10 minute read

Een woongroep als ‘leerschool van liefde’

door Caspar Dullemond

Een woongemeenschap is niet voor iedereen. Te weinig privacy, te veel regels, nooit eens helemaal op jezelf, altijd rekening houden met anderen… Berdine van den Toren-Lekkerkerker knikt, ze kent de argumenten: ‘Als ik vertel over onze gemeenschap, krijg ik vaak de reactie: daar moet ik echt niet aan denken! Veel mensen zijn op hun vrijheid gesteld en vinden het fijn om niemand te hoeven zien als ze daar geen zin in hebben. Dat snap ik en soms herken ik dat ook wel. Maar tegelijkertijd weet ik dat er echt een diepe schoonheid in het leven binnen zo’n gemeenschap te vinden is. We ervaren hier een rijkdom die veel mensen in deze hyperindividuele samenleving zijn kwijtgeraakt.’

‘We’: dat zijn de vier theologen Berdine en haar man Benno, Jaron Jongeneel, zijn vrouw Miriam en hun zoontje Amos van twee. Ze wonen hier nu nog met z’n vijven, maar dat aantal zou de komende jaren zomaar kunnen verdrievoudigen. Het ruime jarentwintigpand aan aan de Koninginnensluis in Nieuwegein moet gaan bestaan uit vier zelfstandige wooneenheden, twee gastenkamers, verschillende gemeenschappelijke ruimtes, en, als de gemeente daarmee instemt, een nieuw te bouwen verdieping met vier studentenkamers. Het project is volop in ontwikkeling, zoals de boordevolle grofvuilcontainer buiten en de bouwmarktinventaris op de begane grond duidelijk maken. Maar eigenlijk is zo’n woongroep nooit helemaal af, al is het maar omdat er steeds nieuwe bewoners zullen komen. ‘Het huisvestingsproject stopt niet op het moment dat het huis klaar is’, zegt Berdine: ‘We zullen altijd in beweging zijn.’

Binnen, boven, buiten

Dat komt dan vooral omdat het samen onder één dak leven voor deze groep mensen meer doel dan middel is. De voordeur wordt niet gedeeld omdat dit praktisch is of geld bespaart of toevallig even goed uitkomt. Nee: dit geheel wil meer zijn dan de som der delen. Het gaat hier om een ‘intentionele missionaire woongroep’, zoals de technische term luidt. Dit concept gaat uit van een actief en bewust gedeeld samenleven, voortkomend uit een diepe christelijke spiritualiteit en resulterend in sociaal engagement. De drieslag van ‘binnen, boven en buiten’ staat hierbij centraal, legt Benno uit: ‘Het gemeenschap-zijn is een waarde in zichzelf. Dat is dat “binnen”. De gemeenschap ontvangt die waarde ook van boven. De relatie met God is dus heel belangrijk. Dat betekent dat we kiezen voor bijvoorbeeld een gebedsritme. En de relatie met buiten betekent dat we het niet alleen voor onszelf doen. Onze gemeenschap wil verbonden zijn met de buren, met de wijk. We hopen dat een deel van het huis op een gegeven moment een open ruimte voor de buurt wordt, waar we onder meer gezamenlijke maaltijden houden. En andere activiteiten waarbij gastvrijheid een belangrijke rol zal spelen.’ Binnen, boven en buiten komen dan samen in wat Benno ‘dankbaar vieren’ noemt: ‘Het idee dat je dankbaar mag ontvangen van elkaar, van God. En dat mag vieren met elkaar. Door samen te bidden, te eten, een feestje te bouwen.’

Eerdere ervaringen hebben de deelnemers van deze nog prille woongroep geleerd dat het niet meevalt om die drie b’s in balans te brengen –én te houden. Benno: ‘Wat je soms ziet is dat zo’n gemeenschap heel erg boven en binnen is. Dan heb je samen dat discipelschap en dat is óók heel mooi, maar je hebt geen rol in de wereld om je heen. In andere gemeenschappen is het weer heel erg buiten en boven. Dan wordt het een soort zendingshuis. In weer andere gevallen is het buiten en binnen. Dan heb je het gezellig met elkaar, maar verlies je God uit het oog. Om die drie factoren in balans te houden is voor ons de uitdaging. Het is niet zoals een schema maken van wie deze week de badkamer schoonmaakt.’

