
2 minute read
De kinderen kunnen de relatie leggen tussen de hoofdgedachte van het verhaal en hun eigen ervaringen
schel en hard geluid maken
verrast
huilt zachtjes en veegt een traan weg sukkel, stakker
beschaamd
heel erg blij zijn Bij welk gebouw staan al die mensen, denk je?
‘Zouden An en Tom hier zijn?’ vraagt Beer. Mol zet zijn bril wat beter op zijn neus om goed te kunnen zien. ‘Ik zie An!’ schettert hij ineens. ‘Daar vlakbij de poort!’ ‘Hemeltje, wat is er met haar?’ zegt Beer geschrokken. ‘Ze huilt. Er is iets ergs met An gebeurd.’
Waarom huilt An volgens jou?
Mol en Beer rennen naar de poort. ‘Hee, wat doen jullie hier?’ roept een jongen verbaasd. ‘Moeten een mol en een beer ook naar school?’ ‘We komen An helpen’, antwoordt Beer. ‘O … ik wist niet dat ze hulp nodig had’, zegt de jongen. ‘Natuurlijk wel. Zie je dan niet dat ze huilt?’ zegt Beer. ‘Ja. Maar dat is niet erg. Dat gaat zo weer over’, zegt de jongen. ‘An huilt omdat ze naar het eerste leerjaar moet. Toen ik naar de eerste klas moest, huilde ik ook. Dat komt omdat alles nieuw is in de klas. Je krijgt een nieuwe juf of meester. Je moet leren lezen, rekenen, schrijven …’
‘Beer en Mol, wat doen jullie hier?’ zegt ineens een stem. Het is An. Ze veegt gauw haar tranen weg en pikt haar lievelingsknuffels op. ‘Ik miste je zo’, zegt Beer. ‘Ik dacht dat je me in de steek liet.’ Beer pinkt een traan weg. ‘Arme drommel’, zegt An. ‘Ik was vanmorgen zo zenuwachtig dat ik vergeten ben afscheid van je te nemen. Ben je erg geschrokken?’ ‘Heel erg’, zegt Beer met een diepe zucht. ‘Kom je nog terug, An?’ ‘Natuurlijk’, zegt An. ‘Om vier uur is de school uit. Dan kom ik naar huis en dan vertel ik jullie alles. Dat is beloofd! Ga nu maar snel naar huis.’
De juf van An komt erbij staan. ‘Tegen wie praat jij, An?’ vraagt ze.
‘Dat zijn Beer en Mol’, zegt An verlegen. ‘Ze zijn me het hele eind naar school gevolgd.’
Waarom is An verlegen? (Ze gaat nu naar het eerste leerjaar en wil niet dat de nieuwe juf haar met haar knuffels ziet.)
‘Dan moeten ze wel bijzonder veel van je houden’, zegt juf. ‘Beer houdt van mij en Mol van mijn broer Tom’, zegt An. ‘Houden van is mooi’, zegt de juf. ‘Weet je wat? Breng Mol maar naar je broer. En jij mag Beer vandaag meebrengen naar de klas. Ze zijn welkom, net als jij, An. Is dat geen goed idee?’
Vind jij het een goed idee van de juf? Zou je ook graag eens je knuffel meenemen naar de klas?
An kijkt haar nieuwe juf met grote, blije ogen aan. Ze kan wel een gat in de lucht springen. ‘Kom op, Beer en Mol!’ zegt ze. ‘Ik geloof dat het best zal meevallen in de eerste klas.’