
4 minute read
Voortpolderen Wereldstedebouwdag 1998 Harm Tilman Opinie Buitenwijk van Brussel Het wilde wonen van Carel Weeber Harm Tilman
■ i j Join i'j al wvw. VIRTtXALHOMS ccvt and creole your ow>
Babylon gaat uit van de mogelijkheid van toevallige ontmoetingen met het andere en het onbekende. Deze ontmoetingen vinden niet plaats in de comateuze interieurs van winkelcentra, bedrijfsparken en woonenclaves, maar in de Testgebieden, de terrains vagues van de eigentijdse stad. Deze stad is niet vertrouwd, laat staan gezellig, maar in haar onbestemdheid tegelijkertijd reëel en utopisch. Dirk van den Heuvel
De tentoonstelling New Babylon was tot 10 januari te zien. Bij oio verscheen een gelijknamige catalogus onder redactie van Mark Wigley.
Voortpolderen
“What are you doing the rest of your life”. Met dit lied leidde voormalig hardrock zangeres Hanneke Kappen niet een Eo-landdag in. Het was het openingsakkoord van Wereldstedebouwdag die begin december vorig jaar in Gouda werd gehouden. Onderwerp was de toekomst van Nederland. BNSP-voorzitter Joost Schrijnen pleitte voor een offensief ruimtelijk beleid. Generieke concepten zoals de compacte stad zijn daarbij alleen maar belemmerend. Volgens NVTL-voorzitter jhon van Veelen heeft nationaal ruimtelijk beleid juist baat bij regionale verschillen. NiROV-directeur Jaap Modder pleitte in het verlengde daarvan voor een herverkaveling van bevoegdheden en middelen over de drie bestuurslagen. Drie op de bank onderuit gezakte, hoge ambtenaren van de ministeries van vrom , Verkeer en Waterstaat en lnv zagen evenwel weinig in deze aanvallen op het centrale beleid. Wereldstedebouwdag was in Nederland het sluitstuk van een aantal bijeenkomsten waarin regionale plannen waren besproken. Vanuit de regio’s was Rik Herngreen het meest uitgesproken in zijn pleidooi vooreen benadering van onderop. Het ‘lege Groningse land’ is volgens hem niet alleen landbouw, natuur en eventueel toerisme, maar ook woongebied voor stedelijke bewoners met een afwijkende woonvoorkeur. De planvorming zou nadrukkelijker op dit ‘landschap van onderop’ moeten inspelen. Curieus genoeg leidde dit tot furieuze reacties van de zijde van de natuurbeweging die voor een van
Buitenwijk van Brussel
Een vrijstaand huis is wat de meeste Nederlanders willen, gaat het verhaal. Ook Carel Weeber is deze mening toegedaan. Volgens hem is het individuele woonhuis "een universele woonvorm" en is het slechts aan de vermaledijde overheid te danken dat hiervoor in Nederland nooit ruimte is geboden. Daar valt echter wel wat op af te dingen. Aan deze woonvorm zijn immers ook grote nadelen verbonden. De nederzettingen waarin ‘wild’ wordt gewoond, blijven achter op het niveau van de voorzieningen en leiden tot een onaanvaardbare toename van de mobiliteit. Dat in de alsmaar uitdijende stad voor de alsmaar individuelere stedeling ruimte moet komen voor dergelijke woonvormen staat buiten kijf. Maar dan toch binnen een palet waarin naast lichte ook dichte woonvormen worden aangeboden. Weebers pleidooi heeft grote weerklank gevonden. PvdA Tweede Kamerlid Adri Duivesteijn pleit voor meer armslag en keuzevrijheid voor de woonconsument. Toekomstige bewoners zouden zelf hun woningen moeten gaan of laten ontwerpen. Ook de bouwwereld is zich aan het warmlopen voor dit idee. Het Bouwfonds kwam eind vorig jaar met het plan ‘Persoonlijk Wonen’, terwijl Wilma in dezelfde tijd gerenommeerde journalisten als Tracy Metz en Jaap Huisman haar veranderende bouwstrategieën liet
verkennen.1 Het wilde wonen van Weeber is echter niet alleen een pleidooi voor een vrijstaande woning in
het groen, maar tevens voor een andere, minder op zorg en betutteling gerichte overheid. Deze kant
wordt echter stelselmatig genegeerd. Onlangs nog stelde Joost Schrijnen, voorzitter van de bnsp, dat het
de grote zwakte van de vakwereld is om institutionele veranderingen door te voeren. In dit verband is het niet eens zo verwonderlijk, dat de resultaten van de op Weebers ideeën geïnspireerde prijsvraag ‘Het Wilde Wonen' niet echt verrassend waren. Het wilde wonen is gedeeltelijk een zaak van zelfbouwen, omdat de gebruikte materialen en technieken eindprodukten van lange collectieve processen en marktketens zijn. De opgave is niet alleen ruimte te bieden aan de woonwensen van steeds meer mondige burgers, maar ook in te spelen op het voortdurend ingewikkelder worden van het sociale leven. Mensen worden immers niet alleen individueler, maar tegelijkertijd in hun dagelijks leven steeds afhankelijker van steeds meer talrijke, diverse, nabije en verre relaties. Door alleen ruim baan te geven aan individuele woonwensen zou je van Nederland een buitenwijk van Brussel maken. Straks wordt de taak van de architect nog beperkt tot het ontwerpen van kelders, een voorziening waaraan in buitenwijken van Brussel een grote behoefte schijnt te bestaan. Niet bepaald een
aantrekkelijk vooruitzicht. Harm Tilman
1 Sergio Derksjaap Huisman, Hans Ibelings en Tracy Metz, De omslag. Verkenningen op de bouwplaats Nederland, 1998.
bovenaf opgelegd beleid pleitte. Dit fundamentele meningsverschil werd in de forumdiscussie jammer genoeg niet verhelderd. Tijdens de middag onderschreef een brede coalitie uit de vakwereld een nieuw ontwikkelingsmodel. Het Nederlandse polderland zou in het vervolg gedacht moeten worden als een land bestaande uit drie lagen. In dit lagenland bestaat de onderste, alles bepalende laag uit de fysische geografie, met daarboven de infrastructuur en met pas op de derde plaats de occupatie. Ook de opvatting dat het rijk de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid moet bepalen, maar de regio’s hun eigen verantwoordelijkheid voorde inrichting dienen te nemen, werd onderschreven. Maar de eerste barstjes in dit nieuwe poldermodel werden ook al zichtbaar. Wat als Verkeer en Waterstaat binnen het lagenmodel het primaat in de ruimtelijke ordening opeist? Wat als de verschillende regio’s zelf hun identiteit gaan bepalen en zich niets gelegen laten liggen aan de identiteit die het nationaal ruimtelijk beleid hen zou moeten voorschrijven? Ook met het nieuwe ontwikkelingsmodel voor het lagenland blijft het dus nog voortpolderen. Harm Tilman