Openstellen

Ze kunnen het weten. De huidige kern van bewoners bestaat uit veteranen op woongroepgebied. Jaron en Miriam woonden na hun studies theologie aan de CHE vijf jaar in een ‘fantastische woongemeenschap’, eveneens in Nieuwegein. Jaron: ‘Daar zaten allemaal mensen die net klaar waren met hun studie en er niet aan moesten denken om in hun eentje in een appartement te gaan wonen. Dat gold voor ons ook: wij wilden ons leven met anderen delen. Als je in een gemeenschap woont, is het veel tastbaarder om Jezus te volgen. Omdat zoveel van waar Hij je toe oproept over de relatie met de ander gaat. In het delen. In het je openstellen. Andere mensen zijn niet altijd gemakkelijk – dat weten we. Maar de ander leren liefhebben is zoveel gemakkelijker als je samen in een huis woont. Als ik alleen zou wonen, dan hoef ik alleen maar af te spreken met mensen die ik leuk vind. Dit samenleven dwingt je om de ander te ontmoeten.’

Voor Benno en Berdine geldt iets dergelijks. Hij is hoogleraar interculturele theologie aan de PThU, zij universitair docent zending aan de TUU en directeur van de Nederlandse Zendingsraad. ‘We hebben beiden een baan die diep geworteld is in kerk en geloof’, zegt Berdine: ‘Maar in onze maatschappij ben je daarmee ook een goedbetaalde professional, druk met je eigen leven en altijd onderweg naar weer een conferentie. Het risico is dan dat je je maatschappelijke wortels verliest. Het voelt voor ons dan ook als een voorrecht om te bouwen aan een gemeenschap die buiten onze professionele bubbel moet gaan vallen.’ Ook zij hebben de nodige ervaring in intensief samenleven. ‘We zijn allebei in behoorlijk warme christelijke dorpsgemeenschappen geboren. Dat was voor ons beiden een enorme inspiratiebron, al had het, zeker voor mij, ook een beklemmende kant’, vertelt Berdine. Eenmaal volwassen woonden ze steeds in steden: ‘Voor ons was het altijd de vraag hoe je in een stedelijke context een vorm van gemeenschap kunt vinden.’ In de Centraal-Afrikaanse Republiek, waar ze begin deze eeuw verbleven, bleek dat geen vraag te zijn, aldus Berdine: ‘Daar woonden we gewoon tussen de studenten op de campus. Het was de normaalste zaak van de wereld dat je als docent en student bij elkaar woont en dat je kinderen met elkaar spelen. Maar ook dat je samen bidt. En dat je samen theologiseert. Kijk, hier in Europa denken we na over de relatie tussen individu en gemeenschap. Daarom vinden we gemeenschap belangrijk – als tegenbeweging. Maar in onze ervaring binnen Afrika klopte die tegenstelling niet. Daar ben je gewoon deel van een gemeenschap. Je bestaat omdat je deel van de gemeenschap bent. Dat besef hebben wij denk ik overgenomen. Een gemeenschap is voor ons geen contra-realiteit. We hebben ontdekt dat dit het echte mens-zijn is. In de relatie met de ander ben je mens, kom je tot bloei.’

Ritme van de week

Bij het koffiedrinken in hun lokale Cross Culture kerkgemeenschap kwamen vraag en aanbod bij elkaar. Jaron en Miriam waren op zoek naar een nieuwe woongemeenschap, want hun kamer was met de geboorte van hun zoontje toch wel wat krap geworden. Ze raakten aan de praat met Benno en Berdine, die enthousiast vertelden over hun plannen voor een woongroep en tussen neus en lippen meedeelden dat ze op zoek waren naar een jong echtpaar met een klein kind. 'Dat bleek achteraf geen hint, maar wij dachten dus van wel', lacht Jaron. Maar het klikte, zowel persoonlijk als qua visie: ‘Miriam en ik wilden niet opnieuw aansluiten bij iets dat al helemaal vast lag. Wij hadden heel erg het verlangen om een gemeenschap van de grond af op te bouwen. We wilden plannen maken voor de invulling. Hoe geven we dat ritme van de week vorm?’ Samen gingen ze aan de slag met het invullen van de ideeën. En dat doen ze nog steeds. Daarbij is er steeds een gezonde spanning tussen een gezamenlijke visie en de praktische invulling daarvan, zegt Berdine: ‘We zoeken mensen die onze waarden delen. Maar wat dat concreet betekent, hangt ook steeds van de mensen zelf af. Bij een woongroep als de onze kun je niet zeggen: we hebben een programma en daar zoeken we de passende mensen bij. Wat je samen doet – en dat geldt net zo goed voor bidden als voor koken – hangt af van wie je bent met elkaar. Daar moet je ook flexibel in zijn.’

