
12 minute read
‘Een mens wordt geboren in verhalen die al lang bezig zijn’
door Caspar Dullemond
Familie – het is een beladen begrip. Voor de een is het een achterhaalde inperking van de eigen individualiteit. Voor de ander het enige redmiddel voor een samenleving op weg naar de geestelijke afgrond. Maar familie is niet goed of slecht, zeggen contextueel therapeut en voormalig universitair docent praktische theologie en pastoraat Hanneke Meulink-Korf en hoogleraar ethiek Petruschka Schaafsma. Het is een mysterie. En dat besef is van belang waar familiethema’s opduiken in pastoraat en hulpverlening.
PThUnie: ‘Wat maakt familie tot zo’n fascinerend thema?’
HMK: ‘Dat familieleden, in wederzijdse afhankelijkheid en door de generaties heen, zoeken naar een zekere eerlijkheid in geven en ontvangen. En hoe ingewikkeld die wederkerigheid soms is. Dat vind ik uiterst boeiend.’
PS: ‘Wie je bent, kun je niet los denken van degenen door wie en met wie je bent grootgebracht. Die mensen doen allemaal mee in wie jij bent. Familie is een gegeven. En je bent er afhankelijk van.’
PThUnie: ‘Jullie hebben het over “gegevenheid” en “afhankelijkheid”. Zijn die wezenlijk voor familierelaties?
PS: ‘Ja, en dan in neutrale, niet-normatieve zin. Bij gegevenheid gaat het erom dat je die mensen niet hebt uitgekozen. En bij afhankelijkheid gaat het om de inhoud van de relatie met die mensen. Ik benadruk die neutraliteit omdat familie – ook in de wetenschap – zo’n moreel beladen thema is. Ik wil daar niet in meegezogen worden. Ik kwam niet bij dit thema terecht omdat ik denk dat de familie zich in een crisis bevindt, maar omdat het fenomeen mij interesseert. En die open houding kan helpend zijn bij al het gepolariseerde spreken over dit onderwerp.’
HMK: ‘Familie is een gegeven, maar daarmee ligt het niet voor altijd vast. Ik heb als therapeut te maken met mensen die worstelen met hun familierelaties. Het element van elkaar niet gekozen hebben speelt daarin mee. Maar daar staat tegenover dat in iedere familie weer nieuwe mensen binnenkomen. Dan is er weer wel dat keuze-element.’
PS: ‘Klopt. Het is een dynamische gegevenheid. Want die nieuwe mensen blijf je niet voortdurend als keuze benaderen.’
HMK: ‘En ook binnen die gegevenheid is er meer dan één stem. Ook in een eenoudergezin is er het besef dat het kind twee ouders heeft. In dat ene opgroeiende kind komen op zijn minst al twee lijnen samen en naar mijn ervaring matchen die nooit helemaal. Ook als het gaat om een huwelijk of partnerrelatie waarbij een partner is gekozen met min of meer dezelfde achtergrond, dan nog weet ieder kind later te vertellen: bij die opa en oma kwamen we graag en bij de andere grootouders was het veel moeilijker, omdat mijn moeder daar met kromme tenen zat. Mensen worden geboren in verhalen die al lang bezig zijn.’
PS: ‘Het is belangrijk om dat onder ogen te zien, zonder dat je benoemt of die familielijnen goed of slecht voor je zijn. Ze hebben jou bepaald. Pas als je dat onderkent, kun je toekomen aan de vraag: hoe heeft dat uitgepakt?’
PS: ‘Het is belangrijk om dat onder ogen te zien, zonder dat je benoemt of die familielijnen goed of slecht voor je zijn. Ze hebben jou bepaald. Pas als je dat onderkent, kun je toekomen aan de vraag: hoe heeft dat uitgepakt?’
PThUnie: ‘Wat betekent dat voor het pastoraat?’
PS: ‘Ik heb van Gerrit de Kruijf geleerd dat er in de ethiek van oudsher nogal wordt gefocust op het huwelijk. Als je alleen daar naar kijkt, zei hij, dan krijg je geen inclusieve theologie, want veel mensen vallen daarbuiten. We zijn niet allemaal levenspartner van iemand, maar we zijn wel allemaal kind. Ook als je je ouders nooit hebt gekend, ben je een kind. Dat besef vond ik toen al heel belangrijk. Het lijkt mij ook cruciaal voor pastorale begeleiding. Dus dat familie niet pas een issue wordt als het gaat over homoseksualiteit of samenwonen of seks voor het huwelijk – die bekende hete hangijzers. Nee, het gaat om het fundamentele feit dat iemand een kind van ouders is. En daaromheen staan grootouders, soms broers en zussen, en misschien dat zo’n kind zelf ook weer een nieuw gezin gaat stichten. De vraag hoe je moet leven – en dat is de grote vraag van de ethiek – begint op dit alledaagse niveau en niet pas als er een probleem is of als er iets uitzonderlijks gebeurt.
HMK: ‘Oog hebben voor dit aspect van het leven in pastoraat betekent ook dat een persoon meer is dan zijn problemen. Pastoraat is anders dan therapie: het gaat ook over vreugde. We zijn heel goed in medelijden, maar de Mitfreude sneeuwt soms onder. Pastoraat moet niet alleen op deficiënties zijn gericht. Petruschka’s benadering van niet per se insteken waar het wringt, maar gewoon rustig kijken, spreekt me aan.’
PThUnie: ‘Petruschka, tegenover de familie als probleem stel jij de familie als mysterie. Wat bedoel je met dat begrip?’
PS: ‘Ook als het in het pastoraat om problemen gaat, is het goed om naar dat meer fundamentele, neutrale niveau terug te gaan, naar het mysterie. Neem bijvoorbeeld een moeder die haar drugsverslaafde kind financieel blijft ondersteunen, ook als dat haar zelf in de problemen brengt. Het helpen van je kind, ook als dat misschien niet verstandig is, is een oerkracht. Het is van belang die kracht te onderkennen, nog vooraf aan de vraag hoe die kracht uitwerkt en of die wel of niet heilzaam is. Begin je bij dat laatste, dan versmal je de situatie tot een probleem waarvoor een oplossing moet komen. Natuurlijk moet er ook gehandeld worden, maar niet zonder oog voor het mysterie.’
HMK: ‘Dat is ontzettend belangrijk. Hulpverlening komt vaak veel te gauw in de pathologie terecht. Terwijl het veel belangrijker is om naar iemands kracht of motivatie te kijken. Ik werd dan ook getroffen door de term mysterie. Het is een mysterie dat mensen in heel beproevende situaties toch weten verder te gaan. Ze hebben alle reden om destructief te worden, en dat zijn ze misschien ook, maar zo’n spiraal naar beneden wordt soms doorbroken. Dan wordt een situatie opeens weer constructief. In het voorbeeld van die moeder en dat aan drugs verslaafde kind kan weer iets van wederkerigheid ontstaan. Het is mogelijk dat het kind weer iets wil teruggeven en dat de moeder merkt dat ze gezien wordt in haar trouw… Wat er op zo’n moment gebeurt, dat kan de knapste hulpverlener niet regisseren. Daar zit dat mysterie – of genade, zeggen we soms ook. Voor mij is de sleutel dat iemand die in een nare situatie zit, weer iets gaat bijdragen. En dat dit, bijvoorbeeld door de predikant of de hulpverlener, wordt gezien.’
PThUnie: ‘Is ook mysterie dus een neutrale term?’
PS: ‘Ja, in die zin dat het niet iets goeds of iets slechts is. Het is. Ik heb die term mysterie overigens niet van mezelf, maar van de Franse filosoof Gabriel Marcel. Hij maakt het onderscheid tussen probleem en mysterie. Beide zijn benaderingen van de werkelijkheid. De eerste is er om kwesties objectief af te bakenen en op te lossen. De tweede heeft oog voor dat wat niet op een onpersoonlijke, redelijke manier is te begrijpen, maar er toch toe doet. Marcel ziet familie als hét voorbeeld om uit te leggen wat dat verschil tussen probleem en mysterie is. In de setting van de familie kom je bij uitstek in aanraking met de diepte van het bestaan: de verbinding met mensen door tijden heen, de mogelijkheid van nieuw leven, jouw bepaald zijn door de ander, aangesproken worden op een onontkoombare manier... Die dimensie kun je geen recht doen in een probleembenadering.’
PThUnie: ‘Dat zal niet voor iedereen bevredigend zijn: het is niet op te lossen, dus noemen we het een mysterie.’
PS: ‘Klopt. Dat is ook meteen een uitleg waar Marcel voor waarschuwt. Het kan gemakkelijk klinken of je dan maar in eerbied moet zwijgen voor wat ondoorgrondelijk is. Maar het is een oproep om er oog voor te hebben, en je ertoe te verhouden, ook denkend. Marcel bleef voluit filosoof.’
PThUnie: ‘En dan is dat mysterie onderkennen dus niet een eindpunt of conclusie?’
PS: ‘Het is inderdaad een open besef dat steeds verder verdiept kan worden. Natuurlijk, de sociaal werker die op bezoek komt, moet ook zorgen dat de rekeningen weer betaald worden. Dat zijn problemen en die moeten zeker opgelost worden. Maar die andere dimensie van de situatie is even belangrijk. Dat je als hulpverlener ook oog hebt voor hoe het leven zich hier aandient, in alle diepte en complexiteit. Dat je die diepte ook thematiseert, hoe lastig ook, en zo je blik op de situatie verbreedt en verdiept. En wacht met direct analyseren en oordelen.’

PThUnie: ‘Gaat dat mysterie over God?’
PS: ‘Voor Marcel wel. Voor hem is het besef van het mysterie het besef van het heilige. Het gaat om het aannemen van een bepaalde houding tegenover de werkelijkheid, waarin ontzag, verwondering of dankbaarheid een plaats hebben.’
HMK: ‘Ook bescheidenheid speelt daarbij een rol. Het mysterie is iets dat zich onttrekt aan de methodieken, maar zonder dat je met lege handen komt te staan.’
PThUnie: ‘Hoe voorkom je dat je als predikant in een dergelijke situatie met lege handen komt te staan?’
HMK: ‘Door niet te denken dat je weet hoe het zit.’
PThUnie: ‘Maar je weet toch hoe het zit? Er staat van alles in de Bijbel over familie. Je bent opgeleid om dit soort gesprekken te voeren. Je neemt je hele opleiding mee.’
HMK: ‘Dan nog moet je bescheiden zijn. Wat je vooral niet moet doen is moraliseren. Of pathologiseren. Dat houdt in: niet te smal naar de persoon in kwestie kijken of naar die ene relatie waar het probleem lijkt te zitten. Je moet kunnen zien dat er altijd nog weer andere belangen, kwetsbaarheden en loyaliteiten meespelen. Een valkuil is bijvoorbeeld dat je iemand disloyaal maakt.’
PS: ‘Precies. Dat je zegt: “Je moet vooral aan jezelf denken.”’
HMK: ‘Of: “Kom maar bij mij want ik ben een leukere moeder.” Op het punt van seksueel misbruik gaat het daar vaak mis: “Jammer dat je zo slecht begrepen wordt thuis, maar gelukkig ben ik er nu.” Dat is een klassieke valkuil. Net als: “Je hebt bij mij meer te vinden dan bij je familie.”’
PThUnie: ‘Het is een valkuil omdat het vals is?’
HMK: ‘Het is hartstikke vals. Jij gaat als hulpverlener weer voorbij. En je bent slecht bezig ten opzichte van de échte anderen die er ook zijn.’
PS: ‘Je gaat dingen zien in termen van fout, en daar zet je je eigen goed tegenover. Overigens vraag ik af hoe vaak predikanten betrokken worden bij familie- of relatieproblemen. Ook hier denk ik dat we breder moeten kijken: hoe kan de kerk een gemeenschap zijn waar het alledaagse leven in zijn diepte wordt gepeild, ook als er geen concrete problemen spelen? Ik denk dat bijvoorbeeld het gesprek over wat familie eigenlijk is, van belang is. Juist om vervolgens, op andere momenten, de problemen aan te kunnen.’
PThUnie: ‘Familieverhoudingen als een ingang om naar het leven te kijken?’
PS: ‘Zeker. En voor een theoloog geen toevallige. Als theoloog zie ik mensen fundamenteel als relationeel: in de schepping, in een relatie met God, in een verplichting jegens de naaste.’
HMK: ‘Wat mij helpt in het nadenken over familieverhoudingen is dat er altijd een zekere wederkerigheid is. Het is een drieslag: ik geef omdat er aan mij gegeven is – de uitdrukking is van Ricoeur –, ik geef terug aan mijn ouders die ervoor hebben gezorgd dat ik groot kon worden, en dat kan ik niet echt teruggeven, maar ik geef het als het ware ook terug door aan een volgende generatie, iets van waarde, iets heilzaams, door te geven. En dat zijn dan niet per se kinderen.’
PS: ‘Voor mij gaat dat mysterie ook over je aangesproken voelen. Dat je ontvankelijk bent. Dat je het appel onderkent dat die moeder van het verslaafde kind voelt. Het zou mooi zijn als we een beetje op die manier in de werkelijkheid kunnen staan. Als je onderkent dat die aanspraak bestaat, kun je vervolgens de niet-heilzame vormen van aanspraak, of geclaimd worden, ook beter op het spoor komen en duiden. De familieband is een sterke kracht, het appel dat ervan uitgaat voelt vaak als onontkoombaar. Als je dat onderkent, kun je vervolgens gaan nadenken over wat je ermee doet. Dan begin je erop te antwoorden.’
HMK: ‘Ook omdat er God zij dank iemand iets van je vraagt. Iemand doet een aanspraak.’
PThUnie: ‘Iedereen is een kind, zei je eerder in dit gesprek. Hoe dicht zit dat bij: iedereen is een kind van God?’
PS: ‘Dat zit er dichtbij. Als ik het weer relateer aan afhankelijkheid: dat is voor mij kenmerkend voor de relatie tussen God en mens. Voor sommigen betekent afhankelijkheid dat je mensen klein en machteloos maakt. Maar dat hoeft het niet te zijn: het gaat om een wederzijdse afhankelijkheid, niet zonder de ander kunnen bestaan. Dat kan in het geval van mensen ook heel destructief uitpakken helaas. Maar in de relatie met God is die afhankelijkheid een heilzame. Die draait er juist om dat het kwaad niet het laatste woord heeft. Kind zijn betekent dan: de mogelijkheid om een nieuw begin te kunnen maken, in het vertrouwen dat er toekomst is voorbij het kwaad.’
