ER ZIJN ER VIER! Zowat iedereen vindt het goed dat vluchtelingen, eenmaal hier in dit postzegellandje aanbeland, Nederlands leren. Sommigen slagen erin om in korte tijd vrij aardig Nederlands te leren, weliswaar met een accentje, een zogenaamd linguïstisch substraat; maar dat vinden we niet erg, aangezien zelfs een prinselijke heer van weleer er ook na 50 jaar niet in was geslaagd om zich los te worstelen van zijn Duitse accent. Sommige buitenlanders echter lijken het Nederlands gewoon niet uit hun strot gewrongen te krijgen. Alle posities van huig, mondholte, tanden en lippen lijken voor het Nederlands verkeerd te staan. Dat geldt bijvoorbeeld voor de ex-premier van België, de Franstalige Elio Di Rupo, die daarmee misschien het vooroordeel bevestigde dat het Nederlands dan toch een keelziekte is. Een politieke medestander van hem beweerde later dat Di Rupo Nederlands had geleerd van een Spanjaard, hetgeen misschien ook niet een ideale vertrekbasis was geweest. Een netelige kwestie in het Nederlands betreft het stopwoordje ‘er’. Probeer maar eens aan een buitenlander de zin “Er zijn er vier” uit te leggen! Een correcte Nederlandse zin! Maar waarom tweemaal het weinig betekenisvolle ‘er’? Wanneer en waarom gebruiken we dat vermaledijde ‘er’, terwijl het eveneens gangbare “Het zijn er vier” toch ongeveer hetzelfde betekent? En waarom zeggen we “Dat is er eentje van Bravenboer” en laten we ‘er’ hier niet gewoon weg?
Buitenlanders leren dat ‘er’ vaak het eerste onderdeel is van de woordcategorie voorzetselbijwoord: erover, ertegen, eraan, ervoor, enz. Maar waarom zeggen we dan eerder “Ik heb er begrip voor” dan het ook correcte “Ik heb ervoor begrip”? Ons Nederlands kenmerkt zich door moeilijk makende woordsplitsingen met steeds weer uitwaaierende betekenisnuances: “Dat wilde er bij mij niet in” kan immers weer iets heel anders betekenen dan “Dat wilde niet bij mij erin ”. Niet te verbazen dat buitenlanders het moeilijke woord ‘er’ proberen te vermijden, zoals de Portugese hoofdpersoon in de roman De Nachtstemmer van Maarten ’t Hart. “Wij gaan tegenaan”, zegt deze dame, in plaats van ‘ertegenaan’. En: “Je kunt donder op zeggen”. Een heldere uitspraak waarmee ze zich desondanks als niet-autochtone dame verraadt. In veel gevallen is ‘er’ niet meer dan een ritmisch tussenwerpsel; ook niet veel meer dan een keelschraapsel zonder veel betekenis. Eigenlijk heb je er niks aan. Ho, wacht even: hoezo zonder betekenis? Het is toch niet hetzelfde als: Je hebt niks aan???
HEVO-Magazine • januari 2021
9