Verandering in beweging


Met trots en dankbaarheid kijken wij als college van bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit terug op het verslagjaar. Na het intensieve jaar 2021, dat gedomineerd werd door de coronacrisis, hebben onze medewerkers en studenten grote veerkracht getoond. Die is op twee manieren duidelijk naar voren gekomen.
Om te beginnen was 2022 het eerste volledige jaar onder het gesternte van het in 2021 vastgestelde Instellingsplan 2021-2026 Theologisch kleur bekennen. De prioriteiten die we ons voor 2022 ten doel hadden gesteld, vloeiden voort uit dit plan. De hoofdstukken over onderzoek, onderwijs en valorisatie maken zichtbaar welke resultaten we hebben geboekt.
Ten tweede was 2022 een transitiejaar, omdat het mede in het teken stond van de aanstaande verhuizing van de PThU naar Utrecht. De voorbereiding daarvan vroeg veel van diverse collega’s, met name in de ondersteuning. Op het moment van de publicatie van dit jaarverslag is de nieuwe locatie in Utrecht inmiddels publiek bekend is. In 2022 was dat nog niet het geval. En dat was voor onze studenten en medewerkers bij vlagen lastig, vanwege de onzekerheden die dat met zich meebracht. Desondanks hebben zij allen met veel toewijding hun werk
gedaan. Dit resulteerde in aansprekende onderzoeksprojecten; in een voortgaande uitrol van de sinds 2021 verbeterde driejarige ambtsmaster - ook al maakt de evaluatie van het onderwijs duidelijk dat niet alle verbeterdoelstellingen reeds zijn gerealiseerd - ; in valorisatie en ‘vermarkting’ van onze theologische kennis via het kenniscentrum; en het vele en belangrijke werk van onze ondersteuners (voor en achter de schermen). Verder hebben we onze wetenschappelijke staf weten te verrijken met enkele uitstekende nieuwe collega’s.
Het is zonder meer indrukwekkend wat een relatief kleine gemeenschap als de PThU allemaal voor elkaar krijgt. Al gaat dit niet zonder slag of stoot, want vanwege onze geringe omvang komt er veel werk neer op relatief weinig schouders. Dat speelt ons met name parten in de ondersteuning, in welk domein we bovendien te kampen hebben met een zeer krappe arbeidsmarkt, wat het vervullen van vacatures bemoeilijkt. Als bestuur baart ons dit bij vlagen zorgen, juist in de transitiefase. Over dit alles zijn en blijven we echter onderling goed met elkaar in gesprek, zodat we met elkaar een begaanbare weg uitstippelen. Daarin is onze universiteitsraad een goede en belangrijke gesprekspartner.
Wij bedanken langs deze weg al onze studenten en collega’s voor dat wat zij voor de PThU hebben gedaan in 2022. En wij wensen u veel leesplezier.
De Raad van Toezicht houdt toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden en op de uitoefening van de bevoegdheden van het College van Bestuur, oefent het werkgeverschap uit over de bestuurder en is gesprekspartner op strategisch niveau van het College van Bestuur. De Raad van Toezicht ziet toe op de naleving van de op de PTHU van toepassing zijnde wettelijke voorschriften; op de rechtmatige verwerving en doelmatige besteding van middelen; alsmede op het systeem van kwaliteitszorg. Ook staat de Raad van Toezicht het College van Bestuur met raad terzijde. Daarnaast heeft hij in opdracht van de Generale Synode een speciale verantwoordelijkheid met betrekking tot de instandhouding van de opleiding van predikanten voor de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Voor de toezichthoudende verantwoordelijkheid heeft de raad een toezichthoudend kader vastgesteld. Het toezicht op het bestuur en het bestuur van de PThU is in overeenstemming met de Code goed bestuur universiteiten.
De Raad van Toezicht vergaderde in 2022 regulier vijf maal en tevens belegde zij de jaarlijkse heidag met het College van Bestuur. De voorbereiding van de besluiten en bespreekpunten voor de vergadering van de Raad van Toezicht in voltallige samenstelling vindt plaats binnen de commissies die de raad heeft geïnstalleerd, te weten een Audit-, Kwaliteits- en Remuneratie/organisatiecommissie. Afhankelijk van de aard en inhoud van het besluit of bespreekpunt vindt de voorbereiding daarop plaats binnen een van deze commissies en geeft deze de raad ter zake advies.
Het jaar 2022 was het eerste van de beleidsperiode 2022-2026, die in het teken staat van de realisatie van het instellingsplan ‘Theologisch kleur bekennen’. Onderdeel van dit plan is de vestiging van de PThU op één locatie. In 2022 werd de raad nauw betrokken bij de voorbereiding en goedkeuring van het bestuursbesluit om Utrecht aan te wijzen als vestigingsplaats voor deze unilocatie . Het besluit tot goedkeuring van de hervestiging van de PThU in Utrecht werd genomen nadat de Universiteitsraad instemde met dit voornemen daartoe en nadat de raad kennis had genomen van het door het bestuur geschreven strategisch narratief bij de keuze van
een nieuwe vestigingsplaats. In het narratief verantwoordde het bestuur aan de hand van daartoe vooraf geselecteerde determinanten de keuze voor de stad Utrecht. Op 21 april 2022 nam de Generale Synode een overeenstemmend besluit met het voornemen van de PThU zich te verplaatsen naar Utrecht. De Auditcommissie van de raad heeft vervolgens na overleg met het College van Bestuur het financieel kader vastgesteld waarbinnen het bestuur zich kan bewegen in zijn zoektocht naar een passende huisvestingslocatie die tegemoetkomt aan de eisen die de PThU daaraan stelt.
De besluitvorming in de Generale Synode omtrent de hervestiging van de PThU te Utrecht bracht aan het licht dat de onderscheiden bestuurlijke, besluitvormende en toezichthoudende verantwoordelijkheden van College van Bestuur, Raad van Toezicht en Generale Synode verheldering verdient in het licht van de op de PThU van toepassing zijnde governancestructuur die recht doet aan zowel het zijn van zelfstandig onderdeel van de kerk als het zijn van publiek bekostigde instelling van wetenschappelijk onderwijs. De raad zal actief betrokken zijn bij dit proces van herijking.
In nauwe afstemming met het College van Bestuur heeft de raad het met groeiende zorg de binnen de PKN gevoerde discussie over het ambt van predikant nauwlettend gevolgd. Op verschillende momenten en aansluitend op de beslismomenten in dit proces heeft de raad het belang voor de kerk van het academisch-theologisch profiel van de predikant nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van het moderamen en de synode. De raad zal ook in het komende jaar dit intern kerkelijke proces blijven volgen.
Op de jaarlijkse heidag heeft de raad met het college van gedachten gewisseld over diens voornemen om in het kader van de hervestiging in Utrecht een nieuwe bacheloropleiding te ontwikkelen; een opleiding die met behoud van een theologische kern zodanig verbreed wordt dat deze opleiding ook aantrekkelijk wordt voor studenten die zich niet bij voorbaat geroepen weten om het ambt van predikant te gaan vervullen en eventueel na afronding van de bacheloropleiding uitstromen naar niet-theologische masteropleidingen. Het bestuur oriënteert zich
daartoe op aard en inrichting van de programma’s die aan university colleges worden aangeboden. De raad had prof. dr. James Kennedy, voormalig decaan van het university college van de Universiteit Utrecht, uitgenodigd om zijn visie te geven op succesfactoren voor een dergelijke - brede – opleiding. De raad ontleende daaraan belangrijke input voor de betrokkenheid op het bestuurlijke ontwikkelproces van een nieuwe bacheloropleiding.
De raad heeft inmiddels ingestemd met het streven van het bestuur om per 1 september 2025 een nieuw ontworpen bacheloropleiding aan te bieden in Utrecht, met dien verstande dat de bacheloropleiding Theologie (joint degree) opleiding met de VU tenminste tot dat tijdstip doorloopt (en mogelijk ook daarna) en er in geen geval een gat ontstaat in het aanbieden van een bacheloropleiding door de PThU. De raad heeft voorts goedkeuring verleend aan het besluit van het College van Bestuur om met ingang van 1 september 2024 de instroom voor de masteropleiding Theologie (Predikantschap) te Groningen te beëindigen. Voor wat betreft de overige twee masteropleidingen heeft de raad het voornemen van het bestuur om deze uiterlijk per 1 september 2024 te verplaatsen naar Utrecht goedgekeurd.
De Raad van Toezicht heeft waardering voor de voortvarende wijze waarop het College van Bestuur in 2022 de uitvoering van het instellingsplan ter hand heeft genomen, de bedrijfsvoering verder heeft geprofessionaliseerd en tot een reeks van veel belovende nieuwe benoemingen in de wetenschappelijke staf is gekomen. De raad heeft op voorstel van het bestuur zijn goedkeuring gehecht aan het voornemen tot benoeming van verschillende nieuwe leden van de wetenschappelijke staf, respectievelijk voorgenomen bevorderingen van zittende wetenschappelijke stafleden; besluiten die mogelijk waren door de in de begroting 2022 opgenomen investeringsruimte voor het aantrekken van wetenschappelijk personeel op grond van het in 2021 goedgekeurde meerjarige ‘Investeringsplan wetenschappelijke staf’.
De belangrijkste besluiten van de Raad van Toezicht in 2022 waren de benoeming van Van Ree Accountants BV tot nieuwe externe accountant met ingang van boekjaar 2022 en de goedkeuring van:
• het besluit tot verplaatsing van de PThU naar
Utrecht;
• het jaarverslag en de jaarrekening 2021;
• de begroting en jaarplan 2023;
• de financiële kwartaalrapportages en bijbehorende prognoses;
• de bevordering van dr. Petruschka Schaafsma tot hoogleraar Theologische Ethiek;
• de bevordering van dr. Edward van ’t Slot tot hoogleraar Beroepsvorming en Spiritualiteit;
• de benoeming van dr. Hanna Rijken als universitair docent Theologie en de Kunsten in het bijzonder de Kerkmuziek;
• de benoeming van dr. Louise Nelstrop als hoogleraar Kerkgeschiedenis;
• de benoeming van dr. Aza Goudriaan als universitair hoofddocent Kerkgeschiedenis;
• de benoeming van dr. Peter van Egmond als universitair docent Kerkgeschiedenis;
• de benoeming van dr. Arnold Huijgen als hoogleraar; Dogmatiek;
• de benoeming van dr. Bosco Bangura als universitair docent Interculturele Theologie;
In aanvulling op bovenstaand verslag wordt, ter verantwoording van het uitgeoefend toezicht, hier specifiek ingegaan op enkele punten die in dat kader aandacht vergen.
De Raad van Toezicht oefent toezicht uit en vergadert daartoe regelmatig met het College van Bestuur. De raad hanteert bij zijn toezicht de Code goed bestuur universiteiten. De raad bespreekt jaarlijks gezamenlijk met het College van Bestuur (heidag) de algemene gang van zaken, specifieke aandachtspunten (in dit verslagjaar bijvoorbeeld de toekomst van de bachelor) en het onderlinge functioneren. De vergaderingen worden voor wat de aspecten financiën, kwaliteit, organisatie en remuneratie voorbereid in de daartoe ingestelde commissies uit de raad. De verplaatsing van de zetel van de universiteit naar Utrecht, de uitvoering van het nieuwe instellingsplan en de voorbereiding van een nieuwe bachelor hebben daarbij in het afgelopen jaar bijzondere aandacht gekregen. Voorts heeft de raad, via een daartoe aangewezen lid uit de raad, overleg met
de Universiteitsraad en het College van Hoogleraren over de gang van zaken aan de universiteit.
De raad heeft vanwege de kerkordelijke plaats en functie van de PThU en de relatie uit dien hoofde met de PKN een bijzondere taak als het gaat om het toezicht op de inhoud van de predikantsopleiding. Hierover wordt periodiek verslag gedaan aan de Generale Synode van de PKN. Mede in het licht van de verhuizing naar Utrecht en de mogelijke implicaties daarvan voor de bachelor opleiding, heeft de raad zowel in april als in november dit onderwerp met de Generale Synode vergadering en verantwoording afgelegd over het gevoerde beleid.
De Auditcommissie heeft in het afgelopen jaar, naast de reguliere bespreking van de financiële gang van zaken, bijzonder overleg gevoerd met het College van Bestuur in verband met de huisvesting in Utrecht en de kosten van verhuizing. De commissie heeft daarnaast de reorganisatie van het beheer van de financiële middelen en de financiële organisatie indringend met het college besproken.
De Kwaliteitscommissie werd in 2022 ingesteld. Met de rector werden benoemingen, het onderwijs en de inrichting van het onderzoek besproken. Ingevolge het instellingsplan PThU 2021-2026 werd en wordt de organisatie van het onderzoek opnieuw ingericht. 2022 was het ook het jaar dat de nieuwe masteropleiding in werking trad, terwijl de bacheloropleiding Theologie (joint degree) met de Vrije Universiteit in het licht van de zetelverplaatsing nader werd overwogen. Gegeven dat de verschillende onderdelen van onderwijs en onderzoek inhoudelijk in beweging zijn, heeft geen aparte bespreking plaatsgevonden van het reguliere systeem van kwaliteitszorg. Voor het verslag met betrekking tot het toezicht op de besteding van de studievoorschotmiddelen wordt verwezen naar paragraaf 4.5.6.
Er hebben zich in het afgelopen jaar uit een oogpunt van integriteit geen bijzondere feiten of vraagstukken voorgedaan die de aandacht vroegen. Er zijn bij de raad ook geen klachten dienaangaande bekend.
De Remuneratiecommissie heeft met beide leden van het College van Bestuur het functioneren besproken. Er heeft geen wijziging van de bezol -
diging plaatsgevonden. De bezoldiging van het College van Bestuur voldoet aan de wet normering topinkomens.
Ieder jaar evalueert de Raad van Toezicht zijn eigen functioneren. Iedere twee jaar evalueert de raad het eigen functioneren en de samenwerking met het College van Bestuur met behulp van externe begeleiding. De bevindingen van de externe adviseur worden afzonderlijk en gezamenlijk met het college besproken. Dit heeft in 2021 voor het laatst plaatsgevonden en zal in 2023 wederom plaatsvinden.
De leden van de Raad van Toezicht worden benoemd, geschorst en ontslagen door de Generale Synode van de PKN.
De Raad van Toezicht is zodanig samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar en van het College van Bestuur onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. Het principe van onafhankelijkheid is daarmee geëerbiedigd. De leden van de Raad van Toezicht opereren collegiaal en besluiten in collectiviteit. Tegelijk hebben de leden elk een eigen portefeuille en aandachtsgebied. De leden ontvangen voor hun toezichthoudende taken geen persoonlijke financiële vergoeding anders dan de vergoeding als lid van de Raad van Toezicht.
De Generale Synode besloot in 2022 de voorzitter van de raad, mr. J.P.H. Donner, te benoemen voor een tweede termijn voor de duur van vier jaar. De Raad van Toezicht bestond in 2022 uit de volgende leden:
• mr. J.P.H. Donner (voorzitter)
- benoeming tot en met 30 april 2026 (tweede termijn)
- Nevenfuncties: voorzitter van de CarnegieStichting Vredespaleis en voorzitter van het bestuur van de Haagse Academie voor Internationaal Recht, Minister van Staat, president van de Raad van Toezicht van de Oorlogsgravenstichting
• Ir. H.A.C. Branderhorst (profiel nieuwe vormen van kerk-zijn, vicevoorzitter)
- Benoeming tot en met 31 december 2023 (tweede termijn)
- hoofdfunctie: bestuurder SWZ Wassenaar
- nevenfuncties: geen
• mr. G. Endedijk (profiel bedrijfsvoering financiën)
- Benoeming tot en met 30 november 2025 (tweede termijn)
- Hoofdfunctie: advocaat, oprichter en partner
Lennox Litigation B.V.
- Nevenfuncties: Bestuurslid Stichting
Drugspastoraat Amsterdam, lid Raad van Toezicht Bijbels Museum in Amsterdam, lid
Adviescommissie buitenland van de Nederlandse Orde van Advocaten, advocaat-lid Hof van Discipline in Utrecht, lid Generaal College van Opzicht PKN, Docentschappen voor onder meer voor Grotius Academie en Beroepsopleiding
Advocatuur
• prof. dr. J.J. Graafland (profiel hoogleraar)
- benoeming tot en met 28 februari 2024 (eerste termijn)
- hoofdfunctie: full time hoogleraar Economie, Onderneming en Ethiek aan Tilburg University
- nevenfuncties: lid bestuur Stichting
Verburg Fonds, lid curatorium Stichting
Christelijke Filosofie, ouderling kerkenraad wijk B StJansgemeente Gouda, voorzitter thuisfrontcommissie voor Koen en
Petra den Hartog
• dr. A.G.L. van Nieuwpoort (profiel predikant)
- benoeming tot en met 31 mei 2025 (tweede termijn)
- Hoofdfunctie: predikant Duinzichtkerk
’s-Gravenhage
- Nevenfuncties: voorzitter Rochus Zuurmond leerstoel voor de Bijbelse Theologie, Secretaris Stichting Floating Clinic, oprichter en voorzitter De Nieuwe Bijbelschool
Vanuit de Raad van Toezicht onderhoudt prof. dr. J.J. Graafland het contact met de Universiteitsraad. De Raad van Toezicht heeft drie voorbereidende en adviserende commissies:
Remuneratiecommissie:
- mr. J.P.H. Donner (voorzitter)
- mr. G.C. Endedijk
- ir. H.A.C. Branderhorst
Auditcommissie:
- mr. G. Endedijk (voorzitter)
- ir. H.A.C. Branderhorst
Kwaliteitscommissie:
- dr. A.G.L. van Nieuwpoort (voorzitter)
- prof. dr. J.J. Graafland
De PThU heeft een Universiteitsraad (UR) ingesteld, bestaande uit acht leden, van wie de helft uit en door het personeel is gekozen en de andere helft uit en door de studenten. Taken en bevoegdheden van de raad zijn geregeld in een Reglement voor de Universiteitsraad. De Universiteitsraad voert ten minste eenmaal per jaar overleg met de Raad van Toezicht.
De transitie van de PThU naar een nieuwe unilocatie stond in 2022 veelvuldig op de agenda. Allereerst is intensief gesproken over de afwegingen om voor Utrecht te kiezen. De UR is ook betrokken geweest bij het programma van eisen voor de nieuwe locatie en het programmaplan. De UR fungeert sinds het Programmateam Transitie van start is gegaan als klankbordgroep daarvoor. Ook is de UR gevraagd in te stemmen met de beëindiging en verplaatsing van de opleidingen van de PThU met het oog op de unilocatie in Utrecht.
Twee studentleden zijn geïnterviewd door Berenschot over de mate waarin en de wijze waarop zij worden betrokken bij de implementatie en keuzes in de uitvoering van de bestedingsplannen van de NPO-middelen. Ook hebben twee studentleden
zitting genomen in de projectgroep over de Kwaliteitsafspraak PThU 2019-2024 . Daarnaast heeft de UR heeft op het gebied van onderwijs, naast de jaarlijks terugkerend thema’s als de OER-en en het studentenstatuut, geadviseerd over de hoogte van het instellingscollegegeld van de bacheloropleiding Theologie (joint degree).
In 2022 zijn er verschillende nieuwe leden verkozen, waaronder een promovendus en een postdoc als secundi leden. Het is voor de eerste keer dat ook leden van het wetenschappelijk personeel met een tijdelijke aanstelling lid zijn van de UR. Zij representeren hiermee een significante groep binnen onze organisatie. Uit deze geleding kwam dan ook een advies aan het College van Bestuur over het beleid rond buitenpromovendi aan de PThU. 2022 was ook het jaar waarin medewerkers en studenten weer vaker naar de locaties konden komen. Naar aanleiding daarvan kwamen er nieuwe vragen op over hybride werken en de wenselijkheid van aanwezigheid op locatie, zodat men elkaar vaker kan ontmoeten. Ook over dit thema heeft de UR geadviseerd.
Ons strategische meerjarenplan Theologisch kleur bekennen. Instellingsplan Protestantse Theologische Universiteit 2021-2026 gaat uit van de volgende missie: ‘Aan de Protestantse Theologische Universiteit weten wij ons aangesproken door het Evangelie van Jezus Christus en de weg die God met Israël en de volken gaat. Van daaruit willen we kerk, academie en samenleving inspireren en vernieuwen. We doen dat door te onderzoeken hoe Schrift en traditie, maar ook opvattingen en praktijken, bijdragen aan het vinden van zin, gerechtigheid en heil.’
Om kerk, academie en samenleving te inspireren en vernieuwen laten wij ons leiden door vier kenmerken: diep geworteld, breed georiënteerd, scherp van geest en rijk aan spiritualiteit. Ze markeren de ruimte waarbinnen we aan de PThU academische theologie bedrijven. Deze missie en kenmerken zijn vertaald in een set ambities voor onderzoek, onderwijs en valorisatie.
