3 minute read

Gemeenschap

In de jaren 1980, toen ik in Leiden theologie studeerde, woonde ik twee jaar in een woongroep. Het was een leefgemeenschap van vijf mensen, met regelmatig een gast die een aantal weken onderdak nodig had. We aten in principe samen in de gedeelde woonkeuken, hadden elke week een huisavond. Er waren huisregels, we deelden gezamenlijke waarden, en we hielden elke maand een viering. Ook lazen we samen een theologisch boek, zoals Lijden van Dorothee Sölle en Je kunt beter geloven van Herman Wiersinga. Ofschoon ik gaandeweg moeite kreeg met de groepsdruk, kan ik het wonen in een leefgemeenschap aan theologiestudenten aanraden. Het is vormend en verrijkend, ook om te leren omgaan met de existentiële grondspanningen tussen individualiteit en gemeenschap, vrijheid en binding, openheid en geslotenheid, die in een leefgemeenschap aan den lijve worden ondervonden. Een gemeenschap ontstaat wanneer mensen hun hart, hun leven voor elkaar openstellen, aldus Arie-Pieter Schep in dit blad. In een andere context zegt emeritus-hoogleraar Riet Bons-Storm in het prachtige interview met haar iets dergelijks: het kleinschalige beoefenen van vriendelijkheid straalt uit naar de bredere gemeenschap die samenleving heet.

In deze PThUnie vormt het thema ‘gemeenschap’ een rode draad. We zijn immers in Utrecht, nu nog op de Daltonlaan, straks aan Jansdam/Janskerkhof, bezig met het vormen van een nieuwe civitas, een universitaire gemeenschap van studenten, docenten, ondersteunende staf en, door de nascholing, ook met de alumni. Met colleges, fieldtrips, lezingen, symposia en vergaderingen, maar ook met gezamenlijke lunches, plechtigheden, en vieringen, zoals het middaggebed. Theo Boer schrijft over de familie-ervaring waarop hij hoopt. Een leefgemeenschap vraagt meer van de bewoners dan een universitaire gemeenschap, zoals naar voren komt in het verhaal over de leefgemeenschap in wording van onze hoogleraar Benno van den Toren. Ook de impressie van Jonán Monroy van de leefgemeenschap voor onze internationale studenten in Groningen, laat zien wat nodig is om deze te onderhouden. Een pioniersplek in Groningen, waarover Arie Schep vertelt, vraagt evenzeer om een grote inzet. De pionier en de vrijwilligers organiseren sportavonden met Bijbelverhalen, zondagse vieringen en klusochtenden. Opvallend is dat zowel leefgemeenschappen en pioniersplekken vragen om inspiratiebronnen: bidden, zingen, samen Bijbelverhalen lezen, een christelijke spiritualiteit. Dat zal ook voor de PThU essentieel zijn. Het gaat om de onderlinge relaties (binnen), de relaties met de buren (buiten), maar ook om de relatie met God (boven).

Dit nummer biedt ook andere perspectieven op (leef-)gemeenschap. In de Bijbel vraagt saamhorigheid om leefregels, zorg voor elkaar, het vieren van de eredienst en om feesten, schrijft Marjo Korpel. Zij hoopt op een Bethlehemgemeenschap aan de PThU. Maroesjka Versantvoort schetst maatschappelijke ontwikkelingen rondom gemeenschapszin en sociale bubbels. Gemeenschapsvorming staat onder druk, maar reflectie op onze morele plicht en oog krijgen voor het belang van de ander kunnen solidariteit en gemeenschapszin versterken. We hopen dat we ons als PThU daartoe ook op Janskerkhof/Jansdam geïnspireerd zullen weten en ons ervoor zullen inzetten.

Henk de Roest

This article is from: