
3 minute read
Bevrijd van ideologie Wipstrik Zwolle van Wytze Patijn Janny Rodermond
Bevrijd Vein ideologie Wipstrik Zwolle van Wytze Patijn Wytze Patijn is opgeleid in het Delftse functionalisme. Binnen de kaders van de Rotterdamse volkshuisvesting ontwikkelde hij op den duur zijn eigen praktijk. Vanwege zijn kennis van de woningbouw kreeg hij als Rijksbouwmeester onder andere de taak om te waken over de kwaliteit van de Vinexlolcaties. Door zijn modernistische achtergrond baarde de fusie met Kuiper Compagnons opzien. Patijn ruikt echter vooral de vrijheid.
Janny Rodermond Foto’s Herman van Doom
123 WONINGEN DE WIPSTRIK ZWOLLE Opdrachtgever Woningstichting SAVO en Stichting Woonservice, Zwolle Ontwerp Wytze Patijn Architecten bv Projectarchitect Koos Kok Adviseur constructies Van Schieveen Bouwtechniek Adviesbureau bv, Zwolle Aannemer Nevanco Woningbouw Zwolle bv Aanvang bouw juni 1996 Oplevering juli 1997 Bruto vloeroppervlak 9237 m2 Bruto inhoud 27.728 m3 Bouwkosten ƒ n.135.000, excl. btw
onder In tegenstelling tot de buitenkant zijn de hofgevels vrij open uitgewerkt.
rechterpagina boven Doel van Patijn was de woningen qua architectuur af te stemmen op de bescheiden expressie van de omringende bebouwing. onder In de gevelarchitectuur heeft Patijn gebruik gemaakt van een traditioneel vocabulaire.
De toegenomen invloed van de markt maakt zich volgens Patijn vooral kenbaar in de woningbouw. “Tot aan de jaren tachtig formuleerden de lokale overheden de maatschappelijke doeleinden voor nieuwe woongebieden. In het begin van de jaren negentig werd dit verdrongen door een eendimensionaal marktdenken, dat vooral uit de aannemerij afkomstig was. Een periode waarin architect een eenzaam beroep was. Inmiddels verbreden de marktpartijen zich en formuleren ze kwalitatieve doelstellingen. Daarnaast neemt de maatschappelijke belangstelling voor architectuur en stedebouw sterk toe. Als er een debat is over de monotonie van de Vinex, dan blijkt uit de media dat men op de hoogte is. Tot voor kort waren architectonische stromingen gekoppeld aan maatschappij-opvattingen. Inmiddels zijn architectuur en stedebouw ontideologiseerd. Dat is een goede ontwikkeling. Ideologievorming werkt verstarring in de hand en is dikwijls gekoppeld aan autoritaire regimes. Men gaat nu voor schoonheid. Daarnaast zijn in politieke kringen natuur en ecologie belangrijke items - niet in vakkringen. Hierdoor is er een kentering ontstaan in het denken in termen van nut en noodzaak. De loskoppeling van architectuurstijlen en ideologie maakt een eclecticistische architectuur mogelijk. Dat vergroot het speelveld. Er is een grotere ontwerpvrijheid. Tegelijkertijd is er veel
in ra»
1-1! I ldBB v W&ssmsaai
ü.ii »•'.
, Sü
Xt
\mmm
I - j-=' .-Aasu,-..-aandacht voor het maken. Ik kijk daarom met plezier naar werken uit de wederopbouw, het werk van Friedhof, Dudok en Rozenburg. Er wordt nu veel bordkarton gemaakt en de intrinsieke kwaliteit, de consistentie zou kunnen verbeteren. Maar de kwaliteit van de architectuur is niet afhankelijk van een sterke positie van de overheid of van de markt. De ontideologisering biedt de mogelijkheid om veel persoonlijker te werk te gaan. Daarnaast is het zo dat de samenleving haar eigen problemen niet helder formuleert. Er wordt veel waarde gehecht aan ecologie, maar ook daarbij pleit ik voor een ontideoligisering. Architecten discussiëren nauwelijks nog over architectuur: men neemt waar. Er is een soort haute culture. Het is allemaal redelijk toevallig, smaakgericht en onvoorspelbaar. Maar de angst voor oppervlakkige vrolijkheid komt vooral voor bij mensen die behoefte hebben aan een ideologie, aan vastigheid. Retrostijlen kunnen ook uitdrukking geven aan angst; er moet wel interne consistentie zijn. Bij het woningbouwproject in Zwolle was een van de uitgangspunten dat je niet op kilometers afstand al zou zien dat het uit de jaren negentig stamt. Daarom is de programmatische gevarieerde architectuur aangepast aan de omgeving, zonder deze letterlijk te nemen. Dat is ook duurzaamheid. Gekozen is daarom voor baksteen, voor een rijke stedebouw. Het centrale vraagstuk dat steeds weer terugkeert is of je aan individuele vormgeving doet of een stad maakt. De behoefte aan keuzemogelijkheden is legitiem, maar differentiatie moet wel betrekking hebben op de inhoud. Zo’n discussie over het wilde wonen is echt nonsens. Het impliceert een romantische idee over individualiteit en geeft dat een dominante plaats in architectuur en stedebouw. Het is nooit zo geweest dat iedereen zijn eigen opdrachtgever was. Ik vind dat een misplaatste vorm van romantiek. Als er nog een ideologie is, is dat de ideologie van de markt. Deze is in beginsel conservatief. Maar ook daar wil ik los van raken. Vernieuwing is afkomstig van individuen die gebruik maken van de markt. De overheid speelt vooral een rol in het formuleren van lange termijn doeleinden. Voor hen is de markt geen doelstelling, maar een instrument. Voor de ontwikkeling van het vak is de markt niet van betekenis.”