Wij willen ons onderscheiden door internationaal hooggekwalificeerd theologisch onderzoek. Dit onderzoek voedt het onderwijs en leidt tot waarde-creatie voor kerk, academie en samenleving, die daardoor geïnspireerd en vernieuwd worden. In het onderzoek richten wij ons op de grote vragen die kerk, academie en samenleving stellen aan de protestantse theologie. Deze leiden tot fundamenteel onderzoek naar de vernieuwing en herbronning die de protestantse theologie nodig heeft. En tot verrijking van kerk en samenleving met nieuwe theologische kennis.
Door middel van het onderwijs streven wij naar het ontwikkelen en overdragen van daadkrachtige protestantse theologie voor kerk, academie en samenleving. Ons theologisch onderwijs is erop gericht dat studenten, te midden van een veelheid aan tradities, heldere theologische visies op God en wereld en zin en heil, inspirerend en vernieuwend gestalte kunnen geven. Bij ons afgestudeerde theologen belichamen onze academische deugden: diep geworteld, breed georiënteerd, scherp van geest en rijk aan spiritualiteit. Bij de vorming tot theoloog vergroten studenten niet alleen hun kennis en vaardigheden, maar ontwikkelen zij ook een professionele en spirituele houding.
Als PThU willen wij kerk, academie en samenleving inspireren en vernieuwen. Daartoe vindt kennisuitwisseling plaats via de theologen die wij opleiden; via publicaties, seminars, advisering, nascholing en cursussen; en doordat organisaties onze wetenschappers weten te vinden voor duiding van situaties en gebeurtenissen. Wij willen beleidsmakers en andere professionals voeden in hun werk en zelf gevoed worden door de vragen die zij aan ons stellen. Wij willen de kerk en kerkelijke gemeenten helpen bij het oplossen van vraagstukken waarmee zij zich geconfronteerd zien. Zo willen wij in interactie verkeren met kerkelijke en maatschappelijke instellingen. En wij willen van ons laten horen in het publieke en kerkelijke domein, waar het debat in onze samenleving wordt gevoerd en waar actuele maatschappelijke en kerkelijke vraagstukken worden besproken.
De PThU is een door de Protestantse Kerk in Nederland gestichte instelling voor het verzorgen van theologische wetenschappelijk onderwijs, onderzoek en valorisatie. Als zodanig is de PThU een zelfstandig onderdeel van de kerk met rechtspersoonlijkheid.
Tegelijk is de PThU een levensbeschouwelijke universiteit in de zin van artikel 1.3 lid 2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Het College van Bestuur van de PThU is samengesteld uit twee leden: de voorzitter van het College van Bestuur en de rector. De leden vormen een collegiaal bestuur op basis van een portefeuilleverdeling. De portefeuille van de voorzitter omvat de bedrijfsvoering en de bestuurlijke representatie. Tot de portefeuille van de rector behoort het onderwijs- en onderzoeksbeleid en de academische representatie van de universiteit.
Het wetenschappelijk personeel is ondergebracht in leerstoelgroepen, waar een leerstoelgroep-voorzitter het hoofd van vormt. De ondersteunende medewerkers zijn werkzaam binnen afdelingen waaraan door een hoofd leiding aan wordt gegeven. De leerstoelgroep-voorzitters en de hoofden van de
ondersteunende afdelingen zijn verantwoording verschuldigd aan het College van Bestuur
Voor de organisatie en coördinatie van het onderwijs zijn opleidingsmanagers aangewezen voor respectievelijk de bacheloropleiding en de masteropleidingen. Deze managers zijn werkzaam onder aansturing van het College van Bestuur.
Het College van Bestuur is verantwoording schuldig aan de Raad van Toezicht, die zelf verantwoording verschuldigd is aan de Generale Synode van de Protestantse Kerk.
Het lopende onderwijs hebben we uitgevoerd gelijktijdig met onze besluitvorming omtrent de unilocatie in Utrecht en de besluitvorming over het beëindigen van de gezamenlijke bacheloropleiding Theologie (joint degree). Dit besluit tot beëindiging zal op termijn leiden tot de inrichting van een afbouwregeling. Zolang hiervan nog geen sprake is, wordt het opleidingsprogramma ongewijzigd aangeboden.
Bacheloropleiding Theologie (joint degree)
In het academisch jaar 2021-22 hebben we de doorontwikkelde bacheloropleiding Theologie (joint degree) voor het tweede opeenvolgende jaar aangeboden. Dit betekent dat het cohort dat instroomde in het cursusjaar 2019-2020 de opleiding op basis van een overgangsregeling heeft gevolgd. Evenals in cursusjaar 2020-2021 beïnvloedde de coronacrisis het onderwijs in cursusjaar 2021-2022. In de perioden 2, 3 en 4 moest het onderwijs voor het overgrote deel online aangeboden worden. Zowel van docenten als studenten heeft dit veel flexibiliteit en veerkracht gevraagd. Tijdens een rondetafelsessie in juni 2022 bleek dat de studenten uit het eerste en het tweede jaar er – ook in deze uitzonderlijke omstandigheden – in geslaagd zijn met elkaar een groep te vormen.
De voor deze opleiding verantwoordelijke besturen hebben een drietal thema’s prioriteit gegeven met het oog op het verbeteren van het onderwijs:
- Verhelderen wat er wordt verstaan onder dialogiseren. Dialogiseren is een belangrijke pijler van de gezamenlijke bacheloropleiding, maar de opvattingen over wat daaronder wordt verstaan, blijken vaak impliciet en diffuus. De gelaagdheid van het begrip is met docenten
besproken en hen is gevraagd om de betekenis en de rol van dialogiseren voor hun eigen cursus te expliciteren.
- Het voor studenten verhelderen van de positie van de door de docenten gegeven vak(ken) in het geheel van de bacheloropleiding en binnen de leerlijnen daarvan.
- Door corona en door het ingewikkelde systeem voor dossiervorming rondom toetsing, was een achterstand opgelopen in het op de juiste wijze archiveren van de toetsdossiers. De opleidingsdirecteuren hebben in samenwerking met de Examencommissie eraan gewerkt dit op orde te brengen, middels heldere uitleg over de te volgen werkwijze en een actieve benadering van docenten.
- Op basis van de uitkomsten van de Nationale Studenten Enquête (NSE) 2022 blijkt dat tussen de verschillende vakken teveel overlap zit en dat de arbeidsmarktvoorbereiding meer aandacht behoeft. Hier wordt in samenwerking met de Opleidingscommissie verbetering in aangebracht.
Instroom, doorstroom en uitstroom
De instroom in 2022 was veertien studenten (peildatum 31 december 2022). De daling van het aantal instromende studenten per studiejaar 2020-2021 hangt direct samen met de keuze van de VU om de opleidingsroutes die tot en met studiejaar 2019-2020 nog deel uitmaakten van de gezamenlijke bacheloropleiding, over te hevelen naar de bacheloropleiding Theology and Religious Studies die de VU zelf aanbiedt. De zich daarna voortzettende daling van de instroom houdt verband met ons voor aanvang van studiejaar 2021-2022 genomen besluit om ons onderwijs samen te brengen op één locatie te Utrecht.
Het rendement ten opzichte van voorgaande jaren ziet er als volgt uit:
Track bacheloropleiding Theologie RUG
De bachelor Theologie van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), waarin wij een substantieel deel van het onderwijs (45 ECTS) aanbieden, kreeg in de Keuzegids Hoger Onderwijs het kwaliteitszegel ‘topopleiding’. De kwaliteitsmeting van de gids is grotendeels gebaseerd op studentenoordelen, afkomstig uit de Nationale Studenten Enquête (NSE) 2022. In 2021-2022 hebben in totaal dertien studenten deelgenomen aan de vakken van ons traject binnen deze bachelor Theologie.
Op 1 oktober 2022 stonden er vijftig studenten ingeschreven voor de premaster. Hiervan waren achttien studenten met ingang van 1 oktober 2022 gestart met de premaster. Van de vijftig premasterstudenten volgden zes studenten deels onderwijs binnen de bacheloropleiding Theologie joint degree.
Zowel de eenjarige Master of Theology als de driejarige masteropleidingen Theologie (Predikantschap) en Theologie (Gemeentepredikant) hadden in het begin van 2022 nog te maken met de effecten van de coronacrisis. Gelukkig konden de colleges van het voorjaarssemester weer op locatie plaatsvinden. Voor de driejarige masteropleidingen maakte dit voorjaarssemester deel uit van het eerste jaar van het vernieuwde masterprogramma dat in het najaar van 2021 van start ging. Het vernieuwde concept van de opleiding beantwoordt aan doelstellingen op drie terreinen: onderwijskundige vernieuwing; verbreding en betere aansluiting op een veranderend werkveld; en sterkere profilering van de academische beroepsopleiding tot theoloog-predikant. Dit programma geeft vorm aan de intradisciplinaire en integratieve benaering van ons onderwijs, dat uitgewerkt wordt in colleges, stages en supervisie. In het voorjaar van 2022 werd onderwijs aangeboden in vier themavelden: leidinggeven, vieren, begeleiden en vernieuwen. Daarnaast werden het programma voor de masterthesis aangeboden, zowel voor studenten van de driejarige masteropleidingen als voor de eenjarige masteropleiding. In dit programma worden zowel
disciplinaire als intradisciplinaire seminars aangeboden, die de studenten op weg helpen bij het schrijven van de thesis. Het schrijven van de thesis zelf is een zelfstandig proces onder begeleiding van een supervisor. Voor en na de zomervakantie werden de ervaringen van het eerste jaar geëvalueerd, zowel met docenten als met studenten. Ter voorbereiding op het nieuwe academische jaar werden bijvoorbeeld de afspraken over de toetsing door middel van portfolio aangescherpt. Dit leidde tot grotere uniformering van de toetsing op de themavelden. In het najaar konden we een nieuwe groep gemotiveerde studenten verwelkomen. Zij volgden het programma van het basissemester, met daarin ook twee driedaagse bijeenkomsten op Nieuw Hydepark in Doorn. Voor de ouderejaars werden er drie themavelden aangeboden, te weten preken, leren en vernieuwen. Daarnaast was er een seminarprogramma voor de invulling van de vrije ruimte. Door in de afgelopen jaren studentcohorten op de juiste manier voor te sorteren is het mogelijk gebleken om zonder overgangsprogramma te werken. De ten opzichte van voorgaande jaren geringe instroom van de eenjarige master voor studiejaar 2022-2023 is het gevolg van een terughoudend wervingsbeleid. Er is besloten tot dit beleid in verband met een geplande revisie van het programma.
4.3.1 Onderwijsbeleid en uitvoering Omdat in de driejarige masteropleiding het onderwijs geheel nieuw is en bovendien vaak door docententeams wordt gegeven, waarvoor veel onderlinge afstemming nodig is, was 2022 een intensief jaar voor de docenten. De samenwerking in teams heeft in de meeste gevallen echter bijgedragen tot meer cohesie van het onderwijs en van de verschillende disciplines en tot meer collegiaal contact. Om het programma als geheel te kunnen monitoren komen zo’n zes keer per jaar de coördinatoren van de themavelden en semesters bij elkaar. Dat overleg is behulpzaam om de vinger aan de pols te houden. Met name rond het gebruik van portfolio, de nieuw ingevoerde toetsvorm, is er met de Examencommissie overleg geweest over het bewaken van de kwaliteit van de toetsing.
4.3.2 Toelating masteropleidingen
Voor derdejaarsstudenten is conform VSNU-beleid ook in 2022 een ‘zachte knip’-regeling getroffen,
zodat achterstanden niet zouden leiden tot het verlies van een vol studiejaar en studenten met een beperkte vertraging direct konden doorstromen naar de masteropleidingen.
4.3.3 Kwaliteit docentencorps
De expertise onder docenten in ontwerp en ontwikkeling van onderwijs kreeg een extra stimulans door een aantal beginnende docenten dat een BKOkwalificatie behaalde.
4.3.4 Toetsing
Het werk van de Examencommissie werd in sterke mate bepaald door de onderwijsherziening en wat daaruit voortvloeide. Er was opnieuw een verhoogd aantal verzoeken om vrijstellingen, extra herkansingen en aanpassing van individuele programma’s. De commissie dacht mee over de portfoliotoetsing en over een andere omgang met verzoeken tot vrijstelling, namelijk op grond van vooropleiding en relevante werkervaring en met behulp van het portfolio.
4.3.5 Kwaliteitszorg
Ten behoeve van het monitoren van de kwaliteit van het onderwijs en de toetsing hebben we een onderwijskwaliteitsbeleid en een toetsbeleid vastgesteld. Ons College van Bestuur neemt kennis van de uitkomsten van de evaluaties en besluit indien nodig – het advies van de opleidingscommissie daarbij betrekkend – tot het treffen van verbetermaatregelen, die het opleidingsmanagement vervolgens in overleg met de onderwijsgevenden doorvoert. Ten behoeve van de borging van het voor de opleidingen vastgestelde toetsbeleid is voor zowel de bachelor- als de masteropleidingen een examencommissie ingesteld. De commissie voor de bacheloropleiding is benoemd
in gezamenlijkheid met het bestuur van de Faculteit Religie en Theologie van de VU. De voltallige commissie functioneert tevens als BSA-commissie.
Tijdens de zesjaarscyclus van onderwijskwaliteitszorg vindt na drie jaar een midterm-evaluatie plaats. De uitkomsten van de tussentijdse evaluatie vormen de basis voor verbetermaatregelen die we in de resterende drie jaren van de accreditatietermijn doorvoeren en monitoren. In het zesde jaar van de accreditatietermijn volgt een externe beoordeling van de opleidingen, op basis van het door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) daartoe gehanteerde beoordelingskader met het oog op her-accreditatie.
Tussentijds en lopende het opleidingsprogramma wordt het onderwijs per cursus geëvalueerd door de deelnemende studenten en de coördinerend docent.
Van het cohort 2018-2019 van alle driejarige masteropleidingen in Amsterdam en Groningen gezamenlijk, hebben zeven studenten in studiejaar 2020-2021 hun diploma behaald. Het voltijdcohort 2018-2019 bestond uit 23 studenten. Het aantal studenten dat binnen de nominale duur van hun opleiding (drie jaar) het diploma behaalde bedroeg 30% van het totaalcohort voltijdstudenten 2018-2019.
Van het cohort 2017-2018 van alle driejarige masteropleidingen van Amsterdam en Groningen gezamenlijk, hebben vijf studenten in studiejaar 2020-2021, vier jaar na te zijn ingestroomd, hun diploma behaald. Dit is 22% van het voltijdcohort 2017-2018. Van dit cohort had 43% (tien studenten) de studie in drie jaar behaald. Van het cohort voltijdstudenten
2017-2018 hebben na vier jaar vijftien een diploma behaald. Het cohort voltijdstudenten 2017-2018 telde 23 studenten. Het percentage studenten van het voltijdcohort 2017-2018 dat na vier jaar studie (nominaal vermeerderd met een uitloopjaar) een diploma heeft behaald is 65%. Voor het cohort 2016-2017 geldt dat dit percentage 57% bedraagt.
Voor deeltijdstudenten geldt dat zij de opleiding nominaal niet eerder dan in 4,5 jaar kunnen afronden. De rendementspercentages van deze groep studenten is niet meegenomen in de tabel op de vorige pagina.
De Opleidingscommissie vormt het medezeggenschapsorgaan voor het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van de opleidingen. De commissie bestaat uit acht leden, van wie de helft uit en door het personeel is gekozen en de andere helft uit en door de studenten. Taken en bevoegdheden van de commissie zijn geregeld in een Reglement voor de Opleidingscommissie. Aan onze universiteit zijn twee van deze commissies verbonden: één voor de bacheloropleiding Theologie (joint degree), die we samen met de VU aanbieden en waarvoor wij de helft van het aantal leden hebben aangewezen; en één voor onze masteropleidingen. De Opleidingscommissie voert ten minste tweemaal per jaar overleg met het College van Bestuur.
De opleidingscommissie voor de masteropleiding bestaat uit acht leden, vier studenten en vier docenten, gelijkelijk verdeeld over de beide locaties van de PThU (Groningen en Amsterdam). Eén van de studentleden vertegenwoordigt de deeltijdstudenten. Tijdens de vergaderingen overlegt de commissie met de opleidingsmanager masteropleidingen en minimaal drie keer per jaar met de portefeuillehouder onderwijs van het College van Bestuur. In het vergaderjaar 2022-2023 vergaderde de commissie vier maal. Gedurende het verslagjaar heeft de commissie specifiek aandacht gegeven aan de invoering van een evaluatiesystematiek en de onderwijskwaliteit van de herziene driejarige masteropleiding.
In het kader van toekenning van studievoorschotmiddelen ten behoeve van de investering in de kwaliteit van het onderwijs, hebben we een kwaliteitsafspraak gemaakt die past bij de onderwijsvisie en daarmee het eigen karakter van onze universiteit. De onderdelen van deze kwaliteitsafspraak sluiten aan op thema’s die onderdeel uitmaken van het sectorakkoord. We hebben er voor gekozen in te zetten op de volgende thema’s: meer en betere begeleiding van studenten; vergroten van de onderwijsdifferentiatie; investeren in passende en goede onderwijsfaciliteiten; en extra professionalisering van docenten. We lichten deze thema’s hieronder toe.
Meer en betere begeleiding van studenten
Ter verdere verbetering van de bestaande begeleiding van studenten hebben we afgesproken te investeren in invoering en aanbod van een ontwikkel-assessment voor studenten. Het assessment zou plaats moeten vinden vóór aanvang van de driejarige masteropleiding.
Doel van dit assessment is het zelfinzicht van de student te vergroten. Het assessment helpt de student om na te denken over zijn of haar persoonlijk profiel als theoloog en predikant. Het geeft ons inzicht in de kennisbasis van de student met het oog op het specifieke karakter van de opleiding. Dit draagt bij aan het voeren van regie op de aansluiting van de student op de opleiding en van de opleiding op een beroepenveld. Daarnaast kan het ontwikkelassessment de student helpen bij het maken van passende keuzes door de opleiding heen.
Het tonen van geestelijk leiderschap in een pluralistische samenleving is een essentiële competentie binnen ons onderwijs. Ook naast en bovenop het bestaande onderwijsaanbod willen we studenten de gelegenheid bieden deze competentie verder te ontwikkelen. We bieden daarom trainingen aan waarbij de integratie van kennis en spiritualiteit in interactie tussen studenten en docenten gestalte kan krijgen. Binnen deze interactie kunnen studenten hun onderlinge verschillen thematiseren, en oefenen in het aanbrengen van verbanden tussen de academische
theologie, de eigen spiritualiteit en geloofsbeleving en die van anderen.
Investeren in passende en goede onderwijsfaciliteiten
Kwalitatief goed onderwijs vergt goede IT-voorzieningen. We hebben besloten te investeren in IT-faciliteiten die de mogelijkheden vergroten om blended learning in te zetten in het onderwijs. Blended learning heeft tot doel de leeractiviteiten van studenten te intensiveren, het leerproces beter te stroomlijnen en het leerrendement te vergroten. Investeren in IT-faciliteiten komt binnen de totale studentenpopulatie in het bijzonder de deeltijdstudenten en premasterstudenten ten goede. Met behulp van blended learning kunnen we de opleiding voor deze categorieën studenten beter flexibiliseren en afstemmen op hun situatie, die bestaat uit het combineren van studie, werk en privé. Dit verhoogt hun leerrendement. Wij hebben relatief veel zij-instromende studenten, zodat het benutten van IT-faciliteiten voor deze groep van groot belang is.
De kwaliteit van onze docenten is in de basis op orde. Ze dienen hun BKO te hebben behaald voordat zij onderwijs geven. Een aantal van de docenten beschikt over een SKO. In nauw verband met de beoogde investering in onderwijsfaciliteiten hebben we het voornemen te investeren in extra professionalisering van docenten door hen te trainen in eigentijds en didactisch verantwoord gebruik van IT-mogelijkheden voor het aanbieden van hun onderwijs.
Het door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) per jaar toegekende budget vanuit de studievoorschotmiddelen voor de duur van de kwaliteitsafspraak van 2019 tot en met 2024 is te raadplegen in de tabel hieronder.
In 2019 stelde het College van Bestuur heeft een projectgroep in, bestaande uit vertegenwoordigers van de studenten van de studentengeledingen van de Universiteitsraad en van de Opleidingscommissie, en de directeur onderwijs. Aan deze groep werd gevraagd voorstellen te doen voor investeringen in de kwaliteit van ons onderwijs. De projectgroep kreeg daarbij de beleidsthema’s en de criteria voor beoordeling van de voorstellen als kader mee.