Op dit moment is Amos de enige niet-theoloog in huis. Maar dat gaat spoedig veranderen: aanstaande bewoner nummer zes heeft een heel andere achtergrond. En ook bij de bewoners daarna wordt gestreefd naar verscheidenheid. Jaron bedacht de naam ‘Ondersteboven’ voor de woongroep. ‘En daar gaan we voor’, zegt Berdine: ‘Omdat het Koninkrijk van God alles ondersteboven gooit. Volgens die waarden willen we gaan leven. Waarbij niet alles op een super-effectieve manier geregeld hoeft te zijn.’ Dat is uiteindelijk meer een kwestie van levenshouding dan van praktische keuzes maken, denkt Benno: ‘Ik hoop dat we zo met elkaar kunnen leven dat het gaat om wie we zijn, meer dan om wat we doen. Dat we niet alleen samenzijn om te geven, maar ook om te ontvangen. Het is een leven uit dankbaarheid voor wat je ontvangt vanuit de overvloed die God geeft. Als je samen eet, dan sta je met nieuwe energie van tafel op.’

Dit gemeenschapsideaal gaat enigszins tegen de landelijke trend in. Steeds meer mensen wonen, naar eigen keuze of door omstandigheden gedwongen, alleen. En eenzaamheid is een bepalende maatschappelijke factor: in Nieuwegein geldt 12,9% van de inwoners als ‘ernstig eenzaam’.1 Jaron heeft hier in zijn werk als pionier en assistent-voorganger bij Cross Culture en als medewerker van het Leger des Heils veel mee te maken. ‘In het park zie ik zoveel mensen als eilandjes. Er is weinig sociale cohesie. Er is weinig ontmoeting. Ik wil ook via onze woongroep met die mensen in contact komen.’ ‘Jaron spreekt echt iedereen aan’, zegt Berdine.

Verbinding

Jaron ziet de woongroep als een voorpost van de kerk in de wijk: ‘Cross Culture is een heel mooie multiculturele kerkelijke gemeenschap, laagdrempelig ook. Maar door de week lukt het nog niet zo goed om kerk te zijn in en met de wijk. Ik zou graag meer verbinding willen. En daar kan onze woongemeenschap een rol in spelen. Door naar buiten te gaan en onze levens te delen met de mensen in de wijk. En door mensen naar binnen te halen, ze uit te nodigen om iets te ervaren van onze gemeenschap. In een omgeving waar zoveel sprake is van eenzaamheid en waar mensen weinig relatie met de buurt hebben, willen we ook een alternatieve vorm van leven laten zien.’

‘Een leerschool van de liefde.’ Zo noemt Berdine hun woonproject: ‘En dat is, denk ik, waar we toe geroepen zijn. Het is een proces natuurlijk. Als we al precies weten wat het moet worden, dan is het geen leerproces. Het is trial en error.’ Eerdere ervaringen hebben haar en Benno geleerd dat je gewoon dingen moet uitproberen: ‘Soms werkt het, soms niet. Soms loopt iets een tijdje goed en dan komt de klad erin en bedenk je weer wat anders.’ Ideeën en verlangens zijn er genoeg, zo blijkt uit een kort rondje. Een gebedskring waarbij ook mensen van buiten aansluiten. Een wekelijks koffiemoment voor de ouders van de school van Amos. Een huiswerkclub voor kids uit de buurt. Met een groepje naar de kliko om weesgroente te verzamelen: ‘En dan de hele middag met z’n allen gaan koken.’ Een voortzetting van Jarons wekelijkse potje voetbal met lokale asielzoekers, waarbij dan ook de meer sportieve studenten van de bovenverdieping bij aansluiten. ‘Ik zie een plek voor me waar iedereen welkom is’, zegt Jaron: ‘Een plek waar het leven gevierd wordt. Een plek waarvan iedereen weet: daar wonen mensen die heel erg van Jezus houden, en ik ben daar hartstikke welkom, of ik er nou wat van geloof of niet.'

Noot

1. www.staatvanutrecht.nl/themas/gezondheid-en-welzijn/ welbevinden-en-eenzaamheid

This article is from: