek ‘verbind’

• bijlage 25: leespijl

• bijlage 26: tekst letterlied

• wandplaat ik

• klassikale woordkaart ik

• klassikale structureerstrook ik

• klassikale letterkaart i, k (leesletters)

• visuele lettersteunplaat i, k

• letterlijn

• pot met schijfjes

• audio luisteren 1: het letterlied

• video 1-2: gebaar i, k

Vooraf

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 7

• leesboek 1 p. 4

• individuele letterkaart i, k

• potlood

• kleurpotloden

Zorgmateriaal

• kopieerblad 8: aanvullende oefeningen

Voor wie tijdens de instap werkt met de kaarten en niet met het smartboard: kopieer en verknip voor de les eenmaal het kopieerblad 9A met de woorden ik en driemaal het kopieerblad 9B met de overige woorden.

Dit aantal is voldoende voor een klas van 30 leerlingen.

Meng alle kaarten dooreen en stop er regelmatig een woord ik tussen.

Visuele en motorische steun

Niet alle leerlingen onthouden de nieuwe letters even vlot. Om de link tussen letterklank en -beeld te verstevigen en het letterbeeld diep in het geheugen te verankeren, biedt Mol en Beer een visuele en motorische steun aan bij elke nieuwe letter. Als leerkracht bepaal je zelf welke ondersteuning je voor je leerlingen voorziet.

1. Voor de visuele steun gebruik je de visuele lettersteunplaten en de bijbehorende uitleg die je in de handleiding vindt bij de aanbreng van elke nieuwe letter.

2. Voor de motorische steun gebruik je de uitleg van de gebaren die je in de handleiding vindt bij de aanbreng van elke nieuwe letter. Bij elk lettergebaar is ook een video voorzien.

Let op! De gebaren die je vindt onder het kopje `motorische steun' vertrekken steeds vanuit het standpunt van de leerkracht. De leerkracht staat voor elke beweging rechtop met het gezicht naar de klasgroep.

De leerlingen staan rechtop met het gezicht naar de leerkracht en voeren de beweging in spiegelbeeld uit.

Let erop dat de leerlingen vanuit hun standpunt steeds de juiste vorm van de letter moeten zien.

15 TECHNISCH LEZEN thema 1 welkom • les 1.5

Instap

Herhalingsmoment: visueel herkennen van ik

Hang de klassikale wandplaat ik en het woord ik aan het bord.

Vraag de leerlingen dit woord te lezen. Hou er de leespijl even onder en vraag hen in welke richting ze gelezen hebben. Laat hen klassikaal nogmaals het woord ik lezen, terwijl ze van links naar rechts meewijzen.

We spelen een ploegenspel met dit woord ik. Laat ploeg A en B een rij vormen zodat elke speler van ploeg A naast een speler van ploeg B komt te staan. Ga voor de eerste twee leerlingen van beide rijen staan en leg het spel uit.

Werkwijze 1: met woordkaarten

Ik laat de voorste spelers van ploeg A en B een kaart zien met daarop een woord. Die spelers kijken goed naar dat woord.

Herkennen ze het woord ik op de kaart, dan zeggen ze zo snel als ze kunnen 'ik'. Wie het snelst van de twee antwoordt, krijgt een punt voor zijn/haar ploeg.

Wie 'ik' zegt bij een ander woord, verliest een punt aan de tegenspelers.

Alleen wie vooraan in de rij staat, mag spelen. De andere leerlingen in de rij mogen meekijken en meedenken, maar niet antwoorden.

Als iemand anders uit de ploeg meehelpt, gaat het punt naar de tegenspelers. Als de speelbeurt voorbij is, sluit de voorste speler achteraan aan in de rij.

Stel je woordenreeksen samen aan de hand van de kopieerbladen 9A en 9B

Voorzie een pot met schijfjes. Eén schijfje is één punt. Na het spel tel je hardop de punten van elke groep.

Werkwijze 2: met het smartboard Het spel wordt op dezelfde manier gespeeld, maar nu verschijnen de woorden één voor één op het bord in plaats van op kaarten.

Kern

2.1 Het woord ik auditief spraakmotorisch structureren

Ga bij de woordkaart ik staan die aan het bord hangt. Plaats je handen met de handpalmen tegen elkaar. Breng ze samen in een rechte lijn van boven naar beneden.

Zeg hierbij : i Verplaats je handen nu wat in de ruimte naar links. Doe opnieuw dezelfde beweging van boven naar beneden en zeg: k Maak nu met je rechterhand een zwaaibeweging van rechts naar links, daarmee de leesrichting motorisch demonstrerend.

Laat de leerlingen nu met je meedoen.

Let wel: zij werken van links naar rechts omdat jij als leerkracht het spiegelbeeld aan hen voortoont. Zij maken dus de zwaaibeweging met hun linkerhand, horizontaal van links naar rechts. Laat enkele leerlingen deze beweging alleen uitvoeren en verklanken.

16
1 2 thema 1 welkom • les 1.5

2.2

Het woord ik auditief analyseren en synthetiseren

Omdat het woord ik geen kop heeft, spreek je in deze les nog niet over kop, buik en staart, maar over een woord dat begint met ..., eindigt op ... Spreek pas over kop, buik en staart als je het woord mol leert lezen.

Doe nogmaals vorige beweging voor.

Welke letter horen jullie eerst in het woord ik? Welke letter horen jullie daarna?

Kennen jullie nog woorden die beginnen met een i?

Kennen jullie nog woorden die eindigen op een k?

Kennen jullie woorden die beginnen met een k?

2.3 Het woord ik visueel analyseren en synthetiseren

Neem nu de structureerstrook met het woord ik

Welke letters hoorde je in ik?

Toon de letters die de leerlingen opnoemen op de structureerstrook van links naar rechts. Vouw de letter k weg. Welke letter blijft nu over?

Neem de letterkaart i en toon ze aan de leerlingen. Laat de i verklanken.

Breng, indien gewenst, de visuele en motorische ondersteuning van de letter i aan.

Visuele steun i Laat de visuele lettersteunplaat i zien en leg uit: dit ben ik, met mijn lijf (wijs de streep van de letter i aan in het lichaam van de persoon) en mijn hoofd (wijs naar de stip in het hoofd van de persoon).

Motorische steun i Maak volgend gebaar of gebruik video 1: laat je rechterwijsvinger zien (die vormt de streep van de letter i en het lijf van de persoon). Plaats dan met diezelfde wijsvinger de stip op de i (het hoofd). Zeg ondertussen: i van ik Laat de leerlingen met je meedoen.

Vouw de letter i weg. Welke letter blijft nu over? Neem de letterkaart k en toon ze aan de leerlingen. Laat de k verklanken.

Breng, indien gewenst, de visuele en motorische ondersteuning van de letter k aan.

Visuele steun k Laat de visuele lettersteunplaat k zien en zeg: Zie je mij? Tada! Hier ben ik!

Motorische steun k Maak volgend gebaar of gebruik video 2: houd je rechterarm naast je lichaam (je gestrekte lichaam vormt het stokje van de letter k). Zwaai triomfantelijk je linkerarm schuin omhoog en plaats je linkerbeen tegelijkertijd naar links opzij. (Je vormt nu de ‘bek’ van de letter k en vestigt de aandacht op je persoon: Tada! Hier ben ik!). Zeg ondertussen: k van ik Laat de leerlingen met je meedoen.

Neem nu opnieuw de structureerstrook ik. Toon de letter i. Verklank die letter hardop, terwijl je hem een tijdje aanhoudt. Vouw nu de strook open en zeg er de letter k bij. Zeg nu het woord ik. Doe dit nog enkele keren met de leerlingen.

Ik wil met jullie een letterlijn opbouwen. Telkens als we een nieuwe letter leren, komt die aan de lijn. Hang de letters i en k op aan de letterlijn. Laat de leerlingen de letters nog eens verklanken.

17
thema 1 welkom • les 1.5

Zing het letterlied, tekst op bijlage 26, of beluister het op audio luisteren 1

Wie werkt met de visuele lettersteunplaten hangt die bij de passende letter aan de letterlijn.

2.4 Werkboek: oefeningen op auditieve analyse en visuele discriminatie van i en k

Toon bijlage 16 met de klassikale picto ‘verbind’ en bijlage 14 met de klassikale picto 'omkring'.

Neem werkboek 1 pagina 7. We maken daar oefening 1 t.e.m. 3 Leg oefening per oefening klassikaal uit. Verwoord samen wat is afgebeeld. De leerlingen werken na de uitleg individueel.

Oefening 1 kip bal vis wip spin

Oefening 2 koe klas huis kast schaap

Oefening 3: visuele discriminatie i en k

2.5 Oefenen op auditieve en visuele analyse en synthese van het woord ik

Laat de leerlingen hun individuele letterkaart i en k nemen.

Laat ze het woord ik hiermee leggen op hun bank. Verklank het woord hardop en hou de klank i hierbij lang aan. Laat de leerlingen de structureerbeweging (2.1) nog eens uitvoeren, terwijl ze kijken naar de letters en ze lezen.

Observeer wie moeite heeft met de auditieve en visuele discriminatie van i en k. Voorzie voor deze leerlingen een extra oefening, kopieerblad 8 (linkerkant), als huistaak of in de zorgklas. 3

Slot

Neem leesboek 1 pagina 4 en de individuele letterkaarten i, k

Leg de letter i en de letter k in het juiste hokje zodat je telkens het woord ik maakt. Observeer bij wie dit minder vlot gaat. Laat enkele leerlingen hardop lezen.

Gebruik deze knipperlichtoefening als evaluatie. Deel aan alle leerlingen kopieerblad 10 uit als huistaak.

Voor leerlingen die moeite hebben met de auditieve en visuele analyse en synthese van het woord ik, voorzie je een extra oefening, kopieerblad 8 (rechterkant), als huistaak of in de zorgklas. Verzamel de extra blaadjes in een map per leerling.

thema 1 welkom

18
• les 1.5

Les 1.6

De letters i en k van ik

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de letters i en k auditief en visueel herkennen en discrimineren van andere letters, al dan niet in een woord.

2 De kinderen kunnen de plaats van de letters i en k auditief in een woord onderscheiden.

3 De kinderen kunnen het woord ik vervolledigen met de ontbrekende letters.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 13: klassikale picto werkboek ‘kruis aan’

• bijlage 17: klassikale picto werkboek ‘kleef een sticker’

• bijlage 19: klassikale picto werkboek ‘kleur’

• wandplaat ik

• klassikale woordkaart ik

• klassikale letterkaarten: enkele exemplaren van i, k en enkele andere letters

• visuele lettersteunplaat i, k

• letterlijn

• video 1-2: gebaar i, k

• kom, lepel, grijptang (bv. spaghettitang)

Instap

Lettersoep maken

Toon de wandplaat en de woordkaart ik

Welke letters herkennen jullie in het woord ik?

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 8 en 9

• stickervel

• potlood

• kleurpotloden

Zorgmateriaal

• kopieerblad 11: aanvullende oefeningen

• stappertje 1 p. 2

Herhaal klassikaal de letter i en k op de letterlijn Ondersteun het herkenningsproces eventueel met de visuele lettersteunplaten i en k en de lettergebaren (die je zelf uitvoert of je laat video 1 en 2 zien.)

Verzamel de leerlingen in een groep om je heen. We gaan lettersoep maken.

Neem een kom en een lepel

In de klas hebben we letters om lettersoep te maken. Gooi nu enkele exemplaren van de klassikale letterkaarten uit de bordletterdoos in de kom. Zorg dat de i en de k er enkele keren tussen zitten.

Roer de letterkaarten goed.

Laat een leerling nu letters uit de soep vissen met de grijptang Geef als opdracht:

Benoem hardop de letter die je uit de soep vist. (indien al gekend) Is het een i of een k dan lees je die nog eens klassikaal hardop. Doe er eventueel de lettergebaren bij.

Gebruik deze oefening niet alleen om te herhalen maar ook als pre-teaching.

Leerlingen die al wat meer letters kennen dan de i en de k, kunnen deze benoemen voor hun klasgenoten.

19 TECHNISCH LEZEN thema 1 welkom • les 1.6
1

Kern

Oefenen op het auditief en visueel herkennen van de letters i en k

Neem werkboek 1 pagina 8 en 9 oefening 1 t.e.m. 5

Leg aan de hand van bijlage 13 met de klassikale picto ‘kruis aan’ de werkwijze van oefening 1 t.e.m. 4 uit. Maak oefening 1 klassikaal geleid.

Oefening 1 kin hik dik

Oefening 2 t.e.m. 4 zijn individuele oefeningen. Zoek eerst samen het woord bij elke prent. Laat de leerlingen daarna individueel werken.

Oefening 2 lis ik kip vis wip

Oefening 3 tak kip kok

Oefening 4 kat zak kin koek dak

Oefening 5

Begeleid de individuele oefeningen bij de leerlingen die problemen hebben.

Leg aan de hand van bijlage 17 met de klassikale picto ‘kleef een sticker’ de werkwijze van oefening 5 uit. Kleef de ontbrekende letters op. Die vind je op je stickervel Laat de leerlingen individueel werken.

Slot

3.1 Auditieve evaluatie

Neem werkboek 1 pagina 9, oefening 6 en 7 Ik zeg vier woorden. Voor elk woord staat een figuur getekend. Teken deze figuren op het bord in de juiste volgorde: Wijs ze aan en benoem ze. Wijs ze ook aan terwijl de leerlingen de evaluatieoefening maken. Het eerste woord hoort bij de bol, het tweede bij de wolk, het derde bij het dak en het vierde bij de doos.

Telkens als ik een woord zeg, wijs ik naar de passende figuur. Hoor je in dat woord de letter i, dan plaats je een kruisje in de figuur. Hoor je de letter i niet, dan laat je de figuur gewoon wit.

Geef van deze oefening een voorbeeld aan het bord.

ton vis man min

Ga daarna aan de slag in het werkboek

Oefening 6: i kaas wip strik doos

Oefening 7: k kaas zon bal boek

20
2
3   thema 1 welkom • les 1.6

3.2 Visuele evaluatie

Neem werkboek 1 pagina 9, oefening 8

Kleur in zin 1 elke letter i blauw en in zin 2 elke letter k rood.

Verwijs naar bijlage 19 met de klassikale picto ‘kleur’.

Voorzie extra oefeningen als huistaak of in de zorgklas voor wie moeite heeft met de letters i en k. Wie moeite heeft met auditieve herkenning van i en k, maakt kopieerblad 11 oefening 1 en 2 (linkerkant). Wie moeite heeft met visuele herkenning van i, k en ik, maakt oefening 3 (linkerkant) en oefening 1 (rechterkant) en/of leest stappertje 1 pagina 2.

21
thema 1 welkom • les 1.6

Les 1.7

De (schrijf)letters i, k en het woord ik

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord ik naleggen met de woordkaart en met losse letters.

2 De kinderen kunnen het woord ik en de letters i en k zelf leggen in een auditief-visueel dictee.

3 De kinderen kunnen het woord ik en de letters i en k in schrijfletters kopiëren.

4 De kinderen kunnen het woord ik en de letters i en k correct schrijven in een auditief-visueel dictee.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 12: extra individuele letterkaarten i, k

• klassikale woordkaart ik (lees- en schrijfletter)

• klassikale letterkaart i, k (lees- en schrijfletter)

• letterlijn

• pop Beer

Lesmateriaal leerling

• werkboek spelling 1 p. 1

• individuele woordkaart ik

• individuele letterkaart i, k

• schrijfgerei

• blanco afdekblad

Zorgmateriaal

• scheurblok schrijfpatronen

Vooraf

Maak op basis van de informatie die je van de leerkracht van de derde kleuterklas kreeg, maximaal drie groepen. Bv.:

Groep 1: Dat zijn leerlingen met een zwakke schrijfmotoriek. Zij maken alle oefeningen uit het werkboek met de individuele letterkaarten. Als ze tijd over hebben, verfijnen ze hun motoriek met oefeningen uit het scheurblok schrijfpatronen Als deze leerlingen ook zwakke spellers zijn, krijgen ze visuele steun van de klassikale letter- en woordkaarten

Groep 2: Dat zijn leerlingen die zwak zijn in analyse, synthese en/of discriminatie en dus in spellen. Zij maken alle oefeningen schriftelijk. Begeleid hen extra bij oefeningen op analyse, synthese en discriminatie. Laat hen indien nodig naar de klassikale letter- en woordkaarten kijken.

Groep 3: Dat zijn leerlingen die zonder problemen alle oefeningen in het werkboek schriftelijk kunnen maken.

Voorzie voor elke leerling die motorisch nog niet in staat is om letters en woorden te schrijven vijf extra individuele letterkaarten i en k van kopieerblad 12.

Spellingsvoorsprong

Voor zittenblijvers en leerlingen die al wat letters kunnen lezen en schrijven vormen de aanvankelijke spellingslessen onvoldoende uitdaging. Laat hen eventueel oefenen met de opdrachtkaarten van ik spel al

1

Instap

Sta voor de klasgroep: Ik laat jullie een woord zien, zonder dat ik het zeg. Jullie moeten raden om welk woord het gaat.

Kies uit volgende methoden:

- Beeld het woord ik uit met de motorische ondersteuning.

- Laat de leerlingen het woord ik liplezen.

Vandaag leren we het woord ik spellen en schrijven.

22 SPELLING thema 1 welkom • les 1.7

Kern

2.1 Werken met de woord- en letterkaarten

Laat de individuele woordkaart ik en de individuele letterkaarten i en k klaarleggen. Plaats de klassikale woordkaart ik aan het bord.

Laat de leerlingen die naleggen en lezen. Bouw nu het globaalwoord ik na met losse letters. Gebruik de klassikale letterkaarten i, k Welke letter hebben we eerst nodig? En dan? Laat de leerlingen het woord ik in losse letters nabouwen. Neem nu een letter weg. Welke letter ontbreekt? Laat die letter in de lucht steken en lezen. Doe dit voor elke letter van het woord ik.

2.2 Auditief-visueel dictee met de letterdoos

Laat Beer de letter i nemen. Laat hardop lezen. Beer stopt de letter even weg. De leerlingen zoeken de letter tussen hun individuele letterkaarten en leggen die op de bank. Ondertussen plaats je de letter aan het bord als steun voor de zwakke spellers en ter correctie achteraf. Herhaal op dezelfde manier voor de letter k en voor het woord ik.

Voorkom schrijffouten. Laat zwakke spellers indien nodig kijken naar de klassikale letter- en woordkaarten. Spreek af met sterke spellers dat zij niet kijken.

2.3 I, k en ik schrijven

Nu leren we de letters i en k en het woord ik schrijven. Om goed te kunnen schrijven, maken we eerst onze handen en vingers soepel. Doe maar met me mee. Voer het volgende bewegingsversje uit.

Hallo handen, zijn jullie fit? (beide handen omhoog steken) Doe dan allebei maar dit: op en neer, (handen naar boven en naar beneden bewegen) heen en weer, (handen heen en weer wuiven) in het rond (cirkelbewegingen maken vanuit de polsen) en nog een keer.

Hallo duimen, zijn jullie fit? (beide duimen omhoog steken) Doe dan allebei maar dit: op en neer, (duimen naar boven en naar beneden bewegen) heen en weer, (duimen heen en weer wuiven) in het rond (rondjes draaien met duimen) en nog een keer.

Hallo vingers, zijn jullie fit? (alle vingers omhoog steken, zonder de duim) Doe dan allemaal maar dit: op en neer, (vingers naar boven en naar beneden bewegen) heen en weer, (vingers heen en weer wuiven) in het rond (rondjes draaien met vingers) en nu niet meer.

(naar: Bewegingsspelletjes van 3 minuten, Jutta Bläsius, Panta Rhei, 2014, pagina 18)

Neem werkboek spelling 1 pagina 1, oefening 1 Wat moeten we doen bij oefening 1? Ik schrijf elke letter en ook het woord voor. Kijk en luister goed!

23
thema 1 welkom • les 1.7
2

Schrijf nu de letter i aan het bord. Verwoord passend volgens de schriftmethode van je klas.

Groep 1 legt de letter met de individuele letterkaart en oefent in het scheurblok schrijfpatronen tot groep 2 en 3 klaar zijn.

Groep 2 en 3 schrijven de letter na. Begeleid hen daarbij. Eerst kopiëren ze in het groene vlak, daarna in een spoor.

Doe hetzelfde voor de letter k en het woord ik. Laat duidelijk zien hoe je de overgang maakt tussen de verschillende letters.

Groep 1 legt het woord ik met aparte letterkaarten en niet met de woordkaart ik.

Hang ten slotte de schrijfletters i, k aan de letterlijn bij de leesletters. Hang het geschreven woord ik bij de klassikale woordkaart.

2.4 Oefenfase: i, k en ik schrijven

Neem werkboek spelling 1 pagina 1, oefening 2: Wat moeten we daar doen?

1) Omkring de letters die bij het plaatje passen.

Laat individueel de letters omkringen van de eerste drie plaatjes. Begeleid zwakke spellers bij deze oefening. Verbeter klassikaal.

2) Schrijf nu die letters.

Groep 1 legt de letters met de individuele letterkaart en oefent in het scheurblok schrijfpatronen Groep 2 en 3 schrijven de letters. Schrijf telkens de letters en het woord ik voor aan het bord, terwijl je de schrijfbeweging verwoordt. Wie sneller klaar is, maakt de blauwe oefening.

koe - lip - ik - boek

Slot

Kijk, luister en schrijf (of leg).

Laat de bovenkant van pagina 1 in het werkboek spelling 1 afdekken. Schrijf de letter i aan het bord, terwijl je de schrijfstappen hardop verwoordt. Laat de letter klassikaal hardop lezen. Bedek de letter even. Laat de leerlingen die letter nu zelf schrijven bij nummer 1 van oefening 3. Leerlingen uit groep 2 en 3 die onzeker zijn, mogen even terugkijken naar de letter. Zij kopiëren van het bord. Leerlingen uit groep 1 schrijven niet. Zij gebruiken de individuele letterkaarten. Werk op dezelfde manier voor de letter k en voor het woord ik.

Dicteer: 1. i 2. k 3. ik

Laat verbeteren bij 'zo moet het'.

Voorzie veel korte oefenmomenten voor leerlingen met een zwakke schrijfmotoriek. Begeleid hen tot 'schrijven' in de zorgklas, tijdens de schriftles, in een vrij moment in de klas, thuis. Gebruik hiervoor de bladzijden die ze niet invulden in het werkboek spelling 1, kopieën van bladzijden uit de schriftmethode, het scheurblok schrijfpatronen. Laat hen stap voor stap evolueren: stap 1: Ze gebruiken enkel letter- en woordkaarten in de les spelling. stap 2: Ze overtrekken af en toe al eens letters of woorden die jij voorschrijft. stap 3: Overtrekken evolueert naar zelf schrijven. stap 4: Letter- en woordkaarten maken meer en meer plaats voor zelf schrijven.

thema 1 welkom

24
• les 1.7
3

Les 1.8

Leesles: ik - is

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord is globaal lezen naar analogie met het woord ik.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 27: picto-zin 'de hond is nat'

• klassikale woordkaart is

2.1

Instap

2.2

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 10

• leesboek 1 p. 5 en 6

• individuele woordkaart is

• kleurpotloden

Zorgmateriaal leerling

• kopieerblad 13: aanvullende oefeningen • stappertje 1 p. 3 en 4

Maak een zin met het woord ik. Laat de leerlingen daarna om beurten een zin met ik maken.

Kern

Het woord ik

Neem leesboek 1 pagina 5. Daar staan figuren die ook iets over zichzelf vertellen. Laat de leerlingen bij elk plaatje enkele goede zinnen met het woord ik bedenken, die inhoudelijk bij het plaatje passen.

Het woord is

In leesboek 1 pagina 5 staat onder het woord ik een woord dat er heel goed op lijkt. Welke letter is er anders? (De letter k is veranderd.) Lees het nieuwe woord voor: is De laatste letter is een s.

Laat de leerlingen nu de zinnen die ze voorheen met ik maakten, veranderen in zinnen met is. Geef zelf een voorbeeld bij plaatje 1: De olifant zegt: ‘Ik ben bang van een muis.' ➝ De olifant is bang van een muis.

Lees daarna de eerste twee beeldzinnen voor in leesboek 1 pagina 6

De maan is geel. De vos is moe.

TECHNISCH LEZEN 25 thema 1 welkom • les 1.8
1 2

Laat de leerlingen nu zelf de rest van de beeldzinnen lezen. Bij de picto's met ? verzinnen de leerlingen zelf iets.

De andere zinnen: De vaas is stuk. De juf is boos. De man is dik. De hond is ?

De vrouw is blij. De bal is stuk. De hond is nat. De bloem is rood. De zon is warm. De egel is ? ? is ?

2.3 De woorden ik en is visueel herkennen

Neem werkboek 1 pagina 10, oefening 1 Kleur alle woorden ik groen. Kleur alle woorden is geel Wie sneller klaar is, maakt de blauwe oefening.

Slot

Hang bijlage 27 met de picto-zin 'De hond is nat.' in de klas. Hang de klassikale woordkaart is eronder. Deel de individuele woordkaart is uit.

Wie moeite heeft met het onderscheid ik-is, kan de extra oefening maken op kopieerblad 13. Je kunt ook stappertje 1 pagina 3 en 4 inzetten.

3 26 thema 1 welkom • les 1.8

Les 1.9

Werken met gedichten: Welkom in de eerste klas

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de inhoud van het gedicht omzetten in een rollenspel.

2 De kinderen kunnen verschillende manieren van 'welkom heten' opnoemen en uitbeelden.

3 De kinderen kunnen de bedoeling van de dichter verwoorden.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 1 en 2: evaluatielijst luisteren en spreken

• bijlage 28: tekst gedicht 'Welkom in de eerste klas'

• audio luisteren 2: verschillende manieren van begroeten

Instap

Welkom

Beluister enkele malen de verschillende manieren van begroeten en welkom heten (audio luisteren 2). Kunnen jullie iets vertellen over wat jullie net gehoord hebben? Wellicht herkennen de leerlingen dat er ook vreemde talen gesproken worden. Wat zeggen jullie als jullie iemand welkom heten?

Gebruik de evaluatielijsten op kopieerblad 1 en 2 om de leerlingen te screenen op luister- en spreekvaardigheid.

Kern

2.1

Gedicht: Welkom in de eerste klas

Lees of draag het gedicht expressief voor (tekst: zie ook bijlage 28).

Welkom in de eerste klas

Hoi, meisje! Hallo, jongen! Hei, kinderen in de rij! Is er tussen jij en wij ook nog plaats voor mij?

Dag, meester! Goedemorgen, juf! Hallo, supertoffe klas! Weet je dat ik ook best leuk ben en bij jullie pas?

Dag nooit gezien, lief kind! Haast je sneller dan de wind om je jas en boekentas.

Welkom in de eerste klas!

Heidi Walleghem

LUISTEREN EN SPREKEN
1 2 27 thema 1 welkom • les 1.9

2.2

Hoe heet je welkom?

Met woorden

Bespreek met de leerlingen hoe je iemand welkom kunt heten.

Laat ze voorbeelden uit het gedicht aanhalen.

Merken jullie een verschil op tussen de manier waarop een leerling zijn/haar juf of de meester begroet en de manier waarop een leerling de andere leerlingen begroet?

Besluit dat je op een beleefde manier kunt begroeten en op een vriendschappelijke manier. Nu mogen jullie zelf eens met woorden op verschillende manieren begroeten en welkom heten.

Met gebaren Kunnen jullie nu ook iemand begroeten en welkom heten zonder daarbij te spreken?

De leerlingen kunnen: • zwaaien

• iemand een hand geven • iemand een stoel aanreiken • iemand omhelzen

• iemand een zoen geven • iemand met open armen ontvangen • …

Iedere cultuur heeft zijn eigen manier van begroeten. Laat leerlingen met een andere culturele achtergrond eens uitleggen/vertellen/tonen hoe zij elkaar begroeten.

2.3 Een rollenspel

Laat de leerlingen het gedicht omzetten naar een rollenspel. Spelers: een leerling, een groep leerlingen in een rij, een groep leerlingen in een klas, een juf of meester. Eerst lees jij de tekst voor. De leerlingen beelden de zinnen uit. Nadat je enkele keren de speelrollen omgewisseld hebt, laat je een leerling zelf de inhoud van het gedicht verwoorden. De zinnen hoeven niet helemaal dezelfde te zijn als die van het gedicht, maar de inhoud moet overeenstemmen. Je hoeft hiervoor niet verlegen te zijn. Het is wel belangrijk dat je langzaam praat.

Slot

Inhoud van het gedicht Waarom schrijft een dichter een gedicht als dit? (De dichter wil duidelijk maken dat nieuwe leerlingen welkom zijn in de eerste klas. Iedereen mag erbij van de juf of de meester.)

Waarom leren we nu precies dit gedicht kennen? (Omdat wij ook welkom zijn in een nieuwe klas: het eerste leerjaar.)

3 28 thema 1 welkom • les 1.9

Les 1.10

Het woord ik en zijn letters: remediëring en gedifferentieerd werken

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de geziene leerstof technisch lezen en spelling op hun eigen niveau extra inoefenen.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 4: te verknippen miniversie van de leespijl

• bijlage 25: leespijl

• wandplaat ik

• klassikale woordkaart ik

• klassikale letterkaart i, k

• visuele lettersteunplaat i, k

• video 1-2: gebaar i, k

Lesmateriaal leerling

Algemeen

• potlood

• miniversie van de leespijl

Groep 1

• kopieerblad 14A t.e.m. 14C

• individuele letter- en woordkaarten

Groep 2

• kopieerblad 14A t.e.m. 14C (naargelang de extra oefeningen die gemaakt moeten worden)

• individuele letter- en woordkaarten

• kopieerblad 14D

• lijmstift

• schaar

• tijdschrift

Groep 3

• kopieerblad 14D

• lijmstift • schaar • tijdschrift

Vooraf

Verzamel voor deze les enkele oude tijdschriften waarin de leerlingen mogen knippen of laat ze een tijdschrift meebrengen van thuis.

Bedenk op basis van je observaties deze week, in hoeveel groepen je de klas wilt verdelen. Noteer op een klaslijst in welke groep je elke leerling plaatst.

Noteer bij de leerlingen van groep 2 voor welk onderdeel je ze wilt begeleiden. Afhankelijk van je klasgroep, maak je maximaal drie groepen. Als er geen leerlingen zijn die je volledig moet begeleiden, maak je uiteraard een groep minder.

Bv.:

Groep 1: Dat zijn de leerlingen die je als leerkracht volledig individueel zult begeleiden. Plaats deze leerlingen samen in de klasruimte.

Groep 2: Dat zijn de leerlingen die op bepaalde onderdelen extra moeten oefenen en die je te gepasten tijde laat meewerken met groep 1.

Groep 3: Dat zijn de leerlingen die geen remediëringsoefeningen nodig hebben.

SPELLING 29 thema 1 welkom • les 1.10 TECHNISCH LEZEN

2.1

Instap

We leerden deze week de letters i en k en het woord ik lezen en schrijven.

Bij sommigen van jullie lukte dat al heel goed, bij anderen wat minder. Daarom nemen we vandaag de tijd om die letters en dat woord nog wat extra in te oefenen. We oefenen datgene waar jullie moeite mee hebben.

Dat kan zijn: de letters i en k herkennen en lezen, het woord ik lezen, het woord ik spellen of in schrijfletters schrijven. Wie niets extra's moet inoefenen, werkt aan een andere opdracht met het woord ik.

Kern

Verwoorden van de opdracht

Verdeel je klas in de groepen die je vooraf bedacht hebt en leg de werkwijze uit. Straks mogen de leerlingen van groep 1 met mij samenwerken aan kopieerblad 14A t.e.m. 14C De leerlingen van groep 2 en 3 mogen zonder mijn hulp aan kopieerblad 14D werken.

Vertel dat je af en toe iemand van groep 2 bij naam zult noemen.

Die leerling laat zijn/haar kopieerblad even aan de kant liggen en werkt tijdelijk mee met jou en groep 1 Voorzie kopieerblad 14A t.e.m. 14C voor die leerlingen.

Leg de oefeningen van kopieerblad 14D kort uit.

Oefening 1

Lees fluisterend de letters en woorden van links naar rechts. Je buur tikt op de bank als je een fout leest. Je verbetert die fout. Lukt het niet om ze te verbeteren, dan mag je buur je helpen.

Als je klaar bent met lezen, is je buur aan de beurt. Werk op dezelfde manier, samen met je buur, voor de wisselrijen en daarna ook voor de zinnen.

Oefening 2

Zoek in een tijdschrift naar de letters i en k en het woord ik. Kleef ze op de juiste plaats. Telkens als je een letter/woord hebt gekleefd, schrijf je die letter/dat woord in schrijfletters erbij. Als het niet goed lukt, mag je elkaar fluisterend helpen.

2.2 Gedifferentieerd oefenen

Groep 2 en 3 gaat zonder jouw hulp aan het werk. Begeleid groep 1 Jullie moeten vooral langzaam werken en goed luisteren en kijken. Afhankelijk van jouw leerlingen kunnen volgende zes onderwerpen aan bod komen:

kopieerblad 14A oefening 1 Globaalwoord ik herkennen. (Gebruik de klassikale wandplaat en woordkaart ik.) kopieerblad 14A oefening 2/3

Letters i, k herkennen. (Gebruik de klassikale letterkaarten i, k, de visuele lettersteunplaten i, k en de motorische ondersteuning, eventueel met video 1 en 2.) kopieerblad 14A-14B oefening 4

Letters i, k en woord ik, wisselrijen en korte zinnen lezen. (Gebruik de klassikale leespijl of de individuele leespijl op de bank van de leerling om de leesrichting aan te duiden.) kopieerblad 14B oefening 5

Auditief en visueel dictee met i, k en ik. Letter- en woordkaarten naleggen + zelf leggen. (Gebruik de individuele letterkaarten.) kopieerblad 14C oefening 6

De positie van de letters i, k in een woord herkennen + de letters i, k en het woord ik schrijven. kopieerblad 14C oefening 7

De letters i en k auditief herkennen, de positie van de letter in een woord herkennen en de letter schrijven.

Slot

Evalueer het werken in groepjes. Wat verliep er vlot? Waar moeten we nog aan werken?

1 2 3 30 thema 1 welkom • les 1.10

THEMA 1 – WEEK 2 – INHOUD

Les 1.11 ■ Technisch lezen

Les 1.12 ■ Technisch lezen

Les 1.13 ■ Technisch lezen

Les 1.14 ■ Technisch lezen

Les 1.15 ■ Spelling

Les 1.16 ■ Technisch lezen

Het woord mol: auditief en visueel aanbieden 33

Het woord mol: visueel herkennen en lezen 35

Het woord mol: auditief en visueel analyseren en synthetiseren De letters m, o en l auditief en visueel discrimineren 37

De letters m, o en l van mol 41

De (schrijf)letters m, o, l en het woord mol 44

Leesles: wisselrijen na het woord mol 47

Les 1.17 ■ Technisch lezen Leesles: de mol 49

Les 1.18 ■ ■ Technisch lezen / Spelling

Les 1.19 ■ Begrijpend lezen

Les 1.20 ■ ■ Technisch lezen / Luisteren en spreken

De woorden ik, mol en hun letters: remediëring en gedifferentieerd werken 51

Woord en beeld vullen elkaar aan 54

Poppenspel 1A: Een pakje voor mol 56

Les 1.11

Het woord mol: auditief en visueel aanbieden

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord mol auditief herkennen en verklanken.

2 De kinderen kunnen het woord mol betekenisvol gebruiken in een zin.

3 De kinderen kunnen woorden die rijmen op het woord mol herkennen en aanduiden.

4 De kinderen kunnen het woord mol in leesletters lezen, met aandacht voor de leesrichting van links naar rechts.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 13: klassikale picto werkboek 'kruis aan'

• bijlage 17: klassikale picto werkboek 'kleef een sticker'

• bijlage 25: leespijl

• bijlage 29: tekst mollenlied

• bijlage 30: informatie over de mol

• bijlage 31: foto van een mol

• wandplaat mol

• klassikale woordkaart mol

• pop Mol

• audio luisteren 3: het mollenlied

Vooraf

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 11 en 12

• potlood

• stickervel

Maak voor de les een naamkaartje 'mol' klaar, dat je rond de hals van Mol kunt hangen of kunt opspelden/kleven.

Instap

Plaats Mol op je bureau. Vertel hem enthousiast dat je een ontdekking hebt gedaan. Je hebt een prachtig lied gevonden dat helemaal over Mol gaat. Zing het mollenlied, tekst op bijlage 29, of laat het beluisteren (audio luisteren 3).

Kern

2.1 Zinnen bouwen met het woord mol

Wat wordt er in het lied verteld over Mol? Hebben jullie al eens een echte mol gezien? Wat weten jullie nog meer over een mol?

Laat ze in hun antwoord zoveel mogelijk het woord mol gebruiken. Voor extra informatie kun je zelf bijlage 30 raadplegen en bijlage 31 tonen.

2.2 Auditief herkennen van mol

2.2.1 In een reeks woorden

We gaan een spel spelen met de naam van Mol. Ga allemaal staan. Ik som straks een reeks woorden op. Als je het woord mol hoort, ga je zo snel mogelijk zitten. Luister aandachtig, want er zitten woorden bij die heel goed op het woord mol lijken.

reeks 1 vol wol mol sol dol reeks 2 meel muil mal mol reeks 3 mop mol mos mot mol

TECHNISCH LEZEN
1 2 33 thema 1 welkom • les 1.11

2.2.2

In een zin

Neem je potlood. Ik lees straks zinnen waarin het woord mol staat. Van zodra je het woord mol hoort, tik je één keer met je potlood op je bank.

Zinnen:

Heer Mol is zwart. In onze tuin woont een mol. 'Mol is mijn beste vriend', zegt Beer. Bol en Mol gaan samen op stap.

2.2.3

In rijmwoorden

Neem werkboek 1 pagina 11, oefening 1

Bij elke tekening zoeken we eerst samen het juiste woord. Daarna zoeken jullie zelf welke woorden rijmen op 'mol'. Kruis ze aan. Verbeter klassikaal.

De woorden: wol - mond - hol - geit - rol - mes - tol - koe - vol

2.3

Het woord mol in leesletters lezen

Kijk eens wat ik voor je meebracht, Mol. Hang hem een naamkaartje om. Laat de leerlingen raden wat erop staat. Laat nu de wandplaat en de woordkaart mol zien. Laat het woord lezen. Herhaal de leesrichting aan de hand van bijlage 25, de leespijl

3

Slot

Hang de wandplaat en de woordkaart mol goed zichtbaar in de klas.

Neem werkboek 1 pagina 12, oefening 2

Neem je stickervel, zoek het woord mol en kleef het in je werkboek. Laat intussen het mollenlied nogmaals beluisteren.

Een leerling die moeite heeft met het vinden van het woord mol, volg je de volgende lessen van nabij op.

34 thema 1 welkom • les 1.11

Les 1.12

Het woord mol: visueel herkennen en lezen

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord mol visueel herkennen en discrimineren van andere woorden.

2 De kinderen kunnen het woord mol als globaalwoord lezen.

3 De kinderen kunnen de verbinding leggen tussen het woord mol en de visuele voorstelling ervan.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 14: klassikale picto werkboek 'omkring'

• bijlage 16: klassikale picto werkboek 'verbind'

• bijlage 19: klassikale picto werkboek 'kleur'

• bijlage 25: leespijl

• wandplaat mol

• klassikale woordkaart mol

Instap

Dit is mol

Neem werkboek 1 pagina 12, oefening 3

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 12, 13 en 14

• leesboek 1 p. 2 en 7

• individuele woordkaart mol, ik, beer, an

• potlood

• kleurpotloden

Zorgmateriaal

• kopieerblad 15: aanvullende oefeningen

• kopieerblad 16: lezertjes

Overloop samen met de leerlingen wat er is afgebeeld: een mol is klein, een mol kan zwemmen, een mol heeft stekels, een mol is zwart, een mol graaft gangen, een mol vliegt, een mol is groen, een mol is zacht als dons

Verbind alle plaatjes die bij Mol passen met de foto van de mol. Laat de oefening individueel maken. Laat daarna enkele leerlingen verwoorden wat ze verbonden hebben met de foto. Ze gebruiken daarbij zoveel mogelijk het woord mol.

Kern

2.1 Oefeningen: het woord mol visueel herkennen

Neem werkboek 1 pagina 12 en 13 oefening 4 en 5

Oefening 4: Omkring het woord mol.

Oefening 5: Kleur alle woorden mol in de puzzel. Wat krijg je dan te zien? (een mol)

Wie sneller klaar is, maakt de blauwe oefening.

TECHNISCH LEZEN
1 2 35 thema 1 welkom • les 1.12

Neem werkboek 1 pagina 14, oefening 6. Lees de tekst over mol voor. Laat daarna alle woorden mol omkringen.

Gebruik deze knipperlichtoefening als evaluatie.

Voor leerlingen die moeite hebben met het visueel herkennen van mol voorzie je extra oefening, kopieerblad 15, als huistaak of in de zorgklas.

2.2 Het woord mol lezen

Neem de klassikale woordkaart en wandplaat mol

Laat het woord mol klassikaal hardop lezen met aandacht voor de leesrichting. Gebruik de leespijl van bijlage 25

Neem leesboek 1 pagina 2 bij de praatplaat. Wijs het woord mol aan.

Neem nu je individuele woordkaarten ik, mol, beer en an Leg de woordkaart mol onder het juiste woord op de praatplaat. Lees nu het woord hardop en wijs mee van links naar rechts. Laat enkele leerlingen hardop het woord mol lezen.

Neem leesboek 1 pagina 7. Leg je vier woordkaarten opnieuw bij elkaar. Neem het woord mol eruit en leg dat naast de tekening van mol.

Laat met de individuele woordkaarten volgende combinaties leggen op de bank, van links naar rechts. ik - mol mol - ik

Laat individueel hardop lezen.

Slot

Voor leerlingen die moeite hebben met het lezen van ik of mol voorzie je een extra oefening, kopieerblad 16, als huistaak of in de zorgklas.

Laat elke leerling samen met zijn/haar buur een woordenrij leggen met de woordkaarten ik en mol Bijvoorbeeld: ik – mol – mol – ik

Laat elke leerling de zelfgemaakte woordenrij hardop voorlezen. Gebruik deze knipperlichtoefening als evaluatie.

3 36 thema 1 welkom • les 1.12

Les 1.13

Het woord mol: auditief en visueel analyseren en synthetiseren

De letters m, o en l: auditief en visueel discrimineren

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord mol auditief analyseren en synthetiseren.

2 De kinderen kunnen het woord mol visueel analyseren en synthetiseren.

3 De kinderen kunnen het woord mol auditief spraakmotorisch structureren.

4 De kinderen kunnen de letters m, o en l auditief en visueel herkennen.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 17: kop, buik, staart - rooster 5 hokjes

• bijlage 16: klassikale picto werkboek 'verbind'

• bijlage 19: klassikale picto werkboek 'kleur'

• bijlage 25: leespijl

• bijlage 26: tekst letterlied

• wandplaat mol

• klassikale woordkaart mol

• klassikale letterkaart m, o, l

• klassikale structureerstrook mol

• visuele lettersteunplaat m, o, l

• letterlijn

• video 3-4-5: gebaar m, o, l

• audio luisteren 1: het letterlied

Vooraf

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 15

• leesboek 1 p. 7

• individuele letterkaart m, o, l

• drie pionnen per leerling (knopen, schijfjes, blokjes)

• potlood

• kleurpotloden

Zorgmateriaal

• kopieerblad 18: aanvullende oefeningen

Kopieerblad 17 heb je bij heel wat lessen nodig. Kopieer het voor al je leerlingen, plastificeer het en laat de leerlingen het na de les in hun bank bewaren.

Instap

Herhalingsmoment: auditief en visueel herkennen van mol

Geef elke leerling kopieerblad 17 en drie pionnen (knopen, schijfjes, blokjes).

Ik zeg telkens vijf woorden. Bij elk woord wijzen jullie op de strook met de vijf hokjes een nieuw hok aan. Jullie doen dit van links naar rechts. Intussen luister je goed of je het woord mol hoort. Als je het woord mol hoort, leg je een pion in het hok dat je op dat moment aanwijst. Ik doe dit voor.

Teken een strook met vijf hokken op het bord en doe de oefening voor, terwijl je zegt: bus mop bos mol pen

Op het moment dat je het woord mol zegt, geef je te kennen dat je nu het woord mol herkent en je zet een pion in het hok dat je aanwijst.

Klassikaal geleide oefening:

1 mop mos mol som mok

2 tom mol om os mol

3 sol mor mal mol mul

4 meel mom mol los mol

TECHNISCH LEZEN
1 37 thema 1 welkom • les 1.13

Toon de wandplaat en de woordkaart mol

We lezen samen welk woord er staat.

De leerlingen lezen: mol. In welke richting lezen we? We lezen van links naar rechts. Laat hen meewijzen terwijl ze het woord nog eens lezen.

Gebruik de leespijl om de leesrichting te ondersteunen.

Kern

2.1 Het woord mol auditief spraakmotorisch structureren

Sta bij de klassikale woordkaart mol

Plaats je handen met de handpalmen tegen elkaar. Breng ze samen in een rechte lijn van boven naar beneden. Zeg hierbij: m. Verplaats je handen nu wat in de ruimte naar links.

Doe opnieuw dezelfde beweging van boven naar beneden en zeg: o.

Doe opnieuw dezelfde beweging en zeg l.

Maak nu met je rechterhand een zwaaibeweging van rechts naar links, daarmee de leesrichting motorisch demonstrerend.

Laat de leerlingen nu met je meedoen. Laat enkele leerlingen deze beweging alleen uitvoeren en verklanken.

Let wel: zij werken van links naar rechts omdat jij als leerkracht het spiegelbeeld aan hen voortoont.

Zij maken dus de zwaaibeweging met hun linkerhand horizontaal van links naar rechts.

2.2 Het woord mol auditief analyseren en synthetiseren

Doe nogmaals deze beweging voor.

Welke letter horen jullie eerst in het woord mol?

Welke letter horen jullie daarna? En op het einde?

Kennen jullie nog woorden die beginnen met een m?

Kennen jullie woorden die eindigen op een m?

Kennen jullie nog woorden die in het midden een o hebben?

Kennen jullie woorden die beginnen met een l?

Kennen jullie nog woorden die eindigen op een l?

2.3 Het woord mol visueel analyseren en synthetiseren

Neem nu de structureerstrook mol.

Welke letters hoorden jullie in mol?

Toon de letters die de leerlingen klassikaal opnoemen op de structureerstrook van links naar rechts.

Vouw de letter l weg. Welke letters blijven nu over? Welk woord blijft nu over?

Vouw de letter o weg. Welke letter blijft nu over?

Neem de letterkaart m en toon ze aan de leerlingen. Laat de m verklanken.

Breng indien gewenst de visuele en motorische ondersteuning van de letter m op dit moment aan.

Visuele steun m

Laat de visuele lettersteunplaat m zien en zeg: Mol heeft een mond, waarmee hij lekkers kan eten. Mmm!

Motorische steun m

Maak volgend gebaar of laat video 3 zien: plaats je drie langste vingers op je mond, terwijl je je duim en pink onder je kin verbergt. (Je vormt de drie benen van de letter m). Zeg ondertussen: m van Mol Houd de m lang genoeg aan zodat je voelt hoe deze letter je mond doet trillen.

Laat de leerlingen met je meedoen.

38 thema 1 welkom • les 1.13

Vouw de letter m weg. Welke letter komt er dadelijk na de m? Neem de letterkaart o en toon ze aan de leerlingen. Laat de o verklanken.

Breng indien gewenst de visuele en motorische ondersteuning van de letter o op dit moment aan.

Visuele steun o Laat de visuele lettersteunplaat o zien en zeg: Omdat Mol zoveel lekkers eet, is zijn buikje rond.

Motorische steun o Maak volgend gebaar of laat video 4 zien: zet de vingertoppen van je duim en wijsvinger op elkaar. (Je vormt het rondje van de letter o en de ronde buik van Mol). Houd het rondje op buikhoogte. Zeg ondertussen: o van Mol Laat de leerlingen met je meedoen.

Welke letter komt er dadelijk na de o? Neem de letterkaart l. Laat de l verklanken.

Breng indien gewenst de visuele en motorische ondersteuning van de letter l op dit moment aan.

Visuele steun l Laat de visuele lettersteunplaat l zien en zeg: Wist je dat Mol ontzettend graag aan ijsjes likt?

Motorische steun l Maak volgend gebaar of laat video 5 zien: Houd je wijsvinger gestrekt tegen je tongpuntje aan. (Je vormt het stokje van de letter l met je vinger en doet alsof je aan een ijsje likt). Ondertussen zeg je: l van Mol Laat de leerlingen met je meedoen.

Neem nu opnieuw de structureerstrook mol. Toon alleen de letter m. Verklank die letter hardop, terwijl je hem een tijdje aanhoudt. Vouw nu de strook open en zeg er de letter o met verlengde klankwaarde bij. Vouw de strook nu helemaal open en zeg de letter l erbij. Zeg nu: mol Doe dit nog enkele keren met de leerlingen.

We bouwen de letterlijn verder op. Hang de letters m, o en l op aan de letterlijn. Hang er eventueel ook de visuele lettersteunplaten m, o en l bij. Laat de leerlingen de letters nog eens verklanken.

Zing het letterlied, tekst op bijlage 26, of beluister het op audio luisteren 1 Herhaal op die manier de letters i en k en de nieuwe letters m, o en l.

2.4 Werkboek: oefeningen op auditieve analyse en visuele discriminatie van m, o, l

Neem bijlage 16 en 19 met de klassikale picto's van het werkboek. Neem werkboek 1 pagina 15, oefening 1 t.e.m. 4 Leg oefening per oefening klassikaal uit. Verwoord wat is afgebeeld. De leerlingen werken na de uitleg telkens individueel.

Oefening 1 duim tak muis zon molen

Oefening 2 taart vos tol rok laars

Oefening 3 laars bal kooi lamp kaart

Oefening 4: visuele discriminatie van m, o en l

Observeer wie moeite heeft met auditieve en visuele dicriminatie van m, o, l. Voorzie voor deze leerlingen een extra oefening, kopieerblad 18 (linkerkant), als huistaak of in de zorgklas.

39 thema 1 welkom • les 1.13

2.5 Oefenen op auditieve analyse en synthese van het woord mol

Laat de leerlingen hun individuele letterkaarten m, o en l nemen en het kopieerblad 17 bij de prent van Mol. Leg uit dat Mol een kop, een buik en een staart heeft. De meeste woorden hebben die ook. We noemen de beginletter van een woord de kop, de eindletter is de staart. Wat daartussen komt, is de buik. Laat ze het woord mol leggen op de juiste plaats in Mol. Verklank het woord hardop en hou de klanken hierbij lang aan. Laat de leerlingen de structureerbeweging nog eens uitvoeren, terwijl ze kijken naar de letters en ze lezen.

Slot

Neem leesboek 1 pagina 7 en de individuele letterkaarten m, o, l Individuele opdracht: Leg de letters m, o en l in het juiste hok zodat je telkens het woord mol maakt. Laat ook de woorden mol en ik onderaan pagina 7 lezen.

Gebruik deze knipperlichtoefening als evaluatie.

Voor leerlingen die moeite hebben met de auditieve en visuele analyse en synthese van mol voorzie je een extra oefening, kopieerblad 18 (rechterkant), als huistaak of in de zorgklas.

3
40 thema 1 welkom • les 1.13

Les 1.14

De letters m, o en l van mol

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de letters m, o en l auditief en visueel herkennen en discrimineren van andere letters, al dan niet in een woord.

2 De kinderen kunnen de plaats van de letters m, o en l auditief in een woord onderscheiden.

3 De kinderen kunnen het woord mol vervolledigen met de ontbrekende letters.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 13: klassikale picto werkboek ‘kruis aan’

• bijlage 17: klassikale picto werkboek ‘kleef een sticker’

• bijlage 19: klassikale picto werkboek ‘kleur’

• wandplaat mol

• klassikale woordkaart mol

• klassikale letterkaarten: enkele exemplaren van m, o, l en enkele andere letters

• visuele lettersteunplaat m, o, l

• letterlijn

• kom, lepel, grijptang (bv. spaghettitang)

• video 3-4-5: gebaar m, o, l

Instap

Lettersoep maken

Toon de wandplaat en de woordkaart mol

Welke letters herkennen jullie in het woord mol?

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 16 en 17

• stickervel

• potlood

• kleurpotloden

Zorgmateriaal

• kopieerblad 19: aanvullende oefeningen

• stappertje 1 p. 5 en 6

• lopertje 1 p. 2

Herhaal klassikaal de letters m, o, l op de letterlijn Ondersteun het herkenningsproces eventueel met de visuele lettersteunplaten m, o, l en de lettergebaren (die je zelf uitvoert of je laat video 3-4-5 zien).

Verzamel de leerlingen in een groep om je heen. We gaan lettersoep maken.

Neem een kom en een lepel en enkele letterkaarten uit de bordletterdoos. Zorg dat de m, de o en de l er enkele keren tussen zitten.

Roer de letterkaarten.

Laat de leerlingen om beurten letters uit de soep vissen met de grijptang Geef als opdracht:

Benoem hardop de letter die je uit de soep vist. (indien al gekend). Is het een m, een o of een l, dan leg je die apart en dan lezen we die klassikaal hardop. Doe er eventueel de lettergebaren bij.

Laat een leerling het woord mol ermee maken.

Gebruik deze oefening niet alleen om te herhalen maar ook als pre-teaching.

Leerlingen die al wat meer letters kennen, kunnen deze benoemen voor hun klasgenoten.

TECHNISCH LEZEN
1 41 thema 1 welkom • les 1.14

3.1

Kern

Oefenen op het auditief en visueel herkennen van de letters m, o en l

Neem werkboek 1 pagina 16 en 17, oefening 1 t.e.m. 5

Leg aan de hand van bijlage 13 met de klassikale picto ‘kruis aan’ de werkwijze van oefening 1 t.e.m. 4 uit. Maak oefening 1 klassikaal geleid.

Oefening 1 maan kam boom

Oefening 2 t.e.m. 4 zijn individuele oefeningen. Zoek eerst samen het woord bij elke prent. Laat de leerlingen daarna individueel werken.

Oefening 2 mes bom muis man lijm

Oefening 3 bom tol mol wol rok

Oefening 4 bal lat kaal geel rol

Oefening 5

Begeleid de individuele oefeningen bij de leerlingen die problemen hebben.

Leg aan de hand van bijlage 17 met de klassikale picto ‘kleef een sticker’ de werkwijze van oefening 5 uit. Kleef de ontbrekende letters op. Die vind je op het stickervel Laat de leerlingen individueel werken.

Slot

Auditieve evaluatie

Neem werkboek 1 pagina 17, oefening 6 t.e.m. 8

Ik zeg vier woorden. Voor elk woord staat een figuur getekend. Het eerste woord hoort bij de bol, het tweede woord bij de wolk, het derde woord bij het dak en het vierde woord bij de doos. Telkens als ik een woord zeg, wijs je naar de passende figuur. Hoor je in het woord de letter m, dan kruis je die figuur aan. Hoor je de letter m niet, dan laat je de figuur gewoon wit.

Geef van deze oefening eerst een voorbeeld aan het bord. ton vis man min Ga daarna aan de slag in het werkboek 1

Oefening 6: m mol muis man kan

Oefening 7: o vos haas bos bes

Oefening 8: l bal zus lus beer

2
3
42 thema 1 welkom • les 1.14
 

3.2 Visuele evaluatie

Neem werkboek 1 pagina 17, oefening 9

Kleur in zin 1 elke letter m rood, in zin 2 elke letter o blauw en in zin 3 elke letter l rood.

Verwijs naar bijlage 19 met de klassikale picto 'kleur'.

Voorzie extra oefeningen als huistaak of in de zorgklas voor wie moeite heeft met de letters m, o en l. Wie moeite heeft met auditieve herkenning maakt op kopieerblad 19, oefening 1 t.e.m. 3 (linkerkant). Wie moeite heeft met visuele herkenning, maakt oefening 4 (linkerkant) en oefening 1 (rechterkant) en/of leest stappertje 1 pagina 5 en 6.

Extra oefening voor de snelle lezers vind je in lopertje 1 pagina 2.

43 thema 1 welkom • les 1.14

Les 1.15

De (schrijf)letters m, o, l en het woord mol

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord mol naleggen met de woordkaart en met losse letters.

2 De kinderen kunnen het woord mol en de letters m, o en l zelf leggen in een auditief-visueel dictee.

3 De kinderen kunnen het woord mol en de letters m, o en l in schrijfletters kopiëren.

4 De kinderen kunnen het woord mol en de letters m, o en l correct schrijven in een auditief-visueel dictee.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 20: extra individuele letterkaarten

• klassikale woordkaart mol (lees- en schrijfletter)

• klassikale letterkaart m, o, l (lees- en schrijfletter)

• letterlijn

• pop Mol

Lesmateriaal leerling

• werkboek spelling 1 p. 2

• individuele woordkaart mol

• individuele letterkaart m, o, l

• schrijfgerei

• blanco afdekblad

Zorgmateriaal

• scheurblok schrijfpatronen

Vooraf

Werk opnieuw met drie groepen.

Groep 1: Dat zijn leerlingen met een zwakke schrijfmotoriek. Zij maken alle oefeningen uit het werkboek met de individuele letterkaarten. Als ze tijd over hebben, verfijnen ze hun motoriek met oefeningen uit het scheurblok schrijfpatronen Als deze leerlingen ook zwakke spellers zijn, krijgen ze visuele steun van de klassikale letter- en woordkaarten

Groep 2: Dat zijn leerlingen die zwak zijn in analyse, synthese en/of discriminatie en dus in spellen. Zij maken alle oefeningen schriftelijk. Begeleid hen extra bij oefeningen op analyse, synthese en discriminatie. Laat hen indien nodig naar de klassikale letter- en woordkaarten kijken.

Groep 3: Dat zijn leerlingen die zonder problemen alle oefeningen in het werkboek schriftelijk kunnen maken.

Voorzie voor elke leerling die motorisch nog niet in staat is om letters en woorden te schrijven vijf extra individuele letterkaarten m, o, l van kopieerblad 20.

Instap

Sta voor de klasgroep: Ik laat jullie een woord zien, zonder dat ik het zeg. Jullie moeten raden om welk woord het gaat. Kies uit volgende methoden:

- Beeld het woord mol uit met de motorische ondersteuning.

- Laat de leerlingen het woord mol liplezen.

Vandaag leren we het woord mol spellen en schrijven.

Kern

2.1 Werken met de woord- en letterkaarten

Laat de individuele woordkaart mol en de individuele letterkaarten m, o en l klaarleggen.

Plaats de klassikale woordkaart mol aan het bord.

Laat de leerlingen die naleggen en lezen. Bouw nu het globaalwoord mol na met losse letters. Gebruik de letterkaarten m, o, l

Welke letter hebben we eerst nodig? En dan? En daarna?

SPELLING
1 2 44 thema 1 welkom • les 1.15

Laat de leerlingen het woord mol in losse letters nabouwen. Neem nu een letter weg. Welke letter ontbreekt?

Laat die letter in de lucht steken en lezen. Doe dit voor elke letter van het woord mol.

2.2 Auditief- visueel dictee met de letterdoos

Laat Mol de letter m nemen. Laat hardop lezen. Mol stopt de letter even weg. De leerlingen zoeken de letter tussen hun individuele letterkaarten en leggen die op de bank. Ondertussen plaats je de letter aan het bord als steun voor de zwakke spellers en ter correctie achteraf. Herhaal op dezelfde manier voor de letters o en l en voor het woord mol.

Voorkom schrijffouten. Laat zwakke spellers indien nodig kijken naar de klassikale letter- en woordkaarten. Spreek af met sterke spellers dat zij niet kijken.

2.3 M, o, l en mol schrijven

Nu leren we de letters m, o en l en het woord mol schrijven. Om goed te kunnen schrijven, maken we eerst onze handen en vingers soepel. Doe maar met me mee. Herhaal het versje uit les 1.7 om de handen en vingers soepel te maken.

Hallo handen, zijn jullie fit? (beide handen omhoog steken) Doe dan allebei maar dit: op en neer, (handen naar boven en naar beneden bewegen) heen en weer, (handen heen en weer wuiven) in het rond (cirkelbewegingen maken vanuit de polsen) en nog een keer.

Hallo duimen, zijn jullie fit? (beide duimen omhoog steken) Doe dan allebei maar dit: op en neer, (duimen naar boven en naar beneden bewegen) heen en weer, (duimen heen en weer wuiven) in het rond (rondjes draaien met duimen) en nog een keer.

Hallo vingers, zijn jullie fit? (alle vingers omhoog steken, zonder de duim) Doe dan allemaal maar dit: op en neer, (vingers naar boven en naar beneden bewegen) heen en weer, (vingers heen en weer wuiven) in het rond (rondjes draaien met vingers) en nu niet meer.

(naar: Bewegingsspelletjes van 3 minuten, Jutta Bläsius, Panta Rhei, 2014, pagina 18, in eigen bewerking)

Neem werkboek spelling 1 pagina 2, oefening 1. Wat moeten we daar doen? Ik schrijf elke letter en ook het woord voor. Kijk en luister goed!

Schrijf nu de letter m aan het bord. Verwoord passend volgens de schriftmethode van je klas.

Groep 1 legt de letter met de individuele letterkaart en oefent in het scheurblok schrijfpatronen tot groep 2 en 3 klaar zijn.

Groep 2 en 3 schrijven de letter na. Begeleid hen daarbij. Eerst kopiëren ze in het groene vlak, daarna in een spoor.

Doe hetzelfde voor de letters o en l en het woord mol.

Laat duidelijk zien hoe je de overgang maakt tussen de verschillende letters.

Groep 1 legt het woord mol met aparte letterkaarten en niet met de woordkaart mol.

Hang ten slotte de schrijfletters m, o, l aan de letterlijn bij de leesletters.

Hang het geschreven woord mol bij de klassikale woordkaart.

45 thema 1 welkom • les 1.15

2.4 Oefenfase: m, o, l en mol schrijven

Neem werkboek spelling 1 pagina 2, oefening 2: Wat moeten we daar doen?

1) Omkring de letters die bij het plaatje passen. Laat individueel de letters omkringen van de eerste drie plaatjes. Begeleid zwakke spellers bij deze oefening. Verbeter klassikaal.

2) Schrijf nu die letters.

Groep 1 legt de letters met de individuele letterkaart en oefent in het scheurblok schrijfpatronen Groep 2 en 3 schrijven de letters. Schrijf de letters en het woord mol aan het bord, terwijl je de schrijfbeweging verwoordt.

Wie sneller klaar is, maakt de blauwe oefening.

lat - pop - mol - vos - mes

Slot

Kijk, luister en schrijf (of leg)

Laat de bovenkant van pagina 2 in het werkboek spelling 1 afdekken. Schrijf de letter m aan het bord, terwijl je de schrijfstappen hardop verwoordt. Laat de letter klassikaal hardop lezen. Bedek de letter even. Laat de leerlingen die letter nu zelf schrijven bij nummer 1 van oefening 3. Leerlingen uit groep 2 en 3 die onzeker zijn, mogen even terugkijken naar de letter. Zij kopiëren van het bord. Leerlingen uit groep 1 schrijven niet. Zij gebruiken de individuele letterkaarten. Werk op dezelfde manier voor de letters o en l en voor het woord mol.

Dicteer: 1. m 2. o 3. l 4. mol

Laat verbeteren bij 'zo moet het'.

46
• les 1.15
thema 1 welkom
3

Les 1.16

Leesles: wisselrijen na het woord mol

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de losgemaakte letters i, k, m, o en l hardop verklanken.

2 De kinderen kunnen een auditieve en visuele synthese maken van nieuwe woorden, opgebouwd uit de gekende letters i, k, m, o, l.

3 De kinderen kunnen lezen met signaalgroepen.

4 De kinderen kunnen een leesraam op een correcte manier gebruiken.

Lesmateriaal leerkracht

• klassikale letterkaart i, k, m, o en l

• visuele lettersteunplaat i, k, m, o en l

• letterlijn

• video 1 t.e.m. 5: gebaar i, k, m, o en l

1.1

Lesmateriaal leerling

• leesboek 1 p. 8

• leesraam

Zorgmateriaal

• kopieerblad 21: lezertjes

• stappertje 1 p. 7 t.e.m. 9

• lopertje 1 p. 3

• audio lezen 1: les 1.16 - leesboek 1 p. 8

• audio lezen 2: les 1.17 - leesboek 1 p. 9 t.e.m. 11

Pre-teaching Zwakke lezers kunnen de wisselrijen van deze leesles voorbereiden met audio lezen 1 De teksten van de volgende leesles , les 1.17, kunnen ze voorbereiden met audio lezen 2

Instap

Herhaling

Laat de letters i, k, m, o,l aan de letterlijn individueel en klassikaal hardop lezen. Ondersteun optioneel met de visuele lettersteunplaat en/of het lettergebaar (of video 1 t.e.m. 5).

1.2 Wisselrijen

opbouwen

Schrijf nu een korte wisselrij op het bord. Gebruik kleur voor de letter die wijzigt. m ik l ik k ik

Welk deel blijft er telkens gelijk in de wisselrij?

Dat is het woord ik. Dat woord kunnen we helemaal lezen zonder dat we het in stukjes hakken. Daardoor kunnen we sneller lezen.

Demonstreer hoe we een dergelijke wisselrij lezen. Lees de kop van het woord indien mogelijk met verlengde klankwaarde (zoemend) en hang er het woord ik aan. Laat enkele leerlingen individueel de wisselrij lezen. Lees ze ook nog eens klassikaal hardop. Ondersteun eventueel met een beweging die erop wijst dat we het woord ik als een geheel lezen.

Zorg ervoor dat de leerlingen in een eerste fase altijd verwoorden welke signaalgroep er in alle woorden van de wisselrij te zien is. Laat ze die signaalgroep als één geheel lezen.

Vertel dat ze die lettergroep moeten onthouden en niet meer elke letter apart mogen lezen.

TECHNISCH LEZEN
1 47 thema 1 welkom • les 1.16

Wisselrijen in het leesboek

Neem leesboek 1 pagina 8 Schrijf de eerste twee wisselrijen op het bord, naar analogie met de oefening uit de instap. Laat de leerlingen daarna om beurten een wisselrij uit het leesboek hardop voorlezen. De klas herhaalt elk woord. De blauwe wisselrijen lezen ze niet. Het zijn extra oefeningen, bedoeld als huistaak voor vlugge lezers. Laat ze werken met het leesraam. Leg de werkwijze uit.

– Bekijk eerst de hele wisselrij.

– Zoek welke letters in alle woorden gelijk blijven en lees die als één geheel. – Leg nu je leesraam onder het eerste woord. – Lees dit woord.

– Schuif telkens het leesraam één woord naar beneden en lees.

Laat het leesraam onder de te lezen woorden of zinnen leggen. Het leesraam is transparant. Op die manier blijft het volledige leesveld leesbaar.

Bouw bij de individuele leesbeurten van de wisselrijen een controlesysteem in. De leerlingen mogen het voorgelezen woord klassikaal hardop herhalen als het correct gelezen wordt. Als het fout gelezen wordt, moeten ze stil blijven. De lezer probeert zichzelf dan te verbeteren. Als dit niet lukt, mogen de anderen hun vinger opsteken om de lezer te helpen.

Laat ook de letters onderaan pagina 8 in het leesboek 1 lezen.

Slot

Laat elke leerling (of enkele leerlingen) één wisselrij naar keuze klassikaal hardop voorlezen aan de klas. De andere leerlingen wijzen de wisselrij aan. Herhaal de wisselrij klassikaal.

Noteer wie moeite heeft met het lezen van signaalgroepen. Voor wie moeite heeft met de wisselrijen voorzie je extra oefeningen tijdens de remediëringsles 1.18. Ook het kopieerblad 21 kan als huistaak of voor in de zorgklas meegegeven worden. Stappertje 1 pagina 8 kan ook ingezet worden.

Ten slotte kan de leesles nog eens geoefend worden met audio lezen 1

De groep die geen moeite heeft, kan oefenen met het lopertje 1 pagina 3 en het stappertje 1 pagina 7 t.e.m. 9.

Kern
2 3 48 thema 1 welkom • les 1.16

Les 1.17

Leesles: de mol

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord de globaal herkennen en lezen.

2 De kinderen kunnen het verschil tussen een mededelende zin en een vraagzin begrijpen.

3 De kinderen kunnen zelf een vraagzin bouwen met opgegeven beginwoorden.

Lesmateriaal leerkracht

• wandplaat mol

• klassikale woordkaart is, mol, de

• prent die een eigenschap weergeeft

Pre-teaching

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 18

• leesboek 1 p. 9 t.e.m. 11

• leesraam

• kleurpotloden

Zorgmateriaal

• kopieerblad 22: aanvullende oefeningen

• stappertje 1 p. 11 t.e.m. 13

• lopertje 1 p. 4 t.e.m. 6

• audio lezen 2: les 1.17 - leesboek 1 p. 9 t.e.m. 11

• audio lezen 3: les 1.27 - leesboek 1 p. 13

Zwakke lezers kunnen deze leesles voorbereiden met audio lezen 2. De wisselrijen van de volgende leesles, 1.27, kunnen ze voorbereiden met audio lezen 3

Instap

Toon de wandplaat mol aan de leerlingen.

Welk klein woord kunnen we voor het woord mol plaatsen: de of het?

Hang de woordkaart mol aan het bord.

Hang er de woordkaart de voor.

Kennen jullie nog meer woorden waar we het woord de voor kunnen zetten?

Geef zelf enkele voorbeelden en laat aanvullen (de man, de ton, de rat ...).

Laat klassikaal en individueel hardop het woord de lezen.

Zeg dat we een lesje over 'de mol' zullen lezen.

Kern

2.1 'De mol is ...'

Neem leesboek 1 pagina 9 t.e.m. 11

Laat de leerlingen het woord lezen met de picto ernaast: de zon, de zebra, de regen, de hand.

Wijs daarna de klassikale woordkaart is aan die aan de muur hangt.

Laat de leerlingen dit woord hardop lezen.

We lezen nu zinnen met verschillende woorden die we kennen, nl. de, is en mol.

Lees met de leerlingen de zinnen over mol op pagina 9.

Laat individueel hardop voorlezen: de mol is zwart. de mol is slim.

TECHNISCH LEZEN
1 2 49 thema 1 welkom • les 1.17

2.2 'Is de mol ...?'

Neem de klassikale woordkaarten is, mol, de Hang ze op in deze volgorde: 'de mol is …’ Op het einde van de zin hang je een prent. Plaats een duidelijk punt na de zin. Leg uit dat dit punt aangeeft dat de zin ten einde is. Laat de zin hardop lezen.

Draai nu de woordvolgorde om. Maak de zin: 'is de mol …?' Plaats er een vraagteken achter. Laat de leerlingen de zin hardop lezen. Wat is er veranderd? De zin is nu een vraagzin geworden. Daarom moet er een vraagteken achter. Laat de leerlingen zelf enkele vraagzinnen bedenken met als start: 'is de mol …?'

Laat nu de beeldvragen in het leesboek individueel en klassikaal harlop lezen. de mol is sterk. is de mol sterk? de mol is snel. is de mol snel? is de muis slim? is de boom groen?

2.3 De + een nieuw woord

Neem leesboek 1 pagina 11 Laat telkens een leerling een zin hardop voorlezen. De klas leest hardop na als de zin correct is. Is hij niet correct, dan krijgt de leerling de kans om hem te verbeteren (eventueel met hulp van de klas). Na elke zin zoekt de klas met welke tekening de zin overeenkomt.

Slot

Neem werkboek 1 pagina 18, oefening 1

Laat de leerlingen de woorden correct kleuren: 'mol' geel, 'de' groen. Hang de klassikale woordkaart de bij de wandplaat mol

Voor wie moeite heeft met het herkennen van het woord de, gebruik je kopieerblad 22 als huistaak of voor in de zorgklas. Ook het stappertje 1 pagina 11 t.e.m. 13 en het lopertje 1 pagina 4 kunnen ingezet worden.

Voor de groep die geen moeite heeft: gebruik het lopertje 1 pagina 4 t.e.m. 6.

3
50 thema 1 welkom • les 1.17

Les 1.18

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de geziene leerstof technisch lezen en spelling op hun eigen niveau extra inoefenen.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 4: te verknippen miniversie van de leespijl

• bijlage 25: leespijl

• wandplaat ik, mol

• klassikale woordkaart ik, mol

• klassikale letterkaart i, k, m, o, l

• visuele lettersteunplaat i, k, m, o, l

• video 1 t.e.m. 5: gebaar i, k, m, o, l

Lesmateriaal leerling Algemeen

• potlood

• miniversie van de leespijl

Groep 1

• kopieerblad 23A t.e.m. 23C

• individuele letter- en woordkaarten

Groep 2

• kopieerblad 23A t.e.m. 23C (naargelang de extra oefeningen die gemaakt moeten worden)

• kopieerblad 23D

• individuele letter- en woordkaarten

• lijmstift • schaar

Groep 3

• kopieerblad 23D • lijmstift • schaar

Vooraf

Bedenk op basis van je observaties deze week, in hoeveel groepen je de klas wilt verdelen. Noteer op een klaslijst in welke groep je elke leerling plaatst. Noteer bij de leerlingen van groep 2 voor welk onderdeel je ze wilt begeleiden. Afhankelijk van je klasgroep, maak je maximaal drie groepen. Als er geen leerlingen zijn die je volledig moet begeleiden, maak je uiteraard een groep minder.

Bv.:

Groep 1: Dat zijn de leerlingen die je als leerkracht volledig individueel zult begeleiden. Plaats deze leerlingen samen in de klasruimte.

Groep 2: Dat zijn de leerlingen die op bepaalde onderdelen extra moeten oefenen en die je te gepasten tijde laat meewerken met groep 1.

Groep 3: Dat zijn de leerlingen die geen remediëringsoefeningen nodig hebben.

De woorden ik, mol en hun letters: remediëring en gedifferentieerd werken
TECHNISCH LEZEN SPELLING 51 thema 1 welkom • les 1.18

2.1

Instap

We leerden vorige week de letters i en k en het woord ik lezen en schrijven. Deze week leerden we de letters m, o en l en het woord mol lezen en schrijven.

Bij sommigen van jullie lukte dat al heel goed, bij anderen wat minder. Daarom nemen we vandaag de tijd om die letters en dat woord nog wat extra in te oefenen. We oefenen datgene waar jullie moeite mee hebben.

Dat kan zijn: de letters i, k, m, o, l herkennen en lezen, het woord ik en mol lezen of wisselrijen met hun letters lezen, het woord ik en mol spellen of in schrijfletters schrijven.

Wie niets extra's moet inoefenen, werkt aan een andere opdracht met het woord ik en mol.

Kern

Verwoorden van de opdracht

Verdeel je klas in de groepen die je vooraf bedacht hebt en leg de werkwijze uit. Straks mogen de leerlingen van groep 1 met mij samenwerken aan kopieerblad 23A t.e.m. 23C De leerlingen van groep 2 en 3 mogen zonder mijn hulp aan kopieerblad 23D werken.

Vertel dat je af en toe iemand van groep 2 bij naam zult noemen.

Die leerling laat het kopieerblad even aan de kant liggen en werkt tijdelijk mee met jou en groep 1 Voorzie kopieerbladen 23A t.e.m. 23C voor die leerlingen.

Leg de oefeningen van kopieerblad 23D kort uit.

Oefening 1

Lees fluisterend de letters en woorden van links naar rechts. Je buur tikt op de bank als je een fout leest. Je verbetert die fout. Lukt het niet om ze te verbeteren, dan mag je buur je helpen. Als je klaar bent met lezen, is je buur aan de beurt. Werk samen met je buur op dezelfde manier voor de wisselrijen en daarna ook voor de zinnen.

Oefening 2

‘Ik’ en ‘mol’ hebben bagage bij. In de reistas van de ik-figuur horen alle woorden die een letter uit ‘ik’ hebben. In de reistas van ‘mol’ horen alle woorden die een letter uit ‘mol’ hebben. Kleef alle woorden in de juiste reistas. Schrijf naast elk woord welke letter of letters er uit ‘ik’ of ‘mol’ komen. bagage ‘ik’ vis (i), kaas (k), kip (k, i), dak (k), kin (k, i) bagage ‘mol’ muts (m), pop (o), bom (o, m), lat (l), bal (l)

2.2 Gedifferentieerd oefenen

Groep 2 en 3 gaan zonder jouw hulp aan het werk. Begeleid groep 1 Jullie moeten vooral langzaam en niet haastig werken en goed luisteren en kijken. Afhankelijk van jouw leerlingen kunnen volgende onderwerpen achtereenvolgens aan bod komen:

kopieerblad 23A oefening 1 Globaalwoord ik en mol herkennen. (Gebruik de wandplaten en woordkaarten ik en mol.) kopieerblad 23A oefening 2 /3

Letters herkennen. (Gebruik de klassikale letterkaarten i, k, m, o, l, de visuele lettersteunplaten i, k, m, o, l en de motorische ondersteuning of video 1-5). kopieerblad 23A en 23B oefening 4

Letters, woorden, wisselrijen en korte zinnnen lezen. (Gebruik de klassikale leespijl of de individuele leespijl op de bank van de leerling om de leesrichting aan te duiden.) kopieerblad 23B oefening 5

Auditief en visueel dictee met i, k, m, o, l en ik, mol. Letter- en woordkaarten naleggen + zelf leggen. (Gebruik de individuele letterkaarten). kopieerblad 23C oefening 6

De positie van de letters in een woord herkennen. De letters schrijven.

1 2 52 thema 1 welkom • les 1.18

kopieerblad 23C oefening 7

Auditieve analyse. Visuele discriminatie. De letters en steunwoorden schrijven.

Extra leesoefeningen voor wie sneller klaar is, vind je in het stappertje 1 pagina 10 t.e.m. 13 en in het lopertje 1 pagina 4 t.e.m. 6.

Slot

Evalueer het werken in groepjes. Verliep het al vlotter dan tijdens de eerste remediëringsles? Waar moeten we nog aan werken?

3 53 thema 1 welkom • les 1.18

Les 1.19

Woord en beeld vullen elkaar aan

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen gevoelens en stemmingen uit beeldtaal afleiden.

2 De kinderen kunnen beeld- en woordtaal die inhoudelijk bij elkaar passen met elkaar verbinden.

3 De kinderen kunnen overeenkomsten en verschillen tussen woord- en beeldtaal herkennen en reproduceren.

4 De kinderen kunnen beeldtaal aan woordtaal aanpassen.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 15: klassikale picto werkboek ‘teken’

• bijlage 16: klassikale picto werkboek ‘verbind’

• bijlage 20: klassikale picto werkboek 'nummer'

• bijlage 21: klassikale picto werkboek ‘luister’

• bijlage 32: prent kind met tandpijn

• klassikale woordkaart ik

• audio luisteren 4: omschrijving tekening bed – tekening auto

Instap

Beeld en woord vullen elkaar aan

Ga voor de klasgroep staan en toon de woordkaart ik

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 19 en 20

• potlood

Laat een leerling het woord hardop lezen. Zet daarna een zielig gezicht op. Wat is er aan de hand met mij? Laat de leerlingen vertellen dat je verdrietig bent omdat … Hoe weten jullie dat ik verdrietig ben? Dat staat toch niet op mijn woordkaart? (Jouw gezicht laat het zien.)

Roep een leerling naar voren. Fluister in dat hij/zij de woordkaart ik aan de klasgroep moet tonen en daarbij blij moet kijken. Laat de klasgroep vertellen wat ze zien.

Hang nu bijlage 32 met de prent van het kind met tandpijn op aan het bord. Hang er de woordkaart ik bij. Laat de leerlingen opnieuw vertellen.

Besluit: Het woord ik vertelt ons dat het over onszelf gaat. Maar de tekening vertelt nog meer. Woord en tekening helpen mij om alles te begrijpen. Ze vullen elkaar aan, ze verduidelijken elkaar.

Kern

2.1 Welke woorden en beelden horen samen?

Neem werkboek 1 pagina 19, oefening 1: klassikaal geleide oefening.

Laat bijlage 20 met de klassikale picto ‘nummer’ zien. Lees de zinnen telkens voor. Laat de leerlingen het passende plaatje bij de passende zin zoeken door de plaatjes te nummeren.

Bespreek: Hoe vinden jullie welk beeld bij de zin past? Waarop hebben jullie gelet?

Neem werkboek 1 pagina 20, oefening 2: individuele oefening. De leerlingen lezen de woorden en verbinden de woorden en tekeningen die hetzelfde vertellen. Bespreek klassikaal.

54
1 2 thema 1 welkom • les 1.19 BEGRIJPEND LEZEN

2.2 Beelden aanpassen aan woorden

Neem werkboek 1 pagina 20, oefening 3: individuele oefening.

Laat bijlage 21 en 15 met de klassikale picto’s van het werkboek zien.

Luister goed naar de verhaaltjes op audio luisteren 4

Kijk naar de tekening terwijl je luistert.

Teken met je potlood, na het beluisteren van het verhaal, alles wat ontbreekt op de tekening.

Eerste tekening

Ik lig in m'n bed.

Mijn poes ligt op mijn deken. Ik heb mijn slaapmuts op.

Op de stoel naast mijn bed hangt mijn trui.

Tweede tekening

De buurman poetst de auto.

Zijn vrouw helpt hem.

De buurman heeft een spons in zijn hand.

De buurvrouw spuit met de tuinslang.

Maar, oei! Ze spuit Harry, de hond, nat!

Pauzeer eventueel tijdens het laten horen van de audio.

Slot

Bespreek de oefeningen tussentijds klassikaal.

55
3 thema 1 welkom • les 1.19

Les 1.20

Poppenspel 1A: Een pakje voor mol

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het verhaal in het poppenspel achterhalen en aandachtig volgen.

2 De kinderen kunnen woorden en letters die reeds aan bod kwamen, herkennen en lezen wanneer ze in het poppenspel aan bod komen.

3 De kinderen maken kennis met woorden en letters die ze weldra leren lezen.

Lesmateriaal leerkracht

• bordboek

In deze les komt het eerste poppenspel aan bod. Hieronder vind je de dialoog ervan. Op het einde van een poppenspel vind je telkens een herhalingsmoment, de rubriek 'Wat hebben we geleerd?' De woorden die werden aangeleerd herhalen we hierin nog even. Het is de bedoeling dat de leerlingen spontaan hardop 'meelezen' wanneer de letters en woorden op het scherm verschijnen.

POPPENSPEL 1A - Een pakje voor Mol

Beer – Mol

Beer loopt fluitend door de gang. Hij staat stil bij de kamerdeur van Mol. Beer heeft een pakje bij.

O, hallo, dag lieve vriendjes. Ik ben op weg naar de kamer van mijn vriend Mol. Kijk, hier moet ik zijn.

Beer klopt aan ➝ tok tok tok. Beer wijst naar de kamerdeur, waarop de wandplaat Mol en de woordkaart m o l te zien zijn.

Hier staat m o l! Want Mol woont in deze kamer. Eigenlijk is het de kamer van Tom.

Beer wijst naar de kamerdeur waarop de wandplaat Tom en de woordkaart t o m te zien zijn.

Mol is de lieveling van Tom. Daarom slapen zij samen. Ik heb ook een kamer hier vlakbij. Wat zeg je? Wil je even kijken? Nou, kom dan maar met me mee.

Beer keert terug in de gang naar zijn kamerdeur met het pakje in de handen. Hij wijst trots naar zijn wandplaat en woordkaart b ee r.

Zie je? Hier woon ik: b ee r ! Ik slaap bij An.

Beer wijst naar de wandplaat en woordkaart a n.

56
• les 1.20 LUISTEREN EN SPREKEN
thema 1 welkom
TECHNISCH LEZEN

An is het liefste meisje van de hele wereld.

Beer geeft Ans foto een zoen.

Mol komt in de gang kijken wie er geklopt heeft.

Wel, wel, wel, wat gek!

Ik hoorde toch iemand op de deur kloppen? Maar … hier is niemand!

Heb ik dan gedroomd?

Ach, ik zal wel moe zijn van de eerste schooldag.

Mol verdwijnt weer in zijn kamer.

Beer stapt fluitend met het pakje in de handen naar Mols kamer en klopt weer aan.

Sapperdrie! Daar heb je het weer! Wie is daar?

Ik! Ik ben het!

Ik!

Beer steekt woordkaart i k omhoog. Ik? Wie is ‘ik’?

Ik ben het: b ee r ! Beer steekt zijn eigen woordkaart b ee r omhoog.

Mol doet de deur open.

O, Beer … kom toch binnen.

Beer aarzelt wat, hij verbergt onhandig zijn pakje op de rug en gaat binnen.

Ik kwam even zien hoe je eerste schooldag bij Tom was, Mol. Had je het naar je zin in de derde klas?

De klas van Tom was ongelooflijk leuk, Beer. Fantastisch!

Ik heb de hele dag mogen rekenen, lezen en schrijven.

Mol zet zijn bril op en kijkt heel geleerd.

Ik geloof dat ik nog slimmer geworden ben dan ik al was. En weet je wat? Ik heb zelfs muziek leren maken!

O! Wat leuk voor je. En jij, Beer. Wat heb jij geleerd?

Ach, nou … eigenlijk niets. Ik heb alleen maar de juf van An en de klas leren kennen. Fijne klas, die eerste klas.

thema 1 welkom • les 1.20

57

Aardige kinderen.

We hebben samen wat geknutseld, Mol. Ik heb iets heel moois gemaakt.

Beer haalt zijn pakje tevoorschijn.

Wat steekt erin, Beer?

Driemaal raden, Mol. En daarna?

Als je ’t goed hebt, dan is het voor jou.

Mol kucht en kijkt diep nadenkend door zijn bril.

Weet je wat, Beer?

Ik schrijf mijn antwoorden voor je op. Ik heb nu toch leren schrijven.

Op de lei staat al geschreven: het is Mol tekent er met een krijtje een koek bij en zegt: Het is een koek.

Beer doorstreept de koek op de lei. Hij legt zijn krijtje neer, neemt de woordkaart m o l en terwijl hij van neen schudt met zijn hoofd, zegt hij:

Neen, Mol, het is geen koek.

O, dan weet ik het.

Op de lei staat al geschreven: het is (de tekening van de koek is intussen gewist). Mol tekent er een boek bij.

Het is een boek.

Ach, Mol.

Beer doorstreept het boek en zegt: Het is geen boek.

Beer toont opnieuw de woordkaart van m o l en zegt nog eens:

Neen, Mol, het is geen boek. Nog één kans, Mol!

Of misschien, Beer, is het wel een …

Op de lei staat al geschreven: het is (de tekening van het boek is intussen gewist) Mol tekent/ of kleeft er een foto van een gsm bij.

Een gsm? Jammer, Mol, maar een gsm kan ik niet knutselen.

Beer doorstreept de gsm, neemt de woordkaart van m o l en zegt:

58 thema 1 welkom • les 1.20

Nee, Mol, het is geen gsm, Mol.

O … dan heb ik niets gewonnen?

Nee. Maar misschien moet ik je nog één kans geven? Omdat je mijn beste vriend bent.

Ach, ik raad het toch niet. Het is veel te moeilijk. Welnee. Ik geef je een tip, Mol. Let op:

Op de lei staat het volgende al geschreven en afgebeeld. Beer leest voor: h e t i s bruin (= vlakje met bruine tinten), m o l h e t i s zacht (= tekening Mol die iets zacht vastheeft), m o l h e t i s lief (= tekening twee molletjes die elkaar knuffelen), m o l

Daar kan ik maar één iets bij bedenken, Beer.

Mol wist overal h e t i s en kleeft er eenmaal de woordkaart b ee r voor in de plaats.

En dat ben jij! Beer is bruin. Beer is zacht. Beer is lief.

Dank je, Mol. Hier is je pakje. Maak het nu maar snel open. Dank je, Beer. Mol doet het pakje open. i k ♥ m o l.

Oh, wat mooi! Dank je wel, Beer!

Mol geeft Beer een zoen.

Beer grinnikt: Ik wist dat je het mooi zou vinden, Mol.

Spijtig dat ik jou niets kan geven. Ik heb niets geknutseld …

Dat is niet erg.

Beer geeuwt. Ik word ineens zo moe, Mol. Ik denk dat ik maar onder de wol ga.

Ik ben ook moe, Beer. Dat komt door onze eerste schooldag. Ik duik in bed. Slaapwel, Beer en … nog eens bedankt!

Slaapwel, Mol, slaapwel.

thema 1 welkom • les 1.20

59

Beer stapt in zijn bed.

… Even later staat Mol aan het bed van Beer:

Hé, Beer, voor je inslaapt, heb ik toch nog wat gevonden voor jou. Ik heb niet geknutseld in de klas, maar wel muziek geleerd!

Mol speelt gitaar en zingt. (Het berenlied wordt afgespeeld).

lieve, lieve berenmaat knuffel van mijn hart vriend die ik nooit achterlaat ik vind je zo apart

beer, jij hebt sterke poten en ook een stoere snuit daarom noem ik je mijn kapitein op mijn kleine zeemansschuit refrein

beer, jij hebt een zacht staartje en ook een dikke vacht daarom noem ik je mijn warme trui voor een koude winternacht ➝ Hier komt Beer uit zijn bed en begint mee te dansen. refrein

beer, jij hebt een lief snoetje en ook een leuke lach daarom noem ik je mijn zonnestraal op een heel erg trieste dag refrein

60 thema 1 welkom • les 1.20

THEMA 1 – WEEK 3 – INHOUD

Les 1.21 ■ Luisteren en spreken

Les 1.22 ■ Technisch lezen

Les 1.23 ■ Technisch lezen

Les 1.24 ■ Technisch lezen

Les 1.25 ■ Technisch lezen

Les 1.26 ■ Spelling

Les 1.27 ■ Technisch lezen

Talige en niet-talige geluiden 63

Het woord beer: auditief en visueel aanbieden 65

Het woord beer: visueel herkennen en lezen 67

Het woord beer: auditief en visueel analyseren en synthetiseren De letters b, ee en r: auditief en visueel discrimineren 69

De letters b, ee en r van beer 72

De (schrijf)letters b, ee, r en het woord beer 75

Leesles: wisselrijen na het woord beer 78

Les 1.28 ■ Technisch lezen Leesles: beer 81

Les 1.29 ■ ■ Technisch lezen / Spelling

De woorden ik, mol, beer en hun letters: remediëring en gedifferentieerd werken 83

Les 1.30 ■ Creatief schrijven Klassikaal een verhaal aanvullen en vertellen 86

Les 1.31 ■ Taalbeschouwing

Eind- en beginrijm: Beer Snoet met de rijmpjeshoed 87

Les 1.21

Talige en niet-talige geluiden

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen talige en niet-talige geluiden herkennen en van elkaar onderscheiden.

2 De kinderen kunnen talige en niet-talige geluiden produceren.

3 De kinderen kunnen talige en niet-talige geluiden lokaliseren en situeren.

4 De kinderen kunnen talige en niet-talige geluiden associëren met de plaats van herkomst.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 1en 2: evaluatielijst luisteren en spreken

• bijlage 22: klassikale picto werkboek 'wijs aan'

• vier blinddoeken

• audio luisteren 5: talige en niet-talige geluiden

• audio luisteren 6: geluiden bij verschillende plaatsen van herkomst

Instap

Geluiden op school herkennen

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 21

Overal om ons heen zijn geluiden. Als we het echt stil maken, kunnen we die geluiden horen. Luister eens naar alle geluiden die jullie horen, zowel binnen als buiten de klas. Bespreek met hen geluiden die ze hoorden. Maak het onderscheid tussen talige en niet-talige geluiden. Leg het verschil uit.

Gebruik de evaluatielijsten op kopieerblad 1 en 2 om de leerlingen te screenen op luister- en spreekvaardigheid.

Kern

2.1 Talige en niet-talige geluiden onderscheiden

Laat ze nu audio luisteren 5 horen. Daarop staan talige en niet-talige geluiden door elkaar. Bespreek en rubriceer klassikaal de geluiden: Welke geluiden zijn taal? Welke niet? Welke zijn in het Nederlands? Welke zijn in een vreemde taal?

2.2 Niet-talige lichaamsgeluiden

maken

We kunnen met ons lichaam talige en niet-talige geluiden maken. Laat enkele leerlingen eens een talig geluid maken. Geef zelf een voorbeeld van een niet-talig geluid: met de vingers op de bank tokkelen.

We kunnen niet alleen met onze vingers geluiden maken. Overloop met hen de lichaamsdelen van boven naar onder waarmee we nog geluiden kunnen maken. Laat zoveel mogelijk voorbeelden uit de leerlingen zelf komen.

Bijvoorbeeld:

– neus snuiven, snuffelen, blazen …

– mond sissen, klakken, fluiten, schreeuwen, neuriën, zingen, fluisteren, zoenen …

– handen klappen, vingerknippen, bonken, wrijven over elkaar …

– voeten stampen, springen, schuifelen, op de grond tikken …

63 LUISTEREN EN SPREKEN thema 1 welkom • les 1.21
1 2

2.3 Talige en niet-talige geluiden situeren en lokaliseren

Plaats in elke hoek van de klas een leerling met een blinddoek om. Laat een andere leerling zich langzaam en stil door de klas verplaatsen. Op een bepaald moment staat hij/zij stil en maakt een geluid (talig of lichaamsgeluid).

De leerlingen in de klashoeken moeten wijzen naar waar de leerling die geluid maakt zich bevindt. De leerlingen in de klashoeken nemen de blinddoeken nu weg en bespreken samen met welk lichaamsdeel het geluid gemaakt werd. Bijvoorbeeld: Jan maakte het geluid met zijn mond. Hij klakte met zijn tong.

2.4. Talige en niet-talige geluiden associëren met de plaats van herkomst

Neem werkboek 1 pagina 21, oefening 1 Hang bijlage 22 met de picto 'wijs aan' aan het bord. Ik laat jullie zo meteen geluiden horen die op verschillende plaatsen gemaakt worden. Als je goed luistert, kun je herkennen op welke plaats elk geluid gemaakt wordt. Er staat een tekening van al die plaatsen in je werkboek 1 pagina 21.

Overloop klassikaal de tekeningen: de boerderij - het station - de school - de kerk - het warenhuis - de straat - de televisie - het restaurant. Wijs bij elk geluid dat je hoort de passende tekening aan.

Start audio luisteren 6 en las na elk geluid een pauze in om samen met de leerlingen de plaats van herkomst te bespreken. Hoe herkennen jullie de plaats?

Volgorde van de geluiden zoals die te horen zijn op audio luisteren 6:

1) de straat 2) de kerk 3) de school 4) het restaurant 5) de boerderij 6) het warenhuis 7) de televisie 8) de school 9) de straat 10) het restaurant 11) de kerk 12) het station 13) het warenhuis

thema 1 welkom

64
• les 1.21

Les 1.22

Het woord beer: auditief en visueel aanbieden

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord beer auditief herkennen en verklanken.

2 De kinderen kunnen het woord beer betekenisvol gebruiken in een zin.

3 De kinderen kunnen woorden die rijmen op beer herkennen en aanduiden.

4 De kinderen kunnen het woord beer in leesletters lezen, met aandacht voor de leesrichting van links naar rechts.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 13: klassikale picto werkboek 'kruis aan'

• bijlage 17: klassikale picto werkboek 'kleef een sticker'

• bijlage 25: leespijl

• bijlage 33: tekst berenlied

• bijlage 34A en 34B: informatie over de beer

• bijlage 35: foto bruine beer en ijsbeer

• wandplaat beer

• klassikale woordkaart beer

• pop Beer

• audio luisteren 7: het berenlied

Vooraf

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 22 en 23

• stickervel

• potlood

Maak voor de les een naamkaartje 'beer' klaar, dat je rond de hals van de pop van Beer kunt hangen of kunt opspelden/kleven.

Leesvoorsprong

Voor leerlingen met voldoende leesvoorsprong (ook voor zittenblijvers) is er de reeks ik lees al. Zet ze in als uitdagend lees- en oefenmateriaal als de lesinhoud voor hen te eenvoudig is. Voor thema 1 week 3 gebruik je de verhalen 'nat' en 'kas de rat' uit de reeks ik lees al - boek 1. Deze verhalen bevatten letters uit thema 1 en 2.

Instap

Het berenlied

We weten intussen dat er een lied over Mol bestaat. Maar weten jullie ook nog dat er een lied over Beer bestaat? We hoorden het Mol al eens zingen (zie poppenspel 1A). Laten we nog even naar dat prachtige lied luisteren dat Mol voor zijn vriend schreef. Probeer de goede dingen die Mol over Beer vertelt uit het lied te onthouden.

Zing het berenlied voor (tekst bijlage 33) of laat het beluisteren (audio luisteren 7). Laat de leerlingen na het beluisteren de eigenschappen van Beer opsommen die uit het lied naar voren komen.

Beer is apart. Hij heeft sterke poten en een stoere snuit. (Hij is stoer zoals een kapitein op een zeemansschuit).

Hij heeft een zachte staart, een dikke vacht (zoals een wintertrui).

Hij heeft een lieve snoet en een leuke lach (daarmee maakt hij Mol vrolijk zoals ook zonnestralen dat doen).

65 TECHNISCH LEZEN thema 1 welkom • les 1.22
1

2.1

Kern

Zinnen bouwen met het woord beer

Wat weten jullie over een ‘echte’ beer? Zagen jullie al eens een beer van dichtbij in de zoo? Laat de leerlingen in hun antwoord zoveel mogelijk het woord beer gebruiken. Voor extra informatie en fotomateriaal kun je zelf bijlage 34A, 34B en 35 raadplegen.

2.2 Auditief herkennen van beer

2.2.1 In een reeks woorden

We spelen een spel met de naam van Beer. Ga allemaal staan. Ik som straks een reeks woorden op. Als je het woord beer hoort, ga je zo snel mogelijk zitten. Luister aandachtig, want er zijn woorden bij die heel goed op het woord beer lijken.

reeks 1 leer beer keer meer teer reeks 2 boer boor bier beer reeks 3 beek beeld beer been beer

2.2.2 In een zin

Neem je potlood. Ik lees straks zinnen waarin het woord beer staat. Van zodra je het woord beer hoort, tik je één keer met je potlood op de bank.

Zinnen: Meneer Beer is in de tuin. In de zoo woont een bruine beer. ‘Beer is mijn beste vriend’, zegt Mol. Ik ben geen beer in het verkeer.

2.2.3 In rijmwoorden

Neem werkboek 1 pagina 22, oefening 1 Bij elke tekening zoeken we eerst samen het juiste woord. Daarna zoeken jullie zelf welke woorden rijmen op beer. Kruis ze aan. Verbeter klassikaal.

De woorden: hoed - heer - pop - peer - vuur - veer - kip - verkeer - vaas

2.3

Het woord beer in leesletters lezen

Neem de pop van Beer vast. Kijk eens wat ik voor je meebracht, Beer. Hang hem een naamkaartje om. Laat de leerlingen lezen wat erop staat. Laat nu de wandplaat en de woordkaart beer zien. Laat het woord lezen. Herhaal de leesrichting aan de hand van de leespijl

Slot

Hang de wandplaat en woordkaart beer goed zichtbaar in de klas.

Neem werkboek 1 pagina 23, oefening 2. Neem je stickervel en zoek het woord beer. Kleef het in je werkboek onder de foto van de beer. Laat intussen het berenlied nogmaals beluisteren.

Een leerling die moeite heeft met het vinden van het woord beer, volg je de volgende lessen van nabij op.

thema 1 welkom

66
• les 1.22
2 3

Les 1.23

Het woord beer: visueel herkennen en lezen

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord beer visueel herkennen en discrimineren van andere woorden.

2 De kinderen kunnen het woord beer als globaalwoord lezen.

3 De kinderen kunnen de verbinding leggen tussen het woord beer en de visuele voorstelling ervan.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 14: klassikale picto werkboek 'omkring'

• bijlage 16: klassikale picto werkboek 'verbind'

• bijlage 19: klassikale picto werkboek 'kleur'

• bijlage 25: leespijl

• wandplaat beer

• klassikale woordkaart beer

Instap

Dit is beer

Neem werkboek 1 pagina 23, oefening 3

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 23 t.e.m. 25

• leesboek 1 p. 2 en 12

• individuele woordkaart mol, beer en ik

• potlood

• kleurpotloden

Zorgmateriaal

• kopieerblad 24: aanvullende oefeningen

• kopieerblad 25: lezertjes

• stappertje 1 p. 16

• lopertje 1 p. 8

2.1

Overloop samen met de leerlingen wat is afgebeeld: een beer is sterk, een beer heeft scherpe klauwen, een beer kan zwemmen , sommige beren wonen in het bos, een beer kan vissen, een beer eet graag honing, een beer woont in de woestijn, een beer is een mager dier.

Verbind alle plaatjes die bij een beer passen met de foto van de beer. Hang bijlage 16 met de picto 'verbind' aan het bord. Laat de oefening individueel maken. Laat daarna enkele leerlingen verwoorden wat ze verbonden hebben met de foto. Ze gebruiken daarbij zoveel mogelijk het woord beer.

Kern

Oefeningen: het woord beer visueel herkennen

Neem werkboek 1 pagina 23 en 24, oefening 4 en 5 Laat die individueel maken.

Oefening 4: Omkring het woord beer in de woordenreeks.

Oefening 5: Kleur het woord beer in de puzzel. Wat krijg je dan te zien? (een beer)

Wie sneller klaar is, maakt de blauwe oefening.

67 TECHNISCH LEZEN
1 2 thema 1 welkom • les 1.23

Neem werkboek 1 pagina 25, oefening 6. Lees de tekst over 'Goudlokje en de drie beren' voor. Laat daarna alle woorden beer omkringen.

Gebruik bovenstaande knipperlichtoefening als evaluatie.

Voor leerlingen die moeite hebben met het visueel herkennen van beer voorzie je een extra oefening, kopieerblad 24, als huistaak of in de zorgklas.

2.2 Het woord beer lezen

Neem de klassikale woordkaart en wandplaat beer

Laat het woord beer klassikaal hardop lezen met aandacht voor de leesrichting. Gebruik de leespijl van bijlage 25

Neem leesboek 1 pagina 2 bij de praatplaat. Wijs het woord beer aan.

Neem nu je individuele woordkaarten ik, mol, beer en an Leg de woordkaart beer onder het juiste woord op de praatplaat. Lees nu het woord hardop en wijs mee van links naar rechts. Laat enkele leerlingen hardop het woord beer lezen.

Neem leesboek 1 pagina 12.

Leg je vier woordkaarten opnieuw bij elkaar. Neem het woord beer eruit en leg dat naast de tekening van beer.

Laat met de individuele woordkaarten volgende combinaties leggen op de bank, van links naar rechts.

ik-mol-beer mol-ik-beer beer-ik-mol ik-beer-mol

Laat individueel hardop lezen. Gebruik deze knipperlichtoefening als evaluatie.

