
3 minute read
COLUMN: Van je familie moet je het hebben
door dr. Eward Postma, universitair docent beroepsvorming & spiritualiteit en betrokken bij het PThU-onderzoeksproject Grond
Wij hadden in de woonkamer een houten rek met talloze doorzichtige potjes met zaden en granen aan de muur hangen. Mijn vader had het op de kop getikt toen in de buurt een lagere landbouwschool werd opgedoekt. Dat rek werd gebruikt in het onderwijs aan aanstaande boeren, die het ene zaad van het andere moesten kunnen onderscheiden. Ik bracht de aanwezigheid van dit curieuze object in verband met mijn vaders boerenafkomst. Voor hem een reliek, voor mij een relict, mijn vader was immers geen boer geworden. Toen ik onlangs op Nieuw-Hydepark aan kerkenraadsleden een workshop gaf over spiritualiteit moest ik denken aan dat rek met die zaden en granen.
De kerkenraadsleden waren daar omdat zij hun (beginnende) predikanten vanwege de primaire nascholing dit jaar geregeld moeten missen. De workshops die we aanboden zijn een afspiegeling van wat we in de nascholing doen. Kerkenraadsleden begrijpen op die manier beter waar hun predikant mee bezig is. Ze gaan ook de zin ervan zien, worden soms zelfs enthousiast, en er ontstaat gezamenlijke gespreksstof voor ‘thuis’.
In mijn workshop onderzochten we samen betekenissen van ‘spiritualiteit’. We constateerden dat het al snel vaag wordt en dat de term in onze protestantse traditie soms bevreemding oproept. Toch had iedereen, van scriba tot kerkrentmeester, wel associaties. De vraag naar de eigen spiritualiteit riep tevoorschijn wat er leeft aan geloof en beleving. En met behulp van woorden als geest en verstand, wil en kracht, gevoel en emotie, ziel en lichaam, en door te refereren aan voorbeelden van wegen waarlangs het ‘kennen’ van God gestalte kan krijgen, lukte het om enige ordening in die veelheid aan eerste gedachten en associaties aan te brengen.
Het samen opdelven en bevragen van ‘spiritualiteit’ leidde tot open, theologische gesprekken waarin we met nieuwe ogen gingen kijken naar wat er al is, in onszelf, de ander en de kerk. Tegelijk, en dat trof mij als wetenschapper, ontstond er besef hoe lastig het is om over deze dingen te spreken. Een ouderling vroeg wat eigenlijk het verschil is tussen verstand en geest? En wat is ‘bewustzijn’ dan? En we spraken over het hart, vaak de zetel van gevoel en emotie. Maar zit er in het hart ook niet verstand? Theologie mag dan geen exacte wetenschap zijn, het luistert wel nauw. Als we tenminste in wetenschap én kerk inhoud willen geven aan respect voor elkaars geloof. Zo kwam ik op dat houten rek met al dat zaad en graan en de ambachtelijke kennis van biodiversiteit.. Alles doet ertoe! Voor de spiritualiteit van de gemeente hebben we een dergelijk instrument niet zomaar voorhanden. Maar er zijn behulpzame woorden. Samen onderzoeken wat die betekenen, in de Bijbel en in de traditie, en op welke wijze ze corresponderen met hetgeen in ons leeft, is een mooi avontuur. Om te weten wat spiritualiteit is, heb ik als wetenschapper mijn zussen en broers nodig!