
10 minute read
Evert Jonker: ‘Ik heb nooit heel bewust keuzes gemaakt.’
door Caspar Dullemond
Vanaf de voordeur loop je zo het rietveld in. Evert Jonker, emeritus hoogleraar praktische theologie van de PThU, weet zich ook in de Vinexwijk van Zwolle verbonden met het noordelijke platteland waar hij zo van houdt: ‘Dit voorjaar hoorden we hier de roerdomp.’
Evert Jonker weet het moment nog precies. Hij zat in de zesde klas van het gymnasium van Emmen. Hij deed de bètarichting, een goede vriend alpha. ‘Op een zaterdag liepen we samen naar het station, en hij zei tegen mij: ik ga theologie studeren. En voordat ik er erg in had, zei ik: ik ook.’ Eerder had de gymnasiast biologie overwogen, later Nederlands. Maar nu viel alles op zijn plaats. Was het dus een bewuste keuze? ‘Ik weet het niet’, zegt hij: ‘Daar was ik niet zo mee bezig. Het viel me toe.’
Ter voorbereiding op hun studie gingen de twee vrienden samen naar Hebreeuwse les, bij dr. G.J. van de Pol, leraar godsdienst aan de kweekschool. ‘Hij gaf ons het Hebreeuwse alfabet op een papiertje en legde ons vervolgens een woord voor, met de mededeling dat het van achteren naar voren gelezen moest worden. Wat staat hier, wilde hij weten. Wij aan het puzzelen. We kwamen tot de conclusie dat er wel eens “Jona” kon staan. Precies, zei hij, en dat betekent duif. Jullie willen waarschijnlijk dominee worden, en dat is precies wat een dominee is: een postduif. Je brengt berichten over.’ Jonkers ogen glanzen als hij dit vertelt: ‘Ik was natuurlijk niet meer weg te slaan bij die lessen. Het was didactisch heel slim: hij liet het ons zelf uitzoeken, maar hij maakte het niet onmogelijk moeilijk. Wij konden trots zijn dat we het zelf ontdekt hadden.’
Behalve docent was Van de Pol ook een begenadigd verteller, zegt Jonker: ‘Voor mij was hij de beste preker van het noordelijk halfrond. Mensen hingen aan zijn lippen.’ Het is een kwaliteit die hij bewondert. Vanaf zijn vroegste jeugd vond hij zich onder het gehoor van grote vertellers. Zijn moeder, die bij de kerstviering op de zondagschool in Ferwerd de kinderen drie kwartier geboeid kon houden. Juffrouw Tadema, de jonge kleuterjuf die daarnaast lesgaf op diezelfde zondagsschool. De meester op school, die in de loop der schooljaren de hele Bijbel langsging. Zelf is hij ook altijd een verteller geweest: ‘Ik moest op de lagere school een keer een opstel schrijven. Toen heb ik elf kantjes volgepend over Jozef.’ Met een lach: ‘Ik zal er vast ook dingen bij verzonnen hebben, hoor.’
Meer weten
Vreemd genoeg weerhield juist dat vertellen hem in eerste instantie van het predikantschap. ‘Ik aarzelde om dominee te worden, omdat je dan een moeilijk verhaal van minstens twintig minuten diende te houden vanaf de kansel. Daar moest ik niet aan denken. Ik vond het veel leuker om aan kinderen op de zondagschool een verhaal te vertellen en dan in te gaan op hun reacties. Zoals die leraar Hebreeuws ons aan het werk zette.’ Wist hij wat hij met de studie wilde gaan doen? ‘Ik wilde in eerste instantie vooral meer van de Bijbelverhalen afweten. Maar als mensen ernaar vroegen, zei ik altijd dat ik voor dominee leerde, want dat snapten ze. Ik schatte mezelf niet in als een wetenschapper. Godsdienstfilosofie bijvoorbeeld: in mijn eerste jaar kon ik niets met dat vak. Ik snapte niet waar het allemaal over ging. En opeens haalde ik tot mijn eigen verbazing een hoog cijfer.’ Hoogleraar Lekkerkerker haalde hem de dogmatiek binnen: ‘Toen vond ik opeens die hele systematiek heel leuk.’
Hij werd assistent bij Lekkerkerker, en dat bleek een veelomvattende baan. De professor werd ziek en overleed uiteindelijk op 59-jarige leeftijd: ‘Ik kwam bij hem thuis, bracht hem van en naar het ziekenhuis, bracht hoogleraren bij hem op bezoek. Hij zag mij denk ik als het kind dat wél theoloog was geworden.’ De jonge Evert mocht zijn toga hebben. Hij kreeg als het ware de mantel omgehangen. Was dat geen loodzware opdracht? ‘Ik weet niet of ik dat zo voelde.’ Die erfenis van Lekkerkerker voelde belangrijk vanwege de liefde voor de kerk die hij overdroeg, legt Jonker uit.
Toeval of leiding
Het is een thema dat in het gesprek steeds terugkeert: kiezen of gekozen worden? ‘Toen ik een paar jaar geleden nog een keer in Ferwerd voorging, vertelde ik vanaf de kansel ook even over juffrouw Tadema van de zondagschool. Na afloop van de dienst zei een van de ouderlingen: zal ik haar even halen? Ze bleek nog te leven en ze was zelfs in de kerk. Dat was prachtig! Ze wist ook wie ik was, vanwege mijn moeder. Was dat een mooi toeval? Of was het Gods leiding – een manier om mij te bevestigen in de keuze die ik lang geleden had gemaakt? Misschien wel, maar dat was het vooraf in ieder geval niet. Ik heb nooit heel bewust keuzes gemaakt. Het viel me toe.’
Jonker had al tijdens diens ziekte een enkel college van Lekkerkerker overgenomen. Vier jaar was hij wetenschappelijk medewerker in tijdelijke dienst, met de bedoeling om te promoveren. College geven lag hem wel, daar kwam hij toen achter. Maar promoveren lukte niet in vier jaar. En dogmatiek bleek uiteindelijk ook niet bevredigend. 'Je moet je bij dogmatiek altijd afvragen: wat is mijn eerste zin? Waar begin ik fundamenteel en hoe bouw ik dan daarop verder? Zo abstract wilde ik dat niet, ik wilde erin zijn. Bij praktische theologie kun je je reflecties starten in de concrete, geleefde geloofspraktijk. Dat sprak me later meer aan.’

Hij werd predikant in Lemele, ook vanuit het idee dat het in een kleine gemeente mogelijk zou zijn om verder te gaan met zijn proefschrift. Maar zo werkte het niet, vertelt hij: ‘Kleine gemeentes waren ook groot in die tijd. Ik had op een gegeven moment 175 catechisanten!’ Hij zegt dat hij een geweldige tijd in dat dorp heeft gehad: ‘Maar er gebeurden ook ontzettend veel verdrietige dingen: leed en lijden, sterfgevallen… Ik heb nogal wat mensen moeten troosten. Heel mooi maar ook moeilijk was dat. Er gebeurden zoveel ongelukken dat mensen mij gingen vragen als ik op huisbezoek kwam: en hoe gaat het nu met u dominee?’
Praktisch bezig
Na vier jaar in Lemele diende de Raad voor de Catechese zich aan, die een studiesecretaris zocht. Jonker ging gemeenten ondersteunen in het geven van catechisatie. En op Hydepark gaf hij cursussen catechese en Bijbelstudie. Hij schreef Aan het woord komen, een didactisch handboek dat een behoorlijk succes werd. Onder de nieuwe naam Centrum voor Educatie ging de raad samenwerken met het gereformeerde Catechetisch Centrum in Kampen. Alweer zo’n prachtige periode in zijn leven: ‘Er kwamen wel duizend mensen met vragen per jaar. Er waren daarnaast goedbezochte werkdagen in de provincie. Het was de tijd dat de huiscatechese opkwam: de gemeenteleden die catechisatie gaven moesten toegerust worden. We waren landelijk en regionaal een enthousiaste club: heel praktisch bezig, maar tegelijk inhoudelijk. Die werkdagen… De mensen gingen bemoedigd naar huis. Het was een dankbaar publiek: je kon in workshops en het blad Impuls aansluiten bij en antwoorden geven op de vragen van de deelnemers. Die vielen je toe.’
Aansluitend ging hij volledig op Hydepark aan de slag, als docent catechetiek en liturgiek voor studenten aan het eind van hun studie en in de verplichte en vrijwillige nascholing van predikanten. Bij de Groningse hoogleraar praktische theologie Gijs Dingemans pakte hij zijn oude promotieonderzoek weer op, maar met een nieuwe, meer praktische focus: ‘Stel, je preekt over de Openbaring van Johannes. Dat zijn bevreemdende teksten, nauwelijks te begrijpen. Wat gebeurt er dan in de voorbereiding tussen het verstaan van de tekst en het vertolken ervan door een predikant?’