Voor leerlingen die moeite hebben met het lezen van ik, mol of beer voorzie je een extra oefening, kopieerblad 25, als huistaak of in de zorgklas of het stappertje 1, pagina 16.

Extra oefening op de steunwoorden voor de snelle lezers vind je in lopertje 1, pagina 8.

Slot

Laat elke leerling samen met zijn/haar buur een woordenrij leggen met de woordkaarten ik, mol en beer Bv: ik - mol – ik – beer – mol – beer

Laat elke leering de zelfgemaakte woordenrij hardop voorlezen.

thema 1 welkom

68
• les 1.23
3

Les 1.24

Het woord beer: auditief en visueel analyseren en synthetiseren

De letters b, ee en r: auditief en visueel discrimineren

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord beer auditief analyseren en synthetiseren.

2 De kinderen kunnen het woord beer visueel analyseren en synthetiseren.

3 De kinderen kunnen het woord beer auditief spraakmotorisch structureren.

4 De kinderen kunnen de letters b, ee en r auditief en visueel herkennen.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 17: kop, buik, staart - rooster 5 hokjes

• bijlage 16: klassikale picto werkboek 'verbind'

• bijlage 19: klassikale picto werkboek 'kleur'

• bijlage 25: leespijl

• bijlage 26: tekst letterlied

• wandplaat beer

• klassikale woordkaart beer

• klassikale structureerstrook beer

• letterlijn

• klassikale letterkaart b, ee, r

• visuele lettersteunplaat b, ee, r

• audio luisteren 1: het letterlied

• video 6-7-8: gebaar b, ee, r

Instap

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 26

• leesboek 1 p.12

• individuele letterkaart b, ee, r

• drie pionnen per leerling (knopen, schijfjes, blokjes)

• potlood

• kleurpotloden

Zorgmateriaal

• kopieerblad 26: aanvullende oefeningen

• audio lezen 3: les 1.27 - leesboek 1 p. 13

Herhalingsmoment: auditief en visueel herkennen van beer

Geef elke leerling kopieerblad 17 met de strook met vijf hokjes en drie pionnen (knopen, schijfjes, blokjes). Ik zeg telkens vijf woorden. Bij elk woord wijzen jullie op de strook met de vijf hokjes een nieuw hok aan. Jullie doen dit van links naar rechts. Intussen luister je goed of je het woord beer hoort. Als je het woord beer hoort, leg je een pion in het hok dat je op dat moment aanwijst.

Klassikaal geleide oefening:

1 keer teer beer leer beer

2 been beek beet beer boor

3 ben beer baan veer meer

4 beer keer beek beer beer

Toon de wandplaat en de woordkaart beer

We lezen samen welk woord er staat.

De leerlingen lezen: beer In welke richting lezen we?

We lezen van links naar rechts. Laat hen meewijzen terwijl ze het woord nog eens lezen.

Gebruik de leespijl om de leesrichting te ondersteunen.

69 TECHNISCH LEZEN thema 1 welkom •
les 1.24
1

2.1

Kern

Het woord beer auditief spraakmotorisch structureren

Sta bij de klassikale woordkaart beer

Plaats je handen met de handpalmen tegen elkaar. Breng ze samen in een rechte lijn van boven naar beneden.

Zeg hierbij: b. Verplaats je handen nu wat in de ruimte naar links.

Doe opnieuw dezelfde beweging van boven naar beneden en zeg: ee.

Doe opnieuw dezelfde beweging en zeg r.

Maak nu met je rechterhand een zwaaibeweging van rechts naar links, daarmee de leesrichting motorisch demonstrerend.

Laat de leerlingen nu met je meedoen.

Laat enkele leerlingen deze beweging alleen uitvoeren en verklanken.

Let wel: zij werken van links naar rechts omdat jij als leerkracht het spiegelbeeld aan hen voortoont. Zij maken dus de zwaaibeweging met hun linkerhand, horizontaal van links naar rechts.

2.2

Het woord beer auditief analyseren en synthetiseren

Doe nogmaals deze beweging voor.

Welke letter horen jullie eerst in het woord beer?

Welke letter horen jullie daarna? En op het einde?

Kennen jullie nog woorden die beginnen met een b?

Kennen jullie nog woorden die in het midden een ee hebben?

Kennen jullie nog woorden die eindigen op een r?

Kennen jullie woorden die beginnen met een r?

2.3 Het woord beer visueel analyseren en synthetiseren

Neem nu de structureerstrook beer

Welke letters hoorden jullie in beer?

Toon de letters die de leerlingen klassikaal opnoemen op de structureerstrook van links naar rechts.

Vouw de letter r weg. Welke letters blijven nu over? Welk woord blijft nu over?

Vouw de letter ee weg. Welke letter blijft nu over?

Neem de letterkaart b en toon ze aan de leerlingen.

Laat de b verklanken.

Breng indien gewenst de visuele en motorische ondersteuning van de letter b op dit moment aan.

Visuele steun b

Laat de visuele lettersteunplaat b zien en zeg: Mol heeft een rond buikje, maar Beer heeft een dikke buik.

Motorische steun b

Maak volgend gebaar of gebruik video 6: houd je rechterarm gestrekt omhoog. (Je vormt het stokje van de letter b en het lijf van beer). Plaats je linkerhand in je linkerzij en maak een halve cirkel met je arm. (Je vormt de buik van de letter b en van beer). Ondertussen zeg je: b van beer.

Houd er rekening mee dat je met je gezicht naar de klasgroep staat en je de gebaren dus in spiegelbeeld moet maken. Bv.: Jij vormt de buik van de b met de linkerarm, de leerlingen met de rechterarm.

Vouw de letter b weg. Welke letter komt dadelijk na de b? Neem de letterkaart ee en toon ze aan de leerlingen. Laat de ee verklanken. Breng indien gewenst de visuele en motorische ondersteuning van de letter ee op dit moment aan.

Visuele steun ee Laat de visuele lettersteunplaat ee zien en zeg: Beer is een vrolijke kerel. Hij lacht vaak en breed.

Motorische steun ee

Maak volgend gebaar of gebruik video 7: Vorm met je rechterhand de letter c in spiegelbeeld. (Je vormt in feite de achterkant van de letter e). Verplaats je hand langzaam van rechts naar links voor je mond terwijl je breed lachend zegt: ee van Beer. Laat de leerlingen met je meedoen.

70 thema 1 welkom • les 1.24
2

Welke letter komt dadelijk na de ee?

Neem de letterkaart r en toon ze aan de leerlingen. Laat de r verklanken. Breng indien gewenst de visuele en motorische ondersteuning van de letter r op dit moment aan.

Visuele steun r

Laat de visuele lettersteunplaat r zien en zeg: Beer is een echte knuffel. Als je hem aait, kan hij even hard spinnen als een poes.

Motorische steun r

Maak volgend gebaar of gebruik video 8: Ga met de rechterzij naar de klasgroep staan. (Je lichaam vormt het stokje van de r). Buig je hoofd lichtjes naar beneden. Maak een aaibeweging met je vlakke hand van achter naar voren over je hoofd. (Je vormt het kopje van de r). Ondertussen laat je de r in je mond rollen en je zegt: rrrrr van Beer. (Je spint).

Neem nu opnieuw de structureerstrook beer. Toon alleen de letter b. Verklank die letter eerst afzonderlijk met de leerlingen. De letter b kun je niet met verlengde klankwaarde zeggen. Doe daarom alleen de mondstand van de b. Vouw nu de strook open en zeg er de letter ee met verlengde klankwaarde bij. Vouw de strook nu helemaal open en zeg de letter r met verlengde klankwaarde erbij: beer. Doe dit nog enkele keren met de leerlingen.

We bouwen de letterlijn verder op. Hang de letters b en ee en r op aan de letterlijn. Hang er eventueel de visuele lettersteunplaten bij. Laat de leerlingen de letters nog eens verklanken. Zing het letterlied, tekst op bijlage 26, of beluister het op audio luisteren 1. Herhaal op die manier de letters van ik en mol en de nieuwe letters b, ee, r.

2.4 Werkboek: oefeningen op auditieve analyse en visuele discriminatie van b, ee, r

Neem bijlage 16 en 19 met de klassikale picto's van het werkboek. Neem werkboek 1 pagina 26, oefening 1 t.e.m. 4 Overloop de oefeningen klassikaal. Zoek samen met de leerlingen wat afgebeeld is op de foto's. Daarna maken ze de oefeningen individueel.

Oefening 1 boek deur beer buis brug

Oefening 2 geel veer den peer pen

Oefening 3 muts riem rat bel vuur

Oefening 4: visuele discriminatie van b, ee en r

2.5 Oefenen op auditieve en visuele analyse en synthese van het woord beer

Observeer wie moeite heeft met auditieve en visuele discriminatie van b, ee, r.

Voorzie voor deze leerlingen een extra oefening, kopieerblad 26 (linkerkant), als huistaak of in de zorgklas.

Laat de leerlingen hun individuele letterkaarten b, ee en r nemen en kopieerblad 19 bij de prent van Mol. Herhaal dat Mol een kop, een buik en een staart heeft en dat de meeste woorden die ook hebben. We noemen de beginletter van een woord de kop, de eindletter is de staart. Wat daartussen komt, is de buik. Laat ze het woord beer leggen op de juiste plaats in Mol. Verklank het woord hardop en hou de klanken hierbij lang aan. Laat de leerlingen de structureerbeweging nog eens uitvoeren, terwijl ze kijken naar de letters en ze lezen.

Slot

Neem leesboek 1 pagina 12 en de individuele letterkaarten b, ee, r Individuele opdracht: Leg de letters b, ee en r in het juiste hokje zodat je telkens het woord beer maakt. Gebruik deze knipperlichtoefening als evaluatie. Laat ook de letters onderaan pagina 12 lezen.

Voor leerlingen die moeite hebben met de auditieve en visuele analyse en synthese van beer voorzie je een extra oefening, kopieerblad 26 (rechterkant), als huistaak of in de zorgklas.

thema 1 welkom • les 1.24

71
3

Les 1.25

De letters b, ee en r van beer

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de letters b, ee en r auditief en visueel herkennen en discrimineren van andere letters, al dan niet in een woord.

2 De kinderen kunnen de plaats van de letters b, ee en r auditief in een woord onderscheiden.

3 De kinderen kunnen het woord beer vervolledigen met de ontbrekende letters.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 13: klassikale picto werkboek 'kruis aan'

• bijlage 17: klassikale picto werkboek 'kleef een sticker'

• bijlage 19: klassikale picto werkboek 'kleur'

• wandplaat beer

• klassikale woordkaart beer

• klassikale letterkaarten: enkele exemplaren van b, ee, r en enkele andere letters

• visuele lettersteunplaat b, ee, r

• letterlijn

• kom, lepel, grijptang (bv. spaghettitang)

• video 6-7-8: gebaar b, ee, r

Instap

Lettersoep maken

Toon de wandplaat en woordkaart beer

Welke letters herkennen jullie in het woord beer?

Herhaal klassikaal de letters b, ee, r op de letterlijn

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 27 en 28

• stickervel

• potlood

• kleurpotloden

Zorgmateriaal

• kopieerblad 27: aanvullende oefeningen

• stappertje 1 p. 14 en 15

• lopertje 1 p. 7

Ondersteun het herkenningsproces eventueel met de visuele lettersteunplaten b, ee, r en de lettergebaren (die je zelf uitvoert of je laat video 6-7-8 zien).

Verzamel de leerlingen in een groep om je heen. We gaan lettersoep maken.

Neem een kom en een lepel en enkele letterkaarten uit de bordletterdoos.

Zorg dat de b, de ee en de r er enkele keren tussen zitten. Roer de letterkaarten.

Laat de leerlingen om beurten letters uit de soep vissen met de grijptang Geef als opdracht:

Benoem hardop de letter die je uit de soep vist. (indien al gekend).

Is het een b, een ee of een r, dan leg je die apart en dan lezen we die klassikaal hardop. Doe er eventueel de lettergebaren bij.

Laat een leerling het woord beer ermee maken.

Gebruik deze oefening niet alleen om te herhalen maar ook als pre-teaching.

Leerlingen die al wat meer letters kennen, kunnen deze benoemen voor hun klasgenoten.

TECHNISCH LEZEN 72 thema 1 welkom • les 1.25
1

3.1

Kern

Oefenen op het auditief en visueel herkennen van de letters b, ee en r

Neem werkboek 1 pagina 27 en 28, oefening 1 t.e.m. 5

Leg aan de hand van bijlage 13 met de klassikale picto ‘kruis aan’ de werkwijze van oefening 1 t.e.m. 4 uit. Maak oefening 1 klassikaal geleid.

Oefening 1 rat boor riem

Oefening 2 t.e.m. 4 zijn individuele oefeningen. Zoek eerst samen het woord bij elke prent. Laat de leerlingen daarna individueel werken.

Oefening 2 vuur kar raam peer rok

Oefening 3 boek bal bom bel bok

Oefening 4 keel zee één beer peer

Oefening 5

Begeleid de individuele oefeningen bij de leerlingen die problemen hebben.

Leg aan de hand van bijlage 17 met de klassikale picto ‘kleef een sticker’ de werkwijze van oefening 5 uit. Kleef de ontbrekende letters op. Die vind je op het stickervel Laat de leerlingen individueel werken.

Slot

Auditieve evaluatie

Neem werkboek 1 pagina 28, oefening 6, 7 en 8

Ik zeg vier woorden. Voor elk woord staat een figuur getekend. Het eerste woord hoort bij de bol, het tweede woord bij de wolk, het derde woord bij het dak en het vierde woord bij de doos. Telkens als ik een woord zeg, wijs je naar de passende figuur. Hoor je in dat woord de letter b, dan zet je een kruisje in die figuur. Hoor je de letter b niet, dan laat je de figuur gewoon wit.

Ga dadelijk aan het werk in het werkboek. De manier van werken is nu wellicht al gekend.

Oefening 6: b vaas boom bal boek

Oefening 7: ee les peer pen beer

Oefening 8: r riem maan mier rood

thema 1 welkom • les 1.25

73
2
3

3.2 Visuele evaluatie

Neem werkboek 1 pagina 28, oefening 9

Kleur in zin 1 elke letter b rood, in zin 2 elke letter ee blauw en in zin 3 elke letter r rood.

Verwijs naar bijlage 19 met de klassikale picto 'kleur'.

Voorzie extra oefeningen als huistaak of voor in de zorgklas voor wie moeite heeft met de letters b, ee en r.

Wie moeite heeft met auditieve herkenning maakt op kopieerblad 27 oefening 1, 2 en 3.

Wie moeite heeft met visuele herkenning maakt op kopieerblad 27 oefening 4 (linkerkant) en oefening 1 (rechterkant) en/of leest stappertje 1 pagina 14 en 15.

Extra oefening voor de snelle lezers vind je in lopertje 1 pagina 7.

74
• les 1.25
thema 1 welkom

Les 1.26

De (schrijf)letters b, ee, r en het woord beer

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord beer naleggen met de woordkaart en met losse letters.

2 De kinderen kunnen het woord beer en de letters b, ee en r zelf leggen in een auditief-visueel dictee.

3 De kinderen kunnen het woord beer en de letters b, ee en r in schrijfletters kopiëren.

4 De kinderen kunnen het woord beer en de letters b, ee en r correct schrijven in een auditief-visueel dictee.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 28: extra individuele letterkaarten b, ee, r

• klassikale woordkaart beer (lees- en schrijfletter)

• klassikale letterkaart b, ee, r (lees- en schrijfletter)

• letterlijn

• pop Beer

Lesmateriaal leerling

• werkboek spelling 1 p. 3

• individuele woordkaart beer

• individuele letterkaart b, ee, r

• schrijfgerei

• blanco afdekblad

Zorgmateriaal

• scheurblok schrijfpatronen

Vooraf

Werk opnieuw met drie groepen.

Groep 1: Dat zijn leerlingen met een zwakke schrijfmotoriek. Zij maken alle oefeningen uit het werkboek met de individuele letterkaarten. Als ze tijd over hebben, verfijnen ze hun motoriek met oefeningen uit het scheurblok schrijfpatronen Als deze leerlingen ook zwakke spellers zijn, krijgen ze visuele steun van de klassikale letter- en woordkaarten

Groep 2: Dat zijn leerlingen die zwak zijn in analyse, synthese en/of discriminatie en dus in spellen. Zij maken alle oefeningen schriftelijk. Begeleid hen extra bij oefeningen op analyse, synthese en discriminatie. Laat hen indien nodig naar de klassikale letter- en woordkaarten kijken.

Groep 3: Dat zijn leerlingen die zonder problemen alle oefeningen in het werkboek schriftelijk kunnen maken.

Voorzie voor elke leerling die motorisch nog niet in staat is om letters en woorden te schrijven vijf extra individuele letterkaarten b, ee, r van kopieerblad 28.

Instap

Sta voor de klasgroep:

Ik laat jullie een woord zien, zonder dat ik het zeg. Jullie moeten raden om welk woord het gaat. Kies uit volgende methoden:

- Beeld het woord beer uit met de motorische ondersteuning.

- Laat de leerlingen het woord beer liplezen.

Vandaag leren we het woord beer spellen en schrijven.

Kern

2.1 Werken met de woord- en letterkaarten

Laat de individuele woordkaart beer en de individuele letterkaarten b, ee en r klaarleggen. Plaats de klassikale woordkaart beer aan het bord. Laat de leerlingen die naleggen en lezen. Bouw nu het globaalwoord beer na met losse letters. Gebruik de klassikale letterkaarten b, ee, r Welke letter hebben we eerst nodig? En dan? En daarna?

75 SPELLING thema 1 welkom • les 1.26
1 2

Laat de leerlingen het woord beer in losse letters nabouwen. Neem nu een letter weg. Welke letter ontbreekt? Laat die letter in de lucht steken en lezen. Doe dit voor elke letter van het woord beer.

2.2 Auditief- visueel dictee met de letterdoos

Laat Beer de letter b nemen. Laat hardop lezen. Beer stopt de letter even weg. De leerlingen zoeken de letter tussen hun individuele letterkaarten en leggen die op de bank. Ondertussen plaats je de letter aan het bord als steun voor de zwakke spellers en ter correctie achteraf. Herhaal op dezelfde manier voor de letters ee en r voor het woord beer.

Voorkom schrijffouten. Laat zwakke spellers indien nodig kijken naar de klassikale letter- en woordkaarten. Spreek af met sterke spellers dat zij niet kijken.

2.3 B, ee, r en beer schrijven

Nu gaan we de letters b, ee en r en het woord beer schrijven. Om goed te kunnen schrijven, maken we eerst onze handen en vingers soepel. Doe maar met me mee. Breng een nieuwe versje aan.

Steek je ene hand in de lucht, doe de gebaren van het versje en haal achtereenvolgens alle vingers naar beneden tot je enkel de wijsvinger over hebt. Doe daarna hetzelfde met je andere hand.

Met vijf vingers kan ik zwaaien en zachtjes over geitjes aaien.

Zonder mijn duim bestel ik vier grote koude glazen bier.

Zonder pink heb ik een kroon en ben ik de koning op zijn troon.

Haal ik ook mijn ringvinger weg dan is het alsof ik de eed afleg. En als ik de middelste naar binnen vouw dan wijst mijn vingertje naar … jou!

(bron: Duimelot - Nieuwe en oude vingerversjes van Duimelot, Likkepot, Lange Jan, Ringeling en ’t kleine Ding, Micha Wertheim en Cristina Garcia Martin, uitgeverij Podium, Amsterdam, 2002, p. 32)

Neem werkboek spelling 1 pagina 3, oefening 1 Wat moeten we doen bij oefening 1? Ik schrijf elke letter en ook het woord voor. Kijk en luister goed!

Schrijf nu de letter b aan het bord. Verwoord passend volgens de schriftmethode van je klas.

Groep 1 legt de letter met de individuele letterkaart en oefent in het scheurblok schrijfpatronen tot groep 2 en 3 klaar zijn.

Groep 2 en 3 schrijven de letter na. Begeleid hen daarbij. Eerst kopiëren ze in het groene vlak, daarna in een spoor.

Doe hetzelfde voor de letter ee, r en het woord beer. Laat duidelijk zien hoe je de overgang maakt tussen de verschillende letters.

Groep 1 legt het woord ik met aparte letterkaarten en niet met de woordkaart beer.

Hang ten slotte de schrijfletters b, ee en r aan de letterlijn bij de leesletters.

Hang het geschreven woord beer bij de klassikale woordkaart.

76
thema 1 welkom • les 1.26

2.4 Oefenfase: b, ee, r en beer schrijven

Neem werkboek spelling 1 pagina 3, oefening 2: Wat moeten we daar doen?

1) Omkring de letters die bij het plaatje passen.

Laat individueel de letters omkringen van de eerste drie plaatjes. Begeleid zwakke spellers bij deze oefening. Verbeter klassikaal.

2) Schrijf nu die letters.

Groep 1 legt de letters met de individuele letterkaart en oefent in het scheurblok schrijfpatronen

Groep 2 en 3 schrijven de letters. Schrijf telkens de letters en het woord beer aan het bord, terwijl je de schrijfbeweging verwoordt.

Wie sneller klaar is, maakt de blauwe oefening.

zee - beer - rok - veer - bal

3

Slot Kijk, luister en schrijf (of leg)

Laat de bovenkant van pagina 3 in het werkboek spelling 1 afdekken. Schrijf de letter b aan het bord, terwijl je de schrijfstappen hardop verwoordt. Laat de letter klassikaal hardop lezen. Bedek de letter even. Laat de leerlingen die letter nu zelf schrijven bij nummer 1 van oefening 3. Leerlingen uit groep 2 en 3 die onzeker zijn, mogen even terugkijken naar de letter. Zij kopiëren van het bord. Leerlingen uit groep 1 schrijven niet. Zij gebruiken de individuele letterkaarten. Werk op dezelfde manier voor de letters ee en r en voor het woord beer.

Dicteer: 1. b 2. ee 3. r 4. beer

Laat verbeteren bij 'zo moet het'.

thema 1 welkom • les 1.26

77

Les 1.27

Leesles: wisselrijen na het woord beer

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de losgemaakte letters i, k, m, o, l, b, ee, r hardop verklanken.

2 De kinderen kunnen een auditieve en visuele synthese maken van nieuwe woorden, opgebouwd uit deze letters.

3 De kinderen kunnen lezen met signaalgroepen.

4 De kinderen kunnen een leesraam op een correcte manier gebruiken.

Lesmateriaal leerkracht

• wandplaat ik, mol, beer

• klassikale letterkaart i, k, m, o, l, b, ee, r

• visuele lettersteunplaat i, k, m, o, l, b, ee, r

• letterlijn

• video 1 t.e.m. 8: gebaar i, k, m, o, l, b, ee, r

Lesmateriaal leerling

• leesboek 1 p. 13

• leesraam

Zorgmateriaal

• kopieerblad 29: lezertjes

• stappertje 1 p. 17 t.e.m. 19

• lopertje 1 p. 9 en 10

• audio lezen 3: les 1.27 - leesboek 1 p. 13

• audio lezen 4: les 1.28 - leesboek 1 p. 14 en 15

Pre-teaching Zwakke lezers kunnen de wisselrijen van deze leesles voorbereiden met audio lezen 3 De volgende leesles, les 1.28, kunnen ze voorbereiden met audio lezen 4

Instap

1.1 Herhaling

Laat de letters i, k, m, o, l, b, ee, r aan de letterlijn individueel en klassikaal hardop lezen.

Ondersteun optioneel met de visuele lettersteunplaat en/of het lettergebaar (of video 1-8). Laat de woorden ik, mol, beer bij de wandplaat lezen. Lees opnieuw klassikaal hardop en duid de leesbeweging aan van links naar rechts.

1.2 Wisselrijen opbouwen

Schrijf een wisselrij op het bord. Gebruik kleur voor de letter die wijzigt. Welk deel blijft er telkens gelijk in de wisselrij? Weten jullie nog waarom we zoeken naar welke letters in elk woord terugkeren? (We lezen die letters als één geheel.) Lees de wisselrij enkele keren hardop en indien mogelijk zoemend (met verlengde klankwaarde) voor. Doe het als volgt: b eer beer m eer meer l eer leer k eer keer

Laat de leerlingen hardop nalezen.

Zorg ervoor dat de leerlingen in een eerste fase altijd verwoorden welke signaalgroep er in alle woorden van de wisselrij te zien is. Laat ze die signaalgroep als één geheel lezen.

Vertel dat ze die lettergroep moeten onthouden en niet meer elke letter apart mogen lezen.

TECHNISCH LEZEN 78 thema 1 welkom • les 1.27
1

Bouw op dezelfde manier nog een wisselrij klassikaal op aan het bord. Laat nu de staart van het woord wisselen. kee l kee k kee r

Ten slotte bouw je nog een wisselrij met wisselende buik. bim bom

Wisselrijen met wisselende staart en buik zijn voorlopig alleen bedoeld voor snelle lezers.

Kern

Wisselrijen in het leesboek

Neem leesboek 1 pagina 13 Laat de leerlingen om beurten een wisselrij hardop voorlezen. De klas herhaalt elk woord. Laat ze werken met het leesraam. Herhaal de werkwijze:

– Bekijk eerst de hele wisselrij.

– Zoek welke letters in alle woorden gelijk blijven en lees die als één geheel.

– Leg nu je leesraam onder het eerste woord.

– Lees dit woord.

– Schuif telkens het leesraam één woord naar beneden en lees.

Blauwe wisselrijen zijn extra oefeningen, bedoeld als huistaak voor vlugge lezers.

Laat zowel klassikaal hardop als individueel hardop lezen.

Bouw bij de individuele leesbeurten een controlesysteem in. De leerlingen mogen het voorgelezen woord klassikaal hardop herhalen als het correct gelezen wordt. Als het fout gelezen wordt, moeten ze stil blijven. De lezer probeert zichzelf dan te verbeteren. Als dit niet lukt, mogen de anderen hun vinger opsteken om de lezer te helpen.

