
3 minute read
Heterogeen, maar gelijksoortig
De orderportefeuilles van de meeste bureaus zijn goed gevuld en de architecten stralen dan ook voornamelijk tevredenheid uit. Ze hebben vooral moeite met het hoge produktietempo. Langdurige coalitie-vorming binnen het besluitvormingsproces in het voortraject moet veelal gecompenseerd worden door een ultrakorte ontwerptermijn. In deze bouwhectiek rijst de vraag of met het verder volbouwen van Nederland de architectuur wel in staat is om het decoreren van standaardoplossingen te overstijgen.
“Hoe modern is de Nederlandse architectuur” was de vraag die Rem Koolhaas in 1990 aan een aantal Nederlandse collega’s en critici voorlegde, toen hij afscheid nam van de tud. Achtergrond was zijn kritiek op het tandenloze neo-modernisme, dat ontdaan van elke ideologie de jaren tachtig domineerde. De Nederlandse architecten hadden volgens hem geen oog voor maatschappelijke ontwikkelingen, die de basis zouden kunnen vormen voor een opgefrist modernisme. Het resultaat was een correcte, maar melige architectuur, zonder bedoelingen, ongevaarlijk, maar ook niet in staat om enig enthousiasme op te roepen; een architectuur zonder eigenschappen. Met het uitdoven van het socialisme is echter ook het door Koolhaas bekritiseerde neomodernisme vervaagd, al was de band tussen beide hooguit nog gebaseerd op gewoonte. De poging in kunsthistorische kringen om onder de noemer supermodernisme een nieuwe stroming te formeren, bestaande uit architecten die op een of andere wijze in de omgeving van Rem Koolhaas verkeerd hebben, slaat niet aan. Alhoewel bijvoorbeeld mvrdv en Neutelings & Riedijk architecten, evenals oma, veel affiniteit hebben met eigentijdse ontwikkelingen en proberen daarop nieuwe typologieën te enten, heeft het begrip supermodernisme in deze context geen enkele verklarende werking. Eerder roept het misverstanden op. Het meest flagrante voorbeeld is de wijze waarop de architectuurcriticus Bernard Hulsman onlangs in NRC-Handdsblad supermodernisme en postmodernisme tegenover elkaar zet. Supermodernisten zouden uitgaan van een tabula rasa en de context ontkennen met autonome gebouwen, terwijl postmodernisten met gevoel voor historie en context ontwerpen zouden produceren die beter aanslaan bij de behoeften van de huidige consument.1 Hulsman zet daarmee de wereld op zijn kop. Juist deze zogenaamde supermodernisten, met Koolhaas voorop, nemen de context uiterst serieus en sluiten sociaal-economische en cultuurhistorische aspecten niet uit. De Kunsthal, het stedebouwkundig plan van oma voor de Uithof, de vpRO-villa en de bonte collectie van Neutelings & Riedijk zijn stuk voor stuk contextuele ontwerpen. Daarentegen maken Hulsmans postmodernisten gebruik van een vormvocabulaire dat ontleend is aan een geïdealiseerd verleden of veraf gelegen vakantiebestemming en ontkennen daarmee de concrete context. Ze spelen hooguit in op de behoefte om zich aan de realiteit van alledag te onttrekken en creëren daarvoor de uitbundig vormgegeven setting. Aan het eind van de jaren negentig is de vraag naar de moderniteit van de Nederlandse architectuur niet meer relevant. Alleen binnen de wereld van de architectuur heeft nog enige tijd de illusie stand gehouden dat het postmodernisme hooguit een bevlieging was van enkele modieuze architecten. In het nuchtere Holland zou al die vormoverdaad niet aanslaan. Postmodernisme werd onschadelijk gemaakt door het te reduceren tot een uitbundige beeldproduktie. Daarbij werd over het hoofd gezien dat het postmodernisme veel verder strekt en een onontkoombare conditie is. Ze is het logische gevolg van de erkenning dat de moderniteit ons niet los gemaakt heeft van de geschiedenis. Van het inzicht dat vooruitgang een illusie is, de waarheid niet eenduidig is en echt en vals ook
Janny Rodermond Foto’s Christian Richters
ialsSi mm
linkerpagina Neutelings en Riedijk voorzien, als twee vrolijke wetenschappers, het Nederlandse speelveld van commentaar. Ze bekritiseren met name het gebrek aan marktwerking en de benauwende standaardisatie. De ontwikkeling van sculpturale gebouwen en hergebruik van oude gebouwen en typologieën in een nieuwe context behoren tot hun strategieën om te ontkomen aan de gelijkschakeling.
boven Meyer & Van Schooten, ontwerp voor de INC Groep. Het uitgerekte, gestroomlijnde ontwerp suggereert snelheid en beweging. Daarmee doet het niet alleen recht aan de lokatie langs de ring, maar verwijst het tevens naar het ongrijpbare karakter van globale kapitaalstromen.