Een eerste bijeenkomst met onze studenten vond in september 2018 plaats. Daarbij gaf het College van Bestuur uitleg over de aanleiding en achtergronden van het ingezette traject, dat zou moeten uitlopen op een plan voor inzet van studievoorschotmiddelen door onze universiteit. Tijdens deze bijeenkomst is een eerste inventarisatie van voorstellen gehouden. In december 2018 heeft de projectgroep een aantal van deze voorstellen voor kwaliteitsinvestering uitgewerkt. In eerste instantie hebben de studenten van de projectgroep zonder betrokkenheid van de directeur onderwijs een brainstormsessie gehouden. In tweede instantie zijn de uitkomsten daarvan met de directeur onderwijs overlegd. Dit overleg leidde tot voorstellen die in een tweetal bijeenkomsten aan studenten van de vestiging Groningen en de vestiging Amsterdam zijn voorgelegd en toegelicht met het oog op het peilen van draagvlak. Op basis van deze twee bijeenkomsten zijn de voorstellen aangescherpt en in januari 2019 ter eerste bespreking voorgelegd aan het College van Bestuur. Het college heeft getoetst of de voorstellen pasten binnen het instellingsbeleid, de onderwijsvisie en de begroting.
De uitkomst van de bespreking door het College van Bestuur leidde tot een uitbreiding van de voorstellen met een voorstel namens het bestuur. Deze betrof de inzet van blended learning. Het aangevulde voorstel is voorgelegd aan de studentengeledingen van de Universiteitsraad en de Opleidingscommissie. Na bespreking daarvan en het bereiken van over-
eenstemming is op basis van het totale pakket aan voorstellen in januari en februari 2019 een aantal bijeenkomsten belegd voor studenten van de beide vestigingen. Tijdens deze bijeenkomsten is de keuze voor de gepresenteerde voorstellen toegelicht. Vervolgens is in samenspraak met de studenten een prioritering aangebracht. Het College van Bestuur heeft deze geprioriteerde voorstellen in februari ter eerste kennisname voorgelegd aan de Raad van Toezicht, die deze met instemming begroette. Na deze consultatie zijn de voorstellen voorgelegd aan de Universiteitsraad, die er op 12 februari mee instemde.
Op 7 maart 2019 stelde het College van Bestuur het rapport ‘Kwaliteitsafspraak 2019-2024’ vast. Op 28 maart stemde de Universiteitsraad in met het rapport. De Raad van Toezicht gaf op 3 april zijn goedkeuring.
Op 21 maart 2019 stelde het College van Bestuur –kennisnemend van het instemmingsbesluit van de Universiteitsraad en van het goedkeuringsbesluit van de Raad van Toezicht – het rapport ‘Kwaliteitsafspraak 2019-2024’ definitief vast. Daarna stuurde het college dit rapport toe aan de door de NVAO geïnstalleerde commissie ter beoordeling van het plan voor de inzet van studievoorschotmiddelen.
Op 28 mei 2019 bezocht de NVAO-commissie onze universiteit. Tijdens dit bezoek sprak de commissie met vertegenwoordigers van het College van Bestuur, studenten en de Raad van Toezicht. Uit het rapport van de commissie bleek dat de commissie van oordeel was dat het plan van onze universiteit voor de inzet van de studievoorschotmiddelen voldeed aan de criteria uit het ‘Protocol voor de beoordeling van de Kwaliteitsafspraken Hoger Onderwijs 2019-2024’.
4.5.3 Voortgang plan van aanpak
Zoals door het bestuur tijdens het gesprek met de NVAO-commissie werd toegelicht, was de uitwerking van het investeringsplan geïntegreerd in het per september 2019 op gang gebrachte project voor herziening van de driejarige masteropleidingen. Dit project liep evenwel grote vertraging op, als gevolg waarvan de start van de herziene masteropleidingen eerst per september 2021 kon plaatsvinden. Bij het proces van herziening van de masteropleidingen was de medezeggenschap, via zowel de Universiteitsraad als
de Opleidingscommissie, nauw betrokken. Dit leidde ertoe dat de aan de herziening van de masteropleiding gekoppelde voorgenomen investeringen, ten laste van het uit de studievoorschotmiddelen beschikbaar gestelde budget in de jaren 2019 en 2020, niet kon plaatsvinden. Dit betrof de opzet en uitvoering van een ontwikkelassessment voor studenten bij aanvang van de opleiding, de leiderschapstraining, de ontwikkeling van cursussen op basis van blendend learning en de daarmee verband houdende docentprofessionalisering. Vanaf september 2021 konden voor de eerste maal ontwikkelassessments worden afgenomen.
De beperkende maatregelen in verband met corona waarmee we in de loop van 2020 werden geconfronteerd en die doorwerkten tot en met het voorjaar van 2022, vormden een tweede omstandigheid die de mogelijkheid beperkte tot het doen van investeringen volgens het bij de kwaliteitsafspraak opgestelde bestedingsplan. Meerdaagse trainingen houden op externe locaties bleek – zolang de beperkende maatregelen van kracht waren – onmogelijk. Eerst in het voorjaar van 2022 konden dergelijke trainingen gehouden worden.
Als gevolg van de coronamaatregelen moest onze organisatie in 2020 een razendsnelle omslag maken naar volledig online aangeboden onderwijs. Deze omslag kwam in de plaats van de voorgenomen geleidelijke ontwikkeling van blended learning. Onze universiteit investeerde in IT-faciliteiten om al het onderwijs online te kunnen geven. Het toegekende budget vanuit de studievoorschotmiddelen werd daartoe aangewend. De besluiten naar aanleiding van de coronamaatregelen, werden steeds, nadat ze waren genomen, met de medezeggenschap afgestemd.
4.5.4 Stand van zaken in het verslagjaar
In het voorjaar van 2022, na afloop van de beperkingen als gevolg van corona, nam het bestuur het initiatief om de voortgang van de kwaliteitsafspraak samen met de medezeggenschap tussentijds te evalueren en waar nodig de uitvoering ervan bij te sturen. De Universiteitsraad wees twee studenten aan voor het aandachtsveld kwaliteitsafspraak. Tijdens de evaluatie met deze studenten bleek het noodzakelijk de functie van het ontwikkelassess
ment, in het licht van het sinds 2021 vernieuwde opleidingsprogramma, te verduidelijken.
Deze verduidelijking heeft als doel de meerwaarde van het ontwikkelassessment beter voor het voetlicht te brengen onder studenten. Het ontwikkelassessment verschaft de student zelfinzicht en biedt van aanknopingspunten voor diens ontwikkelmogelijkheden. Het assessment helpt de student om na te denken over zijn of haar persoonlijk profiel als theoloog en predikant. Het geeft inzicht in de kennisbasis van de student met het oog op het specifieke karakter van de opleiding. Dit draagt bij aan het voeren van regie op een passende aansluiting van de studenten op de opleiding en van de opleiding op een beroepenveld. Tevens kan het ontwikkelassessment de student helpen bij het maken van passende keuzes door de opleiding heen.
Ook de meerdaagse training, waarmee wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van geestelijk leiderschap, verdient een versterkte integratie in het gehele opleidingsprogramma. Met deze trainingen wil onze universiteit studenten in staat stellen te bepalen wat voor de uitoefening van geestelijk leiderschap gevraagd wordt; dit in de complexe samenhang tussen enerzijds hun persoonlijke spirituele en morele identiteit en anderzijds de sterke diversiteit aan spirituele en morele identiteiten in maatschappelijke en kerkelijke gemeenschappen waartoe zij zich moeten verhouden; en binnen een steeds verder seculariserende context. In het bijzonder beogen wij als universiteit bij te dragen aan
het ontwikkelen van geestelijk leiderschap vanuit de noodzaak als theoloog constructief en verstaanbaar te kunnen spreken binnen de publieke ruimte. En tenslotte streven wij ernaar een zodanig geestelijk leiderschap bij toekomstige theologen te helpen ontwikkelen, dat deze verantwoord een eigen inbreng kunnen hebben op plekken in het publieke domein waar verscheidenheid de boventoon voert en waar zij hun geestelijk leiderschap inzetten als een vorm van ‘academic service’. Op grond van de evaluatie met de studenten vanuit de medezeggenschap, en met behulp van studentenevaluaties op basis van de reguliere interne kwaliteitszorg, stuurt het opleidingsmanagement de invulling van de meerdaagse training geestelijk leiderschap bij.
De investering in het benutten van IT-toepassingen voor het onderwijs beperkt zich tot het in stand houden van de ten tijde van de coronacrisis gepleegde investeringen in het faciliteren van online onderwijs. Bij het ontwerp van een nieuw te ontwikkelen IT-landschap, dat als gevolg van het besluit om onze universiteit te verhuizen naar Utrecht noodzakelijk wordt, wordt rekening gehouden met het creëren van faciliteiten voor verbeterde en gemoderniseerde online toepassingen voor het onderwijs. Deze zullen vanaf 2024 beschikbaar komen.
De gepleegde investering in docentprofessionaliteit in de jaren 2021 en 2022 heeft betrekking op het behalen van de BKO en SKO. Een professionalisering die is gekoppeld aan de inzet van moderne IT-faciliteiten, houdt gelijke tred met de investering in gemoderniseerde online toepassingen voor het onderwijs.
De Universiteitsraad is gedurende de vaststelling van de begroting en de implementatie van de kwaliteitsafspraken door het bestuur geconsulteerd en heeft in dit proces voldoende medezeggenschap kunnen uitoefenen. Deze medezeggenschap is recent opnieuw goed zichtbaar geworden in de evaluatiegesprekken die gevoerd zijn naar aanleiding van het jaarverslag 2021. De uitvoering van de kwaliteitsafspraken en besteding van de studievoorschotmiddelen zijn voldoende toegelicht door het College van Bestuur. De raad erkent de bijzondere omstandigheden waardoor de uitvoering in 2019 en 2020 afweek van hetgeen eerder was gepland en begroot. In de evaluatiegesprekken heeft de doelmatigheid van deze uitgaven een centrale rol plek ingenomen. De functie van het ontwikkelassessment was niet geheel duidelijk binnen het huidige onderwijsprogramma en werd aanvankelijk niet positief ontvangen door de studenten. De studentengeleding is tevreden met de verwerking van deze feedback, aangezien de Universiteitsraad van de studenten gedurende dit academisch jaar 2022-2023 hierover positieve signalen heeft ontvangen. De onderwijsdifferentiatie door middel van off-site trainingen, investering in de docentprofessionaliteit en de implementatie van IT-toepassingen door middel van blended-learning lijken ook sinds dit academiejaar beter tot stand te komen. In dit academiejaar is de feedback van vorig jaar duidelijk toegepast door het College van Bestuur met betrekking tot de kwaliteitsafspraken; hierover is de Universiteitsraad zeer tevreden.
De Raad van Toezicht houdt toezicht op de besteding van de studievoorschotmiddelen. Deze besteding vindt plaats ten behoeve van de thema’s die zijn opgenomen in het in 2019 vastgestelde en door de raad goedgekeurde plan. De voortgang op de besteding wordt namens de Raad van Toezicht door de Kwaliteitscommissie besproken met het College van Bestuur. Tijdens de tussentijdse evaluatie van de voortgang die de Kwaliteitscommissie met het bestuur organiseerde, bleek dat de realisatie van de voorgenomen bestedingen in 2019 en 2020 achterbleven ten opzichte van de in het plan opgenomen bestedingsraming. Hieraan lag – naast de beperkende maatregelen als gevolg van corona – het uitstel van de implementatie van de herziene masteropleiding ten grondslag. Tot dit uitstel is met instemming van de Raad van Toezicht besloten, hetgeen impliciet een uitstel van bijvoorbeeld de introductie van het ontwikkelassessment betekende. In 2022 heeft het College van Bestuur de – na de in 2021 gehouden evaluatie met de medezeggenschap – voorgenomen bijsturing op de plannen besproken met en toegelicht aan de Kwaliteitscommissie. Het monitoren van de uitvoering daarvan vindt plaats in het kader van de bespreking door de Kwaliteitscommissie met het College van Bestuur over de kwaliteit van het bachelor- en masteronderwijs naar aanleiding van evaluaties. In dit verband heeft de Kwaliteitscommissie kennis genomen van de positieve signalen vanuit de studenten na doorvoering van verbeteringen op grond van de door de studentengeleding van de Universiteitsraad gegeven feedback.
In mei 2021 aanvaardde onze universiteit een aangescherpt instellingsplan onder de titel Theologisch kleur bekennen. Het overkoepelende doel is een nauwere samenhang binnen ons onderzoek te realiseren, scherper te sturen op de te behalen doelstellingen en beter in te spelen op behoeften aan onderzoek zoals die leven in kerk, academie en samenleving. In het instellingsplan werden in dat licht verschillende stappen aangekondigd voor de periode 2021 tot 2026. Zij komen in het navolgende aan de orde.
De programma’s Mediating Good Life en Moving Identities vormen we om tot investeringsfoci binnen het ene onderzoeksprogramma van de universiteit. Bij al het moois dat binnen de twee programma’s was ontstaan, gingen de twee programma’s steeds meer functioneren als structuren met de bijbehorende harde grenzen tussen de twee programma’s en zelfs binnen programma’s tussen verschillende projecten. Dat maakte het moeilijker om flexibel om te gaan met vragen vanuit kerk, academie en samenleving. Bovendien is de instelling niet groot genoeg om twee afzonderlijke onderzoeksprogramma’s te rechtvaardigen. Het onderzoeksprogramma van de universiteit is als zodanig vervat in de missie. De programma’s zijn feitelijk nadere bepalingen van waar we ons op concentreren.
In plaats van in overkoepelende programma’s brengen we bredere onderzoeksinitiatieven bij elkaar in projecten die naar hun aard een dynamisch karakter hebben. Die projecten hoeven niet zozeer al ons onderzoek te omvatten, maar om meer focus aan te brengen willen we er wel zoveel mogelijk onderzoek en onderzoekers in samenbrengen. Deze projecten worden in samenwerking met externe partners vormgegeven en sluiten zo nauw aan bij vragen uit kerk, academie en samenleving. De permanente structuur binnen de universiteit wordt bepaald door de disciplinaire leerstoelgroepen, die ook in financieel opzicht zoveel mogelijk zelfstandig moeten kunnen opereren. Dat wil zeggen: ze hebben hun eigen budget. De discipline-overstijgende projecten brengen onderzoekers uit verschillende leerstoelgroepen bij elkaar
om samen onderzoek te doen. Externe financiering weerspiegelt externe betrokkenheid. Daarom is het van belang om de discipline-overstijgende projecten te ontwikkelen met het oog op externe financiering. Intern geld is met name bedoeld om de verwerving van extern geld aan te zwengelen door projectleden vrij te maken en externe financiering van interne matching te voorzien.
Over het verloop van een aantal jaren brengen we de vanzelfsprekendheid van de financiering vanuit de eerste geldstroom terug tot 20% van iemands aanstelling, in plaats van de gebruikelijke 40%. Dat betekent dat we er op koersen om 20% van de aanstellingsomvang van een hele (vast aangestelde) leerstoelgroep extern te financieren. Het budget dat daardoor vrijkomt, is beschikbaar voor het College van Bestuur om binnen de foci nieuwe initiatieven te steunen. De overgebleven 20% kan een onderzoeker binnen de focus van het onderzoek vrij inrichten, zij het met voldoende output.
De doelen die voor het jaar 2022 werden gesteld, waren primair gericht op het realiseren van de mogelijkheidsvoorwaarden voor het werken op de manier zoals in het Instellingsplan is beschreven:
1. Vaststellen van een onderzoeksstrategie die past binnen het Instellingsplan;
2. in verband met de overgang naar projectmatig werken vastleggen van werkprocessen en inrichten van een deze werkwijze ondersteunende administratie;
3. de organisatie en coördinatie van het onderzoek op basis van twee onderzoeksprogramma’s herinrichten naar sturing op basis van foci en projecten;
4. het inrichten van budgethouderschap van leerstoelgroepen;
5. Het inrichten van een financieel systeem ter ondersteuning van budgethouders;
6. Het inrichten van de administratieve organisatie met betrekking tot promovendi;
7. met het oog op een gewenste cultuuromslag vaststellen van gewenst gedrag en gewenste samenwerkingsvormen;
8.
ter ondersteuning van de uitvoering van onderzoeksprojecten faciliteren van wetenschappelijke informatie.
Tijdens het jaar 2022 zijn de eerste stappen gezet in de richting van deze opzet. Per 1 januari 2022 zijn de onderzoeksprogramma’s als structuur binnen de universiteit buiten werking getreden. Tegelijkertijd zijn een aantal projectteams waarin onderzoekers vanuit verschillende leerstoelgroepen participeerden, behouden gebleven en verder uitgebouwd.
Zeven leerstoelgroepen zijn vanaf 1 januari 2022 tot stand gekomen, twee op het gebied van sources, twee voor beliefs en twee voor practices. Verder is het Centrum voor Beroepsvorming en Spiritualiteit (voorheen Seminarium Hydepark), sinds 2013 geïntegreerd in de universiteit, omgevormd tot een zevende leerstoelgroep. De Commissie Wetenschapsbeoefening, tot het einde van 2021 verantwoordelijk voor het onderzoeksbeleid, werd per 1 januari 2022 omgevormd tot het Leerstoelgroepsvoorzittersoverleg, een overleg waarvan alle voorzitters van leerstoelgroepen deel uitmaken, samen met de rector en de voorzitter van het College van Bestuur (en de ambtelijk secretaris). Ten behoeve van deze leerstoelgroepen zijn budgetten ontwikkeld en is de financiële administratie zo ingericht dat ze de leerstoelgroepen en projecten zo goed mogelijk kan faciliteren. Vanuit de samenhang tussen deze vernieuwingen is in 2022 een nieuwe manier van werken gestart en beoefend; een proces dat in 2023 verder wordt voortgezet.
Tegelijkertijd werden de bestaande projectinitiatieven zoals die zich binnen het kader van de twee buiten werking gestelde programma’s hadden ontwikkeld, gehandhaafd en verder uitgewerkt. Daaruit zijn vier projecten voortgekomen. Het eerste project dat werd uitgewerkt en al in 2019 van start ging, is het Moral Compass Project. Het tweede project, dat met name in 2021 en 2022 is ontwikkeld, is het project ‘Church and Slavery in the Dutch Empire: History, Theology, and Heritage’. Het derde project dat gedurende 2022 tot ontwikkeling is gekomen,
is ‘Ground. Towards a responsible and embodied theological view on our relationship with the earth in the context of 21st-century climate and ecological problems’. Een vierde project verkeert nog in de opstartfase: ‘Kerk 2040’.
5.3.1 Moral Compass Project
Het jaar 2022 stond voor het Moral Compass Project in het teken van oogsten van wat eerder was gezaaid: een internationale conferentie, de publicatie van een internationale bundel, en de voltooiing van het eerste van de zes deelprojecten. Daarnaast ging het laatste deelproject van start, en vond er een wisseling van de wacht plaats op de posities van projectleider en projectmanager.
In maart 2022 vond in Utrecht een internationale conferentie plaats met als titel ‘The Search for Moral Common Ground’. Dat thema vormt het hart van het Moral Compass Project. Het betreft de vraag waar we in een tijd van moreel pluralisme, relativisme en toenemende polarisatie elkaar op moreel vlak kunnen vinden. Is het mogelijk moraal zo ter sprake te brengen dat niet de verschillen in inzichten over het goede maar de gezamenlijke zoektocht ernaar voorop staat? Hoe heeft die zoektocht er in het verleden uit gezien? Welke invloed had de transcendentie van het goede centraal staan, maar daarbij? De hoofdsprekers uit heel verschillende vakgebieden en de call for papers leidden tot een nog grotere variatie aan disciplines bij de paper presentaties (filosofie, theologie, sociologie, psychologie, pastoraat, musicologie). De sprekers uit binnen- en buitenland benaderden de zoektocht naar verbinding op moreel vlak vanuit theoretische (deugd, wet, scheppingsorde) en toegepaste vraagstellingen (abortus, onderwijs, einde van het leven, familie). Dit leidde tot levendige discussies. De kritische hoofdlezing van prof. dr. Nicholas Adams uit Birmingham gaf aanleiding tot een verder gesprek dat zal neerslaan in een themanummer van een wetenschappelijk tijdschrift.
In augustus 2022 verscheen in de serie ‘Routledge Studies in Ethics and Moral Theory’ de bundel The Transcendent Character of the Good: Philosophical and Theological Perspectives onder redactie van prof. dr. Petruschka Schaafsma (New York, NY: Routledge, 2023). Dit boek komt voort uit een internationale expert meeting vanuit het Moral Compass Project
in 2020. De bundel bevat bijdragen vanuit de zes deelprojecten aan de gezamenlijke hoofdvraag hoe in tijden van moreel pluralisme en polarisatie over het universele en verbindende karakter van moraal gedacht wordt. Daartoe focust het boek op het transcendente karakter van het goede. Het goede is transcendent in die zin dat het altijd meer is dan concrete goede dingen, handelingen of individuele voorkeuren. Het functioneert als de pool van een kompas dat ons helpt ons morele leven te oriënteren. Als pool is het goede zelf niet te vatten. Die kritische spanning tussen het transcendente en het concrete goede in de wereld wordt in deze bundel onderzocht via begrippen als geweten, natuurlijke en goddelijke wet, deugd en genade. De twaalf bijdragen zijn in drieën geordend. Deel I bespreekt metafysische kwesties zoals de realistische aard en de eenheid van het goede in relatie tot filosofische, naturalistische en theologische benaderingen van Augustinus tot Iris Murdoch. Deel II verkent de vraag in hoeverre het transcendente goede kan worden gekend en gedaan, in het bijzonder het delicate evenwicht tussen goddelijk gebod en menselijke deugdzaamheid. Vroege protestantse theologische opvattingen blijken uitstekende gesprekspartners voor bezinning op deze kwesties. Deel III richt zich op de vraag hoe transcendentie in het geding is in twee beladen morele kwesties van vandaag: in het transgressieve karakter van euthanasie en het mysterie van familie. Het boek is voor iedereen gratis te downloaden (open access https://library.oapen.org/bitstream/20.500.12657/ 57843/1/9781000646245.pdf).
Na de zomer nam Schaafsma het projectleiderschap over van prof. dr. Maarten Wisse. Schaafsma was vanaf het eerste uur bij het project betrokken, ook als leider van het deelproject over familieverantwoordelijkheid. Sinds Wisse het rectoraat van onze universiteit op zich nam bleef er voor hem minder ruimte over voor dit project. Met de opvolging door Schaafsma is het leiderschap voor de tweede helft van de loopduur stevig verankerd, wat des te meer nodig was omdat projectmanager drs. Margriet Westers het project verruilde voor een nieuwe baan. Zij had de eerste vier jaar een belangrijke rol in het vorm geven aan de samenhang van het project.
In december 2022 liep het eerste deelproject, van prof. dr. Theo Boer en prof. dr. Stef Groenewoud
over medische ethiek rond het levenseinde, af. Uit deze buitengewoon productieve samenwerking zijn talrijke Nederlandse en internationale wetenschappelijke publicaties voortgekomen, variërend van regiovariatie in het toedienen van euthanasie in Nederland tot de vraag of er gedeelde waarden zijn in het denken over een goed levenseinde.
Het zesde en laatste deelproject over mensenrechten, in het bijzonder het recht op vrijheid van meningsuiting, ging in de zomer van 2022 van start met de aanstelling van postdoc dr. Rudmer Bijlsma. Vanuit zijn wijsgerige en juridische expertise onderzoekt hij hoe bij Spinoza deze vrijheid een belangrijke rol speelt in het denken over een vreedzame samenleving in gehoorzaamheid aan God. Spinoza’s visie betrekt hij op onze tijd, waarin de vrijheid van meningsuiting weer volop actueel is geworden in kwesties als fake news en het centraal stellen van deze vrijheid in het denken over mensenrechten.
Het in 2022 door NWO in de open competitieronde goedgekeurde project ‘Church and Slavery in the Dutch Empire: History, Theology, and Heritage’ werd in 2020 en 2021 ontwikkeld als nieuw onderzoeksinitiatief binnen het onderzoeksprogramma Moving Identities (met medewerking van prof. dr. Heleen Zorgdrager, prof. dr. Annette Merz, prof. dr. Dorottya Nagy, dr. Erica Meijers, dr. Rein Brouwer, dr. Gert van Klinken, dr. Jan Krans, dr. Paul Sanders), samen met stakeholders uit protestantse gemeenten, waarbij de Protestantse Kerk van Amsterdam een leidende rol had, en met collega’s van de VU. Het project vraagt naar de rol van de protestantse kerk bij het Nederlands slavernijverleden in drie dimensies: (1) de rol van theologie en bijbeluitleg in de discoursen over slavernij in verleden en heden, (2) de maatschappelijke en financiële betrokkenheid van de protestantse kerk in de koloniale periode bij de slavenhandel en de uitbuiting van slaven in de koloniën en (3) de doorwerking van het slavernijverleden in kerk en maatschappij vandaag.
Nadat in november 2021 de vooraanvraag door NWO was goedgekeurd, werd binnen vier maanden een sterk verbeterde definitieve aanvraag geschreven en in februari 2022 door Merz (PThU, penvoerder) en prof. dr. George Harinck (VU, tweede
aanvrager) ingediend (aanvraag zie: www.pthu.nl/ kerk-en-slavernij). Dr. Martijn Stoutjesdijk werd als postdoc in dienst genomen, om het onderzoek, onafhankelijk van goedkeuring door NWO, alvast op te starten, de projectgroep te ondersteunen, het onderzoek goed in de publieke belangstelling te zetten en in aanloop naar het herdenkingsjaar 2023 de activiteiten te coördineren. Het in juli 2022 goedgekeurde project (omvang ruim 1 miljoen euro met een looptijd van vijf jaar vanaf 1 januari 2023) is voor driekwart door NWO en een kwart door onze universiteit gefinancierd. Partners zijn de PThU als penvoerder, de VU, de Universiteit van Curaçao (met de antropologe prof. dr. Rose Mary Allen als senior researcher) en NiNsee (Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis), met daarnaast een grote klankbordgroep van kerkelijke stakeholders in Nederland en de voormalige Nederlandse koloniën. Het project is ingebed in een internationaal netwerk van onderzoekers naar de geschiedenis van koloniale slavernij en haar doorwerking in het heden. In het project wordt onderzoek verricht door twee fulltime PhD’s (één aan de PThU, één aan de VU), één postdoc (Stoutjesdijk, PThU), één senior onderzoeker aan de Universiteit van Curaçao, en met inbreng van eigen onderzoekstijd door senior onderzoekers van de VU (Harinck, dr. Dienke Hondius) en de PThU, waarbij al diverse thematisch verwante onderzoeksprojecten zijn aangesloten.
Aan het NWO-project werken mee: Merz, Zorgdrager, Krans, Sanders, Nagy en Meijers, daarnaast: Kirsten van der Ham MA (PhD-project racisme), en Klinken, prof. dr. Aza Goudriaan en dr. Lieve Teugels (slavernij in theologische bronnen jodendom en protestantse orthodoxie). Door de grondige en tijdige voorbereiding konden in het verslagjaar al diverse publicaties worden voltooid, die grotendeels in het herdenkingsjaar 2023 zullen verschijnen. Ook konden afspraken over meewerken aan publieke symposia, wetenschappelijke conferenties en mediaprojecten gemaakt worden die in 2023 gerealiseerd zullen worden.
Met het binnenhalen van deze prestigieuze beurs op een maatschappelijk hoogst actueel thema, kunnen wij als PThU fundamenteel theologisch en kerkhistorisch onderzoek doen, waarin de expertise en ervaring van de eigen staf optimaal benut kan worden en waarin veel potentie ligt voor belangwekkend onder-
zoek in samenwerking met kerkelijke en maatschappelijke partners op de korte en de lange termijn.
In het verslagjaar heeft het project ‘“The Earth is the Lord’s.” Renewing Christian Theology from the Ground Up in Times of Climate and Ecological Crisis’ zich ontwikkeld tot het vijfjarige interdisciplinaire onderzoeksproject ‘Ground. Towards a responsible and embodied theological view on our relationship with the earth in the context of 21st-century climate and ecological problems’. (‘Grond. Naar een verantwoorde theologische visie op onze verhouding tot de aarde in de context van 21ste-eeuwse klimaat- en ecologische problemen’).
Het projectteam, bestaande uit onderzoekers uit de systematische theologie, kerkgeschiedenis, praktische theologie en het veld van de beroepsvorming van predikanten, staat onder leiding van dr. habil. Mirella Klomp. Het onderzoeksproject neemt de urgentie van klimaatveranderingen en ecologische problemen als uitgangspunt. Centraal staat de vraag hoe christenen zich op een theologisch verantwoorde wijze kunnen verhouden tot de aarde. Om die vraag te beantwoorden kiest het onderzoekproject ‘grond’ als focus. Het brengt visies op en omgang met landbouwgrond in kaart van boeren en van kerkelijke gemeenten die grond verpachten. Daarnaast komen theologische visies op grond, aarde en bodem in beeld zoals die worden belichaamd in gebeden, preken en liederen: in de zondagse eredienst, bij kerkelijke uitvaarten en op bid- en dankdag in kerkelijke gemeenschappen. Het project beoogt om, mede met behulp van kennis uit de filosofie, economie en rurale sociologie en samen met betrokken boeren, kerkrentmeesters en diakenen, predikanten en gemeenteleden vervolgens een verantwoorde, contextgevoelige theologische visie op grond in Nederland te ontwikkelen; een theologische visie die christenen en christelijke gemeenschappen gidst bij hun gelovige verhouding tot de aarde.
In 2022 is, in samenwerking met het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), een kwantitatief onderzoek voorbereid naar opvattingen en levensbeschouwelijke overtuigingen van de Nederlandse bevolking ten aanzien van klimaatverandering, uitbuiting van
de aarde en de afname van biodiversiteit en over de bereidheid om de eigen levensstijl te veranderen om een bijdrage te leveren aan het terugdringen van negatieve klimaateffecten.
In de eerste helft van 2023 zal het onderzoeksvoorstel met onderzoeks- en praktijkpartners worden afgerond en wordt verder gewerkt aan de werving van benodigde fondsen. Het project gaat in september 2023 van start.
In de loop van 2022 zijn de lijnen uitgezet voor een nieuw onderzoekscluster ‘Kerk2040’. Dit onderzoek wordt ontwikkeld in samenwerking met de dienstenorganisatie van de PKN. Beide partners dragen evenredig bij aan het onderzoeksbudget. De leidende onderzoeksvraag bestaat uit drie delen: (1) Welke bronnen, overtuigingen en praktijken vormen de kern van vitaal en toekomstgericht kerk zijn in 2040 (2) tegen de achtergrond van kerk, samenleving en academie (3) en welke integrale vormen van theologiebeoefening zijn beschikbaar en nodig om die vraag te beantwoorden? In de loop van het jaar zijn de kaders van dit onderzoek ontwikkeld. Onderzoek zal zich kenmerken door zijn diagnostisch, gidsend en encyclopedisch karakter en door betrokkenheid op praktijken van kerkzijn.
In de loop van het jaar zijn een eerste deelproject over geloofsleren van jongeren en een tweede deelproject gericht op kwantitatief onderzoek van christelijke gemeenschappen van start gegaan en zijn stappen gezet voor het ontwikkelen van verdere deelprojecten die in de loop van 2023 zullen starten. Het onderzoekscluster wordt geleid door dr. Marten van der Meulen vanuit de dienstenorganisatie van de PKN en prof. dr. Benno van den Toren vanuit onze universiteit.
In deze paragraaf gaan we nader in op de onderzoeksresultaten van onze onderzoeksgroep, gerelateerd aan de omvang van de onderzoeksformatie.
Onderstaande tabel biedt een cijfermatig overzicht van de onderzoeksformatie voor het jaar 2022 in vergelijking met 2021. De totale omvang van de
seniorstaf is ten opzichte van het vorige verslagjaar toegenomen.
Voor bijzondere leerstoelhouders en promovendi met dienstverband (aio’s) ziet het overzicht er als volgt uit.
Het aantal wetenschappelijke artikelen in tijdschriften (refereed) is evenals vorig jaar gestegen, van 31 in 2020 naar 54 in 2021 en naar 58 in 2022. Dit toont de ambities van onze onderzoekers om hun onderzoek te presenteren in een goeddeels internationaal veld, maar ook de wetenschappelijke erkenning voor hun werk.
Onderstaande tabel biedt een overzicht van onze wetenschappelijke output per onderzoeksgroep en als geheel, gerealiseerd in het jaar 2022.
De tabel bovenaan pagina 37 biedt een overzicht van onze wetenschappelijke output als geheel per fte onderzoek in 2022, ten opzichte van de streefwaarden en het gemiddelde in de vier voorgaande jaren.
De wetenschappelijke output is ten opzichte van het jaar 2021 afgenomen, maar is in vergelijking met de daaraan voorafgaande jaren significant toegenomen. Met name geldt dit voor het aantal refereed (peer-reviewed) artikelen in wetenschappelijke tijdschriften.
Onderstaande tabel biedt een overzicht van de financiering van onze onderzoeksformatie vanuit de diverse geldstromen (direct funding, research grants, contractonderzoek en overig).
De categorieën geldstromen die in deze tabel zijn opgenomen worden in het Standard Evaluation Protocol (2015-2021) voor onderzoek onderscheiden. Deze categorieën zijn:
- direct funding: de fte’s onderzoek die vanuit de op basis van de rijksbekostiging verkregen middelen worden gefinancierd;
- research grants: de fte’s onderzoek die vanuit de op basis van competitie door externe organisaties zoals NWO en KNAW toegekende middelen worden gefinancierd;
- contract research: de fte’s onderzoek die op basis van een met een externe organisatie, zoals NWO, KNAW of de Europese Commissie, gesloten onderzoekscontract gefinancierd worden met de door deze organisatie toegekende financiering;
- other: de fte’s onderzoek die worden gefinancierd met middelen verkregen uit gemaakte afspraken met externe partijen, die niet onder de andere categorieën kunnen worden ondergebracht.
Onze universiteit onderschrijft de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (2018) en heeft een eigen vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit. Klachten worden
afgehandeld door de wetenschappelijke integriteitscommissie van de Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten (NLU). Kandidaat-promovendi ontvangen als onderdeel van de Initial Graduate School een specifieke training op het gebied van wetenschappelijke integriteit.
De kwaliteitszorg van het onderzoek kent een zesjarige cyclus, met een tussentijdse evaluatie
van de stand van zaken betreffende de verbetermaatregelen die de Visitatiecommissie heeft aangereikt. Binnen onze universiteit is het onderzoeksmanagement, dat bestaat uit de leiders van de onderzoeksprogramma’s onder aansturing van de rector, verantwoordelijk voor de interne kwaliteitszorg onderzoek. Jaarlijks stellen we aan de hand van kwalitatieve en kwantitatieve criteria vast of de uitvoering van het onderzoeks- en valorisatiebeleid voldoende is in het licht van de beleidskaders en de doelstellingen van het Instellingsplan.
Opbouw en positionering Kenniscentrum
Op 1 januari 2022 startte ons Kenniscentrum voor Theologie als het knooppunt waar onderzoek, kerk en samenleving bij elkaar komen. Het Kenniscentrum geeft uitdrukking aan de missie van onze universiteit om theologie van waarde te laten zijn voor kerk en samenleving, te inspireren en te vernieuwen. Daarnaast moet het Kenniscentrum een structuur bieden om de scheiding van publieke en private bekostiging inzichtelijker te maken, private activiteiten kostendekkend te organiseren en meer opbrengsten uit andere geldstromen te genereren.
Doel voor het verslagjaar was om te zorgen dat het Kenniscentrum door partners en potentiële partners of afnemers gevonden wordt als de hub waar kennis en training beschikbaar is en waar ideeën leiden tot samenwerkingen, projecten of evenementen. Dat betekent dat we in dit verslagjaar hebben geïnvesteerd enerzijds in middelen en producten, zoals de website, de podcast Heilige Grond en evenementen; en anderzijds in relaties. De kennismakelaar is het ‘gezicht’ van het Kenniscentrum en zet in op persoonlijk contact en toegankelijkheid. Voor de buitenwereld en voor de onderzoekers is het Kenniscentrum het aanspreekpunt voor vragen of ideeën. Wanneer die ideeën tot een opdracht of gezamenlijk onderzoeksproject kunnen leiden, dan wordt vanuit het Kenniscentrum verder meegedacht met de onderzoekers en andere betrokkenen hoe we de samenwerking goed kunnen vormgeven. Samen met de Grants Office kijken we naar financieringsmogelijkheden.
Toekomstige inbedding van het Kenniscentrum binnen de PThU
Zichtbaarheid naar buiten toe vraagt om een goede inbedding in de organisatie, met voldoende capaciteit, werkbare structuren en processen en goede interne samenwerking. Doelen voor 2022 waren dan ook dat onderzoekers weten wat ze van het Kenniscentrum kunnen verwachten; met welke vragen of ideeën ze bij het Kenniscentrum terecht kunnen; en dat de samenwerking met alle ondersteunende afdelingen op orde is en leidt tot overzicht, efficiëntie en rolduidelijkheid.
Doorontwikkeling Nascholing en optimalisering samenwerking met de PKN
Voor het programma van Permanente Educatie of Nascholing voor theologen is in samenwerking met de kerk een meerjarenplan opgesteld om te zorgen dat de nascholing in vorm en inhoud beter aansluit bij de behoeften van de doelgroepen en meer deelnemers bereikt. In 2022 zijn we gestart met het uitvoeren van dit plan. Enerzijds verrijken we het aanbod vanuit samenwerkingen, andere cursusvormen en het overnemen van aanbod dat de kerk niet langer zelf verzorgt. Anderzijds werken we aan een betere structurele basis door bij de herziening van de opdrachtovereenkomst te borgen dat er budget is voor cursusontwikkeling; cursussen ook met minder deelnemers door kunnen gaan; en door de aanmelden factureringsprocessen beter te stroomlijnen. De nieuwe medewerker die in 2022 is gestart zal zich voornamelijk met de nascholing bezighouden.
6.2.1 Opbouw en positionering Kenniscentrum
Sterke externe positionering van het Kenniscentrum is feitelijk een meerjarendoelstelling, waar in het verslagjaar een start mee is gemaakt door het Kenniscentrum verder vorm en inhoud te geven (zie 6.2.2.) en te investeren in middelen en relaties om externe contacten te versterken en nieuwe doelgroepen te bereiken. Zo organiseerden we enkele studiemiddagen in het najaar en als hoogtepunt aan het eind van het jaar het carolconcert in de Janskerk in Utrecht met het Choir of Clare College, Cambridge, voorafgegaan door een lezing door dr. Hanna Rijken over haar onderzoek naar Festival of Carols.
In november vierden we het eenjarig bestaan van de podcast Heilige Grond. In dat eerste jaar zijn er twintig afleveringen geweest, die in totaal 17.500 keer beluisterd werden. In dat jaar hebben we ons als redactie en en in de presentatie verder ontwikkeld en is het format verbeterd. We hebben daarom besloten de podcast voort te zetten, in de hoop die stijgende lijn vast te houden en zo voor een brede doelgroep de waarde van de theologie voor kerk en samenleving ervaarbaar te maken.
Voortvloeiend uit de samenwerking tussen Nachtzon Media en het Moral Compass Project in het theaterstuk Lang zal hij leven!, sloten we met dit mediabedrijf een raamovereenkomst voor verdere samenwerking. Het partnerschap met Nachtzon biedt prachtige kansen om onze kennis via mediale formats bij een breed publiek te krijgen. Het theaterstuk, over dilemma’s rond euthanasie bij dementie, ging in april van start met twee try-outs. In het najaar speelde het in zestien theaters door het hele land. Per dag waren er twee voorstellingen, één voor een specifiek publiek en één algemene publieksvoorstelling. Hiermee bereikten we medewerkers van uiteenlopende zorgpartijen, kerken en kerkelijke professionals en alzheimer- en dementieorganisaties, waaronder seculiere organisaties die zich op beleidsniveau bezighouden met thema’s rond zorgethiek, dementie en euthanasie.
Visie, missie en opzet van het Kenniscentrum maakten we zichtbaar op een speciale website onder de algemene website van onze universiteit. Hier begint de kennishub-functie al meer zichtbaar te worden, maar dat vergt in de komende jaren nog sterkere uitbouw in samenhang met de keuzes die op het gebied van onderzoek en onderwijs aan onze universiteit worden gemaakt. Momenteel biedt de site vooral een overzicht van het cursusaanbod en de kennisevenementen.
Mede door het organiseren van evenementen, nieuwe cursussen en het verkennen van allerlei mogelijke samenwerkingen, is het netwerk dit jaar sterk uitgebreid en zijn bestaande relaties met bijvoorbeeld de kerk en de hbo-instellingen verstevigd. Daaruit ontstonden ook opdrachten of projecten zoals het inzetten van Nieuw Kerkelijk Peil samen met Kerkpunt, en een voorstel voor actie-onderzoek en valorisatie bij de Protestantse Kerk Amsterdam op het gebied van diversiteit en racisme.
Uiteraard is er niet alleen vanuit het Kenniscentrum gevaloriseerd. Onderzoekers waren zichtbaar op allerlei podia. Rondom actuele onderwerpen wisten de media onze universiteit goed te vinden en lieten we van ons horen in interviews en opinieartikelen, bijvoorbeeld rondom euthanasie, abortus, seksueel misbruik, de oorlog in Oekraïne, racisme, armoede en artificial intelligence. Ook over kerkelijke onderwerpen zoals het predikantentekort, avondmaal, reflectie
op de ambten of kerkmuziek spraken onze onderzoekers in de media. Daarbij werden onderzoekers niet alleen benaderd om te reageren en te duiden vanuit hun expertise: verschillende keren waren we ook agenderend omdat de media aandacht schonken aan onderzoeksprojecten of publicaties. Het onderzoeksproject over kerk en slavernijverleden, verschillende promotieonderzoeken, en zeker ook het theaterstuk Lang zal hij Leven!, kregen veel media-aandacht. Ook gebeurtenissen zoals de aangekondigde verhuizing naar Utrecht, diverse benoemingen en de Opening Academisch Jaar brachten onze universiteit in het nieuws. In student Tabitha van Krimpen als jonge Theoloog des Vaderlands hadden we bovendien een ambassadeur die veel van zich liet horen. Naast deze door de actualiteit van kerk, samenleving en onderzoek ingegeven interacties via verschillende media, produceerden de onderzoekers opnieuw een stroom aan publicaties in vakbladen, populaire tijdschriften en boeken. De populaire Bijbelblogs waren ook in het verslagjaar verantwoordelijk voor een groot deel van de bezoeken aan de website.
van het Kenniscentrum binnen de PThU
Rond de interne implementatie van het Kenniscentrum als nieuw onderdeel in een verander(en)de organisatiestructuur zijn dit jaar veel stappen gezet en hordes genomen. Een aantal processen en structuren is daartoe vormgegeven of verbeterd:
- Samen met de financiële afdeling en de Grants Office is een werkbare structuur ontworpen en geïmplementeerd rondom het budgethouderschap en het werken met projectnummers en kostenplaatsen. De inzichtelijkheid van de financiën en daarmee ook de mogelijkheid om daarop (bij) te sturen, is daardoor aanzienlijk verbeterd. Ook allerlei hiermee samenhangende processen zijn nu goed ingericht.
- Met Bureau Studentzaken zijn de processen van aanmelding tot certificaat voor de verschillende typen cursussen en trajecten onder de loep genomen. Waar nodig zijn deze verhelderd of efficiënter gemaakt, door het aantal variaties in routes en systemen te vereenvoudigen en formats te verbeteren. Ook zijn de systemen zo ingericht dat het mogelijk was om de omslag te maken van een vaststaand cursusprogramma
per collegejaar naar een doorlopend aan te vullen programma.
- Met HR ontwikkelden we een soepeler werkwijze rondom de inhuur van gastdocenten.
- Met Marketing & communicatie maakten we afspraken over rollen en taakverdeling, bijvoorbeeld rondom de organisatie van evenementen. Voor het volgende jaar werken we toe naar een meer proactieve vorm van evenementenplanning.
- De kennismakelaar is als hoofd Kenniscentrum structureel onderdeel van het Bedrijfsvoeringsoverleg, incidenteel aanwezig bij het Leerstoelgroepvoorzittersoverleg en ook onderdeel van het ‘hoofdenoverleg’ in het kader van het verandertraject naar het werken volgens de nieuwe structuur.
- Het Kenniscentrum is ingebed in de workflow die is opgesteld voor het uitwerken en voorleggen van onderzoeksideeën en –aanvragen. Hierdoor werd de kennismakelaar in een vroeg stadium betrokken bij onderzoeksplannen en kon zo adviseren over het werken met het oog op impact en het betrekken van stakeholders. Zo is het besef van de meerwaarde van valorisatie-expertise onder medewerkers gegroeid en weten zij de weg naar het Kenniscentrum steeds beter te vinden.
- Met betrekking tot lopende valorisatie-activiteiten vanuit projecten (zoals het theaterstuk in het kader van het Moral Compass Project) of vanuit onderzoekscentra (zoals OJKC, IRILIS, CTCW) hebben wij de samenwerking gezocht en hebben we gekeken naar een taakverdeling en onderlinge profilering.
Wat daarnaast sterk heeft bijgedragen aan de versteviging van het Kenniscentrum is de uitbreiding van de capaciteit van 0,8 fte naar 1,6 fte. In februari startte een nieuwe medewerker, die zich vooral bezighoudt met de planning en organisatie rondom de nascholing. Aan het eind van het verslagjaar is bovendien een medewerker aangenomen voor 0,4 fte, die in februari 2023 start.
6.2.3 Programma en doorontwikkeling nascholing
In het kader van de Permanente Educatie (PE) van de PKN hebben wij als PThU de opdracht om een passend cursusaanbod te verzorgen. Dit omvat de
Primaire Nascholing, die predikanten in de eerste vijf jaar van hun werkzame leven verplicht zijn te volgen; en korte en langerlopende cursussen in de voortgezette nascholing. Het postacademisch onderwijs van onze universiteit staat open voor iedereen die postacademisch theologisch onderwijs wil volgen en daarvoor gekwalificeerd is.
Primaire Nascholing van Predikanten (PNP)
De Primaire Nascholing van Predikanten neemt twaalf maanden in beslag en is verplicht gesteld door de PKN voor hen die na hun opleiding voor een eerste termijn zijn aangesteld als predikant. Persoonlijke ontwikkeling in het ambt van predikant, vakmatige en geestelijke vorming en training van specifieke onderdelen van de beroepsuitoefening, vormen de hoofdbestanddelen van het programma. Kern ervan is de reflectie op de eigen positie en het eigen handelen. In het verslagjaar liepen verschillende routes waaraan in totaal 45 predikanten deelnamen. De kans om na ongeveer twee jaar werken stil te staan met collega’s, te reflecteren op het werk en te oefenen met op de eigen persoon en situatie toegesneden kennis en inzichten voelt voor het merendeel van de deelnemers als een geschenk.
De overige nascholing wordt aangeboden in de vorm van cursussen en langere trajecten/opleidingen. In totaal participeerden er in het verslagjaar 369 deelnemers in een vorm van voortgezette nascholing, een stijging met 57% ten opzichte van het vorige jaar. Deze stijging hangt voor een deel natuurlijk samen met de betere mogelijkheden die we dit jaar hadden door het vervallen van alle coronamaatregelen. Tegelijk ligt het gemiddelde aantal deelnemers per cursus wel iets lager dan in 2021, wat een signaal is dat het bredere aanbod en het consequenter laten doorgaan van de cursussen effect heeft gehad op de belangstelling voor het totale cursusaanbod. Bij de lange trajecten was het teleurstellend dat de opleiding Geestelijke Begeleiding niet van start kon gaan wegens te weinig aanmeldingen. Tegelijk bood dit de kans om de tijd te nemen om de opleiding te herijken, diverse praktische en planningmatige verbeteringen in te voeren en een nieuwe docent te werven. Dat lijkt op dit moment zijn vruchten af te werpen met een toegenomen belangstelling voor de opleiding.
Ook elders in het aanbod zetten we in op vernieuwing qua thema’s en opzet, maar ook in het zoeken naar andere vormen en locaties, waardoor het volgen van een cursus soms ook praktisch beter in te passen is. Het vergroten van de betrokkenheid en het deelnemeraantal blijft een punt van aandacht. In het kader van de werving ontwikkelden we een beter format voor de nieuwsbrief, maakten we meer gebruik van kerkelijke kanalen en organiseerden we voor sommige lange trajecten een informatiebijeenkomst vooraf, waar belangstellenden konden ontdekken of de opleiding iets voor hen was. Dat werkte bijvoorbeeld heel goed bij het nieuwe traject over intergenerationeel kerk zijn, dat we samen met de Christelijke Hogeschool Ede, Hogeschool Windesheim en de PKN ontwikkeld hadden. Dit traject is in het verslagjaar voor het eerst uitgevoerd, en ook meteen met het maximum aantal deelnemers, namelijk 21. Dit traject was tevens een pilot om te ontdekken of en hoe we deze vorm van samenwerken ook voor het ontwikkelen van andere cursussen kunnen inzetten. Met deze veranderingen is een begin gemaakt met de uitvoering van de afspraken in het kader van het gezamenlijke meerjarenplan met de PKN, dat in het verslagjaar is vastgesteld. In een nieuwe opdrachtovereenkomst met de kerk zijn bovendien de randvoorwaarden rond het cursusaanbod beter geregeld, zoals een eenvoudiger factureringsproces, een vergoeding die ook het werken met kleine groepen beter mogelijk maakt en budget voor het gezamenlijk ontwikkelen van nieuwe cursussen.
De respons op de evaluatieformulieren lag dit jaar met 43% iets lager dan vorig jaar (46%). Vaak wordt er na afloop van de cursus ook al in de groep geëvalueerd of feedback gegeven. Er zijn veertien korte cursussen en één traject via de formulieren geëvalueerd. Sommige cursussen waren op het moment van verslag nog niet afgelopen of was de evaluatie ervan nog niet beschikbaar. Trajecten zoals Klinische Pasto -
rale Vorming en de opleiding Geestelijke Begeleiding hebben hun eigen evaluatie en rapportage richting de respectievelijke hieraan verbonden werkgroepen. De ingevulde evaluaties laten gemiddeld het volgende beeld zien:
Dit laat zien dat we in elk geval een constante kwaliteit bieden, met enige stijging richting een nog positievere waardering.
Het verslagjaar was opnieuw een jaar waarin ook universiteitbreed veel in ontwikkeling en verandering was. Dat zorgde enerzijds voor veel ruimte en noodzaak om bovenstaande stappen vorm te geven. Anderzijds maakt het ook duidelijk dat voor sommige ambities meer tijd nodig is. Zo hangen bijvoorbeeld de mogelijkheden om publicaties beter te presenteren ook weer sterk samen met processen rondom open science en andere strategische processen die eerst hun beslag moeten krijgen. Ook zal de profilering van onze universiteit in de toekomst beter vorm kunnen krijgen als keuzes op het gebied van onderzoeksbeleid of erkennen en waarderen verder uitgekristalliseerd zijn. Desondanks hebben we over het geheel genomen in een jaar tijd veel kunnen open uitbouwen en krijgt het Kenniscentrum werkenderwijs steeds meer vorm. De ontwikkelingen met betrekking tot de nascholing stemmen positief en bieden ook weer veel kansen voor verdere uitbouw en doorontwikkeling.
Ten behoeve van een goede aansluiting van het onderwijs op de omliggende academische, kerkelijke en maatschappelijke ontwikkelingen, onderhoudt het College van Bestuur van onze universiteit verschillende externe bestuurlijke relaties. Wij beoefenen de theologie immers in wisselwerking met en ten dienste van de academie, de kerk en de samenleving. Dit kunnen we alleen maar waarmaken als we bij het vormen en uitvoeren van beleid in contact staan met onze interne en externe stakeholders. Dat is ook in het verslagjaar gebeurd.
Zo zijn rondom de keuze van de nieuwe vestigingslocatie tal van consultaties gedaan met externe belanghebbenden. In het bijzonder met de Raad van Advies hebben enkele intensieve sessies plaatsgevonden, waaronder een met betrekking tot de verbreding van het profiel van de bacheloropleiding. Het college kan deze raad om advies vragen over alle zaken die de universiteit aangaan. Met het oog op het onderwijsbeleid fungeert de raad als werkveldadviescommissie. Het College van Bestuur vraagt de raad in elk geval om advies over het strategisch beleid dat de predikantsopleidingen en de relevante beroepenvelden aangaat.
Voorts hebben wij de vorig jaar versterkte werkrelatie met onze belangrijkste belanghebbende, de
PKN, verder uitgebouwd. Ook in 2022 zijn afspraken gemaakt voor samenwerking langs drie sporen: onderwijs, onderzoek en nascholing. Ten minste eenmaal per jaar spreekt het College van Bestuur met preses en scriba van het moderamen van de Generale Synode van de PKN.
Ons Kenniscentrum heeft impulsen gegeven aan de externe profilering van onze universiteit. Zie hiervoor hoofdstuk 6 van dit verslag.
Daarnaast zijn de reguliere periodieke bestuurlijke overleggen met het bestuur van de Faculteit Religie en Theologie van de VU en met de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap van de RUG voortgezet.
Onze universiteit participeerde ook in het verslagjaar actief in het Netwerk van Levensbeschouwelijke Universiteiten (NLU); dit ten behoeve van de behartiging van de bijzondere belangen van de levensbeschouwelijke universiteiten met betrekking tot beleidsontwikkelingen die op het niveau van het ministerie van OCW tot stand komen. Via dit netwerk onderhouden wij contact met de Vereniging van Samenwerkende Universiteiten (VSNU), waardoor we direct zicht houden op bredere universitaire ontwikkelingen.
De ondersteuning van onderwijs, onderzoek en valorisatie is ingericht op basis van vier afdelingen: de afdeling Onderwijs- en onderzoeksondersteuning (die rechtstreeks ondersteunend is aan de primaire processen onderwijs- en studentenzaken, onderzoeks- en valorisatieondersteuning, bibliotheek, international office); en de stafafdelingen HR en FEZ (die in de loop van het verslagjaar zijn geïntegreerd in de afdeling HRF) en Marketing & communicatie.
8.1.1 Algemeen
In de bedrijfsvoering wordt het ketenoverstijgend werken verder uitgebouwd. Ook dit verslagjaar is ingezet op kwaliteit, samenwerking, expertise en verdere professionalisering. Dit leidde tot een aantal wijzigingen in de samenstelling van het personeelsbestand, waaronder een tijdelijke toename in fte van het ondersteunend personeel om het professionaliseringsinitiatief verder uit te bouwen.
HRF-afdeling
In 2022 is Financiën overgestapt op een nieuw boekhoudpakket met aanverwante software. Deze overgang is gedurende 2022 afgerond. Daarnaast is in 2022 een start gemaakt met het werken met behulp van een nieuwe budgetteringsmethode en is een nieuw exploitatiemodel gerealiseerd. In 2023 zal hiermee voor het eerst worden gewerkt. Door het gebruik van nieuwe applicaties en efficiëntere werkprocessen is het aantal fte’s binnen HRF afgenomen.
De in 2021 ingezette samenvoeging van en samenwerking tussen HR- en FEZ-afdelingen is het afgelopen jaar verder ingericht en geoptimaliseerd. De werkprocessen zijn op elkaar afgestemd en waar nodig geoptimaliseerd geïntegreerd. De personele bezetting van HR is op kwalitatieve en duurzame sterkte gebracht.
Op het vlak van eHRM-systemen is onderzoek gedaan naar een duurzame en, vanwege de op handen zijnde ontvlechting van de VU noodzakelijke, eigen oplossing die past bij de (personeels)omvang van de organisatie. Deze evaluatie heeft als uitkomst dat gedurende het komende jaar 2023 het thans geïmplementeerde personeelsinformatiesysteem SAP SuccessFactors zal worden geconverteerd naar een eigen standalone eHRM oplossing.
Cao
HR neemt deel aan het netwerk van volgers van de cao Nederlandse Universiteiten vanuit de VSNU. Door een wetswijziging heeft onze universiteit in 2020 voor het eerst een eigen cao-akkoord gesloten en spreken we van de cao Nederlandse Universiteiten / Protestantse Theologische Universiteit. De inhoud van de eigen cao is gelijk aan die van de andere universiteiten in Nederland.
De HR-adviseur maakt deel uit van het HR-netwerk van de Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten (NLU). Het gaat er daarbij om het werk van wetenschappelijke medewerkers breder te erkennen en waarderen. Dat betekent: minder nadruk op aantallen publicaties, meer nadruk op de andere domeinen waarbinnen wetenschappers werkzaam zijn, zoals onderwijs en valorisatie. Een commissie van medewerkers van de NLU werkt de volgende zes thema’s uit: diversiteit en dynamiseren van loopbaanpaden; focus op kwaliteit in plaats van kwantiteit; balans tussen waardering van onderzoek en onderwijs; balans tussen individuele prestaties en commissieprestaties; open science; en academisch leiderschap.
8.1.2 Omvang en samenstelling personeel
Het personeel is van strategische waarde voor onze universiteit. Gezamenlijk werken de wetenschappelijke staf (WP), de ondersteunende staf (OBP) en het
bestuur aan het realiseren van de ambities van de organisatie. De totale personeelsbezetting bedroeg op 31 december 2022 77,40 fte (inclusief studentassistenten).
Het ondersteunend personeel bestaat in meerderheid uit vrouwen, bij het wetenschappelijk personeel is het omgekeerde het geval. Ons streven is meer diversiteit in gender, leeftijdsopbouw en een internationale achtergrond. Hieronder staan enkele personeelsgegevens per 31 december 2022 in fte’s (exclusief studentassistenten):
Vrouw / man verhouding
We maken gebruik van een gecertificeerde arbodienst die adviseert over arbeidsomstandigheden, (duurzame) inzetbaarheid van medewerkers en re-integratie.
De ontwikkeling van de onderwijs- en onderzoeksondersteuning in verslagjaar 2022 kenmerkt zich door enerzijds beleidsbestendiging en -ontwikkeling, anderzijds door voorbereiding op de voorgenomen unilocatie in Utrecht.
Na de aanstelling van een specialist wetenschappelijke informatie eind 2021, is afgelopen jaar gewerkt aan verdere integratie van de onderzoeksondersteuning. Dit resulteerde onder andere in een initiatief dat in 2023 moet leiden tot een instellingsbreed open science beleid.
Het voornemen de universiteitsbibliotheek om te vormen tot informatiedienstverlener is verder geconcretiseerd in een meerjarenbeleidsplan dat eind 2022 door het College van Bestuur is vastgesteld. Dit plan geeft richting aan de bibliotheek in een informatielandschap dat in toenemende mate door digitalisering wordt gedomineerd, en sorteert voor op de verhuizing naar Utrecht en de daardoor veranderende samenwerkingsrelatie met de VU en de RUG. In 2023 zal aan dit plan verder uitvoering gegeven worden.
Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid
De afdeling Functioneel Beheer heeft zich in het afgelopen jaar ingespannen om het IT-landschap van onze universiteit robuuster te maken. Zo is intensiever gebruik van modules in ons student-
informatiesysteem mogelijk gemaakt en speelde de afdeling een sleutelrol in de uitfasering van oude en implementatie van nieuwe financiële applicaties. Deze applicaties maken ons minder afhankelijk van storingsgevoelige systeemkoppelingen en beheerinspanningen van de VU als IT-dienstverlener. Verder heeft de afdeling zich ingespannen om het bewustzijn van thema’s rond dataveiligheid en cybersecurity te vergroten, en zijn stappen gezet in betere facilitering van het hybride werken.
De functie van de medewerker (Initial) Graduate School is begin van het verslagjaar omgevormd tot een extra positie bij Bureau Studentenzaken. Die wijziging maakt het mogelijk de administratieve ondersteuning van de promotiestudie samen met de stageadministratie eenduidig bij de onderwijsondersteuning te beleggen en deze minder afhankelijk te maken van een specifieke functionaris. Daarvoor zijn inmiddels belangrijke randvoorwaarden geschapen, maar verdere integratie vraagt ook komend jaar nog aandacht. Binnen het cluster zijn de voorbereidingen op de voorgenomen verhuizing naar Utrecht merkbaar ingezet. Er is een gedegen inventarisatie uitgevoerd van de bestaande facilitaire ondersteuning en er is een nulmeting van het huidige IT-landschap verricht, om zo een goed beeld te hebben van de uitgangspositie voor het ontwerp van een nieuwe omgeving.
De studieadviseurs leveren waardevolle informatie over onze studentenpopulatie aan, op basis waarvan besluiten over verplaatsen en sluiten van opleidingen kunnen worden voorbereid. De afdeling spant zich samen met de afdeling Marketing & communicatie in om studenten zo goed mogelijk te informeren over de transitie. Dat de vacature voor een studentendecaan begin 2022 weer is opgevuld, is daarbij een positieve ontwikkeling.
Vacatures binnen de onderwijs- en onderzoeksondersteuning zorgen voor de nodige hoofdbrekens. De voorgenomen verhuizing naar Utrecht zorgt voor verloop, terwijl anderzijds de krappe arbeidsmarkt het ingewikkeld maakt deze vacatures überhaupt, laat staan duurzaam, ingevuld te krijgen. Locatieoverstijgende organisatie van de ondersteuning maakt het in sommige gevallen mogelijk in twee verschillende regio’s te werven, maar niettemin moet
voor de continuïteit van dienstverlening deze transitiefase niet langer duren dan strikt noodzakelijk.
8.3.1 Marketing en communicatie
Marketing & communicatie houdt zich bezig met advies, inhoud en uitvoering van communicatieprojecten, gericht op het positioneren van onze universiteit, studentwerving en valorisatie. De uitgangspunten hiervoor zijn gebaseerd op de beleidsdoelstellingen zoals verwoord in het Instellingsplan. In 2022 is, naast de standaard werkzaamheden gerelateerd aan de focusgebieden corporate communicatie, relatiecommunicatie en online communicatie, veel aandacht besteed aan projecten zoals: transitieproces en -communicatie, alumnibinding en relatieactiviteiten. Inmiddels heeft de afdeling een sterke positie verworven binnen de organisatie en worden de communicatieadviseurs veelvuldig in vroeg stadium betrokken bij verschillende projecten.
8.3.2
Met het Instellingsplan is duidelijkheid gekomen over de positionering van onze universiteit voor de periode 2022-2026. De positionering (branding) van het merk ‘PThU’ is in 2021 verder ontwikkeld en in 2022 uitgewerkt in de huisstijl, de stijlgids en het communicatieconcept. In het strategische ‘Communicatiekader 2023-2026’ zijn de uitgangspunten beschreven van de communicatie op inhoudelijk niveau en is een contentmarketingstrategie uitgewerkt voor de online positionering van PThU als kennisinstelling voor theologie.
8.3.3
De onzekerheid rond de verhuizing van de opleidingen, alsmede het voortbestaan van de bacheloropleiding Theologie (joint degree), had als gevolg dat er in 2022 veel onduidelijkheid was voor potentiële studenten. De inzet van online marketing en een actievere advertentiecampagne in printmedia en social media, heeft er aan bijgedragen dat de studentenaantallen redelijk op peil zijn gebleven. In 2022 zijn verschillende initiatieven gestart zoals de gezamenlijke werving met de dienstenorganisatie van de PKN, de gezamenlijke werving met Dienst Protestantse Geestelijke Verzorging van de krijgsmacht en de
PKN en is een initiatief gestart voor de gezamenlijke werving van studenten in samenwerking met hbo-instellingen CHE en Windesheim. In 2023 worden de wervingscampagnes ontwikkeld en ingezet. Met de RUG werken we al enkele jaren succesvol samen in de werving voor de bachelor Theologie in Groningen. In november hebben we in Utrecht onze eerste TOPdag gehouden, een inspiratie- en voorlichtingsdag over de theologiestudie.
8.3.4 Valorisatie
Communicatie op het gebied van valorisatie heeft vorm gekregen in samenwerking met ons Kenniscentrum. De organisatie van valorisatie-evenementen is overgedragen aan het Kenniscentrum; de inhoudelijke communicatie vindt plaats via de afdeling Communicatie. In 2023 zal deze samenwerking verder vorm krijgen. Tevens zal de positionering van het kenniscentrum verder worden ontwikkeld en uitgevoerd.
8.3.5
Het meten van de resultaten van de marketing- en communicatie-inspanningen krijgt ook meer vorm.
De volgende resultaten zijn in 2022 gemeten:
Studentwerving en valorisatie
- Aantal klikken op inschrijfknop voor opleidingen stijgt tussen september 2021 en augustus 2022 met 25% t.o.v. september 2020 - augustus 2021.
- Aantal aanmeldingen voor events stijgt in 2022 met 25% t.o.v. 2021.
- Aantal downloads stijgt in 2022 met 10% t.o.v. 2021.
Positionering en naamsbekendheid
- Aantal gebruikers op de website stijgt in 2022 met 10% t.o.v. 2021.
- Openingspercentage externe nieuwsbrieven stijgt naar 67% in 2022 t.o.v. 2021.
- Aantal abonnees externe nieuwsbrieven stijgt met 10% in 2022 t.o.v. 2021.
- Aantal persmomenten groeit met 10% in 2022 t.o.v. 2021.
Het jaarrekeningresultaat 2022 van de PThU is € 438k positief. Begroot was een resultaat van € 532k negatief. Analyse van dit resultaat is weer te geven in een uitsplitsing van resultaten uit (reguliere) bedrijfsvoering en eenmalige resultaten. Een overzicht hiervan is opgenomen in onderstaande tabel (bedragen x € 1.000).
Het resultaat 2022 van de PThU is € 970k hoger dan de begroting, grotendeels door baten uit reguliere bedrijfsvoering.
Per 31 december van het verslagjaar bedroeg het eigen vermogen van de PThU € 9,1 miljoen. De hoogte van de liquide middelen was op die datum € 7,1 miljoen. De hoogte van de voorzieningen was €0,6 miljoen, te oormerken als personeelsvoorzieningen (€ 0,5 miljoen) en een voorziening groot onderhoud (€ 0,1 miljoen).
Voor kortlopende schulden stond op 31 december een bedrag van ruim € 1,6 miljoen gesaldeerd. Het publieke eigen vermogen van de PThU is momenteel hoger dan de door de Onderwijsinspectie gestelde signaleringswaarde. Dit is een tijdelijk gegeven aangezien de PThU in de meerjarenbegroting de komende jaren verlies zal maken. Daarnaast zal in het licht van de verhuizing naar Utrecht geïnvesteerd worden in de nieuwe locatie. Hiervoor
is het publieke eigen vermogen dat aanwezig is, hard nodig. De verhuizing zal verder de signaleringswaarde verhogen en ook een negatief effect hebben op het publieke eigen vermogen.
Een en ander leidde tot een solvabiliteitsratio van 80%. Ten opzichte van 2021 is deze ratio gestegen (2021: 65%). Dit komt met name door de mutaties in de voorzieningen. De current ratio van 4,98 is sterk toegenomen, met name door lagere kortlopende schulden per balansdatum (2021: 2,92).
De niet voor de bedrijfsuitoefening benodigde liquiditeiten van de PThU worden op basis van het Financierings- en Beleggingsstatuut, in lijn met het Algemeen Verbindend Voorschrift van het Ministerie OCW rondom ‘beleggen en belenen’, uitgezet in de vorm van vastrentende waarden met hoofdsomgarantie waarbij een zeer defensieve beleggingsstrategie wordt gehanteerd. De beleggingen worden tevens getoetst aan het criterium ‘duurzaam en maatschappelijk verantwoord’.
In 2022 zijn geen nieuwe beleggingen en beleningen geweest. De bestaande beleggingen en beleningen zijn overeenkomstig de regeling ‘Advisering, monitoring en uitvoering’ geschied in samenwerking met ING-Investment Office.
In 2022 hebben geen investeringen met betrekking tot de huisvesting van de PThU in Amsterdam en Groningen plaatsgevonden.
Met betrekking tot de thema’s 1, 2, 4 en 8 die in het kader van de helderheid betreffende de bekostiging op universiteiten van toepassing zijn, kunnen we het volgende opmerken.
Thema 1: Uitbesteding van bekostigd onderwijs aan een niet door de overheid bekostigde private organisatie tegen betaling Binnen de driejarige masteropleiding besteden we een klein onderdeel van het onderwijs uit aan Trainingscentrum Kor Schippers en GGZ-Centraal. Dit zijn niet-bekostigde private instellingen die een exposure en een instellingsstage verzorgen op basis van met deze instellingen vastgelegde afspraken. De daarvoor verstrekte vergoeding wordt verantwoord in de jaarrekening onder overige kosten (stage).
Thema 2: Investeren van publieke middelen in private activiteiten
Wij houden een strikte scheiding aan tussen publieke en private activiteiten in de administratie en verantwoording van middelen. Voor de voornaamste private activiteit, het verzorgen van de permanente educatie van predikanten van de PKN, zijn de middelen afkomstig van de kerk. Dit komt tot uitdrukking in de onderscheiding van een subsidiabele en niet-subsidiabele exploitatierekening in de jaarrekening. Onze universiteit is geen publiek-private arrangementen aangegaan.
Thema 4: Bekostiging van buitenlandse studenten Wij schrijven jaarlijks een aantal studenten uit het buitenland in. Deze volgen de eenjarige opleiding Master of Theology. De studenten betalen voor inschrijving het instellingscollegegeld.
Thema 8: Bekostiging van maatwerktrajecten Maatwerktrajecten, waarbij een derde partij een bijdrage betaalt voor het op maat snijden van een bestaande opleiding, komen binnen onze universiteit niet voor.
Onze universiteit kent een profileringsfonds waaruit we aan studenten die te maken hebben met bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 7.51 WHW, een financiële bijdrage kunnen verstrekken. In 2022 is voor een bedrag van € 15.500 aan bijdragen uit dit fonds verstrekt. Deze hebben voor € 10.300 betrekking op overmachtssituaties en voor € 5.200 op vergoedingen voor deelname aan bestuurlijke commissies.
Op 21 mei 2021 sloten we een bestuurlijk akkoord met de minister van OCW in het kader van het Steunprogramma voor herstel en perspectief. Dit akkoord voorziet in toekenning van extra financiële middelen aan onze universiteit als een van de levensbeschouwelijke universiteiten, in te zetten voor onderwijs en onderzoek.
De middelen voor onderwijs zijn bedoeld voor het voorkomen of inhalen van studievertraging bij studenten die is ontstaan door de coronamaatregelen. De middelen voor onderzoek zijn bedoeld om onderzoekers met een tijdelijk contract, waarvan het onderzoek vertraging heeft opgelopen, in staat te stellen hun onderzoek af te ronden.
Op grond van het bestuurlijk akkoord heeft ons College van Bestuur een bestedingsplan vastgesteld. Met dit document verantwoordt het college de voorgenomen bestedingen van de extra middelen voor onderwijs en onderzoek en het proces van besluitvorming dat heeft geleid tot het bestedingsplan.
Proces van vaststelling
Het College van Bestuur heeft in juni 2021 een besluit genomen over het voornemen van de inzet van extra door OCW toegekende bekostigingsmiddelen in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs. Het voorstel tot extra bestedingen voor het onderwijs is door het opleidingsmanagement uitgewerkt in overleg met de studentengeleding van de Universiteitsraad. Het voorstel tot extra bestedingen voor onderzoek is door de directeur onderzoek ingediend bij het College van Bestuur nadat de directeur hierover afstemming had gepleegd met de leerstoelhouders. Het college heeft het bestedingsplan ter
instemming voorgelegd aan de Universiteitsraad, die schriftelijk heeft bevestigd haar instemming te verlenen. Vervolgens heeft het college het bestedingsplan definitief vastgesteld en ter verantwoording ingediend bij het ministerie OCW.
Het monitoren van de voortgang op de in het plan opgenomen bestedingsdoeleinden vindt plaats binnen de reguliere rapportagestructuur, waarin op basis van financiële kwartaalrapportages bepaald wordt wat de stand van zaken is met betrekking tot de realisatie van voorgenomen bestedingen en geprognosticeerde uitgaven. Aan de hand van deze rapportages kan bepaald worden of bijsturing noodzakelijk is.
Bestedingsplan Onderwijs
Het bestedingsplan voor onderwijs bestond uit de volgende onderdelen:
- Met ingang van 1 augustus 2021 gedurende twaalf maanden extra inzet mogelijk te maken van de studieadviseur voor een omvang van 0,1 fte, ten behoeve van de individuele aandacht en begeleiding van studenten.
- Het beschikbaar stellen van middelen voor de organisatie van extra activiteiten die de sociale cohesie van studenten bevordert. De organisatie hiervan wordt geïnitieerd en gecoördineerd door de studieadviseurs, die studenten en docenten betrekken bij activiteiten buiten de contacturen, zoals colleges, om. De frequentie waarmee de activiteiten georganiseerd worden is twee maal per jaar voor elk cohort.
- Het beschikbaar stellen van middelen voor het aanbieden aan masterstudenten van een extra tweedaagse training op een externe locatie, waarvan één dagdeel bestemd is voor
academische vorming en debat en waarvan drie dagdelen bestaan uit stageoefeningen en -opdrachten en reflectie.
Met het voorstel voor besteding van de middelen in het kader van het onderwijsakkoord, is invulling gegeven aan de doelstellingen van het bestuurlijk akkoord:
1. Enige mate van extra individuele aandacht voor studenten; enerzijds passief door inventarisatie en monitoring van persoonlijk welbevinden van de studenten; anderzijds actief door studenten uit te nodigen om een goede start in het volgende studiejaar te maken en dit vol te houden. Vanwege de corona-omstandigheden zal deze individuele aandacht meer nodig zijn dan andere jaren.
2. Het bevorderen van sociale bindingen binnen de jaargroepen; dit door activiteiten die gezamenlijk door studentendecanen en studenten worden opgezet.
3. Studenten extra mogelijkheden bieden om in te halen wat zij gemist hebben aan onderling vormende dynamiek en trainingen tijdens de online periode.
4. Studenten in de gelegenheid stellen tot extra reflectie en praktijkoefeningen die zij gemist hebben in de periode dat op de stageplaatsen beperkingen golden ten aanzien van specifieke opdrachten. Dit aanbod vindt plaats via keuzeworkshops, in overleg met studenten.
De stand van zaken met betrekking tot de realisatie van de bestedingsdoelstellingen ultimo 2022 is als volgt:
Bestedingsplan Onderzoek
Het College van Bestuur heeft in 2021 besloten tot verlenging van de aanstelling van een aantal onderzoekers met een tijdelijk dienstverband:
9.9.1
Ons personeelsbestand heeft zich in de jaren 2018-2022 als volgt ontwikkeld:
De aanstelling van nieuwe medewerkers heeft plaatsgevonden binnen de meerjarige kaders van de personeelsbegroting.
De prognose van de personele bezetting 2023-2027 laat het volgende beeld zien:
In de meerjarenbegroting blijft, als gevolg van natuurlijk verloop, de vacatureruimte beschikbaar, waardoor bijsturing op personeelskosten en personele inzet in de komende jaren mogelijk blijft. Voor het aanstellen van wetenschappelijk personeel is een meerjarig investeringsplan opgesteld op basis waarvan de komende jaren posities ingevuld zullen worden.
De ontwikkeling van het totaal aantal studenten in de jaren 2019-2022 (peildatum 30 september) was als volgt:
De ontwikkeling van het totaal aantal studenten aan onze universiteit laat over de afgelopen jaren – als het gaat om de bacheloropleiding – een dalende trend zien. De significante terugval met ingang van studiejaar
202-2021 houdt direct verband met de beslissing van de VU om naast de gezamenlijke bacheloropleiding een vernieuwd programma van de internationaal georiënteerde bacheloropleiding te ontwikkelen, waarin de tot en met studiejaar 2019-2020 nog van de gezamenlijke opleiding deel uitmakende tracks voor aan de VU verbonden seminaria zijn ondergebracht. Studenten die voorheen inschreven voor de gezamenlijke bacheloropleiding moesten zich per studiejaar 20202-2021 inschrijven voor de andere door de VU aangeboden theologische bacheloropleiding.
De instroom voor de masteropleidingen in studiejaar 2022-2023 is significant lager, mede door een slechts beperkte instroom voor de masteropleiding Theology te Groningen.
De ontwikkeling van het aantal ingeschreven studenten wordt mede bepaald door de relatie tussen instroom en uitstroom. Studiejaar 2020-2021 kenmerkte zich voor wat betreft de masteropleidingen door een relatief hoge instroom en een relatief laag aantal afgegeven diploma’s. Het daaropvolgende studiejaar kende een relatief lagere instroom en een hoger aantal afgegeven diploma’s, hetgeen bij een min of meer stabiele instroom voor de driejarige opleidingen doorwerkt in een lager totaal aantal studenten.
Voor de jaren na studiejaar 2022-2023 rekent het bestuur met een toename van het aantal studenten. Deze is gebaseerd op de verwachting dat een aantal reeds genomen en toekomstige beleidsmaatregelen op termijn positief zullen uitwerken op de balans van instroom en uitstroom:
- De beoogde bacheloropleiding die in Utrecht na de verhuizing wordt aangeboden zal een nieuw en breder profiel krijgen, dat tot een grotere aantrekkingskracht op een bredere populatie potentiële studenten leidt.
- De herziening van het opleidingsprogramma van de driejarige masteropleiding vergroot de aantrekkelijkheid voor potentiële deeltijdstudenten om in te stromen. Onder andere biedt deze vernieuwde masteropleiding deeltijdstudenten de mogelijkheid aan deeltijdstudenten om lopende het programma het studietempo te kunnen versnellen of vertragen; en draagt er aan bij dat reeds verworven competenties eenvoudiger gehonoreerd kunnen worden, zodat vrijstellingen kunnen worden gegeven.
- Het premasterprogramma is zodanig aangepast dat het rendement van dit programma vergroot kan worden, zodat de instroom vanuit dit programma in de masteropleidingen verhoogd wordt.
- De PThU en de PKN investeren in de gezamenlijke werving van studenten theologie.
Ondersteund door een actief beleid op fondswerving voor internationale studentenbeurzen houdt het bestuur vast aan zijn internationaliseringsambitie die tot een groei van het aantal internationale studenten zal leiden.
De meerjarenbegroting (zowel balans als staat van baten en lasten) op hoogste aggregatieniveau, op basis van cijfers verslagjaar en prognose jaren t+1 t/m t+5 (t=2022), is als volgt opgesteld: Balans
Financieringsstructuur
Onze financieringsstructuur is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
Rijksbijdrage
De rijksbijdrage die onze universiteit ontvangt is opgebouwd uit een vaste voetbijdrage voor onderzoek en onderwijs, een dynamisch deel voor onderwijs, gebaseerd op aantal bekostigde inschrijvingen en behaalde graden; een dynamisch deel voor onderzoek, gebaseerd op het aantal bekostigde graden en het aantal promoties; en een deel gekoppeld aan de gemaakte prestatieafspraak, alsmede een bijdrage in het kader van de subsidieregeling tweede graden.
vanuit de PKN
Dit is de bijdrage die vanuit de PKN wordt verstrekt voor de verzorging van de verplichte nascholing van predikanten van de kerk. De deelnemersbijdragen zijn inkomsten uit betaling voor deelname door predikanten aan vrijwillig gevolgd aanbod in het kader van postacademisch onderwijs.
Baten uit werk in opdracht van derden
Dit zijn gelden die onze universiteit ontvangt voor onderzoeksprojecten in opdracht van externe organisaties (tweede en derde geldstroommiddelen).
Overige baten
Hierbij gaat het om vrijwillig bijgedragen contributies door particulieren, alsmede opbrengsten uit verhuur van ruimten op de vestigingen te Amsterdam en Groningen.
Subsidiabel en niet-subsidiabel
Binnen het geheel van activiteiten maakt onze universiteit, volgens de criteria met betrekking tot de helderheid bekostiging, onderscheid tussen subsidiabele (publieke) en niet-subsidiabele (private) activiteiten. De onderscheiden onderdelen binnen het totaal van de baten worden onderscheiden toegerekend aan subsi -
diabele respectievelijk niet-subsidiabele activiteiten en als zodanig in beeld gebracht binnen de begroting en de jaarrekening.
Onderzoeksmiddelen: tweede en derde geldstroommiddelen
Ten aanzien van de onderzoeksmiddelen geldt dat 24,17% van de totale financiële input afkomstig is van vierde geldstroommiddelen.
In Amsterdam huren we een verdieping in het hoofdgebouw van de VU. In Groningen hebben we een eigen pand in de directe omgeving van de faculteit van de RUG.
Ontwikkelingen met betrekking tot de staat van baten en lasten 2023 tot en met 2027
Deze meerjarenbegroting is opgesteld op basis van de volgende uitgangspunten:
- De Rijksbijdragen stijgen na 2023 met 2%. De begrote rijksbijdrage voor 2023 zoals deze met de PThU is gecommuniceerd in de Rijksbrief 1-2023 is met 4% geïndexeerd, gezien deze nog wordt aangepast naar het prijspeil 2023 in Rijksbrief 2-2023.
- De college- en examengelden blijven nagenoeg op het huidige niveau en indexeren met 2% per jaar. De verwachting is dat de studentenaantallen stabiliseren c.q. beperkt zullen stijgen.
- De personeelslasten zijn op basis van fte’s besproken met de desbetreffende budgethouders voor de periode 2023 t/m 2027. Daarna zijn deze doorgerekend. Hierbij is zowel de autonome groei (periodieke groei in salaristreden) als loonkostenontwikkeling vanuit de CAO verwerkt. Er is gerekend met een CAO-stijging van 4% in juli 2023 en met 2% per jaar voor 2024 tot en met 2027. De CAO-stijging wordt normaliter gecompenseerd door het rijk, waardoor deze post uiteindelijk geen effect heeft op het exploitatiesaldo.
- De organisatielasten, onderwijslasten en onderzoekslasten indexeren vanaf 2024 met 2% inflatie per jaar. De organisatielasten zijn de materiële lasten die met name betrekking hebben op de ondersteuning, zie hiervoor ook
4.3.3. De onderwijslasten bestaan uit studietoelages internationale studenten, lasten kwaliteitsgelden, inhuur externe docenten, en overige studentenvoorzieningen. De onderzoekslasten zijn de materiële lasten die betrekking hebben op onderzoek en bestaan uit kosten voor conferenties, persoonsgebonden budget promovendi en internationale samenwerking.
- In de huidige meerjarenbegroting komt – als gevolg van natuurlijk verloop – vacatureruimte beschikbaar. Dit wordt gezien als onderdeel van de exploitatieruimte. In het huidige model is
ervan uitgegaan dat deze vacatures één-op-één worden ingevuld. Dit is op instellingsniveau, dus de instellingsformatieomvang blijft gelijk. Daarnaast wordt de beschikbare exploitatieruimte ingevuld met vooral het aannemen van meer Wetenschappelijk Personeel (zie ook 4.3.6).
- Ten aanzien van de overige begrotingsposten is per post met de desbetreffende budgethouder een inschatting gemaakt voor de kosten van 2023. Voor de jaren daarna zijn de kosten doorgetrokken met een inflatiecorrectie van 2% per jaar.
- Vanaf 2023 is in de afschrijvingslasten rekening gehouden met de investering in een unilocatie. De voorlopige investering is geraamd op € 13,5 miljoen, welke in 50 jaar wordt afgeschreven en een extra afschrijvingslast geeft van € 250.000 op jaarbasis. Daarnaast wordt voor deze investering € 8.000.000 externe financiering aangetrokken, welke een rentelast geeft van € 400.000 op jaarbasis.
- Wat betreft de huisvestingslasten voor Amsterdam en Groningen is uitgegaan van een vermindering van 1/3de (258k) ten opzichte van 2024 per 2025, 1/3de (258k) ten opzichte van 2024 in 2026, en een vermindering van 1/6de (128k) ten opzichte van 2024 in 2027.
Algemene reserve (publiek) en egalisatiereserve (privaat)
Het Instellingsplan vergt investeringen. In de meerjarenbegroting is hiervoor een bedrag beschikbaar gesteld. Dit heeft effect op de ontwikkeling van onze reservepositie, omdat het eigen vermogen in de komende jaren verder zal afnemen.
Wegens de verhuizing van onze universiteit in de komende jaren naar Utrecht worden substantiële investeringen verwacht, met name op het gebied van huisvesting. In de begroting is uitgegaan van de aanschaf en inrichting van een pand. Ook in het geval van huur zal de inrichting van de huisvesting tot substantiële investeringen leiden.
Overzicht declaraties bestuursleden verslagjaar 2022 (bedragen in € )
Bovenstaande tabel is ingevuld op basis van de Declaratieregeling CvB-leden Nederlandse Universiteiten die met ingang van 1 januari 2018 van kracht is geworden.
Beheersing van ontslagvergoeding
Onze universiteit hanteert met betrekking tot vergoeding bij ontslag een beleid dat overeenkomt met de maximale norm van de per 2013 geldende Wet normering topinkomens (WNT). Dit betekent dat wanneer sprake zou zijn van ontslag van een (top)functionaris, de maximale ontslagvergoeding gelijk is aan de som van de beloning en de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn over de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband, maar niet meer dan € 75.000.
Ons interne risicobeheersings- en controlesysteem is gebaseerd op het COSO-ERM-model en opgebouwd uit verschillende elementen.
In de eerste plaats hanteert het College van Bestuur een set van planning- en control instrumenten in het licht van financial en management-control, met als belangrijkste onderdelen:
- Een kaderbrief die de belangrijkste inhoudelijke prioriteiten voor het volgende begrotingsjaar en de voor de begroting vastgestelde kaders bevat. Deze kaderbrief vormt de start van de cyclus;
- het jaarplan plus de begroting;
- maandelijkse financiële rapportages voor het bestuur;
- financiële kwartaalrapportages voor bestuur en auditcommissie;
- een halfjaarlijkse rapportage op de voortgang van het jaarplan;
- de jaarrekening en het bestuurlijk jaarverslag.
Basis voor de interne sturing en externe verantwoording is deze planning- en controlcyclus. Deze cyclus is ingericht volgens de plan-do-check-act structuur. Het Instellingsplan vormt het zesjaarlijkse strategische instellingskader waarbinnen jaarlijks begroting en jaarplan worden vastgesteld als financiële doorvertaling van de beleidsvoornemens voor het daarop betrekking hebbende begrotingsjaar. Jaarrekening en jaarverslag worden door het college vastgesteld nadat deze ter goedkeuring zijn voorgelegd aan de Raad van Toezicht.
In de tweede plaats beschikt onze universiteit voor het doorlopen van de planning- en controlcyclus over interne administratieve systemen en procedures. De kwaliteit van deze systemen en procedures wordt jaarlijks getoetst met behulp van interne evaluaties van processen en op grond van de jaarlijkse interim-controle door de externe accountant. Hiervan wordt verslag gedaan in de managementletter, die met de auditcommissie wordt besproken. De planning- en controlcyclus op het niveau van de administratieve organisatie staat ten dienste van de primaire processen, die zelf zijn ingebed in een cyclus van kwaliteitszorg. Zowel onderwijs als
onderzoek en valorisatie kennen een zesjarige cyclus.
Ten derde is een inkoop- en aanbestedingsbeleid vastgesteld dat door elke medewerker die op deze terreinen verantwoordelijkheid draagt, gevolgd dient te worden. Contracten hebben we centraal geregistreerd in een contractenregister en er is een proces rond prestatielevering vastgesteld. Interne controlewerkzaamheden worden zo volledig mogelijk gedocumenteerd. Periodiek vindt een frauderisicoanalyse plaats.
Op basis van een risico-inventarisatie zijn de belangrijkste strategische risico’s voor onze universiteit hieronder opgenomen.
Een strategisch risico is gelegen in de transitiefase waarin onze universiteit zich bevindt in verband met het in 2021 genomen besluit te verhuizen naar een nieuwe unilocatie in Utrecht. Die transitie vindt plaats in de periode waarin een nieuw instellingsplan van kracht is geworden, met tal van wijzigingen die daaruit voortvloeien. Dit risico proberen wij te beheersen door de planning- en controlcyclus secuur uit te voeren, zodat we de haalbaarheid van onze (jaar)plannen voortdurend toetsen. Voorts investeren we, onder meer door een ontwikkeltraject met ondersteuning van een externe coach, in de onderlinge samenwerking tussen bestuur en leidinggevenden van onderwijs, onderzoek en ondersteuning. En verder hebben we een transitie-programmateam geïnstalleerd (onder leiding van een externe programmamanager) die de transitie in al zijn facetten in goede onderlinge samenhang in goede banen leidt.
Aantrekken en behouden van talent, met name in diverse ondersteunende functies, vormt een risico. De arbeidsmarkt is al geruime tijd krap en wij zijn een kleine instelling. Dat maakt het soms moeilijk om mensen te vinden en aan ons te binden. Dit risico proberen wij te beheersen door actief het gesprek aan te gaan met collega’s en waar nodig
hen te faciliteren, alsmede door onze universiteit als aantrekkelijke werkplek neer te zetten, onder andere via sociale media.
Onze huidige bekostiging is enerzijds gebaseerd op integratie van de systematiek van bekostiging in het bekostigingsstelsel zoals dit voor het hoger onderwijs in Nederland is vastgesteld. Anderzijds is voor de vaststelling van de hoogte van de onderdelen in de toe te kennen financiering, een aantal specifiek op onze situatie bij introductie in het stelsel toegesneden parameters vastgesteld. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot een relatief hoge vaste voetpercentage in de bekostiging. Een herziening van het bekostigingsstelsel voor het hoger onderwijs is in voorbereiding. Voor zover het relatieve aandeel van het vaste voetpercentage daarbij betrokken wordt, vormt dit voor ons een risico. Dit risico beheersen we door in te zetten op normalisatie van onze exploitatie. Dat wil zeggen dat we, op basis van scenario’s omtrent de ontwikkeling van de hoogte van de bekostiging, de lasten voor onderzoek, onderwijs, valorisatie en bedrijfsvoering stapsgewijs meer in verhouding brengen met wat aan andere universiteiten gebruikelijk is.
Het onterecht verstrekken van diploma’s als gevolg van een niet passende aansluiting vanuit een vooropleiding is een risico. Onze universiteit loopt met een relatief grote instroom van studenten die al een opleiding geheel of gedeeltelijk elders (in binnen- of buitenland) hebben gevolgd, een extra risico op dit punt. Dit risico beheersen we door monitoring van de kwaliteit van instroom, de onderwijskwaliteit en de vastgestelde kaders op basis van een Onderwijsen Examenregeling, en door zorg te dragen voor een goed functionerende Examencommissie.
Op het terrein van IT vormt informatiebeveiliging in toenemende mate een risico. We beheersen dit risico door, op grond van onze samenwerkingsovereenkomst, aan te sluiten bij het preventie en security-beleid van de VU; een daarop aansluitend datamanagementbeleid; en het aantrekken van een functioneel- en applicatiebeheerder.
Een belangrijk risico is het studentenaantal in de initiële opleidingen. Er zijn verschillende factoren aanwijsbaar die het risico op een negatieve trend in zich dragen:
- De driejarige masteropleidingen zijn predikantsmasters. Het is een gegeven dat de PKN zich in een krimpscenario bevindt. Dit brengt met zich mee dat het beroepenveld krimpt. Een verslechterende arbeidsmarktpositie heeft gevolgen voor de aantrekkingskracht van de opleiding.
- De focus van de driejarige masteropleidingen op het predikantschap vormt een mogelijke belemmering voor potentiële studenten die theologie willen studeren, maar bij aanvang van hun studie nog niet hebben besloten predikant te worden.
- Deeltijdstudenten die studie en werk wensen te combineren, kunnen vanwege de huidige programmering van de masteropleidingen onvoldoende bediend worden, aangezien de opzet van doorlopende leerlijnen het modulair aanbieden van het onderwijs belemmert. Dit leidt er toe dat we maar in beperkte zin maatwerk kunnen leveren voor studenten die in deeltijd willen studeren.
Dit risico beheersen we met behulp van het per 1 september 2021 vernieuwde curriculum van de masteropleiding, dat aansluit op het veranderende werkveld op basis van uiteenlopende beroepscontexten; de verandering van het disciplinaire naar het intradisciplinaire karakter van de theologie; en de verandering van een meer schools ingericht programma naar een meer zelfstandig leerconcept. Met deze veranderingen beogen we de aantrekkelijkheid van de theologische opleiding te vergroten, ook voor studenten die niet van meet af aan theologie studeren om predikant te worden. Met het oog op het vergroten van de studeerbaarheid van de opleidingen en daarmee het verhogen van de aantrekkingskracht voor studenten die in deeltijd willen studeren, werken we toe naar een specifiek op deeltijdstudenten toegesneden onderwijsprogrammering. Bovendien beheersen we dit risico door actief te investeren in studentenwerving, onder andere door middel van een gezamenlijke campagne met de PKNederland en de hbo-instellingen Christelijke Hogeschool Ede en Hogeschool Windesheim.
Het College van Bestuur bevestigt hierbij (conform de Regeling jaarverslaggeving onderwijs) dat alle bij het College van Bestuur bekende informatie, van belang voor de controleverklaring bij de jaarrekening en de bekostigingsgegevens, ter beschikking heeft gestaan aan de certificerend accountant. Tevens verklaart het College van Bestuur niet betrokken te zijn geweest bij onregelmatigheden, zoals bedoeld in de hiervoor genoemde regeling.
Amsterdam/Groningen, 8 juni 2023
Het financiële jaarresultaat 2022 komt uit op € 438k positief, en is daardoor 970k hoger dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door de volgende factoren:
- Hogere rijksbijdrage: +395k
- Hogere bijdragen PKN en deelnemers: +223k
- Hogere bijdragen derden: +413k
- Hogere personeelslasten: - 656k
- Lagere huisvestingslasten: +216k
- Lagere overige lasten: +369k
De mutatie in de liquide middelen is voornamelijk veroorzaakt door het betalen van kortlopende schulden.
Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening
De Protestantse Theologische Universiteit is een levensbeschouwelijke universiteit zoals bedoeld in artikel 1.3 lid 2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en is gericht op het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs voor een levensbeschouwelijk ambt of beroep. Zij verricht wetenschappelijk onderzoek op levensbeschouwelijk terrein, voorziet in de opleiding tot wetenschappelijk onderzoeker en draagt kennis over ten behoeve van de maatschappij. In het bijzonder is aan de Protestantse Theologische Universiteit krachtens Ordinantie 13 van de Kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland door de generale synode van de Protestantse Kerk de opleiding en vorming van de predikanten van de Protestantse Kerk toevertrouwd. De PThU heeft als KvK nummer 08205747, als statutaire naam
“Protestantse Theologische Universiteit (PThU)” en is statutair gevestigd te Kampen.
De jaarrekening van de PThU is opgesteld conform de richtlijnen van de Regeling Jaarverslaggeving onderwijs en overeenkomstig de verslaggevingsvoorschriften en bepalingen zoals weergegeven in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens is Richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving gevolgd. In deze richtlijn zijn voor de sector presentatie-, waarderings- en verslaggevingsvoorschriften opgenomen.
De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij betreffende grondslag voor de specifieke balanspost anders wordt vermeld, worden de activa en passiva gewaardeerd volgens het kostprijsmodel.
Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verplichtingen en mogelijke verliezen die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
De bedragen in de tabellen worden gepresenteerd in duizenden euro's. Als gevolg van afrondingen zijn in sommige gevallen geringe verschillen ontstaan. Deze verschillen tasten het getrouwe beeld van de jaarrekening niet aan en zijn geen belemmering voor het verkrijgen van het vereiste inzicht.
Ingaande boekjaar 2022 heeft de PThU een stelselwijziging doorgevoerd inzake de verwerking van groot onderhoud. In het verleden was er geen sprake van een onderhoudsvoorziening. Dit stelsel wordt als niet meer aanvaardbaar beschouwd. Derhalve vormt de PThU een onderhoudsvoorziening per 31-12-2022 voor de nog resterende jaren dat de PThU in Groningen
gevestigd is. Hiervoor neemt de PThU per 31-12-2022 een bedrag op van 72.200 euro als voorziening. Onderstaand staan de wijzigingen weergegeven:
Hogere voorziening per 31-12-2022: € 72.200 euro
Hogere huisvestingslasten per 31-12-2022: € 72.200 euro
Lager Eigen Vermogen per 31-12-2022: € 72.200 euro
Foutherstel
In de jaarrekening 2022 heeft de PThU een foutherstel doorgevoerd voor de voorziening unilocatie. In onderstaand overzicht staan de wijzigingen weergegeven:
Lagere voorzieningen per 31-12-2021: € 560.675.
Lagere organisatielasten per 31-12-2021: € 560.675.
Hoger Eigen Vermogen per 31-12-2021: € 560.675.
Het resultaat boekjaar 2021 is € 560.000 hoger door aanpassing van de vergelijkende cijfers.
Ook heeft de PThU in de jaarrekening 2022 een foutherstel doorgevoerd voor de voorziening meerjarenspaarverlof. In onderstaand overzicht staan de wijzigingen weergegeven:
Lagere voorzieningen per 31-12-2021: € 65.000.
Lagere personeelslasten per 31-12-2021: € 65.000.
Hoger Eigen Vermogen per 31-12-2021: € 65.000.
Het resultaat boekjaar 2021 is € 65.000 hoger door aanpassing van de vergelijkende cijfers.
Daarnaast heeft de PThU in de jaarrekening 2022 een foutherstel doorgevoerd voor de reservering vakantieverlofdagen. In onderstaand overzicht staan de wijzigingen weergegeven:
Lagere reservering (kortlopende schulden) per 31-12-2021: € 175.000.
Lagere personeelslasten per 31-12-2021: € 175.000.
Hoger Eigen Vermogen per 31-12-2021: € 175.000.
Het resultaat boekjaar 2021 is € 175.000 hoger door aanpassing van de vergelijkende cijfers.
Daarnaast heeft de PThU in de jaarrekening 2022 een foutherstel doorgevoerd voor de voorziening langdurig zieken. In onderstaand overzicht staan de wijzigingen weergegeven:
Hogere voorzieningen per 31-12-2021: € 70.000.
Hogere personeelslasten per 31-12-2021: € 70.000.
Lager Eigen Vermogen per 31-12-2021: € 70.000.
Het resultaat boekjaar 2021 is € 70.000 lager door aanpassing van de vergelijkende cijfers.
Daarnaast heeft de PThU in de jaarrekening 2022 een foutherstel doorgevoerd voor de impairment van de Oude Ebbingestraat 25 te Groningen. In onderstaand overzicht staan de wijzigingen weergegeven:
Hogere materiële vaste activa per 31-12-2021: € 1.100.000.
Lagere afschrijvingslasten per 31-12-2021: € 1.100.000.
Hoger Eigen Vermogen per 31-12-2021: € 1.100.000.
Het resultaat boekjaar 2021 is € 1.100.000 hoger door aanpassing van de vergelijkende cijfers.
Daarnaast heeft de PThU in de jaarrekening 2022 een foutherstel doorgevoerd voor de nog te betalen kosten 2021. In onderstaand overzicht staan de wijzigingen weergegeven:
Hogere schulden per 31-12-2021: € 169.678.
Hogere organisatielasten per 31-12-2021: € 169.678.
Lager Eigen Vermogen per 31-12-2021: € 169.678.
Het resultaat boekjaar 2021 is € 169.678 lager door aanpassing van de vergelijkende cijfers.
Ook heeft de PThU in de jaarrekening 2022 een foutherstel doorgevoerd met betrekking tot het publieke en private eigen vermogen. Bij verkoop van de voormalige Universiteitsgebouwen in Kampen is een fout geconstateerd in de verwerking van de verkoop van een aantal van deze panden in 2014. De verkoopwaarde was ten bate van het publieke eigen vermogen gekomen, waar dat het private eigen vermogen had moeten zijn.
Het gaat hierbij om een bedrag van 684.757 euro. Dit is middels een rechtstreekse mutatie (foutherstel) in het eigen vermogen verwerkt.
Algemeen
Onder financiële instrumenten worden zowel primaire financiële instrumenten, zoals vorderingen en schulden, als financiële derivaten verstaan. In de toelichting op de op de balans wordt de reële waarde van het betreffende instrument toegelicht als die afwijkt van de boekwaarde. Indien het financiële instrument niet in de balans is opgenomen wordt de informatie over de reële waarde gegeven in de toelichting onder de ‘Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen’.
De PThU heeft als beleid om geen financiële derivaten te gebruiken.
Voor de grondslagen van primaire financiële instrumenten wordt verwezen naar de behandeling per balanspost.
Kredietrisico
Het kredietrisico ten aanzien van de overige vorderingen van de PThU is beperkt aangezien de grootste vorderingen debiteuren met een hoge betrouwbaarheid betreffen.
Reële waarde
De reële waarde van de meeste in de balans verantwoorde financiële instrumenten, waaronder vorderingen, liquide middelen en kortlopende schulden, benadert de boekwaarde ervan. De reële waarde van de overige in de balans verantwoorde financiële instrumenten wijkt niet materieel af van de boekwaarde
Waarderingsgrondslagen
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode.
Materiële vaste activa
De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing met bijzondere waardeverminderingen. De afschrijvingen worden gebaseerd op de geschatte economische levensduur en worden berekend op basis van een vast percentage van de verkrijgingsprijs, rekening houdend met een eventuele restwaarde. Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname.
Afschrijving vindt lineair plaats op grond van vastgestelde afschrijvingstermijnen:
Met ingang van 1 januari 2016 is het afschrijvingspercentage voor de verbouwingen voor de locatie Amsterdam verhoogd met 10 procentpunt naar 13,33%. Deze schattingswijziging is conform de bepalingen uit RJ145.301 in de jaarrekening 2016 verwerkt. Materiële vaste activa die niet meer in gebruik is, wordt gewaardeerd tegen de kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. Een materieel vast actief wordt niet langer in de balans opgenomen na vervreemding of indien geen toekomstige prestatie-eenheden van het gebruik of vervreemding te verwachten zijn.
Financiële vaste activa
De financiële vaste activa (obligaties) worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, rekening houdend met individuele lagere marktwaarde van het product, onder toepassing van de effectieve-rentemethode. Gelet de lage rente-impact zijn de financiële vaste activa gewaardeerd tegen nominale waarde.
Vorderingen en overlopende activa
De vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. De reële waarde en geamortiseerde kostprijs zijn gelijk aan de nominale waarde. Noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van oninbaarheid worden in mindering gebracht. Deze voorzieningen worden bepaald op basis van individuele beoordeling van de vorderingen.
Liquide middelen
De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
Voorzieningen
Reorganisatievoorziening
In verband met de verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten vanuit Kampen, Utrecht en Leiden naar Amsterdam en Groningen was een gedetailleerd plan voor de reorganisatie geformuleerd. De reorganisatievoorziening is per 31-12-2022 geheel vrijgevallen.
