
3 minute read
Paradoxaal ontwerp voor het Schedeldoekshavencomplex in Den Haag Liesbeth Melis bOb van Reeth, de eerste Vlaamse bouwmees
Een van de laatste grote bouwlokaties in het centrum van Den Haag is het zogenaamde Schedeldoekshavencomplex, waar de ministeries van Justitie en van Binnenlandse Zaken zijn gevestigd. Beide ministeriegebouwen zijn zowel in technisch als in typologisch opzicht aan renovatie toe. Daarnaast bestaat de behoefte het gebied een meer stedelijke uitstraling te geven. De gebouwen grenzen aan de route die van het Centraal Station naar het Spui loopt. Vanuit de gemeente is de wens groot deze route tot een levendige stadsader te maken. Door zowel de gemeente als de Rijksgebouwendienst is aan vijf ontwerpers gevraagd een visie te ontwikkelen, waarbij intensief ruimtegebruik een sleutelbegrip is. Binnen deze visie stond het de ontwerpers, te weten Joan Busquets, Jo Coenen, Erick van Egeraat, Rob Hootsmans en Joseph Kleihues, vrij na te denken over nieuwe functies naast de bestaande. Inmiddels is aan Jo Coenen gevraagd een studieopdracht te maken. De keuze is op Coenen gevallen vanwege de stedelijke potentie van zijn visie. Deze voorziet in de toevoeging van een
nieuw plein, dat de as door het plan Krier afsluit. Aan dit plein zijn een bioscoop en diverse andere openbare functies gesitueerd. De kantoorschijven zelf worden geleed en voorzien van een opbouw, waardoor de skyline een minder massieve aanblik krijgt. Toch is het voorstel van Coenen in zekere zin paradoxaal. Door het hele complex te omgeven met een Italiaans aandoende arcade, wordt het eilandachtige karakter van het gebied verder benadrukt. Er zal veel zorg besteed moeten worden aan de uitwerking van de arcade om voldoende openheid naar het ingesloten plein te krijgen. Aan de zijde van de Turfmarkt zal dit geen probleem zijn, maar aan de zijde van de Schedeldoekshaven wel. Coenen behandelt hier het begane grondniveau op dezelfde wijze als aan de Turfmarktzijde en stelt geen poging in het werk een doorlopende, meer vanzelfsprekende rooilijn te creëren. Hiermee maakt het complex zich verder los van de omgeving. Het is bijzonder twijfelachtig of via de arcade stedelijkheid naar binnen gehaald wordt, laat staan dat er sprake is van een aaneenhechting van het stedelijk weefsel. De barrière, die de Schedeldoekshaven en de Ammunitiehaven tussen het noordelijke en zuidelijk stadsdeel vormen wordt hiermee versterkt. Liesbeth Melis
bOb Van Reeth, de eerste Vlaamse bouwmeester
Het is zover, Vlaanderen heeft zijn eerste bouwmeester. Sinds 1 januari heeft bOb Van Reeth de opdracht om voor vijfjaar de kwaliteitsbewaker te zijn van de Vlaamse overheidsarchitectuur. Reeds jaren wordt in vakkringen gepleit om, in navolging van Nederland, een bouwmeester aan te stellen als een belangrijke stap naar een noodzakelijk architectuurbeleid. Uiteindelijk nam minister Wivina Demeester het initiatief. Zij is niet alleen Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, maar ze is ook bevoegd voor de huisvesting van de Vlaamse administratie. In haar beleidsnota ‘Herkenbaar aanwezig’ (1995) pleit zij voor betere overheidsarchitectuur en vaart zij een andere koers dan haar voorgangers. De wijze waarop de Vlaamse overheid in Brussel en Antwerpen een aantal banale kantoorgebouwen liet neerpoten door projectontwikkelaars was beschamend en vroeg dringend om een nieuwe aanpak. Haar verdiensten zijn onder andere het organiseren van een prijsvraag in Hasselt en nu dus de aanstelling van een bouwmeester. De Vlaamse overheid verwacht dat de bouwmeester een grote inhaalslag zal maken en de basis zal leggen voor een coherent architectuurbeleid. De uiteindelijke keuze voor Van Reeth is geen complete verrassing. Zijn gezag, zijn oeuvre en zijn internationale faam zijn van dien aard, dat hij een duidelijke invloed kan krijgen als eerste bouwmeester. Wat de overheid van hem verwacht is veel, terwijl zijn opdracht in de eerste fase beperkt is tot gebouwen die de