Sfeer scheppen
Drie jaar was hij universitair docent in Utrecht toen aan de Theologische Universiteit Kampen (ThUK) de leerstoel praktische theologie vrijkwam. Hij werd gevraagd te solliciteren en werd aangenomen. Het was een mooie maar onrustige tijd, blikt hij terug. Kampen maakte net een doorstart na een dreigende sluiting. Het programma moest vernieuwd, staf en studenten zochten nieuwe motivatie. Zijn vakgroep bestond uit maar liefst dertien wetenschappers – ‘een heel leuke club mensen’ – die samenwerkten in een geweldig onderzoeksprogramma: ‘Heil en onheil in de levensloop’. Acht promoties mocht hij begeleiden. Zijn eerste aio, Hanneke Schaap-Jonker, noemt hij ‘een lot uit de loterij’. Twee jaar na zijn benoeming tot hoogleraar werd hij rector. Rust in de tent en sfeer scheppen – dat waren zijn prioriteiten. Zijn eerste rectoraat eindigde voortijdig met het opgaan van de ThUK in de gloednieuwe Protestantse Theologische Universiteit. Tot zijn emeritaat in 2011 bleef hij aan de opleiding verbonden, voor een deel van de tijd ook als hoogleraar justitiepastoraat. Hij was nogal eens in het buitenland in die laatste jaren: onder meer voor gastcolleges in Indonesië, Zuid Korea, Zuid-Afrika, Suriname en Hongarije.
Toeleidende stukjes
Zijn afscheid van de universiteit viel hem in het begin niet mee: ‘Emeritaat is nadenken over de vergeefsheid van dingen.’ Hij zocht en vond nieuwe klussen, zoals catechese-trainingen in Praag. Zijn lidmaatschap van de Verein für Konstruktivismus in Theologie und Religionsdidaktik bracht hem in conferentiebijdragen en publicaties terug bij onderzoek naar de didactiek van geloofsoverdracht. Het voorzitterschap van de redactie van het Nieuwe Liedboek liep in zijn emeritaat door. ‘Vlak voor haar dood hoorde mijn moeder dat ik dat ging doen. Dat kun je wel, zei ze, je houdt wel van gedichten. Het was een enorme klus, maar ik ging er altijd fluitend heen.’ Voor het compendium van het liedboek (liedboekcompendium.nl) schrijft hij als vormen van leren bidden ‘toeleidende stukjes’ naar de gebeden in het liedboek: ‘Zegt het voort! Niet omdat ik er voor schrijf, maar die site kan niet genoeg bekeken en geraadpleegd worden…’
Dominee voelt hij zich nog altijd: ‘Het is een zijns-beroep.’ Gaat hij nog voor? ‘Een enkele keer in mijn oude gemeente Lemele, en in de Lutherse kerk hier in Zwolle. Maar het is hier niet echt nodig: het wemelt in deze stad van de emeriti. Ik was tot voor kort nauw betrokken bij de wekelijkse Michaëlsvieringen in Zwolle met een accent op kerkmuziek. De voorbereiding van diensten kost me veel inspanning: hoe spreek ik relevant over en tot God? Hoe komen de mensen mee in de gang van de viering? Ook spreek ik geen jongeren meer, ik weet niet precies wat bij mensen aan vragen leeft. In deze wereld van de smartphone ontbreekt mij de context. Net na mijn pensioen dacht ik: ik ga twitteren. Dat heb ik tien dagen gedaan. Toen ben ik weer vertrokken. Hoe kun je in een paar zinnen iets zinnigs zeggen?’
Evert Jonker (1946) werd geboren in Kampen en groeide op in Ferwerd en Hardenberg. Hij studeerde theologie in Groningen met als hoofdvak dogmatiek. Tijdens zijn studie werkte hij onder meer als verpleger in de ggz en als leraar godsdienst. Aansluitend werd hij wetenschappelijk medewerker in tijdelijke dienst voor systematische theologie (dogmatiek) aan de theologische faculteit in Groningen. Van 1978 tot 1982 was hij predikant van de hervormde gemeente Lemele en Archem. Daarna werd hij studiesecretaris van de Raad voor de Catechese (1982-1994) en docent op Hydepark (1982-1998), eerst voor catechetiek, later ook voor liturgiek. In 1998 promoveerde hij in Groningen bij prof. dr. G.D.J. Dingemans op de praktisch-theologische studie Van verstaan naar vertolken. In datzelfde jaar werd hij docent liturgiek en catechetiek aan de kerkelijke opleiding in Utrecht. In 2001 werd hij hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen (ThUK). Tussen 2009 en zijn emeritaat in 2011 was hij daarnaast bijzonder hoogleraar justitiepastoraat. Hij was de laatste rector van de ThUK voordat deze in 2007 opging in de PThU. Jonker was onder meer redactievoorzitter van Liedboek – Zingen en bidden in huis en kerk. Evert Jonker is sinds 1970 getrouwd met Riky Chrisstoffers, die eveneens predikant is.