Voorziening wachtgelden
De PThU is eigen risicodrager voor de WW en de bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen. Met het oog daarop is een voorziening wachtgelden gevormd. De voorziening omvat de per balansdatum bestaande verplichting
Voorziening jubileumuitkeringen
Op basis van richtlijn 271 wordt het risico inzake de jubileumuitbetaling voortvloeiend uit de arbeidsvoorwaardenregeling gedekt. De bedragen zijn tegen contante waarde opgenomen.
Voorziening verlofsparen
Conform eigen personeelsbeleid is terzake van door personeelsleden gespaarde verlofuren het tegoed onder voorzieningen opgenomen.
Voorziening langdurig zieken
Voor personeelsleden waarvan verwacht wordt dat zij langdurig ziek zijn, is een voorziening langdurig zieken opgenomen. De hoogte van de voorziening wordt gebaseerd op het ziektepercentage en de nog verwachte ziekteduur.
Voorziening groot onderhoud
In de jaarrekening van 2022 is een voorziening voor groot onderhoud opgenomen. Bij het vormen van de voorziening is rekening gehouden met de verwachting dat de PThU op korte termijn afstand doet van het gebouw, vanwege de verhuizing naar Utrecht. De gehanteerde waarderingsmethode is de componentenmethode.
Kortlopende schulden
Dit betreffen schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één jaar. Kortlopende schulden worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. De reële waarde en geamortiseerde kostprijs zijn gelijk aan de nominale waarde van de schuld.
Overlopende passiva
De overlopende passiva betreffen vooruit ontvangen bedragen die aan opvolgende perioden worden toegerekend en nog te betalen bedragen, voor zover ze niet onder andere kortlopende schulden zijn te plaatsen.
Voor de vaststelling van het resultaat wordt het baten- en lastenstelsel gehanteerd. Voorts worden in de bijlage baten en lasten toegerekend aan de soort exploitatie waarop ze betrekking hebben, te weten subsidiabele en niet subsidiabele exploitatie.
Waar nodig zijn de cijfers voorgaand jaar aangepast aan de classificatie in het lopende jaar.
Rijksbijdrage
De ontvangen (normatieve) rijksbijdrage en de niet-geoormerkte OCW-subsidies worden in het jaar waarop de toekenningen betrekking hebben volledig verwerkt als bate in de staat van baten en lasten. Geoormerkte subsidies worden in het jaar waarop toekenningen betrekking hebben verwerkt als bate in de staat van baten en lasten. De besteding wordt verwerkt op de betreffende posten aan de lastenkant. Indien sprake is van een te verrekenen voorschot wordt dit opgenomen onder kortlopende schulden.
College- en examengeld
De baten van de collegegelden worden als volgt verantwoord: 1/3 komt ten gunste van het lopend jaar; 2/3 komt ten gunste van het volgende boekjaar en is als vooruitbetaalde collegegelden op de balans onder de kortlopende schulden opgenomen.
Bijdragen derden
Hieronder zijn de baten verantwoord die buiten de primaire bekostiging vallen.
Resultaten worden ten gunste of ten laste van de exploitatierekening gebracht naar rato van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. Het deel van de subsidies waar nog geen activiteiten voor zijn verricht per balansdatum worden verantwoord onder de overlopende passiva.
Giften
Giften worden gewaardeerd tegen de reële waarde in de staat van baten en lasten.
Alle materiële vaste activa zijn investeringen met publieke middelen.
In 2011 is het pand in Groningen - Oude Ebbingestraat 25 - aangekocht. Vanaf maart 2012 is de gehuurde vleugel bij de VU in Amsterdam verbouwd. De investeringen van beide vestigingen worden vanaf het moment van ingebruikname in 2012 afgeschreven.
In 2021 heeft middels foutherstel een herziening van de bijzondere waardevermindering van het pand in Groningen plaatsgevonden. De boekwaarde van het pand is hierdoor 1,1 miljoen euro hoger op basis van een andere inschatting van de waardering van het pand.
De verzekerde waarde van de gebouwen, inclusief het pand in Groningen en het huurdersbelang in het VU-complex inzake de verbouwingsinvestering, bedraagt € 17,5 miljoen.
Debiteuren: de openstaande vorderingen waaronder in rekening gebrachte bedragen inzake 2de, 3de en 4de geldstroom projecten en vorderingen op studenten betreffende nog niet vervallen termijnen collegegelden.
Overlopende activa: In de overlopende activa zijn vooruitbetaalde bedragen opgenomen, alle vorderingen hebben een verwachte looptijd van minder dan 1 jaar.
1.3.1 Tegoeden op bank- en girorekeningen: Banktegoeden aangehouden bij de ING en voor 36 duizend euro bij de Postbank Hamburg. De liquide middelen staan ter vrije beschikking.
1.3.2 Overige: dit had in 2021 betrekking op betalingen of ontvangsten welke op het moment van rapportage nog o.b.v. bankafschriften definitief verwerkt moeten worden op debiteuren en crediteuren. Vanaf 2022 is deze post nihil.
Het eigen vermogen is gesplitst in de algemene reserve de bestemmingsreserve publiek (gevormd met rijksmiddelen) en de bestemmingsreserves privaat (gevormd met nietsubsidiabele middelen).
Bestemmingsreserve publiek: Het fonds Graduate school is vastgelegd vermogen ten behoeve van excellente studenten (o.a. studiebeurzen).
Bestemmingsreserve privaat:
- De Reserve niet-subsidiabele activiteiten is de algemene reserve ontstaan uit saldering van niet-subsidiabele resultaten.
- De Reserve buitenlandse studenten is een speciaal voor dit doel bedoeld studiefonds die in het verleden o.a. werd opgebouwd uit particuliere en kerkelijke vrijwillige contributies.
In de jaarrekening 2022 heeft de PThU - voor een omvang van 684.757 euro – geherlabeld van publiek eigen vermogen naar privaat eigen vermogen. Dit komt voort uit foutherstel met betrekking tot een mutatie uit 2014.
Het verloop van de voorzieningen is als volgt:
2.2.1 Reorganisatievoorziening: Op basis van geformaliseerde plannen omtrent de verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten vanuit Kampen, Utrecht en Leiden naar Amsterdam en Groningen zijn de materiële effecten bepaald en opgenomen in deze voorziening. In 2022 heeft de laatste vrijval van deze voorziening plaatsgevonden en per 31-12-2022 is deze voorziening nihil.
2.2.2 Voorziening jubileumuitkeringen: op basis van RJ 271 is een voorziening voor jubileumuitkeringen opgenomen. Deze voorziening geeft inzicht in de financiële verplichting per ultimo boekjaar inzake de uitbetaling van jubileumuitkeringen hetgeen voortvloeit bij toepassing van de arbeidsvoorwaardenregeling.
2.2.3 Voorziening verlofsparen: Dit betreft gespaarde verlofuren vermenigvuldigd met het ultimo vorig boekjaar geldende bruto uurtarief (inclusief sociale lasten).
2.2.4 Voorziening wachtgelden: De verplichting heeft betrekking op ex-werknemers niet vallende onder de reorganisatievoorziening. In rekening gebrachte uitkeringen gedurende het jaar worden als onttrekking van deze voorziening gebracht.
2.2.5 Voorziening langdurig ziek: voor langdurig zieken waarvan de verwachting is dat zij niet (geheel) herstellen binnen twee jaar, is per 31-12-2022 een voorzien bedrag opgenomen.
2.2.6 Voorziening Unilocatie: De verplichting heeft betrekking op kosten die verband houden met de toekomstige verhuizing van de PThU naar Utrecht. Voor deze post heeft foutherstel plaatsgevonden. De post is met terugwerkende kracht (in 2021) gecorrigeerd naar 0. Het resultaat in 2021 is hiervoor ook aangepast.
2.2.7 Voorziening groot onderhoud: deze verplichting heeft betrekking op het groot onderhoud van het pand in Groningen.
Onder Derden en gelieerde instellingen zijn onder andere schulden opgenomen wegens nog te besteden geoormerkte gelden van het Erasmus-Socrates programma, het Templeton Charity Foundation project en het Moral Compass Project.
De Vakantietoelage / eindejaarsuitkering en Vakantiedagen zijn personele verplichtingen welke berekend zijn op basis van nog uit te betalen bedragen op rapportagedatum.
De overige overlopende passiva bestaat uit diverse vooruit ontvangen bedragen.
In de kortlopende schulden is geen sprake van OC&W-subsidies die in model G behoeven te worden opgenomen. Over de schulden is geen rente verschuldigd.
De PThU heeft met de VU een huurovereenkomst afgesloten voor een huurtermijn van 10 jaar. Op 01-03-2012 is deze overeenkomst ingegaan, met verlenging per 5 jaar. Met betrekking tot de huur is het jaarbedrag €490k exclusief BTW met daarnaast een jaarvergoeding €149k exclusief BTW voor leveringen en diensten (servicekosten). ICT en Audiovisuele middelen vallen onder zogenaamde Standaard Niveau Overeenkomsten (SNO's) afgesloten met de VU. Nu loopt de SNO voor ICT voor onbepaalde tijd (in relatie tot de huurtermijn) en bedraagt €284k excl BTW op jaarbasis. In Groningen is met de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) een Dienstverleningsovereenkomst (DVO) afgesloten die stilzwijgend telkens met één jaar wordt verlengd. Qua audiovisuele middelen in Amsterdam en Groningen, en het gebruik en de ondersteuning daarvan, is jaarlijks een bedrag verschuldigd van € 73k excl. BTW. Uitbesteed aan de VU en de RUG is de dienstverlening betreffende de productgroepen bewaking, catering, post, schoonmaak, technisch beheer gebouw en installaties en energie en watermanagement, waarbij de verschuldigde vergoeding is gebaseerd op productafname x tarief. Elke post is gebaseerd op het prijspeil 2022.
In 2018 is een schenkingsovereenkomst afgesloten met een stichting t.b.v. uitvoering van een 8-jarig project met de titel "Moral Compass" ad. € 1,9 mln. welke is opgedeeld in jaarlijkse tranches en de voornamelijk personele kosten voor inzet in dit project jaarlijks ten laste van dit project worden gebracht.
Op 14 juni 2023 heeft de PThU bekend gemaakt de panden Janskerkhof 12 en Jansdam 14 te Utrecht te kopen voor een bedrag van 8,1 miljoen euro Voor de aanschaf en de verbouwing wordt een langlopende lening aangegaan van 10 miljoen euro. Daarnaast werkt de PThU aan een overeenkomst met de Protestantse Gemeente Utrecht om gebruik te maken van de Janskerk en samen te werken met de oecumenische Janskerkgemeente. Per september 2024 zal worden verhuisd naar de Janskerkhof te Utrecht.
Wij verwijzen u tevens naar de toelichting in de paragraaf Continuïteit in het bestuursverslag.
Er zijn geen verbonden partijen bekend waar de bestuurders van de PThU bestuurlijke invloed ofwel deelneming in hebben.
De beschikking van DUO inzake de Rijksbijdrage 2021 is per 21-12-2021 voor de PThU vastgesteld op € 10.694k, ruim € 394k hoger dan begroot.
Het dynamische deel van de Rijksbijdrage is gerelateerd aan de vastgestelde bekostigde aantallen uit 2019 (jaar n-2), zijnde het aantal gewogen bekostigde inschrijvingen (89) en graden onderwijs (32) inclusief joint degrees, het gewogen aantal bekostigde graden onderzoek (54) en het driejarig gemiddeld aantal promoties (6). De toegekende bijdrage voor de ambtsopleiding Vrije Evangelische Gemeente (VEG) van € 163k wordt afgedragen en is als last opgenomen onder 4.4 Overige lasten.
Deze bijdrage betreft de doorberekening van de cursuskosten omtrent de Primaire Nascholing
Predikanten (PNP) en Permanente Educatie (PE) op basis van het aantal cursussen en deelnemers aan het Protestants Centrum Toerusting & Educatie (PCTE) van de Dienstenorganisatie PKN. De deelnemersbijdragen zijn de gerealiseerde ontvangsten voor kerkelijk vrijwillig post-academisch onderwijs van predikanten en kerkelijk werkers.
Het aantal ingeschreven studenten op rapportagedatum is 210 bestaande uit 149 masterstudenten en 61 bachelorstudenten. Het aantal studenten met een Bewijs Betaald Collegegeld (BBC) in deze cijfers bestaat voornamelijk uit bachelorstudenten (28), en daarnaast masterstudenten (3). Het aantal pre-masterstudenten bedraagt 50.
Studenten met een BBC hebben aan een andere universiteit collegegelden betaald, en zijn voor de PThU dus onbekostigde studenten.
De baten uit de 2de, 3de en 4de geldstroom zijn hoger dan begroot met name door een verschuiving met de post personele lasten.
De post Overige bijdragen bestaat o.a. uit: een bijdrage van Stichting de Zending inzake bijzonder hoogleraarschap prof. dr. Nagy en een aantal overige bijdragen van o.a. de Gereformeerde Bond, de Nieuwe Bijbelschool, Stichting Rotterdam, Case Studies Project, Steunfonds Lutherana, Dienstenorganisatie PKN, Luthers Diakonessenfonds en Project Stadskerken.
De kosten van werk in opdracht van derden staan verantwoord onder 4.1 personeelslasten en 4.4 Overige kosten Onderzoek.
Contributies; de vrijwillige bijdragen particulieren met financiële ondersteuning door organisaties t.b.v internationale studenten.
De Baten gebouwen hebben betrekking op verhuur van (college)zalen in voornamelijk Amsterdam. De post overige baten bestaat voornamelijk uit bijdragen van diverse (samenwerkings-) partners alsmede niet-subsidiabele ontvangsten van buitenlandse instellingen voor studiebeurzen buitenlandse studenten.
Lonen en salarissen: Hierin is het personeel opgenomen dat op basis van een arbeidscontract in het salarissysteem van de PThU wordt verloond, inclusief de tijdelijke arbeidsovereenkomsten van medewerkers welke aan projecten zijn gekoppeld.
Dotaties personele voorzieningen: ultimo boekjaar zijn bedragen onttrokken uit de voorziening reorganisatie(+ € 36k), voorziening verlofsparen (+ € 110k) en voorziening jubileumuitkering(+ € 10k). Voor de voorziening wachtgeldvoorziening geldt dat er een dotatie is geweest (- € 121k).
Personeel niet in loondienst: betreft de tijdelijke vervanging van ondersteunend personeel (obp) i.v.m. (langdurige) ziekte, vertrekkend personeel en projecten. De inzet heeft op meerdere afdelingen plaatsgehad.
De post Overig bestaat uit o.a. de kosten voor studie en opleiding en meerdere onderdelen zoals werving en selectie, reiskosten woon/werk en arbodiensten.
De afschrijvingslasten van voornamelijk de investeringen en verbouwingen in Amsterdam en Groningen zijn vanaf het moment van ingebruikname opgenomen en zijn conform de begroting.
In de subsidiabele huisvestingslasten zijn de contractuele huur en servicekosten bij de VU in Amsterdam inclusief de huurvergoeding voor de vierkante meters van de bibliotheek in Amsterdam en Groningen.
In 2022 heeft de PThU een voorziening gevormd voor het groot onderhoud van het pand in Groningen. In het kader van de unilocatie in Utrecht wordt hiervoor een beperkt bedrag voorzien.
De overige lasten bestaan uit materiële organisatielasten, onderwijslasten, onderzoekslasten en lasten voor internationalisering, de Graduate School, en NPO bestedingen.
De financiële baten zijn € 35k negatief door negatieve rente en door de bankkosten van de bedrijfsrekeningen.
Per 1 januari 2013 is de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) ingegaan. Deze verantwoording is opgesteld op basis van de volgende op PThU van toepassing zijnde regelgeving: Het WNT-maximum voor het onderwijs, klasse D en complexiteitspunten per criterium: dit houdt in dat minimum aantal complexiteitspunten 9 bedraagt. Het bezoldigingsmaximum voor de PThU is voor een fulltime bestuurder € 168.000. Dit geldt naar rato van de duur en/of omvang van het dienstverband.
* De onverschuldigde betaling heeft betrekking op een betaling aan de voormalige rector, M. M. Jansen. Het bedrag á 2.457 euro wordt teruggevorderd. Daarnaast is een bedrag van €2.328 dat betrekking had op vakantiedagen opgebouwd in 2021, gecascadeerd naar 2021.
De vergoedingen aan de Raad van Toezicht betreffen vacatiegelden excl. BTW op basis van ingediende facturen en blijven onder de WNT-norm van toezichthouders van resp. 15% en 10% t.a.v. voorzitterschap en lid.
Van Ree Accountants uit Barneveld is de huisaccountant van de PThU. De in de jaarrekening 2022 verantwoorde accountantskosten hebben betrekking op de jaarrekening- en bekostigingscontrole 2022.
Onderstaande opstelling geeft een overzicht van de subsidiabele en niet-subsidiabele Exploitatierekeningen.
De jaarrekening 2022 is door de Raad van Toezicht goedgekeurd op 12 juni 2023.
Het College van Bestuur stelt de resultaatbestemming over het boekjaar 2022 als volgt vast:
Vaststelling van de resultaatbestemming over het boekjaar 2022
Het College van Bestuur stelt de resultaatbestemming over het boekjaar 2022 als volgt vast:
Dit voorstel is in de jaarrekening verwerkt.
Model G. Verantwoording Subsidies
G1. Subsidies waarbij het eventueeel niet aangewende deel van de subsidie, mits de activiteiten volledig zijn uitgevoerd, kan worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.
Subsidies die uitsluitend mogen worden aangewend voor het doel waarvoor de subsidie is verstrekt, aflopend per ultimo verslagjaar
Subsidies die uitsluitend mogen worden aangewend voor het doel waarvoor de subsidie is verstrekt, aflopend per ultimo verslagjaar
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: de raad van toezicht van de Protestantse Theologische Universiteit.
Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 2022
Ons oordeel
Wij hebben de jaarrekening 2022 van de Protestantse Theologische Universiteit te Amsterdam gecontroleerd.
Naar ons oordeel:
geeft de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Protestantse Theologische Universiteit op 31 december 2022 en van het resultaat over 2022 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs;
zijn de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties over 2022 in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand gekomen in overeenstemming met de in de relevante weten regelgeving opgenomen bepalingen, zoals opgenomen in paragraaf 2.3.1. ‘Referentiekader’ van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2022.
De jaarrekening bestaat uit:
1. de balans per 31 december 2022;
2. de staat van baten en lasten over 2022; en
3. de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden en het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2022 vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’.
Wij zijn onafhankelijk van de Protestantse Theologische Universiteit zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Naleving anticumulatiebepaling WNT niet gecontroleerd
In overeenstemming met het Controleprotocol WNT 2022 hebben wij de anticumulatiebepaling, bedoeld in artikel 1.6a WNT en artikel 5, lid 1 sub n en o Uitvoeringsregeling WNT, niet gecontroleerd. Dit betekent dat wij niet hebben gecontroleerd of er wel of niet sprake is van een normoverschrijding door een leidinggevende topfunctionaris vanwege eventuele dienstbetrekkingen als leidinggevende topfunctionaris bij andere WNT-plichtige instellingen, alsmede of de in dit kader vereiste toelichting juist en volledig is
Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie
Het jaarverslag omvat andere informatie, naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij. Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:
met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat;
alle informatie bevat die op grond van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en op grond van de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals opgenomen in paragraaf 2.2.2 'Bestuursverslag' van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2022 is vereist.
Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben o p basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de jaarrekeningcontrole of anderszins, overwogen of de andere informatie materiële afwijkingen bevat.
Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, paragraaf 2.2.2 ‘Bestuursverslag’ van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2022 en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening.
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder het bestuursverslag en de overige gegevens in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals opgenomen in paragraaf 2.2.2 ‘Bestuursverslag’ van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2022.
Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening
Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht voor de jaarrekening
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en getrouw weergeven van de jaarrekening, in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het bestuur is ook verantwoordelijk voor het rechtmatig tot stand komen van de in de jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties, in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals opgenomen in paragraaf 2.3.1 ‘Referentiekader’ van het Onderwijscontroleprotocol OCW 2022. In dit kader is het bestuur tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.
Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de onderwijsinstelling in staat is om haar activiteiten in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de onderwijsinstelling te liquideren of de activiteite n te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de instelling haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten toelichten in de jaarrekening.
De raad van toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële verslaggeving van de onderwijsinstelling.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effec t van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, het Onderwijsaccountantsprotocol OCW 2022, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
het identificeren en inschatten van de risico’s
dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude,
van het niet rechtmatig tot stand komen van baten en lasten alsmede de balansmutaties, die van materieel belang zijn,
het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;
het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de onderwijsinstelling;
het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving, de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;
het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de onderwijsinstelling haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat een instelling haar continuïteit niet langer kan handhaven;
het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen; en
het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen en of de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand zijn gekomen.
Wij communiceren met de raad van toezicht onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.
Barneveld, 29 juni 2023 Van Ree Accountants