79 thema
1 welkom
les 1.27
2

Slot

Laat elke leerling (of enkele leerlingen) één wisselrij naar keuze klassikaal hardop voorlezen aan de klas. De anderen zoeken om welke wisselrij het gaat en wijzen ze aan. Herhaal de wisselrij klassikaal.

Voor wie moeite heeft met de wisselrijen, voorzie je de extra oefeningen op wisselrijen tijdens de remediëringsles 1.29. Ook het kopieerblad 29 kan ingezet worden als huistaak of in de zorgklas. Ook het stappertje 1 pagina 18 kan ingezet worden en met audio lezen 3 kan de leesles nog eens herhaald worden.

De vlotte lezers gebruiken het lopertje 1 pagina 9 en 10 en het stappertje 1 pagina 17 t.e.m. 19.

80
• les 1.27
thema 1 welkom
3

Les 1.28

Leesles: beer

Lesdoel

De kinderen kunnen eenvoudige zinnen opgebouwd uit woorden met de letters i, k, m, o, l, b, ee, r vlot en correct lezen.

Lesmateriaal leerkracht

• klassikale woordkaart ik, mol, beer, de, is

• klassikale letterkaart i, k, m, o, l, b, ee, r

Lesmateriaal leerling

• leesboek 1 p. 14 en 15

• leesraam

• potlood

Zorgmateriaal

• kopieerblad 30: lezertjes

• stappertje 1 p. 20 en 21

• lopertje 1 p.11 en 12

• audio lezen 4: les 1.28 - leesboek 1 p. 14 en 15

• audio lezen 5: les 1.37 - leesboek 1 p. 17

Pre-teaching Zwakke lezers kunnen deze leesles voorbereiden met audio lezen 4 De volgende leesles, 1.37, kunnen ze voorbereiden met audio lezen 5

Instap

Herhaling: flitswoorden en -letters

Laat de woordkaarten ik, is, mol, de , beer en de letters i, k, m, o, l, b, ee, r in sneltempo lezen. Vandaag mogen jullie al een echt tekstje lezen over Mol en Beer.

Kern

2.1 Klassikaal lezen: beer

Neem leesboek 1 pagina 14 en 15

Leg uit dat we het leesraam onder de zin leggen die we willen lezen. Controleer frequent of de leerlingen dit juist doen.

Door op die manier met het leesraam te werken, krijgt de zin die we lezen onze aandacht, maar zien we ook al door het doorzichtige leesraam de volgende zin.

Dat vergroot het leesveld en leesbegrip.

Pagina 14: laat één leerling telkens een zin voorlezen.

Lees klassikaal hardop na, maar alleen als de zin correct gelezen werd. Is hij niet correct, geef de leerling dan de kans de zin te verbeteren.

Laat medeleerlingen helpen waar nodig. Zoek daarna samen met welke tekening de zin overeenkomt.

Pagina 15: laat één leerling telkens een zin hardop voorlezen.

Laat klassikaal hardop nalezen als hij correct is.

81 TECHNISCH LEZEN
thema 1 welkom • les 1.28
1 2

Partnerlezen

Neem leesboek 1 pagina 14

Laat leerling A een willekeurige zin kiezen en fluisterend lezen.

Leerling B toont het plaatje dat erbij past.

Daarna is leerling B aan de beurt om te lezen.

Leerling A toont het duoplaatje.

Laat leerling A een willekeurig plaatje kiezen.

Leerling B leest fluisterend de zin die erbij hoort. Draai de rollen om.

Slot

Elke leerling krijgt een leesbeurt. Op die manier wordt de leestekst nog eens helemaal herhaald. Je maakt de afspraak dat de leerlingen één keer met hun potlood op de bank tikken als er een fout gelezen wordt. De lezer krijgt de kans zich te verbeteren of hulp te vragen aan iemand anders uit de klas.

Wie extra leesoefeningen nodig heeft, kan kopieerblad 30 gebruiken als huistaak of voor in de zorgklas. Ook stappertje 1 op pagina 20 en 21 kan ingezet worden.

De vlotte lezers gebruiken het lopertje 1 pagina 11 en 12.

82 thema 1 welkom • les 1.28
2.2
3

Les 1.29

De woorden ik, mol, beer en hun letters: remediëring en gedifferentieerd werken

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de geziene leerstof technisch lezen en spelling op hun eigen niveau extra inoefenen.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 25: leespijl

• wandplaat ik, mol, beer

• klassikale woordkaart ik, mol, beer

• klassikale letterkaart i, k, m, o, l , b, ee, r

• visuele lettersteunplaat i, k, m, o, l , b, ee, r

• video 1 t.e.m. 8: gebaar i, k, m, o, l, b, ee, r

Lesmateriaal leerling Algemeen

• potlood

• miniversie van de leespijl

Groep 1

• kopieerblad 31A t.e.m. 31C

• individuele letter- en woordkaarten

Groep 2

• kopieerblad 31A t.e.m. 31C (naargelang de extra oefeningen die gemaakt moeten worden)

• individuele letter- en woordkaarten

• kopieerblad 31D en 31E

• lijmstift • schaar

Groep 3

• kopieerblad 31D-31E

• lijmstift • schaar

Vooraf

Bedenk, op basis van je observaties deze week, in hoeveel groepen je de klas wilt verdelen. Noteer op een klaslijst in welke groep je elke leerling plaatst. Noteer bij de leerlingen van groep 2 voor welk onderdeel je ze wilt begeleiden. Afhankelijk van je klasgroep, maak je maximaal drie groepen.

Als er geen leerlingen zijn die je volledig moet begeleiden, maak je uiteraard een groep minder.

Bv.:

Groep 1

Dat zijn de leerlingen die je als leerkracht volledig individueel zult begeleiden. Plaats deze leerlingen samen in de klasruimte.

Groep 2

Dat zijn de leerlingen die op bepaalde onderdelen extra moeten oefenen en die je te gepasten tijde laat meewerken met groep 1.

Groep 3

Dat zijn de leerlingen die geen remediëringsoefeningen nodig hebben.

83 TECHNISCH LEZEN thema 1 welkom • les 1.29
SPELLING

2.1

Instap

We leerden de voorbije weken de letters i, k, m, o en l en de woorden ik en mol lezen en schrijven. Deze week leerden we de letters b, ee, r en het woord beer lezen en schrijven.

Bij sommigen van jullie lukte dat al heel goed, bij anderen wat minder. Daarom nemen we vandaag de tijd om die letters en dat woord nog wat extra in te oefenen. We oefenen datgene waar jullie moeite mee hebben.

Dat kan zijn: de letters herkennen en lezen, het woord ik, mol en beer lezen of wisselrijen lezen, het woord ik, mol, beer spellen of in schrijfletters schrijven.

Wie niets extra's moet inoefenen, werkt aan een andere opdracht met de woorden ik, mol, beer.

Kern

Verwoorden van de opdracht

Verdeel je klas in de groepen die je vooraf gemaakt hebt en leg de werkwijze uit. Straks mogen de leerlingen van groep 1 met mij samenwerken aan kopieerblad 31A t.e.m. 31C De leerlingen van groep 2 en 3 mogen zonder mijn hulp aan kopieerblad 31D en 31E werken.

Vertel dat je af en toe iemand van groep 2 bij naam zult noemen. Die leerling laat het kopieerblad even aan de kant liggen en tijdelijk mee met jou en groep 1 Voorzie kopieerbladen 31A t.e.m. 31C voor die leerlingen.

Leg de oefeningen van kopieerblad 31D en 31E kort uit.

Oefening 1

Lees fluisterend de letters en woorden van links naar rechts. Je buur tikt op de bank als je een fout leest. Je verbetert die fout. Lukt het niet om ze te verbeteren, dan mag je buur je helpen. Werk op dezelfde manier, samen met je buur, voor de wisselrijen en daarna ook voor de zinnen. Als je klaar bent met lezen, is je buur aan de beurt.

Oefening 2 en 3

Lees de zin. In de zin is een letter te kort. Omkring de juiste letter uit de opgegeven letters. Lees de zin opnieuw met die letters. Past de letter?

Schrijf hem dan op in het hok naast de zin.

Oefening 4 Alleen woorden met dezelfde letters als het woord mol horen in het huis van Mol. Alleen woorden met dezelfde letters als het woord beer horen in het huis van Beer. Kleef de woorden in het juiste huis. Schrijf naast elk woord welke letter of letters er uit het woord mol of beer komen. huis van Mol kok (o), lis (l), kam (m), ton (o) huis van Beer peer (ee, r), beek (b, ee), rat (r), bak (b)

2.2 Gedifferentieerd oefenen

Groep 2 en 3 gaan zonder jouw hulp aan het werk. Begeleid groep 1 Jullie moeten vooral langzaam en niet haastig werken en goed luisteren en kijken. Afhankelijk van jouw leerlingen kunnen volgende onderwerpen achtereenvolgens aan bod komen:

kopieerblad 31A oefening 1

Globaalwoord ik, mol en beer herkennen. (Gebruik de wandplaten en woordkaarten ik, mol, beer.)

kopieerblad 31A oefening 2 /3

Letters herkennen. (Gebruik de klassikale letterkaarten en visuele lettersteunplaten i, k , m, o, l, b, ee, r en de motorische ondersteuning of video 1 t.e.m. 8.)

thema 1 welkom

84
• les 1.29
1 2

kopieerblad 31A en 31B oefening 4

Letters en woorden lezen, wisselrijen en korte zinnen. (Gebruik de klassikale leespijl of de individuele leespijl op de bank van de leerling om de leesrichting aan te duiden.)

kopieerblad 31B oefening 5 Auditief en visueel dictee met b, ee, r. Letter- en woordkaarten naleggen + zelf leggen. (Gebruik de individuele letterkaarten.)

kopieerblad 31C oefening 6 De positie van de letters in een woord herkennen + zelf schrijven.

kopieerblad 31C oefening 7 Auditieve analyse. Visuele discriminatie. De letters en steunwoorden schrijven.

Extra leesoefeningen voor wie sneller klaar is, vind je in het stappertje 1 pagina 14 t.e.m. 21 en in het lopertje 1 pagina 7 t.e.m. 12.

Slot

Geef, waar mogelijk, concrete tips aan je leerlingen om thuis te oefenen. Welke letters/woorden moeten ze extra inoefenen? Moeten ze vooral wisselrijen oefenen? Schrijven?

thema 1 welkom • les 1.29

85
3

Les 1.30

Klassikaal een verhaal aanvullen en vertellen

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen gebeurtenissen die tot hun leef- en belevingswereld behoren chronologisch beschrijven.

2 De kinderen beleven plezier aan taal en aan het spelen met taal.

3 De kinderen kunnen prenten bij eenvoudige verhalen met een complexere verhaallijn ‘lezen’.

4 De kinderen kunnen een onvolledig verhaal met behulp van tekeningen aanvullen.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 32: zes prenten verhaal ‘verjaardag’

• kopieerblad 33: zes prenten verhaal ‘ongeval’

• een bol wol

Vooraf

Kopieer beide kopieerbladen éénmaal en verknip de prenten. Kopieer daarna elke prent voldoende groot voor klassikaal gebruik.

Instap

Laat de zes prenten op kopieerblad 32 aan de leerlingen zien en verzin er zelf een verhaal bij dat je hen vertelt.

Kern

2.1

Een gekend verhaal aanvullen

Plaats de leerlingen in een kring. Ik vertel hetzelfde verhaal zo meteen opnieuw, maar zal plots stoppen. Jullie mogen het verhaal dan aan de hand van de prenten verder vertellen. Stop met vertellen na prent 2. Mix de prenten dooreen zodat de leerlingen zelf de chronologie moeten terugvinden.

2.2

Een nieuw verhaal aanvullen

Neem kopieerblad 33 met de prenten van een nieuw verhaal. Vertel bij de eerste prent. Laat de leerlingen zelf de overige afbeeldingen chronologisch rangschikken en een verhaal verzinnen.

Slot

Klassikale mondelinge activiteit, in kring.

Spin een verhaal: plaats de leerlingen in de kring. Start een verhaal met een bol wol in je hand. Vertel enkele zinnen. Houd de begindraad van de wol vast en gooi dan de bol wol naar een leerling. Die leerling moet het verhaal aanvullen met een zin. Hij/zij houdt de wollen draad vast en gooit de bol wol naar een andere leerling, die het verhaal opnieuw aanvult met een zin. Zorg ervoor dat iedereen een zin kan bijdragen. Op het einde van het verhaal hebben we een spinnenweb.

Help leerlingen met weinig fantasie of spreekdurf door gerichte vragen te stellen of een tip te geven. De bedoeling is dat iedereen plezier beleeft aan het verzinnen van het verhaal.

86 CREATIEF SCHRIJVEN thema 1 welkom • les 1.30
1 2
3

Les 1.31

Eind- en beginrijm: Beer Snoet met de rijmpjeshoed

Lesdoel

1 De kinderen denken na over klanken en klankverwante woorden: eindrijm en beginrijm/stafrijm.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 34 en 35: rijmmemory

• bijlage 17: klassikale picto werkboek 'kleef een sticker'

• bijlage 36: foto van Beer Snoet met de rijmpjeshoed

• bijlage 37: brief Beer Snoet

• bijlage 38: foto van Beer Snoet en zijn vrouw

• pop beer

• rijmhoed

• enkele stripverhalen met stafrijm in de titel

Vooraf

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 29

• stickervel

Kopieer, verknip en plastificeer vooraf éénmaal kopieerblad 34 en éénmaal kopieerblad 35 Hou de kaartjes van deze kopieerbladen apart.

Instap

Ken je Beer Snoet?

Plaats de pop van Beer bij je. Bekijk Beer aandachtig en zeg: Je ziet er zo trots uit, Beer. Wat is er aan de hand?

Beer vertelt dat hij een brief ontvangen heeft van zijn goede vriend Beer Snoet met de rijmpjeshoed. Het is al erg lang geleden dat Beer nog iets hoorde van hem.

Beer Snoet stak er een foto van zichzelf bij.

Laat bijlage 36 aan de leerlingen zien.

Laat Beer vertellen dat Beer Snoet in een bos woont in een ver, vreemd land.

Beer Snoet spreekt een taal die wat op de onze lijkt.

Maar er is toch iets vreemds aan. Luister maar naar wat hij schrijft.

Kern

2.1 Eindrijm

Neem bijlage 37 en lees de brief van Beer Snoet hardop voor. Vul de eerste twee zinnen zelf aan met rijmwoorden.

Vanaf de derde zin laat je de leerlingen aanvullen.

thema 1 welkom • les 1.31

87
TAALBESCHOUWING
1
2

Hoi! Hier Beer Snoet! Met mij gaat alles goed.

Hoe is het met mijn lieve maat? Ik hoop dat alles prima gaat.

En met je vriend: de mol? Woont die nog in zijn … (hol)?

Ik kom weldra eens op bezoek. Zorg jij voor drank en lekkere … (koek)?

Ik neem dan vast wat foto's mee. Van in ons bos en aan de … (zee)

Van oma Beer, mijn vrouw of zoon en van de boomhut waar ik … (woon).

Tot gauw vriend Beer! Dan zie ik je … (weer). Tot de volgende … (keer).

Lieve groet van Beer … (Snoet)!

Wat is er zo speciaal aan de taal van Beer Snoet? (De zinnen rijmen.) Hoe weet je dat die woorden rijmen? (Ze klinken hetzelfde.)

Leg uit: Dat komt omdat hun buik en staart hetzelfde zijn. Schrijf een voorbeeld aan het bord met letters die de leerlingen al kunnen lezen. Onderstreep de buik en de staart en laat zien dat die dezelfde zijn: mol bol beer keer

Beer vertelt dat hij nu al zenuwachtig uitkijkt naar de komst van zijn goede vriend. Hij wil hem dan ook heel vriendelijk ontvangen. Daarom zou hij graag de taal leren van Beer Snoet om goed met hem te kunnen praten. Beer vraagt de leerlingen om met hem mee te oefenen en hem te helpen. Vertel dat jij en de leerlingen Beer zeker willen helpen. Ik heb een rijmhoed meegebracht, net zoals de rijmpjeshoed van Beer Snoet. Wie de hoed opzet of vastneemt, mag rijmen.

88 thema 1 welkom • les 1.31

Bedenk een startwoord en laat de leerlingen om beurten de hoed opzetten of vastnemen en rijmen.

mol - bol - tol - vol - rol - dol - … zon - ton - won - spon - kon - karton - ballon - … paard - staart - taart - vaart - kaart - bewaart - gespaard - … vuur - uur - buur - tuur - gluur - kuur - zuur - guur - huur - … doos - roos - boos - koos - …

Bouw nu een zin en laat de leerlingen aanvullen.

Ik heb een zus en ik geef ze een … (kus).

Ik ben een koe en ik ben … (moe).

Ik heet Jos en ik woon in het … (bos).

Ik eet kaas en ik speel graag de … (baas).

Laat de leerlingen met de rijmhoed zelf zinnen bedenken.

2.2 Het fotoboek van Mol en Beer: oefenen op eindrijm

Beer wil straks zijn fotoboek laten zien aan Beer Snoet. Het liefst zou hij laten zien aan Beer Snoet dat hij nu kan rijmen. Daarom wil hij in zijn fotoboek aanduiden welke zinnen rijmen en welke niet.

Hij vraagt de leerlingen om hulp.

Neem werkboek 1 pagina 29 en het stickervel

Kleef een sticker met een lachend gezicht bij de foto's waarvan de tekst rijmt. Kleef een sticker met een boos gezicht bij de foto’s waarvan de tekst niet rijmt. Lees de zinnen voor.

mol in huis  beer vangt een muis mol in een tent L beer slaapt beer timmert op zijn poot  mol kleurt rood beer springt  mol zingt beer leest een boek  mol eet een koek beer drinkt L mol strijkt

Laat Beer verbaasd rondkijken in de werkboeken van de leerlingen en zeggen: Ik ben verbaasd dat jullie zo goed kunnen rijmen!

2.3

Beginrijm

Beer vertelt dat Beer Snoet niet alleen komt. Hij brengt zijn vrouw mee. (Toon bijlage 38.)

Ze heeft een gekke naam: Snappie Snoet. Hij vertelt wat hij zo raar vindt aan haar naam: haar voor- en achternaam beginnen met dezelfde letters. Beer legt uit dat haar naam eigenlijk ook rijmt, maar dan wel bij het begin van de woorden. Hij zag onlangs op tv een filmpje waar mensen in meededen die ook zulke namen hadden: Piet Piraat

Steven Stil

Stien Struis

Schotse Scheve Schuit

Beer vraagt aan de leerlingen of zij ook woorden kennen die rijmen aan het begin van het woord? Bv.:

• Eigennamen van leerlingen in de klas?

• Titels van stripverhalen (Jommeke, Suske en Wiske …)

Laat enkele titels van stripverhalen zien met beginrijm.

thema 1 welkom • les 1.31

89

Slot

Beer is heel blij omdat de leerlingen hem zo goed hielpen. Daarom heeft hij een leuk spel mee dat ze met de hele klasgroep mogen spelen. Deel de kaartjes van kopieerblad 34 uit in de klas. Zijn er onvoldoende, laat enkele leerlingen dan per twee werken. Zelf heb je de kaartjes van kopieerblad 35 in de hand. Je zegt bij elk kaartje het passende woord. Wie het rijmwoord heeft, komt het bij jouw kaartje leggen.

Woorden kopieerblad 34

Woorden kopieerblad 35 huis mier muur muis stier vuur paard koek jas taart boek plas mond veer hok hond beer kok wip schoen drie kip zoen knie tak kaas teen zak vaas been

90 thema 1 welkom • les 1.31
3

THEMA 1 – WEEK 4 – INHOUD

Les 1.32 ■ Technisch lezen

Les 1.33 ■ Technisch lezen

Les 1.34 ■ Technisch lezen

Les 1.35 ■ Technisch lezen

Les 1.36 ■ Spelling

Les 1.37 ■ Technisch lezen

Het woord an: auditief en visueel aanbieden 93

Het woord an: visueel herkennen en lezen 95

Het woord an: auditief en visueel analyseren en synthetiseren De letters a en n: auditief en visueel discrimineren 97

De letters a en n van an 100

De (schrijf)letters a, n en het woord an 102

Leesles: wisselrijen na het woord an 105

Les 1.38 ■ Technisch lezen Leesles: an 107

Les 1.39 ■ ■ Technisch lezen / Spelling

Les 1.40 ■ Technisch lezen

Les 1.41 ■ Technisch lezen

Les 1.42 ■ ■ Technisch lezen / Luisteren en spreken

De woorden mol, beer, an en hun letters: remediëring en gedifferentieerd werken 109

Spelend oefenen met de letters en woorden van thema 1 112

Toets technisch lezen thema 1 + spelend oefenen thema 1 113

Poppenspel 1B: De pen 115

Les 1.32

Het woord an: auditief en visueel aanbieden

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord an auditief herkennen en verklanken.

2 De kinderen kunnen het woord an betekenisvol gebruiken in een zin.

3 De kinderen kunnen woorden die rijmen op an auditief herkennen en aanduiden.

4 De kinderen kunnen het woord an in leesletters lezen, met aandacht voor de leesrichting van links naar rechts.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 13: klassikale picto werkboek 'kruis aan'

• bijlage 17: klassikale picto werkboek 'kleef een sticker'

• bijlage 25: leespijl

• wandplaat an

• klassikale woordkaart an

• pop Beer

Leesvoorsprong

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 30 en 31

• stickervel

• potlood

Voor leerlingen met voldoende leesvoorsprong (ook voor zittenblijvers) is er de reeks ik lees al Zet ze in als uitdagend lees- en oefenmateriaal als de lesinhoud voor hen te eenvoudig is. Voor thema 1 week 4 gebruik je de verhalen 'te laat?' en 'de tas van mol' uit de reeks ik lees al - boek 1. Deze verhalen bevatten letters uit thema 1, 2 en 3.

Instap

Naamspelletjes

1 Plaats de leerlingen in een kring.

Ik zeg de naam van één van jullie zonder daarbij geluid te maken. Kijk goed naar mijn mond. Als je je naam herkent, kom je snel bij mij staan.

2 Plaats de leerlingen in een kring.

Ik zeg één of meerdere letters uit de naam van één van jullie. Als je denkt dat ik jouw naam bedoel, kom je snel bij mij staan. Bv.: sa van Tessa, ar van Jarne enzovoort

Kern

2.1 Zinnen bouwen met het woord an

Laat Beer in de kring komen. Beer vertelt dat zijn baasje een prachtige naam heeft.

Laat Beer vragen of de leerlingen nog weten hoe zijn baasje heet?

Ze heet An.

Kennen jullie iemand die An heet?

Laat ze er een goede zin over maken.

Bv.: Mijn tante heet An. An is de leidster van de jeugdbeweging …

93 TECHNISCH LEZEN thema 1 welkom • les 1.32
1 2

2.2 Auditief herkennen van an

2.2.1

In een reeks woorden

We spelen een spel met de naam van An. Ga allemaal staan. Ik som straks een reeks woorden op. Als je het woord an hoort, ga je zo snel mogelijk zitten. Luister aandachtig, want er zijn woorden bij die heel goed op het woord an lijken.

reeks 1 as an al ar an reeks 2 pan an kan an man reeks 3 in en een an aan

2.2.2 In een zin

Neem je potlood. Ik lees straks zinnen waarin het woord an staat. Van zodra je an hoort, tik je één keer met je potlood op de bank.

Zinnen: Tante Roos en tante An gaan zwemmen. 'An speelt graag met haar hond', zegt Jan. Is An een goede vriendin van Leen? De man van An is al oud. Dat is de boekentas van Jan. Kom eens hier, An.

2.2.3 In rijmwoorden

Neem werkboek 1 pagina 30, oefening 1 De leerlingen kennen deze oefening intussen. Overloop klassikaal de woorden en laat ze individueel de rijmwoorden aankruisen. Verbeter klassikaal.

De woorden: pan - maan - kan - boom – man - taart - fan - strik - mol

2.3 Het woord an in leesletters lezen

Laat de wandplaat an zien. Hang er de woordkaart an onder. Houd er de leespijl even onder. Wijs nu het woord an aan van links naar rechts en zeg: an Doe dat een aantal keren.

Laat de leerlingen klassikaal met je meewijzen van links naar rechts, terwijl ze het woord an zeggen. Nu mag één leerling jouw taak overnemen.

Slot

Hang de wandplaat en woordkaart an goed zichtbaar in de klas. Neem werkboek 1 pagina 31, oefening 2 Neem je stickervel en zoek het woord an. Kleef het in je werkboek.

Een leerling die moeite heeft met het vinden van het woord an, volg je de volgende lessen van nabij op.

thema 1 welkom

94
• les 1.32
3

Les 1.33

Het woord an: visueel herkennen en lezen

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord an visueel herkennen en discrimineren van andere woorden.

2 De kinderen kunnen het woord an als globaalwoord lezen.

3 De kinderen kunnen de verbinding leggen tussen het woord an en de visuele voorstelling ervan.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 14: klassikale picto werkboek 'omkring'

• bijlage 16: klassikale picto werkboek 'verbind'

• bijlage 19: klassikale picto werkboek 'kleur'

• bijlage 25: leespijl

• wandplaat an

• klassikale woordkaart an

Instap

Dit is an Neem werkboek 1 pagina 31, oefening 3

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 31 t.e.m. 33

• leesboek 1 p. 2 en 16

• individuele woordkaart ik, mol, beer, an

• potlood

• kleurpotloden

Zorgmateriaal

• kopieerblad 36: aanvullende oefeningen

• kopieerblad 37: lezertjes

• stappertje 1 p. 24

• lopertje 1 p. 14

2.1

Overloop samen met de leerlingen wat is afgebeeld: de lievelingsknuffel van an is mol, de lievelingsknuffel van an is beer, an is een meisje, an is een jongen, an zit in klas 1, an zit in klas 3, an heeft vlechten in het haar, an heeft kort haar.

Verbind alle plaatjes die bij An passen met de tekening van An. Laat de oefening individueel maken. Laat daarna enkele leerlingen verwoorden wat ze verbonden hebben. Ze gebruiken daarbij zoveel mogelijk het woord an.

Kern

Oefeningen: het woord an visueel herkennen Neem werkboek 1 pagina 31 en 32, oefening 4 en 5 Laat die individueel maken.

Oefening 4: Omkring het woord an in de woordenreeks.

Oefening 5 Kleur het woord an in de puzzel. Wat krijg je dan te zien? (het woord an)

Wie sneller klaar is, maakt de blauwe oefeningen.

95 TECHNISCH LEZEN thema 1 welkom • les
1.33
1 2

Neem werkboek 1 pagina 33, oefening 6. Lees de tekst over An voor. Laat daarna alle woorden an omkringen. Gebruik deze knipperlichtoefening als evaluatie.

Voor leerlingen die moeite hebben met het visueel herkennen van an voorzie je een extra oefening, kopieerblad 36, als huistaak of voor in de zorgklas.

2.2 Het woord an lezen

Neem de klassikale woordkaart en wandplaat an Laat het woord an klassikaal hardop lezen met aandacht voor de leesrichting. Gebruik de leespijl van bijlage 25

Neem leesboek 1 pagina 2 bij de praatplaat. Wijs het woord an aan.

Neem je individuele woordkaarten ik, mol, beer en an Leg de woordkaart an onder het juiste woord op de praatplaat. Lees nu het woord hardop en wijs mee van links naar rechts. Laat enkele leerlingen het woord an hardop lezen.

Neem leesboek 1 pagina 16. Leg je vier woordkaarten opnieuw bij elkaar. Neem het woord an eruit en leg dat naast de tekening van an.

Laat met de individuele woordkaarten volgende combinaties leggen op de bank, van links naar rechts.

ik-beer-an-mol mol-ik-an-beer beer-an-mol-ik

Laat individueel hardop lezen.

Voor leerlingen die moeite hebben met het lezen van ik, mol, beer, an voorzie je een extra oefening, kopieerblad 37, of het stappertje 1 p. 24 als huistaak of in de zorgklas.

Extra oefening van de steunwoorden voor de snelle lezers vind je in lopertje 1 pagina 14.

Slot

Laat elke leerling samen met zijn/haar buur een woordenrij leggen met de woordkaarten ik, mol, beer en an Bv.: ik-beer-mol-an-mol-an-beer-ik

Laat elke leerling de zelfgemaakte woordenrij hardop voorlezen.

thema 1 welkom

96
• les 1.33
3

Les 1.34

Het woord an: auditief en visueel analyseren en synthetiseren

De letters a en n: auditief en visueel discrimineren

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord an auditief analyseren en synthetiseren.

2 De kinderen kunnen het woord an visueel analyseren en synthetiseren.

3 De kinderen kunnen het woord an auditief spraakmotorisch structureren.

4 De kinderen kunnen de letters a en n auditief en visueel herkennen.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 17: kop, buik, staart - rooster 5 hokjes

• bijlage 16: klassikale picto werkboek 'verbind'

• bijlage 19: klassikale picto werkboek 'kleur'

• bijlage 25: leespijl

• bijlage 26: tekst letterlied

• wandplaat an

• klassikale woordkaart an

• klassikale structureerstrook an

• letterlijn

• klassikale letterkaart a, n

• visuele lettersteunplaat a, n

• audio luisteren 1: het letterlied

• video 9-10: gebaar a, n

Instap

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 34

• leesboek 1 p.16

• individuele letterkaart a, n

• drie pionnen per leerling (knopen, schijfjes, blokjes)

• potlood

• kleurpotloden

Zorgmateriaal

• kopieerblad 38: aanvullende oefeningen

Herhalingsmoment: auditief en visueel herkennen van an Geef elke leerling kopieerblad 17 en drie pionnen (knopen, schijfjes, blokjes).

Ik zeg telkens vijf woorden. Bij elk woord wijzen jullie op de strook met de vijf hokjes een nieuw hok aan. Jullie doen dat van links naar rechts. Intussen luister je goed of je het woord an hoort. Als je het woord an hoort, leg je een pion in het hok dat je op dat moment aanwijst.

Klassikaal geleide oefening

1 pan kan an in aan 2 jan an en an as 3 een man al an an 4 an af ja één anna

Toon de wandplaat en de woordkaart an We lezen samen welk woord er staat. De leerlingen lezen: an. In welke richting lezen we? We lezen van links naar rechts. Laat hen mee wijzen terwijl ze het woord nog eens lezen.

Gebruik de leespijl om de leesrichting te ondersteunen.

97 TECHNISCH LEZEN thema 1 welkom • les 1.34
1

Kern

2.1 Het woord an auditief spraakmotorisch structureren

Sta bij de klassikale woordkaart an Plaats je handen met de handpalmen tegen elkaar. Breng ze samen in een rechte lijn van boven naar beneden. Zeg hierbij : a. Verplaats je handen nu wat in de ruimte naar links.

Doe opnieuw dezelfde beweging van boven naar beneden en zeg: n. Maak nu de synthesebeweging van rechts naar links. Laat de leerlingen nu met je meedoen. Laat enkele leerlingen deze beweging alleen uitvoeren en verklanken.

Let wel: zij werken van links naar rechts omdat jij als leerkracht het spiegelbeeld aan hen toont.

2.2 Het woord an auditief analyseren en synthetiseren

Doe nogmaals deze beweging voor.

Welke letter horen jullie eerst in het woord an?

Welke letter horen jullie daarna?

Kennen jullie nog woorden die beginnen met een a?

Kennen jullie woorden die in het midden een a hebben?

Kennen jullie nog woorden die eindigen op een n?

Kennen jullie woorden die beginnen met een n?

2.3 Het woord an visueel analyseren en synthetiseren

Neem nu de structureerstrook an Welke letters hoorden jullie in an?

Toon de letters die de leerlingen klassikaal opnoemen op de structureerstrook van links naar rechts. Vouw de letter n weg. Welke letter blijft nu over?

Neem de letterkaart a en toon ze aan de leerlingen. Laat de a verklanken.

Breng indien gewenst de visuele en motorische ondersteuning van de letter a op dit moment aan.

Visuele steun a Laat de visuele lettersteunplaat a zien en zeg: De naam van An begint met de letter a. Die letter heeft precies de vorm van haar hand. Kijk maar!

Motorische steun a Maak volgend gebaar of gebruik video 9: breng je rechterhandpalm met gesloten vingers naar voren. (Je vormt het buikje van de a). Strek je duim helemaal naar links. (Dit is het staartje van de a). Ondertussen zeg je: a van an

Welke letter komt dadelijk na de a? Neem de letterkaart n. Laat de n verklanken. Breng indien gewenst de visuele en motorische ondersteuning van de letter n op dit moment aan.

Visuele steun n Laat de visuele lettersteunplaat n zien en zeg: An heeft een leuke neus: een wipneus.

Motorische steun n Maak volgend gebaar of gebruik video 10: Spreid je wijsvinger en middelvinger van je rechterhand en plaats die als een brug boven op je neus. (Je vormt de twee benen en de brug van de letter n). Ondertussen zeg je: n van An

Neem nu opnieuw de structureerstrook an. Toon alleen de letter a. Verklank die letter hardop. Vouw nu de strook open en zeg er de letter n met verlengde klankwaarde bij. Zeg nu het woord an. Doe dit nog enkele keren met de leerlingen.

98 thema 1 welkom • les 1.34
2

We bouwen de letterlijn verder op.

Hang de letters a en n op. Hang er eventueel de visuele lettersteunplaten bij. Laat de leerlingen de letters nog eens verklanken. Zing het letterlied, tekst op bijlage 26, of beluister het op audio luisteren 1. Herhaal op die manier de letters i, k, m, o, l, b, ee en r en de nieuwe letters a en n.

2.4 Werkboek: oefeningen op auditieve analyse en visuele discriminatie van a, n

Neem bijlage 16 en 19 met de de klassikale picto's van het werkboek. Neem werkboek 1 pagina 34, oefening 1 t.e.m. 3

Overloop de opdrachten klassikaal. Zoek samen wat op de afbeeldingen staat in oefening 1 en 2. De leerlingen werken na de uitleg telkens individueel.

Oefening 1

maan trap bal boek jas

Oefening 2

zon wip neus schoen kan

Oefening 3: visuele discriminatie van a en n

Observeer wie moeite heeft met de auditieve en visuele dicriminatie van a en n.

Voorzie voor deze leerlingen een extra oefening, kopieerblad 38 (linkerkant), als huistaak of voor in de zorgklas.

2.5 Oefenen op auditieve en visuele analyse en synthese van het woord an

Laat de leerlingen hun individuele letterkaarten a en n nemen en kopieerblad 17 bij de prent van Mol. Herhaal dat Mol een kop, een buik en een staart heeft waar de kop, buik en staart van onze woorden in passen. Vraag hen om het woord an op de juiste plaats in Mol te leggen. Wat valt je op? An heeft alleen een buik en een staart, geen kop. Verklank het woord hardop en hou de klanken hierbij lang aan. Laat de leerlingen de structureerbeweging nog eens uitvoeren, terwijl ze kijken naar de letters en ze lezen.

Slot

Neem leesboek 1 pagina 16 en de individuele letterkaarten a en n. Individuele opdracht: Leg de letters a en n in het juiste hok zodat je telkens het woord an maakt. Dit is een knipperlichtoefening. Gebruik deze oefening als evaluatie. Laat ook de letters onderaan pagina 16 lezen.

Voor leerlingen die moeite hebben met de auditieve en visuele analyse en synthese van an voorzie je een extra oefening, kopieerblad 38 (rechterkant), als huistaak of in de zorgklas.

thema 1 welkom • les 1.34

99
3

Les 1.35

De letters a en n van an

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de letters a en n auditief en visueel herkennen en discrimineren tussen andere letters, al dan niet in een woord.

2 De kinderen kunnen de plaats van de letters a en n auditief in een woord onderscheiden.

3 De kinderen kunnen het woord an vervolledigen met de ontbrekende letters.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 13: klassikale picto werkboek 'kruis aan'

• bijlage 16: klassikale picto werkboek 'verbind'

• bijlage 17: klassikale picto werkboek 'kleef een sticker'

• bijlage 19: klassikale picto werkboek 'kleur'

• wandplaat an

• klassikale woordkaart an

• letterlijn

• klassikale letterkaarten: enkele exemplaren van a, n en enkele andere letters

• kom, lepel, grijptang

• video 9-10: gebaar a, n

Instap

Lettersoep maken

Lesmateriaal leerling

• werkboek 1 p. 35 en 36

• stickervel

• potlood

• kleurpotloden

Zorgmateriaal

• kopieerblad 39: aanvullende oefeningen

• stappertje 1 p. 22 en 23

• lopertje 1 p. 13

Toon de wandplaat en de woordkaart an Welke letters herkennen jullie in het woord an? Herhaal klassikaal de letters a en n op de letterlijn Ondersteun het herkenningsproces eventueel met de visuele lettersteunplaten a en n en de lettergebaren (die je zelf uitvoert of je laat video 9-10 zien).

Verzamel de leerlingen in een groep om je heen. We gaan lettersoep maken. Neem een kom en een lepel en enkele letterkaarten uit de bordletterdoos. Zorg dat de a en n er enkele keren tussen zitten. Roer de letterkaarten.

Laat de leerlingen nu om beurten letters uit de soep vissen met de grijptang Geef als opdracht: Benoem hardop de letter die je uit de soep vist. (indien al gekend). Is het een a of een n, dan leg je die apart en dan lezen we die klassikaal hardop. Doe er eventueel de lettergebaren bij. Laat een leerling het woord an ermee maken.

Gebruik deze oefening niet alleen om te herhalen maar ook als pre-teaching. Leerlingen die al wat meer letters kennen, kunnen deze benoemen voor hun klasgenoten.

Kern

Oefenen op het auditief en visueel herkennen van de letters a en n

Neem werkboek 1 pagina 35 en 36, oefening 1 t.e.m. 5. Overloop aan de hand van de klassikale picto's de werkwijze van deze oefeningen.

TECHNISCH LEZEN 100 thema 1 welkom • les 1.35
1

Laat oefening 1, 2 en 5 individueel maken. Maak oefening 3 en 4 klassikaal geleid.

Oefening 1 pan tak man bal nar

Oefening 2 neus been maan net ton

Oefening 3 dak ton kar net maan

Oefening 4 neus teen man pen boom

Oefening 5 Kleef de ontbrekende letters op. Die vind je op het stickervel

Begeleid de individuele oefeningen bij de leerlingen die problemen hebben. 3

3.1

Slot

Auditieve evaluatie

Neem werkboek 1 pagina 36, oefening 6 en 7.

Ik zeg vier woorden. Voor elk woord staat een figuur getekend. Het eerste woord hoort bij het bolletje, het tweede woord bij de wolk, het derde woord bij het dak en het vierde woord bij de doos. Telkens als ik een woord zeg, wijs je naar de passende figuur. Hoor je in het woord de letter a/n, dan kruis je die figuur aan. Hoor je de letter a/n niet, dan laat je de figuur gewoon wit.

Ga dadelijk aan het werk in het werkboek. De manier van werken is nu wellicht al gekend.

Oefening 6: a man vis jas boot

Oefening 7: n neus zon val bon

3.2 Visuele evaluatie

Neem werkboek 1 pagina 36, oefening 8 Kleur in zin 1 de letter a blauw en in zin 2 de letter n rood. Verwijs naar bijlage 19 met de klassikale picto 'kleur'.

Voorzie extra oefeningen als huistaak of voor in de zorgklas voor wie moeite heeft met de letters a en n. Wie moeite heeft met auditieve herkenning maakt op kopieerblad 39 (linkerkant) oefening 1 en 2. Wie moeite heeft met visuele herkenning maakt op oefening 3 of leest in het stappertje 1 pagina 22 en 23. Met oefening 1 (rechterkant) kan geoefend worden op de auditieve en visuele analyse en synthese.

Vlotte lezers gebruiken lopertje 1 pagina 13.

thema 1 welkom • les 1.35

101

Les 1.36

De (schrijf)letters a, n en het woord an

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het woord an naleggen met de woordkaart en met losse letters.

2 De kinderen kunnen het woord an en de letters a en n zelf leggen in een auditief-visueel dictee.

3 De kinderen kunnen het woord an en de letters a en n in schrijfletters kopiëren.

4 De kinderen kunnen het woord an en de letters a en n schrijven in een auditief-visueel dictee.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 40: extra individuele letterkaarten a, n

• klassikale woordkaart an (lees- en schrijfletter)

• klassikale letterkaart a, n (lees- en schrijfletter)

• letterlijn

• pop Mol

Lesmateriaal leerling

• werkboek spelling 1 p. 4

• individuele woordkaart an

• individuele letterkaart a, n

• schrijfgerei

• blanco afdekblad

Zorgmateriaal

• scheurblok schrijfpatronen

Vooraf

Werk opnieuw met drie groepen.

Groep 1: Dat zijn leerlingen met een zwakke schrijfmotoriek. Zij maken alle oefeningen uit het werkboek met de individuele letterkaarten. Als ze tijd over hebben, verfijnen ze hun motoriek met oefeningen uit het scheurblok schrijfpatronen Als deze leerlingen ook zwakke spellers zijn, krijgen ze visuele steun van de klassikale letter- en woordkaarten

Groep 2: Dat zijn leerlingen die zwak zijn in analyse, synthese en/of discriminatie en dus in spellen. Zij maken alle oefeningen schriftelijk. Begeleid hen extra bij oefeningen op analyse, synthese en discriminatie. Laat hen indien nodig naar de klassikale letter- en woordkaarten kijken.

Groep 3: Dat zijn leerlingen die zonder problemen alle oefeningen in het werkboek schriftelijk kunnen maken.

Voorzie voor elke leerling die motorisch nog niet in staat is om letters en woorden te schrijven vijf extra individuele letterkaarten a en n van kopieerblad 40.

Instap

Sta voor de klasgroep: Ik laat jullie een woord zien, zonder dat ik het zeg. Jullie moeten raden om welk woord het gaat. Kies uit volgende methoden:

- Beeld het woord an uit met de motorische ondersteuning.

- Laat de leerlingen het woord an liplezen.

Vandaag leren we het woord an spellen en schrijven.

Kern

2.1 Werken met de woord- en letterkaarten

Laat de individuele woordkaart an en de individuele letterkaarten a en n klaarleggen. Plaats de klassikale woordkaart an aan het bord. Laat de leerlingen die naleggen en lezen. Bouw nu het globaalwoord an na met losse letters. Gebruik de letterkaarten a, n Welke letter hebben we eerst nodig? En dan?

Laat de leerlingen het woord an in losse letters nabouwen. Neem nu een letter weg. Welke letter ontbreekt? Laat die letter in de lucht steken en lezen. Doe dit voor elke letter van het woord an.

1 2 SPELLING 102 thema 1 welkom • les 1.36

2.2

Auditief-visueel dictee met de letterdoos

Laat Mol de letter a nemen. Laat hardop lezen. Mol stopt de letter even weg. De leerlingen zoeken de letter tussen hun individuele letterkaarten en leggen die na. De letter plaats je ondertussen aan het bord als steun voor de zwakke spellers en ter correctie achteraf.

Herhaal op dezelfde manier voor de letter n en voor het woord an.

Voorkom schrijffouten. Laat zwakke spellers indien nodig kijken naar de klassikale letter- en woordkaarten. Spreek af met sterke spellers dat zij niet kijken.

2.3 A, n en an schrijven

Nu gaan we de letters a, n en het woord an schrijven.

Herhaal het volgende vingerversje om de handen en vingers soepel te maken.

Steek je ene hand in de lucht, doe de gebaren van het versje en haal achtereenvolgens alle vingers naar beneden tot je enkel de wijsvinger over hebt. Doe daarna hetzelfde met je andere hand.

Met vijf vingers kan ik zwaaien en zachtjes over geitjes aaien Zonder mijn duim bestel ik vier Grote koude glazen bier Zonder pink heb ik een kroon En ben ik de koning op zijn troon Haal ik ook mijn ringvinger weg Dan is het alsof ik de eed afleg En als ik de middelste naar binnen vouw Dan wijst mijn vingertje naar … jou!

(bron: Duimelot - Nieuwe en oude vingerversjes van Duimelot, Likkepot, Lange Jan, Ringeling en ’t kleine Ding, Micha Wertheim en Cristina Garcia Martin, uitgeverij Podium, Amsterdam, 2002, p. 32)

Neem werkboek spelling 1 pagina 4, oefening 1. Wat moeten we doen bij oefening 1?

Ik schrijf elke letter en ook het woord voor. Kijk en luister goed!

Schrijf nu de letter a aan het bord. Verwoord passend volgens de schriftmethode van je klas.

Groep 1 legt de letter met de individuele letterkaart en oefent in het scheurblok schrijfpatronen tot groep 2 en 3 klaar zijn.

Groep 2 en 3 schrijven de letter na. Begeleid hen daarbij. Eerst kopiëren ze in het groene vlak, daarna in een spoor.

Doe hetzelfde voor de letter n en het woord an.

Laat duidelijk zien hoe je de overgang maakt tussen de verschillende letters.

Groep 1 legt het woord an met aparte letterkaarten en niet met de woordkaart an.

Hang ten slotte de schrijfletters a en n aan de letterlijn bij de leesletters.

Hang het geschreven woord an bij de klassikale woordkaart.

2.4 Oefenfase: a, n en an schrijven

Neem werkboek spelling 1 pagina 4, oefening 2: Wat moeten we daar doen?

1) Omkring de letters die bij het plaatje passen.

Laat individueel de letters omkringen van de eerste drie plaatjes.

Begeleid zwakke spellers bij deze oefening.

Verbeter klassikaal.

103 thema 1 welkom • les 1.36

2) Schrijf nu die letters.

Groep 1 legt de letters met de individuele letterkaart en oefent in het scheurblok schrijfpatronen

Groep 2 en 3 schrijven de letters.

Schrijf telkens de letters en het woord an voor aan het bord, terwijl je de schrijfbeweging verwoordt.

Wie sneller klaar is, maakt de blauwe oefening.

Werk klassikaal en schrijf telkens de letters a en n en het woord an voor aan het bord, terwijl je de schrijfbeweging verwoordt.

been - bal - an - man - nul

Slot

Kijk, luister en schrijf (of leg)

Laat de bovenkant van pagina 4 in het werkboek spelling 1 afdekken. Schrijf de letter a aan het bord, terwijl je de schrijfstappen hardop verwoordt. Laat de letter klassikaal hardop lezen. Bedek de letter even.

Laat de leerlingen die letter nu zelf schrijven bij nummer 1 van oefening 3

Leerlingen uit groep 2 en 3 die onzeker zijn, mogen even terugkijken naar de letter. Zij kopiëren van het bord. Leerlingen uit groep 1 schrijven niet. Zij gebruiken de individuele letterkaarten. Werk op dezelfde manier voor de letters a en n en voor het woord an.

Dicteer: 1. a 2. n 3. an

Laat verbeteren bij 'zo moet het'.

104 thema 1 welkom • les 1.36
3

Les 1.37

Leesles: wisselrijen na het woord an

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de losgemaakte letters i, k, m, o, l, b, ee, r, a, n hardop verklanken.

2 De kinderen kunnen een auditieve en visuele synthese maken van nieuwe woorden, opgebouwd uit deze letters.

3 De kinderen kunnen lezen met signaalgroepen.

4 De kinderen kunnen een leesraam op een correcte manier gebruiken.

Lesmateriaal leerkracht

• wandplaat ik, mol, beer, an

• klassikale letterkaarten i, k, m, o, l, b, ee, r, a, n

• visuele lettersteunplaat i, k, m, o, l, b, ee, r, a, n

• letterlijn

• video 1 t.e.m. 10: gebaar i, k, m, o, l, b, ee, r, a, n

Lesmateriaal leerling

• leesboek 1 p. 17

• leesraam

Zorgmateriaal

• kopieerblad 41: lezertjes

• stappertje 1 p. 25 t.e.m. 27

• lopertje 1 p. 15 en 16

• audio lezen 5: les 1.37 - leesboek 1 p. 17

• audio lezen 6: les 1.38 - leesboek 1 p. 18 en 19

Pre-teaching Zwakke lezers kunnen deze wisselrijen voorbereiden met audio lezen 5 De volgende leesles, les 1.38, kunnen ze voorbereiden met audio lezen 6.

Instap

1.1 Herhaling

Laat de letters i, k, m, o, l, b, ee, r, a, n aan de letterlijn individueel en klassikaal hardop lezen.

Ondersteun optioneel met de visuele lettersteunplaat en/of het lettergebaar (of video 1 t.e.m. 10).

Laat de woorden ik, mol, beer, an bij de wandplaat lezen. Lees opnieuw klassikaal hardop en duid de leesbeweging aan van links naar rechts.

1.2

Wisselrijen opbouwen

Schrijf een wisselrij aan het bord. Gebruik kleur voor de letter die wijzigt. Welk deel blijft er telkens gelijk in de wisselrij? Weten jullie nog waarom we zoeken naar welke letters in elk woord terugkeren? (Omdat we die letters als één geheel lezen.)

Lees de wisselrij enkele keren hardop en indien mogelijk zoemend (met verlengde klankwaarde) voor. Doe het als volgt: an m an k an b an

TECHNISCH LEZEN
Laat de leerlingen je hardop nalezen. 1 thema 1 welkom • les 1.37 105

Zorg ervoor dat de leerlingen in een eerste fase altijd verwoorden welke signaalgroep er in alle woorden van de wisselrij te zien is. Laat ze die signaalgroep als één geheel lezen.

Bouw op dezelfde manier nog een wisselrij klassikaal op aan het bord.

Laat nu de staart van het woord wisselen. lee r lee n

Ten slotte bouw je nog een wisselrij met wisselende buik. kam kom

Wisselrijen met wisselende staart en buik zijn voorlopig alleen bedoeld voor snelle lezers.

Kern

Wisselrijen in het leesboek

Neem leesboek 1 pagina 17

Laat de leerlingen om beurten een wisselrij hardop voorlezen.

De klas herhaalt elk woord.

Laat ze werken met het leesraam. Herhaal de werkwijze:

– Bekijk eerst de hele wisselrij.

– Zoek welke letters in alle woorden gelijk blijven en lees die als één geheel.

– Leg nu je leesraam onder het eerste woord.

– Lees dit woord.

– Schuif telkens het leesraam één woord naar beneden en lees

Blauwe wisselrijen zijn extra oefeningen, bedoeld als huistaak voor vlugge lezers.

Laat zowel klassikaal hardop als individueel hardop lezen.

Bouw bij de individuele leesbeurten een controlesysteem in. De leerlingen mogen het voorgelezen woord klassikaal hardop herhalen als het correct gelezen wordt. Als het fout gelezen wordt, moeten ze stil blijven. De lezer probeert zichzelf dan te verbeteren. Als dit niet lukt, mogen de anderen hun vinger opsteken om de lezer te helpen.

Slot

Laat elke leerling (of enkele leerlingen) één wisselrij naar keuze klassikaal hardop voorlezen aan de klas. De andere leerlingen zoeken om welke wisselrij het gaat en wijzen ze aan. Herhaal de wisselrij klassikaal.

Voor wie moeite heeft met de wisselrijen, voorzie je extra oefening op wisselrijen tijdens de remediëringsles 1.39. Kopieerblad 41 kan ingezet worden als huistaak of voor in de zorgklas. Ook het stappertje 1 pagina 26 kan ingezet worden. Leerlingen kunnen deze leesles nog eens overdoen met audio lezen 5

De vlotte lezers gebruiken het lopertje 1 pagina 15 en 16 en het stappertje 1 pagina 25 en 27.

2 3
thema 1 welkom • les 1.37 106

Les 1.38

Leesles: an Lesdoelen

1 De kinderen kunnen eenvoudige zinnen opgebouwd uit woorden met de letters i, k, m, o, l, b, ee, r, a, n vlot en correct lezen.

Lesmateriaal leerkracht

• klassikale woordkaart ik, is, mol, beer, an, de

• klassikale letterkaart i, k, m, o, l, b, ee, r, a, n

Lesmateriaal leerling

• leesboek 1 p. 18 en 19

• leesraam

• potlood

Zorgmateriaal

• kopieerblad 42: lezertjes

• stappertje 1 p. 28 en 29

• lopertje 1 p. 17 en 18

• audio lezen 6: les 1.38 - leesboek 1 p. 18 en 19

• audio lezen 1 thema 2: les 2.8 - leesboek 2 p. 5

Pre-teaching Zwakke lezers kunnen deze leesles voorbereiden met audio lezen 6 De volgende leesles, les 2.8, kunnen ze voorbereiden met audio lezen 1 thema 2

Instap

Herhaling: flitswoorden en -letters

Laat de woordkaarten ik, is, mol , de, beer , an en de letters i, k, m, o, l, b, ee, r, a, n in sneltempo lezen.

Kern

2.1 Klassikaal lezen

Controleer frequent of de leerlingen hun leesraam correct gebruiken.

Neem leesboek 1 pagina 18

Laat één leerling telkens een zin hardop voorlezen. Laat klassikaal hardop nalezen als hij correct is. Doe dit voor alle zinnen. Bespreek de plaatjes bij de zinnen.

an is een meisje. an is blij. an is moe. an is ?

is an een jongen? is an een poes? is an stout? is an ? ?

TECHNISCH LEZEN
1 2 thema 1 welkom • les 1.38 107

Neem leesboek 1 pagina 19

Oefening

1

Laat de leerlingen om beurten een zin hardop lezen. Lees klassikaal hardop na als de zin correct is.

Oefening 2

Vertel bij een plaatje dat op pagina 19 staat.

Laat de leerlingen zoeken over welk plaatje jij het hebt. Een leerling leest een zin die bij dit plaatje past. Als de zin correct is, leest de klas hardop na.

Oefening 3

Laat een leerling een zin van pagina 19 hardop lezen. De anderen zoeken om het vlugst waar die zin staat en plaatsen er hun vinger op. Jij controleert.

2.2 Partnerlezen

Laat leerling A een willekeurige zin op pagina 19 kiezen en fluisterend lezen. Leerling B toont het plaatje dat erbij past. Daarna is leerling B aan de beurt om te lezen. Leerling A toont het duoplaatje.

Laat leerling A een willekeurig plaatje kiezen. Leerling B leest fluisterend een zin die erbij hoort. Draai de rollen om.

3

Slot

Lees samen met je klas. Jij leest een zin, een leerling leest de volgende zin. Jij leest de derde zin. Een andere leerling leest zin 4 enzovoort. Telkens als de zin correct gelezen wordt, herhaalt de klas hardop. Elke leerling krijgt een leesbeurt.

Wie extra leesoefeningen nodig heeft, kan kopieerblad 42 gebruiken als huistaak of voor in de zorgklas. Ook stappertje 1 op pagina 28 en 29 kan ingezet worden.

De vlotte lezers gebruiken het lopertje 1 pagina 17 en 18.

thema 1 welkom • les 1.38 108

Les 1.39

De woorden mol, beer, an en hun letters: remediëring en gedifferentieerd werken

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de geziene leerstof technisch lezen en spelling op hun eigen niveau extra inoefenen.

Lesmateriaal leerkracht

• bijlage 25: leespijl

• wandplaat mol, beer, an

• klassikale woordkaart mol, beer, an

• klassikale letterkaart m, o, l , b, ee, r, a, n

• visuele lettersteunplaat m, o, l , b, ee, r, a, n

• video 3 t.e.m. 10: gebaar m, o, l, b, ee, r, a, n

Lesmateriaal leerling Algemeen

• potlood

• miniversie van de leespijl

Groep 1

• kopieerblad 43A t.e.m. 43C

• individuele letter- en woordkaarten Groep 2

• kopieerblad 43A t.e.m. 43C (naargelang de extra oefeningen die gemaakt moeten worden)

• kopieerblad 43D en 43E

• individuele letter- en woordkaarten

• lijmstift

• schaar

Groep 3

• kopieerblad 43D en 43E

• lijmstift

• schaar

Zorgmateriaal

• stappertje 1 p. 30 en 31

Vooraf

Bedenk vooraf, op basis van je observaties deze week, in hoeveel groepen je de klas wilt verdelen. Noteer op een klaslijst in welke groep je elke leerling plaatst. Noteer bij de leerlingen van groep 2 voor welk onderdeel je ze wilt begeleiden. Afhankelijk van je klasgroep, maak je maximaal drie groepen. Als er geen leerlingen zijn die je volledig moet begeleiden, maak je uiteraard een groep minder.

Bv.:

Groep 1

Dat zijn de leerlingen die je als leerkracht volledig individueel zult begeleiden. Plaats deze leerlingen samen in de klasruimte.

Groep 2

Dat zijn de leerlingen die op bepaalde onderdelen extra moeten oefenen en die je te gepasten tijde laat meewerken met groep 1.

Groep 3

Dat zijn de leerlingen die geen remediëringsoefeningen nodig hebben.

TECHNISCH LEZEN
SPELLING 109 thema 1 welkom • les 1.39

2.1

Instap

We leerden de voorbije weken de letters m, o, l, b, ee, r, a, n en de woorden mol, beer en an lezen en schrijven.

Bij sommigen van jullie lukte dat al heel goed, bij anderen wat minder. Daarom nemen we vandaag de tijd om die letters en die woorden nog wat extra in te oefenen. We oefenen datgene waar jullie moeite mee hebben.

Dat kan zijn: de letters herkennen en lezen, het woord mol, beer en an lezen of wisselrijen lezen, het woord mol, beer en an spellen of in schrijfletters schrijven.

Wie niets extra's moet inoefenen, werkt aan een andere opdracht met de woorden mol, beer en an.

Kern

Verwoorden van de opdracht

Verdeel je klas in de groepen die je vooraf bedacht hebt en leg de werkwijze uit. Straks mogen de leerlingen van groep 1 met mij samenwerken aan kopieerblad 43A t.e.m. 43C De leerlingen van groep 2 en 3 mogen zonder mijn hulp aan kopieerblad 43D en 43E werken.

Vertel dat je af en toe iemand van groep 2 bij naam zult noemen. Die leerling laat het kopieerblad even aan de kant liggen en werkt tijdelijk mee met jou en groep 1 Voorzie kopieerbladen 43A t.e.m. 43C voor die leerlingen.

Leg de oefeningen van kopieerblad 43D en 43E kort uit.

Oefening 1

Lees fluisterend de letters en woorden van links naar rechts. Je buur tikt op de bank als je een fout leest. Je verbetert die fout. Lukt het niet om ze te verbeteren, dan mag je buur je helpen. Werk op dezelfde manier, samen met je buur, voor de wisselrijen en daarna ook voor de zinnen. Als je klaar bent met lezen, is je buur aan de beurt.

Oefening 2

Lees de zin. In die zin is een letter te kort. Omkring de juiste letter uit de opgegeven letters. Lees de zin opnieuw met die letter. Past die letter? Schrijf hem dan op in het hok naast de zin.

Oefening 3

In de wolk met het woord beer horen alleen woorden met dezelfde letters als beer. In de wolk met het woord an horen alleen woorden met de letters van an. In de wolk met het woord mol horen alleen woorden met de letters van mol.

Kleef de woorden in de juiste wolk.

Opgelet: nu moet je helemaal zelf de woorden lezen, je krijgt geen hulp meer van een tekening. Schrijf naast elk woord welke letter(s) er uit het woord beer, an of mol komt/komen.

wolk van beer keer (ee, r), beek (b, ee), ree (r, ee), rik (r) wolk van an kan (a, n), in (n), na (n, a), as (a) wolk van mol kil (l), kom (o, m), mos (m, o), os (o)

2.2 Gedifferentieerd oefenen

Groep 2 en 3 gaan zonder jouw hulp aan het werk. Begeleid groep 1 Jullie moeten vooral langzaam en niet haastig werken en goed luisteren en kijken.

1 2 110 thema 1 welkom • les 1.39

Afhankelijk van jouw leerlingen kunnen volgende onderwerpen achtereenvolgens aan bod komen:

kopieerblad 43A oefening 1

Globaalwoord mol, beer, an herkennen. (Gebruik de wandplaten en woordkaarten mol, beer, an). kopieerblad 43A oefening 2 /3

Letters herkennen. (Gebruik de klassikale letterkaarten en de visuele lettersteunplaten m, o, l, b, ee, r, a, n en de motorische ondersteuning of video 3-10.)

kopieerblad 43A oefening 4a

Letters en woorden lezen. (Gebruik de klassikale leespijl of de individuele leespijl op de bank van de leerling om de leesrichting aan te duiden.)

kopieerblad 43B oefening 4b

Korte wisselrijen en korte zinnen lezen. (Gebruik de klassikale leespijl of de individuele leespijl op de bank van de leerling om de leesrichting aan te duiden.)

kopieerblad 43B oefening 5

Auditief en visueel dictee met a, n. Letter- en woordkaarten naleggen + zelf leggen. (Gebruik de individuele letterkaarten).

kopieerblad 43C oefening 6

De positie van de letters in een woord herkennen + zelf schrijven. kopieerblad 43C oefening 7

Auditieve analyse. Visuele discriminatie. De letters en steunwoorden schrijven.

Extra leesoefeningen voor wie sneller klaar is, vind je in het stappertje 1 pagina 22 t.e.m. 31 en in het lopertje 1 pagina 13 t.e.m. 18.

Slot

Geef, waar mogelijk, concrete tips aan je leerlingen om thuis te oefenen. Welke letters/woorden moeten ze extra inoefenen? Moeten ze vooral wisselrijen oefenen? Schrijven?

Een zwakke lezer kan in stappertje 1 p. 30 en 31 de letters en steunwoorden van thema 1 herhalen.

3
111 thema 1 welkom • les 1.39

Les 1.40

Spelend oefenen met de letters en woorden van thema 1

Lesdoel

1 De kinderen kunnen letters, steunwoorden en nieuwe woorden met letters uit thema 1 lezen en verklanken.

Lesmateriaal leerkracht

• vier pionnen of blokken

• dobbelsteen

Vooraf

Vergroot kopieerblad 44 tot A3-formaat voor klassikaal gebruik.

Instap

Lesmateriaal Leerling

• kopieerblad 44: ganzenbord

• pot met klein telmateriaal als beloningspunten (knopen, schijfjes) of blanco blad en potlood per groep

Met een spel zullen we de nieuwe letters en woorden inoefenen. We spelen dat spel eerst eens met de hele klas.

Kern

Speel klassikaal het ganzenbord van thema 1.

Doe dit op het smartboard of met de vergrote kopie van kopieerblad 44 Verzamel de leerlingen rond je. Verdeel ze in vier groepen. Elke groep krijgt één pion Duid om beurten één iemand uit elke groep aan die de dobbelsteen mag gooien en de letter of het woord op het ganzenbord moet lezen.

Leg uit:

Wie correct leest, mag een beloningspunt uit de pot nemen. Wie fout leest niet. of Wie correct leest, zet een turfstreepje op het blad van zijn groep. Wie fout leest niet.

Het spel is klaar als de eerste speler over de eindstreep gaat. Maar dat gebeurt alleen als die het juiste aantal ogen gooit. Gooit iemand bv. 5 en moet hij nog drie plaatsen zetten om uit te zijn, dan moet hij twee plaatsen terugkeren.

Wie het eerst over de eindstreep komt, krijgt een extra punt. De uiteindelijke winnaar is diegene met de meeste beloningspunten.

De oefenvormen die in de lessen ‘spelend oefenen’ gebruikt worden, kun je ook in hoekenwerk inschakelen.

Slot

Jullie mogen nu in groepjes ganzenbord spelen, terwijl ik de leestoets van thema 1 afneem. Zie hiervoor les 1.41.

TECHNISCH LEZEN
1 2 112 thema 1 welkom • les 1.40

Les 1.41

Toets technisch lezen thema 1 + spelend oefenen thema 1

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de steunletters i, k, m, o, l, b, ee, r, a, n vlot en correct lezen.

2 De kinderen kunnen de steunwoorden ik, mol, beer, an en het globaalwoord de vlot en correct lezen.

3 De kinderen kunnen letterclusters en wisselrijen met steunletters uit thema 1 vlot en correct lezen.

4 De kinderen kunnen korte zinnen met steunwoorden uit thema 1 en nieuwe woorden vlot en correct lezen.

Lesmateriaal leerkracht

• kopieerblad 45: klassikale leeskaart thema 1

• kopieerblad 46: individuele leestoets thema 1

• kopieerblad 47: extra klassikale leeskaart thema 1

• kopieerblad 48: extra individuele leestoets thema 1

• kopieerblad 49: tijdnormeringslijst

• kopieerblad 50: evaluatielijst lezen thema 1

• kopieerblad 51: extra evaluatielijst lezen thema 1

• chronometer (tijdsopname leesproef)

Vooraf

Lesmateriaal leerling

• kopieerblad 52A en 52B: ganzenbord

• kopieerblad 53A en 53B: ganzenbord

• pot met klein telbaar materiaal (knopen, schijfjes) of blanco blad per groep en een potlood om de score te turven

• pion per kind

• dobbelsteen per groep

Kopieer en plastificeer vooraf per groep van vier leerlingen: kopieerblad 52A en 52B (recto-verso) en kopieerblad 53A en 53B (recto-verso). Wie tijdens het toetsmoment gebruik wil maken van een extra leestoets, kan de extra klassikale leeskaart, kopieerblad 47, en de extra individuele leestoets, kopieerblad 48 kopiëren.

Lees naar aanleiding van deze leestoets de algemene tips bij klassieke leesproblemen (zie algemene inleiding handleiding). Je kunt deze tips zowel preventief als remediërend inzetten om te helpen bij leesproblemen met letters, woorden en zinnen, die bij de aanvang van het leesproces opduiken. Gebruik om te helpen vooral de leesstof die ook in de klas aan bod komt en het materiaal dat bij Mol en Beer hoort: leesboek, stappertje, extra oefenbladen, lezertjes, individuele letter- en woordkaarten en Kweetet.

Instap

Vandaag maken we een proef om te kijken hoe goed we de letters en de woorden van het eerste thema al kunnen lezen. Jullie komen om de beurt letters en woorden lezen bij mij.

De leerlingen komen om beurten bij jou om te lezen. De andere leerlingen oefenen de letters en woorden van thema 1 spelend in met het ganzenbord In een vorig lesuur heb je dit spel klassikaal geoefend. Extra uitleg is dus nu niet nodig. Per groep van vier leerlingen voorzie je een dobbelsteen en een geplastificeerde kopie van kopieerblad 52A/B en 53A/B

Daarop staan vier verschillende ganzenborden om te spelen.

Voorzie per groep ook een pot met klein telbaar materiaal (schijfjes, knopen) om de score bij te houden of een blanco blad en potlood om de score te turven.

Elke leerling krijgt een pion. Maak volgende afspraken:

• Als iemand uit de groep weggeroepen wordt om te lezen, spelen de anderen in zijn/haar plaats.

• Er wordt fluisterend gespeeld.

• Er wordt gespeeld tot de leesproeven klaar zijn. Is een ganzenbord uitgespeeld, dan neem je één van de andere ganzenborden om verder te spelen.

TECHNISCH LEZEN
1 113 thema 1 welkom • les 1.41

Zet de leerling die de leesproef aflegt wat geïsoleerd van de rest van de groep. Zo kan de lezer zich beter concentreren en kunnen de anderen de toets niet inprenten. Gebruik desnoods de extra klassikale leeskaart, kopieerblad 47, en de extra individuele leestoets, kopieerblad 48, bij inprentingsgevaar.

Kern Evaluatie

Nodig de leerlingen om de beurt uit voor een individuele leesbeurt. De leerlingen lezen op de leeskaart kopieerblad 45, jij noteert op de individuele leestoets, kopieerblad 46 Registreer niet alleen wat fout gelezen wordt, maar ook welke fouten worden gemaakt (bv. verwisselen a en o). Ook het tempo wordt gemeten, oordeel zelf wanneer je moet ingrijpen bij een te laag tempo.

Opdracht 1

Letters lezen Beoordeling: 1 punt per correct gelezen letter

Opdracht 2

Steunwoorden lezen Beoordeling: 1 punt per correct gelezen woord

Opdracht 3 Wisselrijen met steunwoorden en letterclusters lezen Beoordeling: 1 punt per correct gelezen woord

Opdracht 4

Zinnen en nieuwe woorden lezen Beoordeling: 1 punt per correct gelezen zin. 1 punt per correct gelezen nieuw woord.

Slot

Verwerk de toetsen en zet de resultaten eventueel over op de evaluatielijst lezen thema 1, kopieerblad 50 (of 51). Gebruik wat past binnen je volgsysteem.

3 114 thema 1 welkom • les 1.41

Les 1.42

Poppenspel 1B: De pen

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen het verhaal in het poppenspel achterhalen en aandachtig volgen.

2 De kinderen kunnen woorden en letters die reeds aan bod kwamen, herkennen en lezen wanneer ze in het poppenspel aan bod komen.

3 De kinderen maken kennis met de woorden en letters die ze weldra leren lezen.

Lesmateriaal leerkracht

• bordboek

In deze les komt het tweede poppenspel van thema 1 aan bod. Hier vind je de dialoog van het poppenspel. Op het einde van een poppenspel vind je opnieuw het herhalingsmoment, de rubriek 'Wat hebben we geleerd?' De woorden die werden aangeleerd herhalen we hierin nog even. Het is de bedoeling dat de leerlingen spontaan hardop 'meelezen' wanneer de letters en woorden op het scherm verschijnen.

POPPENSPEL 1B: De pen

Beer – Mol

Beer kijkt het publiek aan. Hij zit naast Mol op de grond in de kamer van Tom en Mol. Ze lezen allebei. Mol heeft zijn brilletje op en leest een boek, Beer kijkt op de tablet.

Hé, hallo!

Hier zijn we weer: Mol en Beer!

Beert toont de woordkaart m o l en de woordkaart b ee r.

Wat zeggen jullie?

O, willen jullie weten wat Mol en ik doen?

Nou, Mol leest een boek. Wil ik hem eens vragen waarover het gaat? Wat ben je aan het lezen, Mol?

Mol antwoordt niet.

Hé, Mol, waarover gaat jouw boek?

Mol leest vol spanning verder en zegt niets.

Beer zucht en haalt een toeter en blaast er luid op vlakbij Mol. Die springt op, weet niet wat er gaande is.

Wat?! Waar brandt het?

Beer schaterlacht.

Nergens, Mol, nergens … rustig maar … Je wou niet naar me luisteren, Mol.

En nu wel!

Is me dat schrikken!

115 thema 1 welkom • les 1.42 LUISTEREN EN SPREKEN TECHNISCH LEZEN

Wat moet je zo dringend vertellen, Beer?

Ik wou gewoon weten wat er in je boek staat, Mol.

Mol laat zijn boek zien.

Het is een verhaal over piraten die naar een schat zoeken op een eiland. R e u z e spannend!

Ja, dat heb ik gemerkt. Maar … wat is een 'schat', Mol?

Een schat? Weet jij niet wat een schat is?

Een schat is iets heel moois, iets waardevols waarvan je niet wist dat het bestond tot je het plots ontdekt. En schat zit vaak in een kist verborgen.

Nu begrijp ik wat een schat is. Leuk boek lees jij!

En jij, Beer, lees jij ook?

Beer laat zijn tablet zien.

Nee, ik kijk naar plaatjes en woorden in verband met de klas op mijn tablet. Kijk, dit is een gom en dat is een doos.

Beer toont het scherm met daarop de foto van een gom met het woord ‘een’ ervoor + de foto van een doos met het woord ‘een’ ervoor.

Dit is het potlood. En dat is het blad.

Beer toont het scherm met daarop de foto van een potlood met het woord 'het' ervoor + de foto van een blad met het woord ‘het’ ervoor.

En kijk! De schooltas en de pen.

Beer toont het scherm met daarop de foto van een schooltas met het woord 'de' ervoor + de foto van een pen met het woord 'de' ervoor.

Wat een mooie pen! Die pen doet me ineens aan iets denken, Beer. Doe je ogen eens dicht.

Waarom? Je wilt toch geen grap met me uithalen, Mol?

Welnee. Ik tel tot tien en dan doe jij je ogen weer open. Is dat goed?

Oké, tot tien houd ik het wel uit.

Beer doet zijn handen voor zijn ogen en telt tot 10. Mol haalt een pennendoos uit de kast en legt die op de schoot van Beer.

Wat is dat, Mol?

Maak open, Beer. Maar heel voorzichtig, want het is heel mooi en kostbaar.

116 thema 1 welkom • les 1.42

Beer trilt als hij het kistje opendoet. Er zit een pen in.

Wauw! Wat een prachtige pen!

Woordkaart p e n verschijnt.

Dat is de nieuwe pen van Tom, Beer. Hij heeft ze gisteren gekregen van ma.

Mag die uit het kistje, Mol? Mag ik ze eens van dichtbij zien? Eens vasthouden?

Dat weet ik niet. Die pen is heel duur en Tom houdt ze op een veilig plekje verborgen. Ik denk niet dat wij ze mogen vasthouden.

O, maar het kan toch geen kwaad? Ik heb ze nu toch ook al vast? En Tom hoeft het helemaal niet te weten dat ik zijn pen uit het kistje haal.

Nee, je hebt gelijk, Beer. Heel even vasthouden, kan geen kwaad. Maar wel voorzichtig!

Beer haalt de pen voorzichtig uit het kistje.

Kijk, Mol! Die pen staat vol beren! Gezellige, dikke beren. O, Mol, mag ik met die pen eens schrijven?

Geen sprake van. Daar komen alleen maar vodden van. Nee, die pen moet nu weer in haar kistje.

Mol neemt de pen uit de handen van Beer en stopt ze terug in het kistje.

Bangerik!

Ik ben niet bang, alleen zorgzaam. Trouwens, we moeten nu toch weg, Beer. Kijk maar naar de klok. Bijna vier uur. An en Tom komen zo thuis van school. En je weet dat ze blij zijn als we ze opwachten aan de deur.

Oké, het is al goed, Mol. Ga jij alvast maar naar beneden. Ik kom zo. Ik moet nog even … plassen.

Oké, tot zo.

Mol verdwijnt uit beeld.

Hihi, Mol heeft niets in de gaten. Ik schrijf nog snel even met die pen.

Beer neemt de pen uit het kistje. Hij neemt een blad en schrijft m o l - b e e r - p e n.

117 thema 1 welkom • les 1.42

Beer hoort voetstappen naderen. In paniek gooit hij het dopje van de pen op de grond.

Hemel!

Daar komt iemand. Snel … ik moet de pen verstoppen.

Maar waar?

Beer ziet de jas van Mol hangen, hij doet de pen in de jaszak en doet de jas aan. Hier, in de jas van Mol. Ik doe snel zijn jas aan.

Mol komt binnen.

Waar blijf je toch, Beer? Ze zullen er zo zijn!

Ja, ja, ik kom al. Waarom heb je mijn jas aan?

O … is dat jouw jas? Ik had het koud en moet die per ongeluk aangetrokken hebben.

Natuurlijk is dat mijn jas. Kijk, mijn naam staat er op. – Mol leest het opschriftje op de zak – de jas van Mol.

Ja, je hebt gelijk: de jas van Mol. Ben je boos dat ik je jas aanheb, Mol?

Welnee. Kom liever snel mee naar beneden.

… (even geen beeld)

Even later zit Beer op zijn bed. Mol stormt in paniek binnen.

Wat een ramp! Wat een ramp! De pen van Tom is weg. Verdwenen! Foetsie! Alleen het dopje en het kistje zijn er nog.

O!

O? Is dat alles wat je te zeggen hebt?

Tom is heel erg van streek. En ik natuurlijk ook. Want ik was de enige die wist waar de pen was. En nu denkt Tom natuurlijk dat ik zijn pen gestolen heb.

O?!?

Ik sta te trillen op mijn pootjes, Beer. Wat moet ik nu? Help me, Beer …

118 thema 1 welkom • les 1.42

Beer doet alsof hij heel diep nadenkt.

Mmm…

Ik heb het koud, Beer. Mag ik mijn jas terug?

Nee!

Ik bedoel … straks want ik heb het ook nog koud.

Neem dan je eigen jas, Beer. Kom, geef me snel die van mij.

Nee!

Hoezo … nee? Geef hier die jas. Die is van mij!

Mol rukt aan de jas. De pen valt eruit.

De pen van Tom! Hoe komt die in mijn jas?

Stilte. Beers hoofd gaat steeds meer hangen.

Beer, heb jij de pen gestolen?

Beer knikt van nee.

Niet gestolen, Mol … geleend. Ik kon die pen niet laten liggen, Mol.

Die is als een schat voor mij.

Weet je nog? Je zei dat een schat iets waardevols is, dat meestal in een kist verborgen zit en waarvan je eerst niet weet dat het bestaat tot je het plotseling vindt.

Dat is die pen voor mij, Mol.

Een kostbare schat vol gezellige, dikke beren. Kijk hoe mooi ze glimt …

Beer kijkt er verliefd naar.

Ach, Beer …

Vergeef je me, Mol?

Ik wou je niet in de problemen brengen.

Tja, ik vind het niet zo erg, Beer.

Maar Tom …?

Die zal vast niet blij zijn met wat je deed.

O, o, wat moet ik nu doen, Mol?

Zo snel mogelijk alles opbiechten. Dat lijkt me het beste.

O nee, dat durf ik niet.

Weet je wat? Ik ga met je mee.

Beer omhelst Mol en geeft hem een zoen.

O, Mol, die pen is een kostbare schat. Maar jij bent de allerliefste schat!

119 thema 1 welkom • les 1.42

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.